Introduceren thema Wereldgodsdiensten. het dagelijks leven. Startopdracht. Wereldgodsdiensten. Thema: Wereldgodsdiensten.

Transcriptie

1 Aardrijkskunde Wereldgodsdiensten Omschrijving van de opdracht: Introductie Thema: Wereldgodsdiensten Binnen dit thema staan de volgende hogere orde denkvragen centraal: 1. Wat zou er gebeuren als een Moslim in een land moet leven waar iedereen verplicht wordt het Jodendom aan te hangen? Hoe zou zijn leven beïnvloed worden? 2. Stel dat een Moslima verliefd wordt op een Joodse man. Ze besluiten samen te gaan wonen en na een tijdje willen ze samen graag een kindje. Ze willen allebei dat hun kindje opgroeit met normen en waarden uit hun eigen geloof. Hoe kunnen ze dit vormgeven zonder hun kindje tegenstrijdige dingen te leren? Opmerking: de schuingedrukte woorden kunnen vervangen worden door de godsdiensten die de kinderen willen onderzoeken. Wat doe je als leerkracht? Introduceren thema Wereldgodsdiensten Binnen dit thema leren kinderen meer over de verschillende wereldgodsdiensten en de invloed van deze godsdiensten op het dagelijks leven. Startopdracht Laat de kinderen het volgende filmpje zien: Een godsdienst, wat is dat? Bespreek met de kinderen wat er te zien is en wat zij zelf voor godsdiensten kennen. 1

2 Verkennen Eisen opdracht: 1. In het eindproduct is terug te zien wat de overeenkomsten zijn tussen beide godsdiensten 2. In het eindproduct is terug te zien wat de verschillen zijn tussen beide godsdiensten Dit wordt verwerkt in een presentatie naar eigen keuze (Prezi, PowerPoint, muurkrant etc.). Laat de kinderen een vorm van presenteren kiezen die goed bij hen past. Aanrommelen Voorkennis activeren Trechteren Aanrommelen Laat de kinderen in verschillende bronnen (boeken, filmpjes, internet) het onderwerp verkennen. Laat de kinderen zo breed mogelijk denken. Wat is hun achtergrond? Wat weten ze hier van? Wat weten ze van andere godsdiensten? Voorkennis activeren Geef de kinderen 5 A-4tjes. Op ieder A-4tje staat in het midden een wereldgodsdienst. Laat de kinderen bij iedere godsdienst een woordweb maken. Trechteren De leerkracht helpt de kinderen zich te richten op de hogere orde denkvraag. Laat hen die onderdelen uit het woordweb omcirkelen die te maken hebben met de vraag. 2

3 Opzetten onderzoek / Concepten uitwerken en selecteren Keuze hogere orde denkvraag Bedenken deelvragen Maken van een planning Als kinderen goede eigen hogere orde denkvragen stellen, worden deze gehonoreerd. Wel moet de leerkracht kritisch kijken of deze vragen onderzoekbaar zijn. 1. Keuze hogere orde denkvraag De kinderen kiezen 2 godsdiensten uit waar ze zich verder in willen verdiepen. Ook beslissen ze of ze in tweetallen of in een groepje aan de hogere orde denkvraag willen werken. 2. Invullen planningsdocument (zie bijlage) en opstellen deelvragen De kinderen vullen het planningsdocument van hun onderzoek in. Ze bedenken deelvragen die bij hun hogere orde denkvraag passen. De leerkracht loopt rond en begeleidt de kinderen bij het invullen van het planningsdocument en het bedenken van deelvragen. Mogelijke deelvragen om de hogere orde denkvragen te beantwoorden zijn: Wat zou er gebeuren als een Moslim in een land moet leven waar iedereen verplicht wordt het Jodendom aan te hangen? Hoe zou zijn leven beïnvloed worden? Welke God(en) hoort/horen er bij deze godsdiensten? Welk boek hoort er bij deze godsdiensten? Wat zijn belangrijke figuren bij deze godsdiensten? Welke feestdagen horen er bij deze godsdiensten? 3

4 Welke tradities en gebruiken horen er bij deze godsdiensten? Wat zijn de overeenkomsten tussen beide godsdiensten? Wat zijn de verschillen tussen beide godsdiensten? Stel dat een Moslima verliefd wordt op een Joodse man. Ze besluiten samen te gaan wonen en na een tijdje willen ze samen graag een kindje. Ze willen allebei dat hun kindje opgroeit met normen en waarden uit hun eigen geloof. Hoe kunnen ze dit vormgeven zonder hun kindje tegenstrijdige dingen te leren? Welke God(en) hoort/horen er bij deze godsdiensten? Welk boek hoort er bij deze godsdiensten? Wat zijn belangrijke figuren bij deze godsdiensten? Welke feestdagen horen er bij deze godsdiensten? Welke tradities en gebruiken horen er bij deze godsdiensten? Wat zijn de overeenkomsten tussen beide godsdiensten? Wat zijn de verschillen tussen beide godsdiensten? Welke gebruiken en rituelen zou de moslim niet meer kunnen uitvoeren? Welke gebruiken en rituelen zou hij kunnen aanpassen zodat hij ze toch zou kunnen doen? 4

5 Uitvoeren onderzoek / Prototype maken Concluderen Nadat de groepjes hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. 1. Zoeken naar antwoorden op de deelvragen 2. Deelvragen beantwoorden 3. Werken aan presentatie Mogelijke bronnen Methoden, internet, boeken uit de bibliotheek Knutsel en tekenmaterialen Multiculturele samenleving Vergelijking Moslims & Katholieken Serie Heilige Huisjes, bijv. Samenvatten en uitwerken van de hogere orde denkvraag Nadat de kinderen hun planningsdocument hebben ingevuld kunnen ze aan de slag met hun onderzoek. De leerkracht begeleidt de kinderen door regelmatig langs te lopen en door gerichte vragen te stellen. Hij geeft tussentijds feedback en laat kinderen samen nadenken en discussiëren of ideeën te onderzoeken en uit te voeren zijn. De leerkracht spreekt met de kinderen af dat hij tussentijds regelmatig het werk wil zien om feedback te geven. Een optie is om vaste momenten in te plannen voor de kinderen. Spreek af wat de kinderen laten zien. Houden ze zich aan de planning? Waar lopen ze tegenaan? Aan het einde van het onderzoeksproces verwerken de kinderen hun bevindingen en antwoorden op hun deelvragen. Vanuit de beantwoording van de deelvragen zoeken ze naar het antwoord op de overkoepelende hogere orde denkvraag. Dit antwoord wordt uitgewerkt in een presentatie voor de klas (met onderbouwing vanuit de beantwoording van de deelvragen). 5

6 Presenteren Verdiepen verbreden De kinderen presenteren hun werk aan de rest van de groep. Schrijven reflectieverslag Beoordeling 1. De overeenkomsten en verschillen tussen beide godsdiensten worden benoemd en toegelicht. 2. In de presentatie worden afbeeldingen getoond die bij beide godsdiensten horen. Zo krijgen de kinderen uit de klas ook een beeld bij de godsdiensten. De presentatie mag maximaal 5 á 10 minuten duren. Andere kinderen kunnen vragen stellen over de presentatie en over zaken waar de presentatoren zelf niet aan hebben gedacht. De kinderen schrijven hun eigen reflectieverslag. Hoe vind je dat je deze opdracht hebt gedaan? Hoe was de samenwerking? Ben je tevreden over jouw aandeel? Was de planning haalbaar? Hoe is het eindresultaat? Wat ging er goed en waar ben je dus tevreden over of trots op? Waar ben je tegenaan gelopen? Hoe zou je dat een volgende keer beter kunnen doen? Het reflectieverslag wordt ingeleverd en de leerkracht geeft een korte reflectie vanuit zijn/haar perspectief op het proces en product. Eventueel een beoordeling/cijfer. 6