Situatie 1 1.1 Anne is een eerstejaars student (18 jaar). Ze is halverwege haar stage bij u in groep 4. Vandaag geeft ze een taalles over hoofdletters. Ze laat de leerlingen eerst vijf oefenzinnetjes maken waarbij ze telkens één woord in moeten vullen met of zonder hoofdletter. Wanneer Anne de oefening nabespreekt maakt ze bij de laatste zin een fout. Ze zegt dat je het invulwoord Pasen zonder hoofdletter schrijft. 1.2 Vervolgens geeft Anne een uitleg over wanneer je wel en niet een hoofdletter schrijft. Ze heeft hiervoor een aantal voorbeeldzinnen op het bord geschreven en legt uit welke woorden wel en niet met een hoofdletter geschreven moeten worden. Ze noemt daarbij de bijbehorende taalregels. Al snel merkt u dat ze vergeten is om de zinnen op het bord te beginnen met een hoofdletter en deze regel komt ook niet naar voren in haar uitleg. 1.3 De laatste zin op het bord is: De eerste maanden van het jaar zijn Januari en Februari. Bij deze zin legt Anne uit dat januari en februari met een hoofdletter geschreven moeten worden, omdat de regel is dat maanden altijd met een hoofdletter beginnen. Deze uitleg klopt natuurlijk niet.
Situatie 2 2.1 Suzanne (18 jaar) zit in het eerste jaar van de PABO. Ze loopt nu bijna 3 maanden stage bij u in groep 4. Vandaag is Suzanne een rekenles aan het geven. Na een paar minuten beginnen twee kinderen Kay en Sven, in een tafelgroepje achter in de klas, zachtjes met elkaar te fluisteren over andere dingen dan het rekenen. U weet niet of Suzanne het niet door heeft, of dat zij er niks van wil zeggen, maar zij onderneemt in ieder geval geen actie en gaat gewoon door met haar rekeninstructie. 2.2 Terwijl Kay en Sven blijven kletsen, beginnen ook twee andere kinderen aan de andere kant van de klas afgeleid te raken: Lotte en Kevin. Lotte laat de inhoud van haar etui aan Kevin zien, waarop Kevin druk begint te rommelen in zijn eigen kastje. Suzanne zegt er niks van. De andere kinderen in het tafelgroepje van Lotte en Kevin hebben inmiddels ook hun aandacht verloren en letten meer op wat Lotte en Kevin aan het doen zijn, dan op de rekeninstructie. Daarnaast zijn Kay en Sven aan de andere kant van de klas nog steeds aan het kletsen en beginnen nu ook de rest van hun tafelgroepje erbij te betrekken. 2.3 Halverwege de rekeninstructie is bijna de hele klas afgeleid en luisteren alleen nog maar de twee voorste tafelgroepjes naar Suzanne. Suzanne probeert de aandacht van de kinderen terug te krijgen, maar de kinderen achter in de klas gaan onverstoord verder met kletsen, lachen en rommelen.
Situatie 3 3.1 Sofie (21 jaar) loopt bij u stage in groep 4. Ze is halverwege haar derde studiejaar. Sofie geeft vandaag een buitenles over insecten. Tijdens jullie gezamenlijke voorbereiding leek Sofie erg goed voorbereid, maar toch maakt Sofie nu een fout. Wanneer ze de klas vertelt hoe spinnen van insecten te onderscheiden zijn zegt Sofie dat spinnen altijd zes poten hebben en insecten altijd acht. Dit klopt natuurlijk niet. Spinnen hebben altijd acht poten en insecten altijd zes. 3.2 Vervolgens blijkt ook dat Sofie waterdieren niet van landdieren kan onderscheiden. Sofie vertelt de leerlingen dat kikkers alleen in het water kunnen leven en niet op het land. Ook dit klopt niet. 3.3 Nu blijkt dat Sofie eigenlijk helemaal niet goed is voorbereid en heel veel fouten maakt in haar instructie. Ze haalt niet alleen het onderscheid tussen spinnen en insecten en het verschil tussen water- en landdieren door elkaar. Sofie benoemt nu ook de middelen waarmee de leerlingen de buitenles gaan uitvoeren verkeerd. Sofie legt de kinderen uit hoe zij met het vergrootglas moeten werken, maar in plaats van vergrootglas zegt Sofie steeds verrekijker.
Situatie 4 4.1 Sanne is een derdejaars student (21 jaar). Ze loopt nu al een paar weken stage bij u in groep 4. Nadat Sanne haar taalinstructie heeft gegeven gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag. In deze groep wordt gewerkt met een stoplicht. Het stoplicht wordt op het digibord geprojecteerd met het rode licht aan. Een rood licht betekent dat de leerlingen niet met elkaar mogen overleggen en dat de leerkracht niet beschikbaar is. Sanne geeft aan de instructietafel verlengde instructie aan een groepje kinderen. In vijf minuten tijd zijn er al drie kinderen, Mike, Koen en Lieke, naar Sanne toegekomen met klachten over elkaar. De andere leerlingen zijn rustig aan het werk. Sanne vertelt Mike, Koen en Lieke dat zij nu even niet beschikbaar is voor hen, omdat ze verlengde instructie aan het geven is. Zij zegt daarbij ook dat zij straks naar hen toe zal komen. Mike, Koen en Lieke gaan niet verder met hun werk maar blijven in de buurt van Sanne staan. 4.2 Sanne geeft de kinderen aan de instructietafel een korte opdracht, zodat zij naar Mike, Koen en Lieke toe kan om hun verhaal aan te horen. Sanne lost het probleem van de drie kinderen op en keert terug naar de instructietafel. Daar zijn de kinderen ondertussen klaar met de opdracht die ze moesten maken en twee kinderen zitten nu op elkaars handen te schrijven. Sanne spreekt deze kinderen hierop aan. Ondertussen gooien Mike, Koen en Lieke elkaars schriften op de grond, en Lieke begint te huilen. Sanne gaat hierop af. De kinderen aan de instructietafel gaan nu op hun eigen handen tekenen. 4.3 Sanne is in gesprek met Mike, Koen en Lieke. De rest van de klas is inmiddels klaar met haar werk en begint te kletsen. Twee kinderen, Nahima en Gijs, lopen naar de instructietafel en beginnen een gesprek met de kinderen die aan deze tafel zitten. Sanne lijkt eerst niet door te hebben dat de kinderen allemaal met iets anders bezig zijn, maar dan ziet ze dat de leerlingen allemaal met iets anders bezig zijn. Ze onderbreekt het gesprek met Mike, Koen en Lieke. Ze spreekt de klas aan op het ongewenste gedrag, maar dit heeft geen effect. Lieke blijft ondertussen huilen omdat ze ontdekt heeft dat haar schrift gescheurd is. Sanne loopt opnieuw naar het drietal toe, onder andere om Lieke te troosten. Ondertussen hebben zowel de kinderen aan de instructietafel als de rest van de klas geen nieuwe taak gekregen of een aanwijzing over wat zij nu mogen doen.