geschiedenis Tweede wereldoorlog: Een bekende Omschrijving van de opdracht: Wat doe je als leerkracht? Introductie Thema: Tweede Wereldoorlog: een bekende Introduceren thema Tweede Wereldoorlog: een bekende In dit thema staat de volgende hogere orde denkvraag centraal: In dit thema maken kinderen kennis met de Tweede Wereldoorlog. Ze leren meer over het dagelijks leven van de Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen het mensen in de tijd en vergelijken dit met hun eigen leven. dagelijks leven van iemand in de Tweede Wereldoorlog en jouw dagelijks leven op het vlak van voeding, vrijheid, transport, Startopdracht kleding, ontspanning? Laat de kinderen samen verhalen opzoeken op http://www.verhalenvanvroeger.nl/ Daarbij vullen ze 1940, Eisen 1941, 1942, 1943, 1944 en 1945 in. Lees van ieder jaartal Vergelijk je eigen leven vergelijken met dat van iemand uit de samen een verhaal. Bespreek deze met elkaar. Tweede Wereldoorlog (bijv. je vader / moeder, opa / oma) op het vlak van voeding, vrijheid, transport, kleding, ontspanning. Een andere optie is om de kinderen een klein stukje uit de film Dit mag een bekende zijn, deze ga je interviewen. Maak The boy with the striped pyama te laten zien. Kies bewust vervolgens een verslag van je eigen dagelijks leven en dat welk stuk je aan de kinderen toont. van de persoon die je geïnterviewd hebt, waarin minimaal zes overeenkomsten en verschillen benoemd worden. De kinderen werken hun uitgekozen vraag uit in een verslag. 1
Verkennen Aanrommelen Voorkennis activeren Trechteren Aanrommelen Laat de kinderen in verschillende bronnen (boeken, filmpjes, internet) het onderwerp verkennen. Laat de kinderen zo breed mogelijk denken. Hoe zag het dagelijks leven van de mensen in WOII eruit? Hoe kwamen ze aan eten? Waar gingen ze naar school? Tip: Maak gebruik van de serie 13 in de oorlog Voorkennis activeren Stel dat je straks wordt geïnterviewd op televisie over je kennis van het leven in de Tweede Wereldoorlog. Bedenk in tweetallen 5 vragen die ze je op de televisie kunnen stellen over dit onderwerp. Op welke vragen zou je het antwoord weten en op welke niet? Trechteren De leerkracht helpt de kinderen zich te richten op de hogere orde denkvraag. Laat hen die onderdelen uit het interview omcirkelen die te maken hebben met de vraag. Als kinderen goede eigen hogere orde denkvragen stellen, worden deze gehonoreerd. Wel moet de leerkracht kritisch kijken of deze vragen onderzoekbaar zijn. 2
Opzetten onderzoek / Concepten uitwerken en selecteren Kiezen hogere orde denkvraag Bedenken deelvragen Maken van de planning 1. Kiezen hogere orde denkvraag De kinderen verdiepen zich in de hogere orde denkvraag. De kinderen kunnen er voor kiezen om in tweetallen of in een groepje te gaan werken. 2. Invullen planningsdocument (zie bijlage) en opstellen deelvragen De kinderen vullen het planningsdocument van hun onderzoek in. Ze bedenken deelvragen die bij hun hogere orde denkvraag passen. De leerkracht loopt rond en begeleid de kinderen bij het invullen van het planningsdocument en het bedenken van interviewvragen. Mogelijke (interview)vragen om de hogere orde denkvraag te beantwoorden zijn: Wie ga ik interviewen? Wat is het belangrijkste dat ik graag zou willen weten? Hoe oud was de persoon ten tijde van de Tweede Wereldoorlog? Waar en hoe woonde de persoon tijdens de Tweede Wereldoorlog? Had de persoon werk, ging hij naar school? Wat merkte de persoon van de oorlog? Heeft de persoon honger gehad en hoe kwam hij aan eten? Wat at de persoon? 3
Uitvoeren onderzoek / Prototype maken Concluderen/ Testen en optimaliseren Nadat de groepjes hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. Zoeken naar antwoorden op de deelvragen Deelvragen beantwoorden Werken aan de presentatie Mogelijke bronnen Methodeboeken, internet, boeken uit de bibliotheek Knutsel- en tekenmaterialen Geschiedenis Canon Serie 13 in de oorlog http://bit.ly/1qanxaw Samenvatten en uitwerken van de hogere orde denkvraag Zat de persoon of familieleden in het verzet? Bij de Joden? NSB? Nazi s? Iets anders? Weet de persoon nog hoe de omgeving reageerde toen de oorlog uit brak? Is de persoon wel eens bang geweest? Zijn er foto s beschikbaar? Nadat de kinderen hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. De leerkracht begeleidt de kinderen door regelmatig langs te lopen en door gerichte vragen te stellen. Hij geeft tussentijds feedback en laat kinderen samen nadenken en discussiëren of ideeën te onderzoeken en uit te voeren zijn. De leerkracht spreekt met de kinderen af dat hij tussentijds regelmatig het werk wil zien om feedback te geven. Een optie is om vaste momenten in te plannen voor de kinderen. Spreek af wat de kinderen laten zien. Houden ze zich aan de planning? Waar lopen ze tegenaan? Aan het einde van het onderzoeksproces verwerken de kinderen hun bevindingen en antwoorden op hun deelvragen. Vanuit de beantwoording van de deelvragen zoeken ze naar het antwoord op de overkoepelende hogere orde denkvraag. Dit antwoord wordt uitgewerkt in een presentatie (met onderbouwing vanuit de beantwoording van de deelvragen). 4
Presenteren Verdiepen verbreden De kinderen presenteren wat ze hebben gedaan aan de rest van de groep. Nabespreking De presentatie wordt beoordeeld op: Het maken van een haalbare planning Het beantwoorden van de hogere orde denkvraag Het onderbouwen van de keuze voor een van beide stromingen De samenwerking Het presenteren en beantwoorden van de vragen van andere kinderen Doorzetten en omgaan met iets wat moeilijk of lastig was. Als kinderen hebben samengewerkt moet de input van beide zichtbaar zijn tijdens de presentatie. De presentatie wordt aan de hele klas gegeven, zodat opgedane kennis wordt gedeeld. De presentatie mag maximaal 5 á 10 minuten duren. Na de presentatie kunnen de andere kinderen nog vragen stellen. Vervolgens geven ze de kinderen tips en tops. Houd samen met de kinderen een nabespreking, waarin de volgende vragen terugkomen: Hoe vinden ze dat ze deze opdracht gedaan hebben? Hoe was de samenwerking? Was de planning haalbaar? Hoe is het eindresultaat? Wat ging er goed en waar zijn ze dus tevreden over of trots op? 5
Waar liepen ze tegenaan waar ze een les uit kunnen leren voor een volgende keer? Ook de leerkracht geeft een korte reflectie vanuit zijn/ haar perspectief op het proces en product. Eventueel een beoordeling/cijfer. 6