Instructie voor Docenten Hoofdstuk 8 OPPERVLAKTE EN INHOUDSMATEN
Instructie voor docenten H8 OPPERVLAKTE EN INHOUDSMATEN DOELEN VAN DIT HOOFDSTUK: Leerlingen kunnen omtrek berekenen en weten wat omtrek betekent. Leerlingen kunnen oppervlakte berekenen en weten wat oppervlakte betekent. Leerlingen kunnen inhoud berekenen en weten wat inhoud betekent. Leerlingen weten wat een liter en een kuub is. H8.1: OMTREK, OPPERVLAKTE EN INHOUD Sheet 4 Als je een gat in deze kaart zou knippen, zou jij er dan doorheen kunnen kruipen? (ja/nee?) Laat de leerlingen hun antwoord op een blaadje schrijven. Sheet 5 Filmpje over hoe je door een briefkaart kunt stappen. Het filmpje duurt 1 minuut en 14 sec. Wat gebeurt er met de oppervlakte van de kaart als je deze zo knipt? En wat gebeurt er met de omtrek van de kaart? Sheet 6 De omtrek is de lengte om de buitenkant van de figuur. Het is alsof je de buitenlijn openknipt en uitvouwt tot een rechte lijn en daar de lengte van meet. Sheet 7 Je rekent de omtrek van een figuur uit, door de lengtes van alle zijden bij elkaar op te tellen.
Sheet 8 Bekijk de twee plaatjes. Bij de rechthoek en een vierkant kun je sneller en makkelijker de omtrek berekenen. Sheet 9 Je rekent de oppervlakte van een figuur uit, door in dit geval het aantal hokjes te tellen. Sheet 10 Je rekent de oppervlakte van een figuur uit, door in dit geval het aantal hokjes te tellen. Sheet 11 Extra voorbeelden van de oppervlakte berekenen. Kijk goed naar de uitgewerkte voorbeelden. Sheet 12 De driehoek is precies de helft van de rechthoek. De oppervlakte is dus de helft van de oppervlakte van de rechthoek. Oppervlakte rechthoek: 4 x 6 = 24 Oppervlakte driehoek: 24 : 2 = 12 Sheet 13 Controle-opdracht Eerst maak je zelf de opdracht. Daarna is het gemakkelijk te controleren of je de instructie begrepen hebt. Samengevat: De figuren hebben dezelfde omtrek, maar niet dezelfde oppervlakte.
Sheet 14 Controle-opdracht Kijk je naar de grootte van kubussen en balken dan kijk je meestal naar de inhoud. Net als bij omtrek en oppervlakte, zit de betekenis eigenlijk al in het woord zelf: inhoud. De inhoud geeft aan hoe veel er in een figuur past. Dus om aan te geven hoe vaak een bepaalde eenheid, bijvoorbeeld een kubusje van 1 cm bij 1 cm bij 1cm, in de figuur past. De inhoud van een kubus van 1 cm bij 1 cm bij 1 cm schrijf je als cm³; De inhoud van een kubus van 1 m bij 1 m bij 1 m schrijf je als m³, enzovoort. Sheet 15 Bewegend plaatje De balk vult zich met kleine kubusjes. Sheet 16 Uitwerking voorbeeldopgave De inhoud kun je uitrekenen met de formule: Inhoud = breedte x diepte x hoogte = 2,35 x 2,84 x 2,39 = 15,95086 m³. Dat antwoord moet je afronden op twee decimalen. 15,95086 ligt tussen 15,95 en 15,96. Het ligt het dichtste bij 15,95; dat zie je aan de 0 op de derde plek na de komma. De inhoud van de container is dus 15,95 m³. H8.2: VERGROTEN EN VERKLEINEN Sheet 18 Laat de leerlingen alleen of in tweetallen nadenken en hun antwoord op een blaadje schrijven. Sheet 19 Het antwoord is afhankelijk van wat er met 2 keer zo groot wordt bedoeld: Bij een 2 keer zo groot oppervlak heb je 100 extra tegels nodig. Bij 2 keer zo lang én 2 keer zo breed heb je 300 extra tegels nodig. Sheet 20 Voor elke richting waarin je vergroot, wordt de oppervlakte met diezelfde factor groter.
H8.3: STANDAARD EENHEDEN Sheet 22 De basiseenheid voor lengte is de meter. Bijvoorbeeld: 30 hm = 30 100 m = 3000 m = 3 km. Samenwerkingsopdracht Geef leerlingen in tweetallen de tijd om met elkaar de betekenissen te oefenen. De ene leerling noemt het voorvoegsel, de andere leerling de betekenis. Zet de timer op bijvoorbeeld 2 minuten. Na die tijd wisselen de leerlingen van rol. Tip! Als dit makkelijk gaat, laat de leerlingen het dan andersom proberen. De ene Leerling geeft de betekenis en de andere leerling benoemt het voorvoegsel dat erbij hoort. Sheet 23 Hoe vaak past één vierkantje van 1 cm bij 1 cm in een vierkant van 1 dm bij 1 dm? De ² boven de cm staat voor een kwadraat. Dat betekent hier: centimeter centimeter. Bij oppervlakte spreek je dat uit als vierkante centimeter. Wat betekent dm²? Na een muisklik. Je vergroot de lengte én de breedte 10 keer. De oppervlakte wordt dus 100 keer zo groot. Sheet 24 Hoe vaak past één blokje van 1 cm bij 1 cm bij 1cm in een blok van 1 dm bij 1 dm bij 1 dm? De ³ boven de cm staat voor kubieke. Dat betekent hier: centimeter centimeter centimeter. Je spreekt het uit als kubieke centimeter. Wat betekent dm³? Na een muisklik. Je vergroot de lengte én de breedte én de hoogte 10 keer. De oppervlakte wordt dan 10 10 10 = 1000 keer zo groot. Sheet 25 Samengevat Bij oppervlakte hoort bij elke stap in het voorvoegsel een factor 100. Bij inhoud hoort bij elke stap in het voorvoegsel een factor 1000. H8.4: INHOUDSMATEN Sheet 27 Je hebt geleerd dat je de inhoud aan kunt geven met maten als m³ en cm³. Een kubus van 1 m bij 1 m bij 1 m heeft een inhoud van 1 m³. Een kubus van 1 dm bij 1 dm bij 1 dm heeft een inhoud van 1 dm³. Enzovoort. Er zijn ook nog twee andere eenheden die je kunt gebruiken om de inhoud aan te geven: liter en kuub. Kuub gebruik je bij grote hoeveelheden, bijvoorbeeld bij zand, hout voor de openhaard of de inhoud van een huis. Je zegt: Het huis heeft een inhoud van ongeveer 400 kuub.
Sheet 28 De voorwerpen die je op de sheet ziet, zijn allemaal voorbeelden van een liter. 1 liter = 1 dm³. Je kort liter vaak af als: l. Ondersteun de sheet door een liter water in een dm³ te gieten. Heb je niet een bakje dm³ in school, kun je mogelijk een filmpje opzoeken op het internet zodat leerlingen zien dat 1 liter daadwerkelijk in 1 dm³ past. Sheet 29 Bij liter gebruik je dezelfde voorvoegsels als bij meter en gram. In het dagelijks leven gebruik je vooral ml, cl, dl en l. Uitwerking controleopdracht: Het voorvoegsel c betekent centi. cl spreek je uit als centiliter. Centi betekent 1/100 dus: 1 l = 100 cl én 5 l = 500 cl