UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Vergelijkbare documenten
Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Commissie van Beroep VO

106384/106490/ Werknemer (3) heeft recht op promotie op basis van het entreerecht. UITSPRAAK

Commissie van beroep vo

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: mevrouw mr. N.R.H.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

Commissie van Beroep PO

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

SAMENVATTING / / Beroepen (3) tegen ontslag wegens opheffing betrekking; PO

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

SAMENVATTING ADVIES. de bestuurscommissie van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Commissie van Beroep voor het VO en HBO ingesteld door de Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

UITSPRAAK. het bestuur van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is ongegrond, omdat er voldoende redenen voor waren.

SAMENVATTING UITSPRAAK

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

1.2 Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 juni 2014 beroep bij de Commissie ingesteld.

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Bezwarencommissie CAO-VO SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Commissie van Beroep BVE

BEZWARENCOMMISSIE FUNCTIEAARDERING VOOR HET CHRISTELIJK EN ALGEMEEN BIJZONDER PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 lid 1 onder h WMS (wijziging taakbelasting binnen het personeel)

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. [Verweerder] het College van Bestuur van [Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

UITSPRAAK. de deelmedezeggenschapsraad van het A te B, verzoeker, hierna te noemen de DMR gemachtigde: mevrouw mr. J.M.M. Janssen

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING U I T S P R A AK

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep VO

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET PROTESTANTS CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS EN HOGER BEROEPSONDERWIJS. UITSPRAAK CvB.VO-HBO U.2015.

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van de A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

SAMENVATTING U I T S P R A AK

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Transcriptie:

107773 - Beroep tegen onthouding van promotie. Terugplaatsing van docent LD naar docent LC mocht, omdat de werknemer niet voldeed aan de functievereisten docent LD UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. E.W. Weevers en het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A. Klaassen 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 20 juni 2017, ingekomen op 21 juni 2017 en aangevuld op 6 juli 2017, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 11 mei 2017 om hem per 1 augustus 2017 terug te plaatsen in de functie van docent LC. De werkgever heeft op 19 september 2017 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 30 oktober 2017 te Utrecht. A verscheen, vergezeld van zijn vader, in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer D, teamleider 2, 3 en 4 mavo, en de heer E, personeelsfunctionaris, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. A heeft een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN A, geboren 23 september 1986, is sinds 6 maart 2007 in dienst van de werkgever. A is werkzaam als docent Aardrijkskunde bij de Christelijke Scholengemeenschap F vallende onder de werkgever, in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo 2016-2017. A heeft op 11 juni 2014 zijn eerstegraadsbevoegdheid Aardrijkskunde behaald. Vanaf het schooljaar 2015-2016 geeft A 50% of meer van zijn lessen in de bovenbouw havo/vwo. A is bij brief van de werkgever van 29 januari 2016 per 1 augustus 2015 benoemd als docent LD. Bij brief van 11 mei 2017 deelt de werkgever A mee dat hij per 1 augustus 2017 zal worden terug geplaatst in de functie van Docent LC, omdat hij niet voldoet aan de functie-vereisten zoals beschreven in de functiebeschrijving van Docent LD. Tegen deze beslissing is het beroep gericht. 107773/ uitspraak d.d. 11 december 2017 pagina 1 van 5

3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A stelt dat de beslissing tot terugplaatsing in strijd is met artikel 5.2 cao vo, waarin 1 augustus 2016 is opgenomen als uiterste datum voor terugplaatsing in de oude functie. Dat betekent dat terugplaatsing na 1 augustus 2016 niet meer mogelijk is. De met de medezeggenschapsraad overeengekomen afwijkende regeling is in strijd met artikel 18 lid 2 Wms: een bevoegd gezag kan in overleg met de medezeggenschapsraad geen regeling treffen over een aangelegenheid waarin de cao reeds voorziet. Dat de werkgever stelt dat A niet had kunnen worden benoemd als LD-docent dan wel dat deze benoeming nietig is, begrijpt A niet. Het entreerecht is op zijn situatie van toepassing doordat hij onder het overgangsrecht van artikel 5.2 lid 1 cao vo valt. De werkgever erkent dat ook door in de bestreden beslissing op te nemen dat hij per 1 augustus 2015 in het kader van het entreerecht in een LD-functie is geplaatst. A mocht derhalve uitgaan van een benoeming als LD-docent in het kader van het entreerecht. De werkgever kan daar op een later moment niet op terugkomen. A heeft steeds meegewerkt aan hetgeen van hem werd gevraagd als docent LD en de werkgever wekte ook de indruk dat hij op de goede weg was. Pas op 20 april 2017 is hem mondeling meegedeeld dat hij niet voldeed aan de functie-eisen van een docent LD. De werkgever voert daartegen aan dat het entreerecht per 31 juli 2015 is vervallen. Derhalve is de regeling van het entreerecht niet van toepassing en is er sprake van een nietige benoeming. A is benoemd als docent LD, omdat de werkgever destijds is meegegaan met de stelling van de gemachtigde van A dat hij aanspraak maakte op het entreerecht. Er is gehandeld als ware het een benoeming in het kader van het entreerecht. Achteraf bezien is dat niet juist gebleken. Als gevolg daarvan bekleedt A onverkort de functie van docent LC. Omdat er sprake is van een reguliere benoeming (buiten het entreerecht om) is er strikt genomen sprake van een functioneringsdiscussie en is het beroep niet-ontvankelijk. De regeling met betrekking tot terugplaatsing in het kader van het entreerecht is in overleg met de MR en louter ten behoeve van de werknemers verruimd. De werkgever vond dat de werknemers een langere periode mochten krijgen om te laten zien dat zij voldoen aan de vereisten behorende bij de functie van docent LD omdat er anders een vrij korte periode overbleef voor die docenten die op een later moment dan op 1 augustus 2014 in de LD-functie waren benoemd. Overigens voldeed A zowel per 1 augustus 2016 als per 1 augustus 2017 niet aan de vereisten voor een structurele benoeming als docent LD. Aan A is inderdaad aangegeven dat hij op de goede weg is, maar hij is nog niet op het niveau dat van een LD-docent mag worden verwacht. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid A heeft zijn beroep gericht tegen de beslissing van de werkgever van 11 mei 2017 om hem terug te plaatsen in de functie van Docent LC. Hetgeen appellant stelt is bepalend voor de bevoegdheid van de Commissie. A heeft gemotiveerd aangegeven dat er sprake is van een besluit tot het direct of indirect onthouden van promotie zoals genoemd in artikel 20 lid 1 cao vo. Derhalve is de Commissie bevoegd kennis te nemen van het beroep. 107773/ uitspraak d.d. 11 december 2017 pagina 2 van 5

De ontvankelijkheid De Commissie heeft eerder in de zaken over het entreerecht geoordeeld dat onder promotie dient te worden verstaan de overgang in het kader van het entreerecht naar een (docenten)functie met een hogere salarisschaal. Partijen verschillen van mening over de vraag of A per 1 augustus 2015 al dan niet op basis van het entreerecht is benoemd in een LD-functie. Vaststaat dat de werkgever A bij brief van 29 januari 2016 met ingang van 1 augustus 2015 heeft benoemd in de functie van docent LD. In voornoemde brief wordt niet gesproken over een benoeming op basis van het entreerecht. Evenmin blijkt uit de brief dat de benoeming een voorwaardelijk karakter had. Uit het bepaalde in artikel 5.2 cao vo 2016-2017 en de daaronder opgenomen toelichting volgt dat tot 31 juli 2015 sprake was van het entreerecht. Dit was reeds bepaald in artikel 5.2 cao vo 2014-2015. Het entreerecht hield in dat vanaf 1 augustus 2014 elke leraar met een eerstegraadsbevoegdheid die 50% of meer van zijn lessen binnen de structurele formatie gaf in een of meer van de jaren 4 en 5 havo en/of 4, 5 en 6 vwo recht had op een LD-functie. Vaststaat dat A op 1 augustus 2014 en in de daarop volgende periode tot en met 31 juli 2015 niet voldeed aan deze voorwaarden. Hij gaf in het schooljaar 2014-2015 noch in de daaraan voorafgaande jaren 50% of meer van zijn lessen in de bovenbouw havo/vwo. A kon daarom per 1 augustus 2014 geen aanspraak maken op het entreerecht. A stelt dat het in artikel 5.2 lid 1 cao vo 2016-2017 gestelde van toepassing is op zijn situatie. Artikel 5.2 lid 1 cao vo 2016-2017 bepaalt dat de leraar die voor 1 augustus 2014 is gestart met een opleiding voor een master/eerstegraadsbevoegdheid en voldoet aan de vereisten van het entreerecht, tot en met 31 juli 2017 recht heeft op het entreerecht. Naar het oordeel van de Commissie is deze bepaling niet van toepassing omdat A reeds voor 1 augustus 2014 zijn eerstegraadsbevoegdheid had behaald, te weten op 11 juni 2014. De benoeming van A per 1 augustus 2015 in de functie van docent LD is dan ook geschied na het vervallen van het entreerecht per 31 juli 2015 en kan daarom formeel niet worden aangemerkt als een benoeming in het kader van het entreerecht. Of de benoeming daarmee nietig is, zoals door de werkgever gesteld, is een vraag die buiten het toetsingskader van de Commissie valt. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie echter gebleken dat partijen na de benoeming in de LD-functie hebben gehandeld als ware A benoemd op grond van het entreerecht. Zo wordt in het verslag van het functioneringsgesprek van 8 juli 2015 expliciet gesproken over het traject naar LD en de beoordeling LD en staat in het verslag van het functioneringsgesprek van 18 mei 2016: voor het entreerecht schrijft A een PO. Hierin geeft hij aan op welke wijze hij denkt te kunnen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een LD-functionaris. Gelet daarop is de benoeming naar het oordeel van de Commissie feitelijk gelijk te stellen aan een benoeming in het kader van het entreerecht. De beslissing van de werkgever tot terugplaatsing in de oude functie is ook in dat licht te duiden. Uit de bewoordingen van artikel 5.2 lid 2 cao vo volgt dat een benoeming in het kader van het entreerecht een voorwaardelijke benoeming in een LD-functie is. Een van de voorwaarden is 107773/ uitspraak d.d. 11 december 2017 pagina 3 van 5

dat de docent per 1 augustus 2016 dient te voldoen aan de functievereisten behorende bij de functiebeschrijving van de docent LD. Door de beslissing tot terugplaatsing wordt een werknemer naar het oordeel van de Commissie promotie onthouden. Immers, de eerdere beslissing tot voorwaardelijke benoeming in een LD-functie wordt niet gehandhaafd en de werknemer behoudt daardoor niet langer het salarisperspectief van de functie van LD-docent. Aldus is het terugplaatsen van A in zijn oude functie van docent LC net als in andere entreerecht-zaken aan te merken als het onthouden van promotie, tegen welk besluit op grond van artikel 20 lid 1 onder c cao vo beroep open staat bij de Commissie. Nu het beroep voorts binnen de daarvoor gestelde termijn bij de Commissie is ingesteld, is het beroep ontvankelijk. Onthouden promotie De leraar die benoemd is op basis van het entreerecht en uiterlijk op 1 augustus 2016 niet voldoet aan de functievereisten van de functiebeschrijving die de werkgever op grond van artikel 12.4 cao vo heeft vastgesteld, kan op grond van artikel 5.2 lid 2 cao vo teruggeplaatst worden in de oude functie. De werkgever heeft ten aanzien van het beoordelingstraject LD een verruimde regeling getroffen, hetgeen inhoudt dat voor de werknemers die gedurende het schooljaar 2015-2016 een LD-functie krijgen, zoals A, deze tot 1 augustus 2017 de tijd krijgen zich te ontwikkelen tot een volwaardig LD-docent. De PMR heeft met deze regeling ingestemd. Het besluit om de werknemer al dan niet terug te plaatsen in de oude functie behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de werkgever. Dit betekent dat de Commissie het besluit niet vol toetst maar beoordeelt of de beoordeling van A niet apert onjuist is en of de werkgever de juiste procedure heeft gevolgd. De werkgever heeft aangevoerd dat er geen concrete resultaten/producten op onderwijskundig niveau zijn die een LD-benoeming rechtvaardigen, dat A niet de inspirator en de voortrekker/initiator is die de werkgever verwacht van een LD-docent en dat A weinig flexibel kan overkomen. Weliswaar heeft A deze stellingen van de werkgever weersproken maar hij laat na aannemelijk te maken en te onderbouwen dat hij voldoet aan de functie-eisen, zoals omschreven in de functiebeschrijving van de Docent LD. A heeft slechts in algemene bewoordingen aangegeven op de goede weg te zijn en voor het overige volstaan met formele beroepsgronden. Dat is voor de Commissie onvoldoende aanleiding om te komen tot het oordeel dat de beoordeling van de werkgever dat A niet voldoet aan de functievereisten van de functiebeschrijving van docent LD apert onjuist was. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de werkgever A in redelijkheid per 1 augustus 2017 heeft kunnen terugplaatsen in de functie van docent LC. Aldus zal de Commissie het beroep ongegrond verklaren. 107773/ uitspraak d.d. 11 december 2017 pagina 4 van 5

5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Vastgesteld te Utrecht op 11 december 2017 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, mr. P.H.M. Kanters en mr. E. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. C. Noomen, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. C. Noomen secretaris 107773/ uitspraak d.d. 11 december 2017 pagina 5 van 5