Spirituele zorg in sociaal werk: relevant, maar taakopvatting niet eenduidig. Resultaten van een online enquête onder Sozio-lezers. Inleiding Levensbeschouwing en spiritualiteit in de hulpverlening is weer in het nieuws (1,2). Het hebben van aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt wordt over het algemeen belangrijk en relevant gevonden (2-4), maar krijgt vaak onvoldoende plaats (5,6). Uit diverse onderzoeken blijkt dat er mogelijk een relatie is tussen de gezondheid van cliënten en hun spirituele functioneren (7,8). Maar wat is er te zien aan aandacht voor het spirituele functioneren van een cliënt in de praktijk? Het lectoraat Zorg en Spiritualiteit, verbonden aan de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle, heeft als één van zijn doelstellingen het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek naar het belang, de invloed en betekenis van spiritualiteit bij hulpvragers en hulpverleners in verschillende zorgcontexten en de factoren die daarop van invloed zijn. Deze enquête is daar een onderdeel van. We wilden achterhalen wat hulpverleners onder spiritualiteit verstaan. Wat vinden hulpverleners hun taak in het aandacht hebben voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt? En wat wordt er aan spirituele zorg gedaan in de praktijk? Wat zijn belemmerende factoren m.b.t. het aandacht hebben voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt? Genoeg vragen, en dan nu de antwoorden. Methode Op de website van dit vakblad heeft een enquête over Zorg en Spiritualiteit gestaan. U werd hierop geattendeerd d.m.v. de email-nieuwsbrief en een berichtje in SoziO. De enquête was samengesteld uit vragen m.b.t. de spiritualiteit van de hulpverlener zelf, aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt in de praktijk, demografische en werkgegevens. De belemmerende factoren m.b.t. het hebben van aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt zijn overgenomen van McSherry (9). Antwoorden op de vragen uit de enquête worden aangegeven in percentages van het totaal aantal respondenten. Alle analyses werden uitgevoerd met SPSS versie 16. Resultaten 46 mensen hebben alle vragen van de enquête beantwoord. De persoonskenmerken van deze respondenten staan in tabel 1. Driekwart van de respondenten is vrouw en 87% heeft in het werk direct contact met cliënten. Zingeving, levensbeschouwing en levensvragen zijn de woorden die het meest genoemd worden als sterkste associatie met het begrip spiritualiteit (resp. 61, 46 en 37% van de respondenten noemde deze omschrijvingen), terwijl de omschrijvingen geesten, Astrologie en Winti nooit worden aangegeven. 91% van de respondenten noemde als één van de sterkste associaties met spiritualiteit levensbeschouwing, levensvragen, religie, geloof of zingeving : termen die overeenkomen met de door het lectoraat gebruikte definitie van spiritualiteit: het levensbeschouwelijk dan wel religieus functioneren van de mens, waartoe ook vragen van zingeving en zinervaring behoren. Tweederde van de respondenten vindt het zijn/haar taak om spirituele behoeften te signaleren. De helft van de respondenten vindt het bij het takenpakket horen om, indien nodig, cliënten door te verwijzen naar bv geestelijke verzorging of de cliënt zelf moet kunnen helpen bij spirituele problemen. Drie op de tien respondenten vindt het ook bij het takenpakket horen om zelf gericht te vragen naar spirituele problemen. Bijna iedereen is het erover eens dat er een taak voor hen ligt in de aandacht voor de spiritualiteit van de cliënt (slechts 4% van de respondenten vindt dat ze geen taak hebben op dit gebied). In tabel 2 zijn activiteiten m.b.t. aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt te zien. De activiteiten die het meest voorkomen zijn het luisteren naar spirituele vragen en behoeften van een cliënt en in een intake- of opnamegesprek vragen naar de wat de situatie voor de cliënt betekent. Bijna alle respondenten hebben in de afgelopen maand spirituele zorg gegeven, slechts 13% van de respondenten heeft aangegeven geen van de genoemde activiteiten te hebben uitgevoerd. 1
Uit de voorgelegde casussen blijkt dat men niet huiverig is om extra hulp te verlenen als reactie op vragen m.b.t. levensbeschouwing en spiritualiteit. Acht op de tien respondenten regelen een andere hulpverlener, wanneer een moslimcliënt om een hulpverlener van het gelijke geslacht zou vragen. Driekwart van de respondenten geeft aan dat ze een moslimcliënt vragen naar zijn/haar geloof en rituelen en of de cliënt hier moeiten in ondervindt. Tweederde van de respondenten zou ook met een cliënt bidden of bijbellezen, wanneer dit gevraagd zou worden. Meewerken aan een alternatieve behandeling zou minder vaak gedaan worden: vier op de tien respondenten zeggen mee te werken aan een alternatieve behandeling van een kind, wanneer ouders dit zouden vragen (bv ingestraalde kaartjes van Jomanda). In tabel 3 staan belemmerende factoren m.b.t. aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt. Hier is te zien dat zeven van de twaalf factoren hoog scoren (meer dan de helft van de respondenten geeft deze factoren aan). Het ontbreken van specifieke richtlijnen op spiritueel gebied blijkt de meest voorkomende barrière voor het verlenen van spirituele zorg te zijn. Conclusie We kunnen concluderen dat men spirituele zorg vanzelfsprekend vindt, maar dat deze zorg niet van zelf gaat. 96% van de respondenten vindt dat ze een taak hebben op dit gebied en 87% van de respondenten hebben in de afgelopen maand ook daadwerkelijk spirituele zorg gegeven, maar de barrières m.b.t. het hebben van aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt scoren hoog. Discussie Het lijkt er over het algemeen op dat de cliënt bepaalt of spiritualiteit ter sprake komt (2). De helft van de respondenten geeft aan in gesprek met de cliënt te luisteren naar spirituele vragen en behoeften, terwijl één van de vijf respondenten in contact met de cliënt zelf een gesprek aangaat over spiritualiteit. Uit onderzoek blijkt dat gerichte aandacht voor de spiritualiteit van de cliënt zichtbaar positieve gezondheidsveranderingen teweegbrengt (7,8), dus dat actieve spirituele zorg erg belangrijk is. Zou het daarom wenselijk zijn wanneer het initiatief meer van de hulpverlener uitgaat? Verschillende auteurs pleiten in dit verband voor integratie van de geloofsdimensie in methodische zorgprocessen (10,11). Toch vinden maar drie van de tien respondenten het ook bij het takenpakket horen om zelf gericht te vragen naar spirituele problemen. Stel dat deze actieve spirituele zorg van hulpverleners gevraagd wordt, wat is er dan nodig voor deze zorg? Uit de opmerkingen die gemaakt werden aan het einde van de enquête bleek dat spirituele zorg ook te maken heeft met bewustwording (bv door na- en bijscholing), zodat er in het werk weer meer aandacht aan gegeven kan worden. Veel respondenten geven ook aan richtlijnen te missen, zoals ook elders wordt aangegeven (2,3,12). Maar ons inziens is spirituele zorg moeilijk te vangen in protocollen en standaarden. Spirituele zorg geven is vooral er voor de cliënt zijn, luisteren en persoonlijk contact maken met de cliënt. Dit lijkt wellicht (te) passief, maar vraagt een heel bewuste keuze van de professional. Het geven van spirituele zorg lijkt een kwestie van levenswijsheid en attitude en geen aangeleerd kunstje. Hogescholen moeten daarom nadenken over hun onderwijs, want de attitude van studenten m.b.t. het werk wordt gedurende deze leerjaren gevormd. Ook de zorgvisie van het management van zorginstellingen is belangrijk (2); geven ze ruimte voor spirituele zorg, hebben ze het op hun netvlies, geven ze de hulpverleners ook het idee dat spirituele zorg belangrijk is? Kortom, dit onderzoek roept veel vragen op. Reageren? lectoraatzorgenspiritualiteit@gh-gpc.nl. Auteurs Dr. AE Schep-Akkerman en dr. RR van Leeuwen, respectievelijk lid en lector van de kenniskring van het lectoraat Zorg en Spiritualiteit, Gereformeerde Hogeschool Zwolle 2
Referenties 1. Geloofwaardige hulp aan gelovige clienten. Stulp H. Zin in zorg 2009; 11(1): 20-1. 2. Geloof in hulpverlening. Onderzoek naar de wijze waarop zorg- en hulpverleners omgaan met het geloof van cliënten en de factoren die daarop van invloed zijn. GGZ-Eleos, HdS zorg en welzijn, Christelijke Hogeschool Ede, Gereformeerde Hogeschool. 2009. Ook op: www.geloveninhulpverlening.nl 3. Het spiritueel functioneren van zorgvragers en zorgverleners in de gezondheidszorg; een synthese. Tiesinga LJ, Post D. Verpleegkunde 2003; 18(4): 272-8. 4. God in Nederland 1996-2006. Bernts T, Dekker G, de Hart J. 2007. Ten Have/ RKK, Kampen, Nederland. 5. Spiritualiteit en zingeving in de gezondheidszorg. Bouwer J (red). 2004. Kok, Kampen, Nederland. 6. Zinervaring in de zorg. Over de betekenis van spiritualiteit in de gezondheidszorg. Jochemsen H, van Leeuwen E. 2005. Koninklijke Van Gorcum, Assen, Nederland. 7. The relationship between a patient's spirituality and health experiences. McBride JL, Arthur G, Brooks R, Pilkington L. Fam Med. 1998; 30(2): 122-6. 8. Research on religion, spirituality, and mental health: a review. Koenig HG. Can J Psychiatry. 2009; 54(5): 283-91. 9. Barriers influencing the provision of spiritual care in Making sense of spirituality in nursing practice. An interactive approach. W. McSherry. 2000. Harcourt Publishers Limited, London, England. 10. Geloven is gezond: zingeving en geloofsgroei in hulpverlening en pastoraat. De Vries-Schot M. 2008. Boekencentrum, Zoetermeer, Nederland. 11. Geloof het of niet! Spiritualiteit als relevante dimensie in zorg- en hulpverlening. Lectorale rede lectoraat zorg en spiritualiteit. Van Leeuwen R. 2009. Gereformeerde Hogeschool, Zwolle, Nederland. 12. Why is it so hard to talk about spirituality? Molzahn AE, Sheilds L. Can Nurse. 2008;104(1):25-9. 3
Tabel 1. Persoonskenmerken respondenten Persoonskenmerken Leeftijd Jaren werkervaring Werksector Levensbeschouwing Jonger dan 20 jaar 20-40 jaar 41-60 jaar Ouder dan 60 jaar Minder dan 5 jaar 5-10 jaar 11-15 jaar Meer dan 15 jaar Jeugdzorg Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Verstandelijk gehandicaptenzorg Anders Christelijk (rooms-kath., protestant, orthodox, evangelisch) Denk dat er meer is tussen hemel en aarde Atheïstisch Humanistisch Anders Percentage respondenten (n=46) 4 72 22 2 57 22 6 15 31 24 20 25 37 35 11 4 17 4
Tabel 2. Activiteiten m.b.t. aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt Activiteiten Percentage respondenten (n=46) In gesprek met de cliënt luisteren naar spirituele vragen en behoeften 54 In het intake/opnamegesprek vragen naar wat huidige situatie voor cliënt betekent 50 In het intake/opnamegesprek vragen naar de levensbeschouwing van de cliënt 39 In het behandelplan levensvragen van de cliënt opnemen 33 In het zorgdossier aantekeningen maken over de spiritualiteit van de cliënt 24 Bij spirituele problemen van de cliënt verwijzen naar een geestelijk verzorger 22 In het teamoverleg aandacht vragen voor de spiritualiteit van de cliënt 20 In het contact met de cliënt zelf een gesprek aangaan over zijn/haar spiritualiteit 20 Geen van bovenstaande mogelijkheden 13 5
Tabel 3. Belemmerende factoren m.b.t. aandacht voor de levensbeschouwing en spiritualiteit van de cliënt Factoren Percentage respondenten (n=46) Er zijn onvoldoende specifieke richtlijnen op dit gebied 82 Ken onvoldoende interventies op dit gebied 76 Onvoldoende onderwijs gehad op dit gebied 74 Onvoldoende vaardigheden op dit gebied 52 Niet gewend in gesprek te gaan over spirituele vragen 68 Onzeker over dit onderwerp, voor mezelf geen duidelijkheid 2 Bang in situatie te komen die ik niet aankan 0 Instelling geeft onvoldoende ruimte voor spirituele gesprekken 74 Cliënten worden niet lang genoeg gezien om hierover te praten 59 Onvoldoende privacy in werk voor spirituele gesprekken 48 In samenleving is spiritualiteit privé-zaak geworden 41 Zorgontwikkelingen belemmeren mogelijkheid spiritueel gesprek 39 6