INHOUD WOORD VOORAF................................................... v WOORD VOORAF (2)............................................... ix DANKWOORD...................................................... xi LIJST VAN AFGEKORTE WETGEVING.............................. xiii INLEIDING: OPZET EN DOEL VAN HET ONDERZOEK................ 1 ALGEMENE INTRODUCTIE BETREFFENDE DE EFFECTEN OP REKENING HOOFDSTUK I. HET EFFECT OP REKENING: OMSCHRIJVING........................ 7 Afdeling I. Het begrip effect........................................... 7 Afdeling II. De vorm van het effect...................................... 12 1. De klassieke indeling betreffende de vorm van het effect: aan toonder of op naam.............................................. 12 2. Van immobilisatie naar dematerialisatie............................ 16 A. Immobilisatie.............................................. 16 B. Dematerialisatie............................................ 19 C. Het onderscheid tussen immobilisatie en dematerialisatie........ 22 3. Een alternatieve indeling: het rechtstreeks of onrechtstreeks houden van effecten ( direct or indirect holding of securities )............... 23 Afdeling III. Parenthese: het gedemateria li seerd effect als waardepapier..... 29 1. Inleiding....................................................... 29 2. Omschrijving van het begrip waardepapier......................... 30 3. Het effect op rekening in confrontatie met de ideaaltypische kenmerken van een waardepapier.................................. 39 4. Besluit......................................................... 41 xvii
HOOFDSTUK II. DE STRUCTUUR EN WERKING VAN EEN EFFECTENREKENING..... 45 Afdeling I. Algemeen overzicht......................................... 45 Afdeling II. Het statuut van de deelnemers aan het rekeningenstelsel........ 52 1. De titularis van de effectenrekening................................ 52 2. De vereffeningsinstellingen....................................... 54 A. Algemeen.................................................. 54 B. Het statuut van de vereffeningsinstellingen.................... 56 C. De MifiD en de vereffeningsinstellingen....................... 58 D. Een korte profielschets van de vereffeningsinstellingen.......... 59 1. Euroclear Belgium-CIK................................ 59 2. Het effectenvereffeningsstelsel van de NBB: NBB SSS..... 61 3. De rekeninghouders............................................. 62 A. Het statuut van de rekeninghouders........................... 62 Afdeling III. De werking van een effecten rekening........................ 65 1. De reglementering betreffende de werking van een effectenrekening... 65 2. Aspecten betreffende het houden van een effectenrekening............ 70 A. Het principe van de omnibus rekeningen...................... 70 B. De effecten van de cliënten worden gescheiden van die van de rekeninghouder............................................ 72 C. Het bestaan van een geldrekening............................ 76 D. De effectenrekening kan niet in debet gaan.................... 80 E. De deelname aan het depositobeschermingsfonds............... 81 HOOFDSTUK III CLEARING AND SETTLEMENT: DE VERHANDELING VAN EFFECTEN.......................................................... 85 Afdeling I. Inleiding.................................................. 85 Afdeling II. De verhandeling van een effect ontleed....................... 89 1. Overzicht....................................................... 89 2. Trade: de eigenlijke verhandeling.................................. 90 3. Matching: de bevestiging van de transactie.......................... 92 4. Clearing: het verrekenen van de transactie.......................... 94 A. Bruto verrekening.......................................... 95 B. Netto verrekening.......................................... 95 C. De garantie van goede afloop en de tussenkomst van een CCP.... 98 D. In de praktijk............................................. 101 5. Settlement: de vereffening....................................... 102 6. Een bijkomende dienst: effectenleningen........................... 104 7. Post-vereffening: Custody...................................... 105 xviii
Afdeling III. De risico s inherent aan clearing, settlement en postsettlement van effecten op rekening.................................... 106 Afdeling IV. De verrekening en vereffening van effecten vanuit een Europees en internationaal perspectief................................. 109 1. De aanbevelingen van IOSCO en CESR en de Giovannini Rapporten. 110 A. De aanbevelingen van IOSCO en CESR/ECB.................. 110 B. De Giovannini Rapporten................................. 111 C. Het Europese Voorstel tot Richtlijn inzake clearing en afwikkeling.............................................. 112 D. Het werk van de Legal Certainty Group................... 114 2. De Europese gedragscode........................................ 115 3. Het rapport van het Directoraat-Generaal Mededinging van de Europese Commissie............................................ 116 4. Het TARGET 2 Securities-project................................. 117 5. Het UNIDROIT Ontwerpverdrag betreffende effecten op rekening ( Intermediated securities )...................................... 120 A. Inleiding. Opzet van het Verdrag............................ 120 B. De beknopte inhoud van het Ontwerpverdrag................. 121 C. Een evaluatie van het Ontwerpverdrag....................... 121 6. Het Verdrag van Den Haag betreffende het recht van toepassing op bepaalde aspecten betreffende effecten op rekening.................. 123 DEEL I. DE RECHTSPOSITIE VAN DE TITULARIS VAN EEN EFFECTENREKENING INLEIDING........................................................ 127 SUBDEEL I A. CONCEPTUELE GRONDSLAGEN VOOR HET RECHT VAN DE TITULARIS VAN DE EFFECTENREKENING OP DE EFFECTEN OP REKENING INLEIDING........................................................ 131 HOOFDSTUK I. EEN (MEDE-)EIGENDOMSRECHT ALS GRONDSLAG VOOR DE EFFECTENREKENING............................................. 133 Afdeling I. Inleiding: de wettelijke kwalificatie van het recht van de titularis van de effectenrekening....................................... 133 Afdeling II. De wettelijke kwalificatie van mede-eigendomsrecht geconfronteerd met de gemeen zakenrechtelijke principes................ 136 xix
1. Inleiding...................................................... 136 2. De oprekeningstelling van de effecten, en de invloed ervan op het recht van de titularis van de effectenrekening...................... 138 A. De belegger bewaart de vervangbare effecten niet zelf.......... 138 B. De invloed van de wijze van oprekeningstelling (op een gezamenlijke rekening) op de aard van het eigendomsrecht van de titularis van de effectenrekening.......................... 147 C. De vermenging van vervangbare zaken in de rechtsleer en rechtspraak............................................... 151 3. Besluit........................................................ 161 Afdeling III. Het mede-eigendomsrecht op effecten op rekening nader onderzocht......................................................... 161 1. De effecten..................................................... 162 A. De effecten zijn vervangbaar................................ 162 1. Het begrip vervangbaarheid.......................... 162 2. De vervangbare aard van geïmmobiliseerde effecten...... 165 a. De voorwaarden waaronder een effect onder het toepassingsgebied van het Koninklijk Besluit nr. 62 valt.............................................. 165 b. Het vereiste van vervangbaarheid van de effecten en het toepassingsgebied van het Koninklijk Besluit nr. 62. 168 i. Algemeen.................................... 168 ii. Het lot van de naamseffecten................... 169 3. De vervangbare aard van gedematerialiseerde effecten..... 177 a. De uitgifte van effecten in de gedematerialiseerde vorm 177 b. De omzetting van effecten in de toonder- of naamsvorm naar de gedematerialiseerde vorm.............. 178 B. De nationaliteit van het effect............................... 181 1. Het huidig Belgische kader............................. 181 2. De vijftiende aanbeveling van het Tweede Rapport van de Legal Certainty Group........................... 183 2. Het voorwerp van het mede-eigendomsrecht: de algemeenheid....... 186 A. Het mede-eigendomsrecht is een recht op een (juridische) algemeenheid............................................. 186 B. Is een mede-eigendomsrecht op een algemeenheid een vorm van collectieve eigendom?................................. 187 1. De begrippen collectieve eigendom en mede-eigendom. 187 2. Toegepast op de effectenrekeningen..................... 192 3. Besluit.............................................. 194 C. Vergelijking met de zakelijke subrogatie...................... 196 3. Het (mede-)eigendomsrecht op de massa van de effecten............. 197 xx
A. Kenmerken van het mede-eigendomsrecht.................... 198 1. Het mede-eigendomsrecht is een onlichamelijk recht...... 198 2. Het (mede-)eigendomsrecht is een zakelijk recht.......... 199 B. De bevoegdheden van de mede-eigenaar van een massa van effecten nader uitgewerkt................................... 204 1. Het revindicatierecht.................................. 206 a. Het voorwerp van het revindicatierecht bij geïmmobiliseerde effecten................................. 206 i. Algemeen.................................... 206 ii. Artikel 12 van het Koninklijk Besluit nr. 62: samenloop in hoofde van de vereffeningsinstelling 207 iii. Artikel 13 Koninklijk Besluit nr. 62: samenloop in hoofde van de erkende rekeninghouder........ 211 b. Het voorwerp van het revindicatierecht bij gedematerialiseerde effecten............................... 215 i. Inleiding..................................... 215 ii. Artikel 471 W.Venn.: de samenloop in hoofde van de rekeninghouder bij wie de cliënt rechtstreeks zijn rekening opende.......................... 217 iii. Artikel 471 W.Venn. juncto artikel 12, tweede tot vierde lid van het Koninklijk Besluit nr. 62: de samenloop in hoofde van de vereffeningsinstelling 218 c. Aan het revindicatierecht van geïmmobiliseerde en gedematerialiseerde effecten gemeenschappelijke bepalingen........................................ 220 i. Toepassingsvoorwaarden voor de revindicatievordering.................................... 220 ii. Incidenten bij de verdeling..................... 225 iii. Uitvoering van de revindicatievordering......... 230 iv. De revindicatie van effecten gehouden door een tussenpersoon................................ 230 d. Besluit........................................... 233 2. Het recht om over de effecten op rekening te beschikken... 234 3. Het recht om het genot van de effecten op rekening te hebben en deze te gebruiken........................... 235 a. Financiële rechten: dividenden, interesten en kapitalen. 235 i. Algemeen.................................... 235 ii. De onbeslagbaarheid van de geldsommen........ 236 iii. Inschrijvingsrecht n.a.v. een kapitaalverhoging.... 238 b. Associatieve rechten............................... 238 i. Algemeen.................................... 238 xxi
ii. (Alle) associatieve rechten...................... 239 iii. Deelname aan de algemene vergadering.......... 240 iv. De uitoefening van het stemrecht................ 250 v. Bijzondere vragen............................. 258 c. Het recht van verhaal tegen de emittent bij samenloop in hoofde van de emittent........................... 258 4. Besluit........................................................ 259 Afdeling IV. De zakenrechtelijke aanspraken van de houder van een effecten rekening naar buitenlands recht................................ 260 1. Luxemburg.................................................... 260 A. Achtergrond.............................................. 260 B. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening... 261 2. Frankrijk...................................................... 264 A. Achtergrond.............................................. 264 B. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening... 267 1. De draagwijdte van de dematerialisering................ 267 2. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening............................................. 269 3. Nederland..................................................... 271 A. Achtergrond.............................................. 271 B. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening binnen de Wge............................................ 274 1. De draagwijdte van de dematerialisering................ 274 2. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening............................................. 275 4. Duitsland...................................................... 278 A. Achtergrond.............................................. 278 B. De aard van het recht van de titularis van de effectenrekening... 281 5. Besluit........................................................ 283 A. Een graduele indeling van de verschillende beschermingsconstructies............................................... 283 B. Een evaluatie van de wetgeving die gebaseerd is op een zakenrechtelijk concept.......................................... 286 6. De internationale initiatieven betreffende het materieel recht op effecten op rekening............................................ 287 Afdeling V. Besluit................................................... 289 HOOFDSTUK II. DE KWALITEITSREKENING ALS GRONDSLAG VOOR DE EFFECTENREKENING............................................. 291 Afdeling I. Algemene omschrijving van de kwaliteitsrekening............. 291 xxii
Afdeling II. De grondslag van de kwaliteitsrekening: bediscussieerd........ 292 Afdeling III. De kenmerken van de kwaliteits rekening vergelijking met de wetgeving rond geïmmobiliseerde en gedematerialiseerde effecten...... 299 Afdeling IV. Besluit.................................................. 300 HOOFDSTUK III. DE TRUST ALS GRONDSLAG VOOR DE EFFECTENREKENING...... 303 Afdeling I. De trust: algemene beschouwingen.......................... 303 1. Kader en definitie van de trust.................................. 303 2. De werking van de trust....................................... 306 3. Besluit........................................................ 310 Afdeling II. De trust en effecten op rekening............................ 310 1. De bewaargeving van effecten: bailment of trust?................... 310 2. De trust als kader voor de effectenrekening........................ 313 A. Inleiding................................................. 313 B. Het recht op vervangbare effecten in een gezamenlijke rekening.................................................. 313 C. De gevolgen van shortfall................................... 320 Afdeling III. De trust naar Belgisch recht............................... 323 1. De trust in de Belgische wetgeving.............................. 323 2. De invoering van een trust in het Belgische recht................... 325 A. De vorming van een afgescheiden vermogen.................. 326 B. De splitsing van het eigendomsrecht......................... 328 Afdeling IV. Besluit.................................................. 331 HOOFDSTUK IV. EEN SUI GENERIS RECHT VOOR DE TITULARIS VAN DE EFFECTENREKENING............................................. 335 Afdeling I. De historische achtergrond van artikel 8 UCC................. 336 Afdeling II. Artikel 8 5: Het indirect houden van effecten............... 341 1. Toepassingsgebied.............................................. 342 A. Algemeen................................................. 342 B. Het security entitlement.................................. 342 1. De tussenpersoon................................... 343 2. De effectenrekening................................. 343 3. Het security entitlement............................. 344 2. Het statuut van de security entitlement holder.................... 345 A. Algemeen................................................. 345 B. De plichten van de tussenpersoon............................ 348 xxiii
1. Minimaliseren van de financiële risico s van de entitlement holders......................................... 348 2. Economische en vennootschapsrechtelijke rechten vervat in het effect moeten aan de entitlement holders toekomen............................................ 349 3. De instructies van de entitlement holders opvolgen...... 352 3. Het toepasselijk recht........................................... 353 4. Bijkomende beschermingsmaatregelen voor de security entitlement holders....................................................... 354 5. Besluit........................................................ 356 Afdeling III. Een op het Amerikaans model geïnspireerde wetgeving: het voorbeeld van Zwitserland......................................... 358 1. Evolutie van de Zwitserse wetgeving betreffende effecten op rekening. 358 2. De wet betreffende de titres intermédiés / Bucheffekten........... 361 3. Besluit........................................................ 364 Afdeling IV. Besluit.................................................. 364 BESLUIT BIJ SUBDEEL A........................................... 369 SUBDEEL I B. DE CONTRACTUELE RELATIE TUSSEN DE REKENINGHOUDER EN DE TITULARIS VAN DE EFFECTENREKENING INLEIDING........................................................ 373 HOOFDSTUK I. DE KWALIFICATIE VAN DE VERHOUDING TUSSEN DE REKENING- HOUDER EN DE TITULARIS VAN DE EFFECTENREKENING........ 375 Afdeling I. Inleiding................................................. 375 Afdeling II. Een overzicht van de mogelijke kwalificaties.................. 376 1. De stellingen betreffende geïmmobiliseerde effecten................ 376 A. ( Open of gesloten ) bewaargeving......................... 376 B. De rekeningovereenkomst.................................. 378 2. De stellingen betreffende gedematerialiseerde effecten............... 380 Afdeling III. Evaluatie................................................ 383 1. De geïmmobiliseerde effecten.................................... 383 A. Een overeenkomst van open bewaargeving.................. 383 B. Herkwalificatie naar oneigenlijke bewaargeving?.............. 385 2. Gedematerialiseerde effecten: een overeenkomst van bewaargeving?.. 388 Afdeling IV. Besluit.................................................. 395 xxiv
HOOFDSTUK II. DE REKENINGOVEREENKOMST................................... 397 Afdeling I. Het openen van de effecten rekening......................... 397 1. De totstandkoming van de overeenkomst.......................... 398 2. De verificatieverplichtingen van de rekeninghouder................. 399 3. De bekwaamheid en de bevoegdheid om een effectenrekening te openen........................................................ 403 A. De minderjarige als titularis van een effectenrekening.......... 403 1. De verwerving van effecten op rekening in naam van de minderjarige......................................... 404 a. Ten bezwarenden titel.............................. 404 b. Ten kostelozen titel................................ 405 2. Het openen van een effectenrekening op naam van een minderjarige......................................... 406 a. Door de minderjarige zelf.......................... 406 b. In naam van de minderjarige....................... 407 i. Betreffende de minderjarige onder ouderlijk gezag. 407 ii. Betreffende de minderjarige onder voogdij....... 413 B. Gehuwde personen........................................ 415 4. Het recht op een effectenrekening?................................ 419 Afdeling II. De inhoud van de rekening overeenkomst.................... 420 1. Inleiding...................................................... 420 2. De rekeninghouder als bewaarnemer............................ 422 A. De bewaarplicht........................................... 422 1. De bewaarplicht sensu stricto.......................... 422 a. Begrip............................................ 422 b. De plaats van bewaren............................. 423 2. Uitbreiding van de bewaringsplicht: de juridische bewaring van de zaak................................. 424 a. Algemeen........................................ 424 b. Gewone daden van beheer........................ 426 c. Daden van buitengewoon beheer / daden van beschikking....................................... 430 3. De informatieplicht van de bewaarnemer................ 433 a. Informatie m.b.t. (de emittent van) de effecten......... 433 i. Een informatieplicht naar gemeen recht?......... 433 ii. Een blik over de grenzen: Frankrijk.............. 438 iii. Tussentijds besluit............................. 439 iv. De tijdige verlening van de informatie en de gebeurlijke aansprakelijkheid voor het (niet) verstrekken ervan............................. 441 xxv
b. Informatie in uitvoering van de rekeningovereenkomst 442 4. Een alternatieve benadering: mandatory and voluntary corporate actions.................................... 445 a. Omschrijving..................................... 445 b. Het verwerken van de corporate actions............ 446 c. Evaluatie......................................... 447 B. De teruggaveplicht......................................... 448 1. Principe: de teruggave ad nutum en in natura............ 448 2. De aard van de teruggaveverbintenis en aansprakelijkheid. 450 C. Corollaria van de bewaargevingsovereenkomst................ 452 1. Het gebruik van de effecten............................ 452 a. Algemeen........................................ 452 b. Het gebruik van de effecten......................... 452 2. De bezoldiging van de overeenkomst.................... 456 3. De onderbewaargeving................................ 458 3. Aanvullende bedingen in de rekening overeenkomst................. 461 4. De rekeningovereenkomst en het consumentenrecht................ 465 Afdeling III. Besluit.................................................. 468 HOOFDSTUK III. DE EFFECTENREKENING ALS REKENING-COURANT.............. 471 Afdeling I. De rekening-courant: algemeen............................. 471 1. Omschrijving van de rekening-courant............................ 471 2. Kenmerken van de rekening-courant.............................. 474 3. De theorie van het différé en het disponible.................... 477 Afdeling II. De rekening-courant voor effecten op rekening............... 480 1. Derdenbeslag op de effectenrekening op naam van een erkend rekeninghouder gehouden bij de vereffeningsinstelling.............. 481 2. Derdenbeslag op de effectenrekening op naam van de eigenaar van de effecten gehouden bij de rekeninghouder........................ 483 A. De vaststelling van het voorwerp van het derdenbeslag......... 483 B. De procedure tot uitvoering van het derdenbeslag............. 487 3. Rechtsvergelijkende noot met betrekking tot het derdenbeslag........ 487 Afdeling III. Besluit.................................................. 491 BESLUIT BIJ SUBDEEL B........................................... 493 xxvi
SUBDEEL I C. DE CREDITBOEKING INLEIDING........................................................ 497 HOOFDSTUK I. DE OVERSCHRIJVING VAN EFFECTEN............................. 499 Afdeling I. De uitvoering van de overschrijvingshandeling................ 499 1. De analogie tussen giraal geld en effecten op rekening............... 499 A. De overschrijving van geld: overzicht van de verschillende stromingen in de rechtsleer................................. 499 B. De analogie tussen geld- en effectenrekening.................. 503 2. De verhoudingen tussen de partijen die de overschrijving uitvoeren... 505 A. De verhouding tussen de opdrachtgever en de rekeninghouder van de opdrachtgever...................................... 507 B. De verhouding tussen de bank van de opdrachtgever en andere tussenkomende instellingen (waaronder de bank van de begunstigde)........................................... 511 Afdeling II. De herroepbaarheid van de overschrijvingsopdracht.......... 516 1. Overzicht...................................................... 516 2. De invloed van de Finaliteitsrichtlijn op de afwikkeling van de overschrijvingsopdracht......................................... 517 A. Vóór de inwerkingtreding van de Finaliteitsrichtlijn........... 517 B. Na de inwerkingtreding van de Finaliteitsrichtlijn............. 518 3. Het lot van de overschrijvingsopdracht buiten het toepassingsgebied van de Richtlijn.......................................... 522 A. De herroepbaarheid van de overschrijvingsopdracht naar gemeen recht (als uiting van de wil van de opdrachtgever)...... 523 B. De invloed van de interbancaire vereffening op de herroeping van de overschrijvingsopdracht.............................. 524 C. Besluit................................................... 526 HOOFDSTUK II. DE CREDITBOEKING.............................................. 527 Afdeling I. Het tijdstip van de eigendoms overdracht..................... 527 1. De eigendomsoverdracht inter partes.............................. 527 A. De verschillende stellingen.................................. 528 B. Een evaluatie van de verschillende stellingen en voorstel tot bepaling van het tijdstip van eigendomsoverdracht............. 531 xxvii
2. De gemeenrechtelijke eigendomsoverdracht erga omnes toegepast op de overdracht van effecten op rekening......................... 534 3. Band van het tijdstip van de eigendomsover dracht met het tijdstip van betalen.................................................... 535 4. De eigendomsoverdracht van effecten op rekening in het Franse recht. 536 5. Besluit........................................................ 542 Afdeling II. De geldigheid van de creditboeking......................... 543 1. De voorwaardelijkheid van de creditboeking..................... 544 2. Het ongedaan maken van de creditboeking........................ 548 Afdeling III. De bescherming van de derde verkrijger van een creditboeking............................................................ 553 1. De gemeenrechtelijke invulling van artikel 2279 B.W................ 554 A. Toepassingsvoorwaarden................................... 554 B. De twee functies van artikel 2279 B.W........................ 557 1. Een wijze van eigendomsverwerving.................... 557 2. Een vermoeden van eigendom.......................... 558 2. De toepassing van artikel 2279 en 2280 B.W. op effecten op rekening.. 560 A. De bescherming van de derde verkrijger te goeder trouw voor de wetgevende ingreep van 2005............................. 560 1. De uitvoering te goeder trouw als redmiddel............. 560 2. De onmogelijkheid om vervangbare zaken te individualiseren............................................... 561 3. Een wettelijke ingreep naar het voorbeeld van artikel 5 van de Wet Effecten van de Overheidsschuld............. 562 B. De toepassing van artikel 2279 B.W. op onlichamelijke goederen..................................................... 563 C. De vanuit de wet opgelegde toepassing van artikel 2279 B.W. op onlichamelijke effecten.................................. 565 3. De bescherming van de derde verkrijger te goeder trouw van effecten op rekening in internationaal perspectief....................... 566 4. Evaluatie en eigen voorstel tot bescherming van de verkrijger van een creditboeking........................................... 577 A. Een evaluatie van het huidige stelsel tot bescherming van de derde verkrijger te goeder trouw............................. 577 1. De inpassing van de effecten op rekening binnen het kader van artikel 2279/2280 B.W........................ 577 2. De hypothese van de effectencreatie en de bescherming van de derde verkrijger te goeder trouw.................. 579 B. Een voorstel dat strekt tot bescherming van de verkrijger van effecten op rekening.................................... 581 C. Besluit................................................... 582 xxviii
Afdeling IV. De zakenrechtelijke waarde van de creditboeking............ 583 HOOFDSTUK III. DE CREDITBOEKING IN DE INTERNATIONALE INITIATIEVEN.... 587 BESLUIT BIJ SUBDEEL C........................................... 591 BESLUIT BETREFFENDE DE RECHTSPOSITIE VAN DE TITULARIS VAN DE EFFECTENREKENING..................................... 593 DEEL II. RECHTSHANDELINGEN MET EFFECTEN OP REKENING INLEIDING........................................................ 597 HOOFDSTUK I. DE OVERDRACHT VAN HET EFFECT............................... 599 Afdeling I. De schenking van effecten op rekening....................... 599 1. De vormvrije schenking van effecten op rekening................... 599 A. De onrechtstreekse schenking............................... 599 B. De handgift............................................... 601 C. De verdoken schenking..................................... 603 2. Een evaluatie van de verschillende vorm vrije schenkingswijzen....... 603 Afdeling II. Overdrachtsbeperkingen................................... 608 HOOFDSTUK II HET VRUCHTGEBRUIK OP EFFECTEN OP REKENING.............. 611 Afdeling I. Het vruchtgebruik: omschrijving............................ 611 Afdeling II. Toegepast op effecten: vruchtgebruik of quasi-vruchtgebruik?.. 614 Afdeling III. Pand en vruchtgebruik................................... 618 Afdeling IV. De uitoefening van de rechten verbonden aan de effecten...... 618 Afdeling V. Besluit................................................... 619 HOOFDSTUK III. ZEKERHEDEN EN VOORRECHTEN OP EFFECTEN OP REKENING.. 621 Afdeling I. De Wet Financiële Zekerheden.............................. 622 1. Het toepassingsgebied van de Wet Financiële Zekerheden............ 622 A. Toepassingsgebied ratione materiae.......................... 622 B. Toepassingsgebied ratione personae.......................... 623 xxix
2. Het pand op effecten op rekening................................. 624 A. De vestiging van het pand.................................. 625 1. Het vereiste van de buitenbezitstelling................... 625 a. Doel van de buitenbezitstelling...................... 625 b. De buitenbezitstelling door het openen van een bijzondere rekening................................ 628 i. Het openen van een bijzondere rekening......... 628 ii. Andere manieren om een zekerheid op effecten te vestigen (?)................................. 629 c. De instelling waar de rekening geopend wordt........ 631 d. De partij op wiens naam de rekening geopend wordt... 632 2. Een vermoeden van eigendom in hoofde van de pandgever. 634 B. Het gebruiksrecht.......................................... 636 C. De verzilvering van het pand................................ 639 D. De niet-toepasbaarheid van bepaalde insolventievoorschriften.. 642 3. De eigendomsoverdracht tot zekerheid............................ 643 A. De eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid............... 644 1. Algemeen............................................ 644 2. De totstandkoming van de overeenkomst................ 646 3. De positie van de partijen.............................. 647 4. De verzilvering van de eigendomsoverdracht tot zekerheid............................................ 650 5. De niet-toepasbaarheid van bepaalde insolventievoorschriften............................................. 650 B. De cessie-retrocessieovereenkomst........................... 651 1. Algemeen............................................ 651 2. De totstandkoming van de overeenkomst................ 652 3. De verzilvering van de repo............................ 653 4. De niet-toepasbaarheid van bepaalde insolventievoorschriften............................................. 654 4. De marge-opvragingen.......................................... 654 5. De substitutie van zakelijke zekerheden........................... 657 Afdeling II. Collateral transacties in het UNIDROIT Ontwerpverdrag.... 661 1. Overzicht van de relevante bepalingen met betrekking tot zekerheden in het Ontwerp verdrag.................................... 662 2. Besluit........................................................ 663 Afdeling III. Het voorrecht van de vereffeningsinstelling en de rekening houder..................................................... 664 1. Het voorrecht van de tussenpersoon.............................. 664 2. Het voorrecht van de vereffeningsinstelling........................ 666 3. Bepalingen gemeenschappelijk aan beide voorrechten............... 667 xxx
4. Het voorrecht van de Nationale Bank van België.................... 670 Afdeling IV. Besluit.................................................. 671 HOOFDSTUK IV. DE LENING VAN EFFECTEN OP REKENING........................ 673 Afdeling I. Algemeen................................................. 673 Afdeling II. De juridische kwalificatie van de effectenlening............... 674 Afdeling III. De uitoefening van de rechten verbonden aan het effect....... 678 Afdeling IV. Besluit.................................................. 685 BESLUIT MET BETREKKING TOT DE RECHTSHANDELINGEN MET EFFECTEN OP REKENING.................................... 687 DEEL III. HET RECHT VAN TOEPASSING OP DE EFFECTEN OP REKENING INLEIDING. AFBAKENING......................................... 693 HOOFDSTUK I. HET RECHT VAN TOEPASSING OP DE EFFECTEN OP REKENING. EEN OVERZICHT VAN DE MOGELIJKE AANKNOPINGSFACTOREN. 697 Afdeling I. De klassieke aanknopings factor: de lex rei sitae/ lex situs/ lex cartae sitae-regel en de look-through benadering................... 697 Afdeling II. De aanknopingsfactor van de relevante tussenpersoon : de PRIMA benadering................................................ 700 1. Inleiding: de PRIMA -benadering............................... 700 2. De invulling van PRIMA op het Europese niveau................. 701 A. PRIMA in de Finaliteitsrichtlijn 1998/26/EG (Settlement finality) 701 B. PRIMA in de Insolventieverordening 1346/2000/EG........... 703 C. PRIMA in de Richtlijn 2001/24/EG betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (Winding up).......... 706 D. PRIMA in de Financiële-Zekerhedenrichtlijn 2002/47/EG (Collateral)................................................ 708 3. De invulling van PRIMA in het Belgische recht..................... 709 A. Artikel 91 van het Wetboek IPR............................. 709 B. De omzetting in het Belgische recht van de Finaliteitsrichtlijn... 713 C. Omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn Insolventie van kredietinstellingen......................................... 715 xxxi
D. De omzetting in het Belgisch recht van de Financiële- Zekerhedenrichtlijn........................................ 716 E. Besluit................................................... 718 4. Een blik over de grenzen......................................... 719 HOOFDSTUK II. HET VERDRAG VAN DEN HAAG OVER HET RECHT VAN TOEPASSING OP BEPAALDE RECHTEN MET BETREKKING TOT EFFECTEN GEHOUDEN BIJ EEN TUSSENPERSOON................. 725 Afdeling I. Het toepassingsgebied van het Verdrag van Den Haag.......... 725 1. Toepassingsgebied ratione materiae............................... 725 2. Het vereiste van een internationale factor en het principe van de universele toepassing van het Verdrag............................. 729 Afdeling II. Toepassingsgebied van het Verdrag en van het toepasselijke recht: zakelijke rechten............................................. 730 Afdeling III. Het Verdrag van Den Haag: Toepasselijk recht............... 733 1. De primaire aanknopingsfactor van artikel 4: het recht dat de rekeningovereenkomst beheerst.................................. 735 2. De secundaire cascade van aanknopings factoren van artikel 5........ 738 Afdeling IV. Het Verdrag van Den Haag: overige bepalingen.............. 739 HOOFDSTUK III. EEN EVALUATIE VAN DE EUROPESE EN INTERNATIONAAL- RECHTELIJKE REGELS............................................. 745 Afdeling I. Een evaluatie van de Europese PRIMA-regel.................. 745 Afdeling II. Een kritische evaluatie van het Verdrag van Den Haag......... 749 Afdeling III. Verzoening tussen de Europese PRIMA en het Verdrag van Den Haag?...................................................... 755 BESLUIT MET BETREKKING TOT HET RECHT VAN TOEPASSING OP DE EFFECTEN OP REKENING................................... 761 DEEL IV. BESLUIT HOOFDSTUK I. OVERZICHT VAN HET ONDERZOEK............................... 765 Inleidend........................................................... 765 Afdeling I. De rechtspositie van de titularis van de effectenrekening........ 766 xxxii
Afdeling II. De rechtshandelingen met effecten op rekening............... 772 Afdeling III. Het recht van toepassing op de effecten op rekening.......... 774 HOOFDSTUK II. SLOTBESCHOUWING.............................................. 777 BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE........................................ 781 TREFWOORDENREGISTER........................................ 831 xxxiii