4.1 Hoeken en graden [1]

Vergelijkbare documenten
7.1 Symmetrie[1] Willem-Jan van der Zanden

3.1 Soorten hoeken [1]

HOOFDSTUK 2 TRANSFORMATIES

2.1 Cirkel en middelloodlijn [1]

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Draaisymmetrie en lijnsymmetrie

Soorten lijnen. Soorten rechten

1. Ik kan vormen en figuren herkennen en gebruiken met bijbehorende wiskundige vaktaal.

Thema 1. Meetkunde. Klas Naam: Klas:

werkschrift driehoeken

Hoofdstuk 13 SYMMETRIE VWO. b A, H, I, M, O, T, U, V, W, X, Y c B, C, D, E, H, I, K, O, X 13.0 INTRO

Basisconstructies, de werkbladen 1 Het midden van een lijnstuk

Hoofdstuk 13 SYMMETRIE VWO. b A, H, I, M, O, T, U, V, W, X, Y c B, C, D, E, H, I, K, O, X 13.0 INTRO

INHOUDSTABEL. 1. TRANSFORMATIES (fiche 1) SYMMETRIE (fiche 2) MERKWAARDIGE LIJNEN IN EEN DRIEHOEK (fiche 3)...6

Kernbegrippen Kennisbasis wiskunde Onderdeel meetkunde

1 Het midden van een lijnstuk

1. rechthoek. 2. vierkant. 3. driehoek.

Vlakke meetkunde. Verwijzingen naar definities en stellingen die bij een bewijs mogen worden gebruikt zonder nadere toelichting.

Hoofdstuk 8 : De Cirkel

Wiskunde Opdrachten Vlakke figuren

Samenvatting stellingen uit de meetkunde Moderne Wiskunde voor het VWO (bovenbouw)

Thema 16: Symmetrie vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

BRUGPAKKET 8: VLAKKE FIGUREN

Antwoordmodel - Vlakke figuren

Lijst van alle opdrachten versie 13 mei 2014

Ruimtelijke oriëntatie: plaats en richting

Lijst van formules en verwijzingen naar definities/stellingen die in het examen vwo wiskunde B wordt opgenomen

Thema 08: Hoeken vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Open het programma Geogebra. Het beginscherm verschijnt. Klik voordat je verder gaat met je muis ergens in het

wiskunde B pilot havo 2016-I

8.1 Gelijkvormige en congruente driehoeken [1] Willem-Jan van der Zanden

10 Afstanden. rood. even ver van A als van C even ver van A, van C en van E. 10 m. blauw

9.0 Voorkennis [1] Definitie bissectrice: De bissectrice van een hoek is de lijn die de hoek middendoor deelt. Willem-Jan van der Zanden

Overzicht eigenschappen en formules meetkunde

Hoofdstuk 13 SYMMETRIE HAVO. b A, H, I, M, O, T, U, V, W, X, Y c B, C, D, E, H, I, K, O, X 13.0 INTRO

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 maandag 23 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Voorkennis meetkunde (tweede graad)

1 a. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 1 hieronder? b. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 2 hieronder? c. Hoeveel hoekpunten heeft figuur 3 hieronder?

Let op: Indien van toepassing: schrijf berekeningen bij de opdrachten. Gebruik bij de tekeningen een passer en geodriehoek/hoekmeter.

PARATE KENNIS & VAARDIGHEDEN WISKUNDE 1 STE JAAR 1. TAALVAARDIGHEID BINNEN WISKUNDE. a) Begrippen uit de getallenleer ...

Thema: Hoeken vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

4 ab. 5 a lijnstuk b lijnstuk c halve lijn d lijnstuk. 6 a. 7 a. 8 ac. b 20 mm. 9 a. de Wageningse Methode Antwoorden H10 AFSTANDEN 1

Hoofdstuk 4: HOEKEN. 4.5 Overstaande hoeken, aanliggende hoeken en nevenhoeken

Atheneum Wispelberg - Wispelbergstraat Gent Bijlage - Leerfiche (3 e jaar 5u wiskunde): Meetkunde overzicht

Spelen met passer en liniaal - werkboek

Morenaments Ornamenten met symmetrie. Werkblad vooraf met begeleidende tekst en oplossingen

Thema: Symmetrie vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

2. Antwoorden meetkunde

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

Vlakke meetkunde en geogebra

Vl. M. Nadruk verboden 1

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

Examen havo wiskunde B 2016-I (pilot)

Hoofdstuk 1 : Hoeken ( Zie ook : boek pag 1 tot en met pag 33)

Eindexamen vwo wiskunde B 2013-I

Thema: Hoeken vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

2 Lijnen en hoeken. De lijn

Examen havo wiskunde B 2016-I (oefenexamen)

Cijfers en letters 1 niveau 1 en 2

14.0 Voorkennis. sin sin sin. Sinusregel: In elke ABC geldt de sinusregel:

9.1 Spiegelen. bledzijdel26. 3 nt: de ene pasfoto is de linkerhelft twee keer afgedrukt. Bij de andere de rechterhelft twee keer afgedrukt.

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

Examen VWO wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

64 (vierenzestig) Handelingswijzer Vak: rekenen, methode: De wereld in getallen, groep: 4

11.1 De parabool [1]

Samenvatting wiskunde havo 4 hoofdstuk 5,7,8 en vaardigheden 3 en 4 en havo 5 hoofdstuk 3 en 5 Hoofdstuk 5 afstanden en hoeken Voorkennis Stelling van

Hoofdstuk 2 Vlakke meetkunde

Noorderpoortcollege School voor MBO Stadskanaal. Reader. Wiskunde MBO Niveau 4 Periode M. van der Pijl.

Hoofdstuk 6 Driehoeken en cirkels uitwerkingen

Bedoeling: Doelen: Leerplandoelen wiskunde (VVKBaO):

K 1 Symmetrische figuren

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

Hoeveel euro moet Iris voor het skiën van haar kinderen betalen? Schrijf hieronder je antwoord op. ...

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 18 mei 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde B vwo 2016-I

Erik de Bruin werd in 1990 met een worp van 64,46 m tweede bij de Europese kampioenschappen.

Handig met getallen 4 (HMG4), onderdeel Meetkunde

E = mc². E = mc² E = mc² E = mc². E = mc² E = mc² E = mc²

4.0 Voorkennis. 1) A B AB met A 0 en B 0 B B. Rekenregels voor wortels: Voorbeeld 1: Voorbeeld 2: Willem-Jan van der Zanden

12 a Middelloodlijn. b Bissectrice. 13 a 0, 1 of 3 b Gelijkbenige driehoek. 14 a 4 b 2 c 2. e 1

Junior Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Noordhoff Uitgevers bv

afstanden handleiding inhoudsopgave 1 de grote lijn 2 applets 3 bespreking per paragraaf 4 tijdsplan 5 materialen voor een klassengesprek afstanden

Deze stelling zegt dat je iedere rechthoekige driehoek kunt maken door drie vierkanten met de hoeken tegen elkaar aan te leggen.

Lijnen van betekenis meetkunde in 2hv

Onthoudboekje rekenen

wiskunde B vwo 2015-II

12.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los de vergelijking sin(a) = 0 op. We zoeken nu de punten op de eenheidscirkel met y-coördinaat 0.

Examen VWO. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VMBO-BB. wiskunde CSE BB. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

werkschrift passen en meten

W i s k u n d e. voor de eerste klas van het gymnasium UITWERKINGEN AUTEUR: JOHANNES SUPIT

Kegelsneden. Figuur 1 Figuur 2 PYTHAGORAS FEBRUARI 2015

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

De vergelijking van Antoine

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Transcriptie:

4.1 Hoeken en graden [1] Een hoek heeft twee benen (halve lijnen); De twee benen komen samen in het hoekpunt. Een rechte hoek geef je aan met het symbool (Hoek E) Een scherpe hoek is kleiner dan een rechte hoek; (Hoek A en C) Een stompe hoek is groter dan een rechte hoek; (Hoek B, D en F) 1

4.1 Hoeken en graden [1] Als beide benen in elkaars verlengde liggen ( rechte lijn ) is het een gestrekte hoek. Dit is het geval bij hoek D; Als je helemaal rond gaat, krijg je een volle hoek. Dit is het geval bij hoek E. 2

4.1 Hoeken en graden [2] De grootte van een hoek ( ) wordt aangegeven met graden; Een rechte hoek ( E )heeft een grootte van 90 graden (90 ); Een scherpe hoek ( A, C ) is dus altijd kleiner dan 90 ; Een stompe hoek ( B, D, F ) is dus altijd groter dan 90 ; Een gestrekte hoek heeft een grootte van 180 ; Een volle hoek heeft een grootte van 360. 3

4.1 Hoeken en graden [3] Om 3 uur heeft de kleine wijzer van de klok 90 graden afgelegd. (Om 12 uur staat de kleine wijzer recht omhoog) Om 2 uur heeft de kleine wijzer van de klok 60 graden afgelegd. Om 1 uur heeft de kleine wijzer van de klok 30 graden afgelegd. Conclusie: De kleine wijzer legt in één uur 30 graden af. 4

4.1 Hoeken en graden [3] Om kwart over twaalf heeft de grote wijzer van de klok 90 graden afgelegd. (Op het hele uur staat de grote wijzer recht omhoog) Om tien over twaalf heeft de grote wijzer van de klok 60 graden afgelegd. Om vijf over twaalf heeft de grote wijzer van de klok 30 graden afgelegd. Conclusie: De grote wijzer legt in vijf minuten 30 graden af. 5

4.1 Hoeken en graden [3] Kleine wijzer: Tijd 1 uur 3 uur 6 uur 12 uur Graden 30 90 180 360 Tijd 60 min. 30 min. 10 min. 1 min. Graden 30 15 5 0.5 Grote wijzer: Tijd 5 min 1 min 30 min 60 min Graden 30 6 180 360 6

4.1 Hoeken en graden [3] Bereken de hoek tussen de wijzers als het half 3 is: Stap 1: Bereken de afgelegde afstand van de grote wijzer 30 minuten = 180 Stap 2: Bereken de afgelegde afstand van de kleine wijzer 2 uur = 2 30 = 60 30 minuten = 30 ½ = 15 2½ uur = 60 + 15 = 75 Stap 3: Bereken de hoek tussen de twee wijzers. Hoek tussen wijzers = 180-75 = 105 7

4.1 Hoeken en graden [3] Bereken de hoek tussen de wijzers als het 18:52 uur (of 6:52 uur) is: Stap 1 (Grote wijzer): 52 minuten = 52 6 = 312 Afstand grote wijzer = 300 + 12 = 312 Stap 2 (Kleine wijzer): 6 uur = 6 30 = 180 52 minuten = 52 ½ = 26 Afstand kleine wijzer = 180 + 26 = 206 Stap 3: De hoek tussen beide wijzers wordt nu: 312-206 = 106 8

4.1 Hoeken en graden [3] Bereken de hoek tussen de wijzers als het 10:15 is: Stap 1 (Grote wijzer): 15 minuten = 15 6 = 90 Stap 2 (Kleine wijzer): 10 uur = 10 30 = 300 15 minuten = 15 ½ = 7½ Afstand kleine wijzer = 300 + 7½ = 307½ Stap 3: De hoek tussen beide wijzers wordt nu: 307½ - 90 = 217½ De kleinste hoek tussen beide wijzers is nu: 360-217½ = 142½ Let op: De uitkomst moet bij dit soort sommen altijd 180 of kleiner zijn. 9

4.2 Hoeken meten en tekenen [1] 10

4.2 Hoeken meten en tekenen [2] 11

4.2 Hoeken meten en tekenen [3] 12

4.3 Hoeken berekenen [1] In deze figuur zijn vier hoeken te vinden: S 1, S 2, S 3 en S 4. De volgende hoeken zijn gestrekte hoeken: S 12, S 23, S 34, S 14. De volgende hoeken zijn overstaande hoeken: S 1 en S 3 S 2 en S 4. Overstaande hoeken zijn even groot: S 1 = S 3, S 2 = S 4 13

4.3 Hoeken berekenen [1] Voorbeeld 1: Bereken S 4 als je weet dat S 2 = 130 S 4 = S 2 (overstaande hoek) S 4 = 130 Let op: Schrijf op waarom je een bepaalde berekening met een hoek mag doen. 14

4.3 Hoeken berekenen [1] Voorbeeld 2: Bereken S 4 als je weet dat S 1 = 50 S 4 = 180 - S 1 (gestrekte hoek) S 4 = 180 50 S 4 = 130 Let op: Schrijf op waarom je een bepaalde berekening met een hoek mag doen. 15

4.4 Lijnsymmetrie[1] Al de drie figuren hierboven zijn lijnsymmetrisch; Je kunt ze op één of meerdere manieren dubbelvouwen zodat de ene helft het spiegelbeeld van de andere helft is; De vouwlijn heet de symmetrieas/spiegelas; De vlinder heeft één symmetrieas; Het verkeersbord heeft vier symmetrieassen; De sneeuwvlok heeft zes symmetrieassen. 16

4.4 Lijnsymmetrie[2] Let op: Laat de hulplijnen staan; Let op de tekens voor even lange lijnstukken; Let op de loodrecht tekens; De figuur waar je vanuit gaat heet het origineel; De figuur die je erbij tekent heet het spiegelbeeld of beeld. 17

4.4 Lijnsymmetrie[3] De gestippelde lijn staat loodrecht op het lijnstuk AB; De gestippelde lijn gaat door het midden van het lijnstuk AB. Middelloodlijn: De lijn die door het midden van een lijnstuk gaat en er loodrecht op staat. Elk punt op de middelloodlijn van lijnstuk AB ligt even ver van A als van B; Alle punten die even ver van A als van B liggen, zijn samen de middelloodlijn van het lijnstuk AB. 18

4.4 Lijnsymmetrie[3] 19

4.4 Lijnsymmetrie[4] Bissectrice (of deellijn): Dit is een lijn, die een hoek door de midden deelt. Voor elk punt dat op de bissectrice ligt, geldt: de afstand tot beide benen van de hoek is gelijk. 20

4.5 Draaisymmetrie[1] Het rode kruis hierboven is draaisymmetrisch. Als je de figuur draait om het draaipunt zonder helemaal rond te gaan, krijg je hetzelfde rode kruis weer terug. Helemaal rond = 360 ; 4 stappen nodig om rond te zijn; Per stap 360 : 4 = 90 ; 90 = kleinste draaihoek. De figuur heeft een draaihoek van 180 en is ook puntsymmetrisch. 21

4.5 Draaisymmetrie[1] Helemaal rond = 360 ; 3 stappen nodig om rond te zijn; Per stap 360 : 3 = 120 ; 120 = kleinste draaihoek; De figuur heeft geen draaihoek van 180 en is dus niet puntsymmetrisch. 22

4.5 Draaisymmetrie[1] Helemaal rond = 360 ; 5 stappen nodig om rond te zijn; Per stap 360 : 5 = 72 ; 72 = kleinste draaihoek; De figuur heeft geen draaihoek van 180 en is dus niet puntsymmetrisch. 23

4.5 Draaisymmetrie[2] 24