Woorden 1-2-3. Doelgroepen Woorden 1-2-3. Omschrijving Woorden 1-2-3



Vergelijkbare documenten
MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Woorden 3. de klanken en de letters; de woordkennis; het zinsniveau (grammatica); het tekstniveau.

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi

Zoek de 10 woorden die beginnen met de letter: b

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Basiswerkboek Gebaren 0-3 jaar, aanvulling

Thema dieren. Deze werkbundel is van:

Woorden Doelgroepen Woorden Omschrijving Woorden 1-2-3

ISK Leerlijn. Alfabetisering. zitten. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat.

Antwoorden: zie laatste bladzijde. Woordenschat 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

= een witte groente in de vorm van een bol. = een rode, gele of groene vrucht die je kunt eten. Aan de binnenkant zie je rijen met witte zaadjes.

Ik schrijf op wat ik hoor.

Auditieve oefeningen bij het thema: de kinderboerderij

Vragenkaartjes voor onderweg!

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Auditieve oefeningen - dierentuin. Hakken en plakken

Lesbrief 6. Herhaling thema.

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1

NAAM: Instructies in de klas Voer de opdrachten uit. 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin.

= als je angst voelt, ben je bang. = een ander woord voor verdrietig. = iemand die snel ergens bang van wordt.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Auditieve oefeningen bij het thema de dierentuin

Les 6. Herhaling thema.

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Lees de uitleg over het verhschil tussen robots en machines. De machine maait.

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Woordenschat blok 7 gr 4 Les:1 De aardappelpuree: gestampte aardappels met een beetje boter of melk. De banaan: een lange, beetje kromme gele vrucht.

Auditieve oefeningen bij het thema: opa en oma

De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 1 groep 3. Thema 9 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

ligt. Druppelen: als ergens druppels vanaf vallen. Je haar druppelt bijvoorbeeld als je net uit het zwembad komt. Gieten: heel hard regenen.

Woordkennis 1-5 NT2 is bedoeld om de woordenschat van anderstalige leerlingen te vergroten.

Mondeling Nederlands. Cursus 2 Module 4. Dag 1

begrijpend lezen werkboek

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Woordenschat blok 05 gr4 Les1 Bedroefd: een ander woord voor verdrietig. De angst: als je angst voelt, ben je bang. De bangerik: iemand die snel

Eet smakelijk. ( 5 januari t/m 31 januari)

Bronnenboekje. Thema 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Samenvatting Mensen ABC

Thema beroepen. Deze werkbundel is van:

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Auditieve oefeningen bij het thema: Barbapapa

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Les 3 Ik leer Nederlands

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

door Megan van den Berg

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 8 Les 1

Spel 0 Adam woont in het paradijs. God praat elke dag met Adam. Hij mag alle dieren een naam geven. Wij gaan Adam helpen.

Leesboekje eten en drinken

Inhoud. Voorwoord 3. Voeding 6. Slaap 22. Houding 30. Naar de dokter 37. Kleding 65. Mode 74. Kleding wassen 77

Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde.

Wat heb je nodig? De doos

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Werkblad Naut Thema 3: Voeding en je lichaam

Auditieve synthese Lettergrepen samenvoegen tot een woord/ woord in lettergrepen verdelen

Noach. moest een ark gaan bouwen Ans Heij - de Boer /

EURO 0 5CENT 1EURO EURO

Spelend leren. Kleuters spelen toch alleen maar?

Melkweg. Wat eet u? Lezen Alfa A. Gezond eten

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

bruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

Leesboekje het lichaam

Het verwoorden van de spellingsregel is belangrijk (bewustwording waarom je iets op een bepaalde manier schrijft).

= een stuk grond met fruitbomen. = hard materiaal dat uit de grond komt en waar je mee kunt bouwen.

Als je buiten op de grond valt en je hebt een diepe wond, wat moet je dan doen? A) Niks B) Een pleister er op plakken C) Naar de dokter gaan

Op bezoek. bij Sam op de Intensive Care

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Fruit eten: Appel, kiwi en banaan Fruit, dat moet je eten. Brood eten:

Programma Nederlands Praten

De allerliefste oppas

Wil je zwanger worden? In deze folder vind je tips en adviezen.

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 3-5

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

THEMA LENTE Auditieve oefeningen

TAAL. eerste leerjaar. De medespelers beoordelen of het juist is.

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

Dit zijn Kelly en Karim. Ze willen graag een kind.

Leesboekje de kleding

Adam geeft de dieren namen

Het onderzoek van de burgemeester 5/6

Transcriptie:

Woorden 1-2-3 Het programma Woorden 1-2-3 is gemaakt voor beginnende taalleerders in het basisonderwijs en de basiseducatie. In de drie bestanden worden in totaal ruim 2000 woorden aangeleerd. Omdat de programma's gevuld zijn met mooie plaatjes, foto's en geluiden, hoeven de leerlingen voor veel oefeningen nog niet te kunnen lezen. Doelgroepen Woorden 1-2-3 Woorden 1-2-3 is gemaakt voor beginnende taalleerders in het basisonderwijs (Woorden 1 voor groep 3 en 4, Woorden 2 voor groep 4 en 5, Woorden 3 voor groep 5 en 6) en de basiseducatie en voor leerlingen met een grote achterstand in het voortgezet onderwijs. Het programma is ook zeer geschikt voor het speciaal onderwijs. Voor een deel van de lessen is het niet nodig dat leerlingen kunnen lezen. Omschrijving Woorden 1-2-3 Woordenschatverwerving is zonder meer het belangrijkste onderdeel van het leren van een taal. Een taalverwerver moet zich op vier verschillende niveaus bekwamen: de klanken en de letters; de woordkennis; het zinsniveau (grammatica); het tekstniveau. Woordkennis vormt de spil van deze reeks: klanken en letters worden gecombineerd tot woorden; woorden worden op hun beurt gecombineerd tot zinnen, en zinnen tot teksten. Bij het overdragen en begrijpen van teksten zijn woorden essentieel. De meeste methodes voor het onderwijzen van Nederlands als tweede taal zijn gestructureerd rond een grammaticale basis, toch speelt grammatica bij het leren van een tweede taal slechts een ondergeschikte rol. Nederlandse kinderen die instromen in het basisonderwijs, kennen meestal al zo n 2000 à 3000 woorden (Verhallen & Verhallen, 1994). Dat geldt niet voor allochtone kinderen. Anderstalige leerlingen moeten op school een taal leren, terwijl ze tegelijkertijd via die taal toegang moeten krijgen tot de kennis die wordt onderwezen. Te weinig aandacht

voor woordverwerving betekent daardoor ook een oplopende achterstand bij de andere vakken en vakonderdelen. Woorden 1-3 kan een bijdrage leveren aan het inlopen van de achterstand die anderstalige leerlingen op het gebied van de woordkennis hebben. In de drie bestanden worden totaal zo'n 2000 verschillende Nederlandse woorden behandeld, er komen 1200 frisse plaatjes en foto's in voor en bijna 3000 geluidsbestanden. In totaal zitten er 229 oefeningen, 3 totaaltoetsen, 6 deeltoetsen en 2478 vragen in de drie programma s. Elk van de drie delen bestaat uit 70 à 80 oefeningen en drie diagnostische en evaluerende toetsen, waar vele uren zelfstandig mee gewerkt kan worden. Bij de vaststelling van het corpus voor het programma is in eerste instantie uitgegaan van de lijst van de 1200 meest gebruikte Nederlandse woorden (Uit den Boogaart, 1975). Een flink deel van deze woorden hoeft niet te worden aangeleerd omdat ze zelfs bij beginnende taalleerders al bekend zijn (de, niet, goed, mooi). Het zijn bovendien vaak functiewoorden die niet bij een bepaald thema zijn onder te brengen. In Woorden 1-2-3 zijn anderzijds ook veel woorden opgenomen die niet in de lijst staan. De selectie is ontstaan vanuit de gekozen thema s. Moeilijkheid van woorden is niet voor iedereen gelijk. Toch moest een indeling gemaakt worden in drie niveaus. Eén van de factoren die daarbij heeft meegewogen is het al dan niet vaak voorkomen van een woord (de frequentielijst van Uit den Boogaart). Verder is ervan uitgegaan dat woorden moeilijker worden naarmate ze: abstracter zijn; formeler zijn; langer zijn; vervoegd of verbogen zijn; samengesteld zijn; figuurlijk gebruikt zijn; onderdeel van een (idiomatische) uitdrukking zijn; horen in een bepaald (sociaal) register en als ze gaan over dingen die verder weg liggen. Bij de indeling van woorden in drie niveaus is met deze aspecten rekening gehouden. Waar deel 1 vooral uit concrete, korte, alledaagse, hoogfrequente woorden bestaat, komen in deel 3 veel langere, meer abstracte, lager frequente en specifieke woorden voor. Bij de drie bestanden van Woorden 1-3 is dus sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad. Binnen elk bestand is bovendien sprake van een cumulatieve opbouw. Woorden die in eerdere lessen behandeld zijn, worden verderop bekend verondersteld. Een didactische basisregel is dat het leren van een woord nooit in één keer gebeurt. Niet alleen moet de betekenis van woorden worden uitgelegd, daarna moet voldoende worden geoefend om ervoor te zorgen dat men die betekenis ook onthoudt. Ten slotte moet ook gecontroleerd worden of men de betekenissen kent. We maken bij Woorden 1-2-3 gebruik van deze drieslag van semantiseren (uitleggen van betekenissen), consolideren (oefenen op verschillende manieren) en controleren. Overzicht oefeningen en woorden van Woorden 1, 2 en 3 NB: oefeningen met * zijn voorzien van geluid en daardoor ook geschikt voor leerlingen die nog niet (goed) kunnen lezen. Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A mensen 1 Het meisje Jessica (*) Plaatje verklaren 1 11 2 De jongen Bas (*) Plaatje verklaren 1 13 3 De vrouw Sandra (*) Plaatje verklaren 1 14 4 De man Ahmed (*) Plaatje verklaren 1 11 5 Van mensen (*) Meerkeuze 1 20 6 Wie of wat is dat? (*) Meerkeuze 1 28 7 Lien Plaats woord 2 13 8 Lees over Sas en Wim Meerkeuze 1 14 9 Mensen (*) Meerkeuze 1 18 B dieren 1 Welk dier is dit? (*) Meerkeuze 1 18 2 Dieren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 3 Namen van dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Dieren herkennen (*) Meerkeuze 1 20 5 Het paard en de eend (*) Plaatje verklaren 1 14 6 Welk dier hoor je? (*) Meerkeuze 1 15

Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 7 Boer Jansen Plaats woord 2 12 8 Lees over de dieren van Jur Meerkeuze 1 14 9 Dieren (*) Meerkeuze 1 18 C huis 1 In huis (*) Meerkeuze 1 24 2 De huiskamer (*) Plaatje verklaren 1 17 3 De slaapkamer (*) Plaatje verklaren 1 10 4 In en om het huis (*) Meerkeuze 1 20 5 Wat is in het huis? Stenen 1 20 6 Het huis van Vic en Jos Plaats woord 2 18 7 Lees over het witte huis Meerkeuze 1 12 8 Woorden van het huis (*) Meerkeuze 1 24 D keuken 1 In de keuken (*) Meerkeuze 1 22 2 Op het aanrecht (*) Plaatje verklaren 1 15 3 De keuken (*) Plaatje verklaren 1 16 4 Wat zie je? (*) Meerkeuze 1 20 5 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 6 De afwas Plaats woord 2 15 7 Lees over het nieuwe huis Meerkeuze 1 9 8 Dingen in de keuken (*) Meerkeuze 1 20 E buiten 1 Zie je dat? (*) Meerkeuze 1 30 2 De stad (*) Plaatje verklaren 1 13 3 Buiten (*) Plaatje verklaren 1 10 4 Negen bouwsels (*) Plaatje klikken 1 9 5 Namen van bouwsels (*) Plaatje verklaren 1 9 6 Wat zie je buiten? (*) Meerkeuze 1 30 7 Het huis van Aram Plaats woord 2 15 8 Lees over het huis van Kim Meerkeuze 1 10 9 Buitenwoorden (*) Meerkeuze 1 24 F kleding 1 Kleren en zo (*) Meerkeuze 1 30 2 Tien kleren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 10 3 Tien namen van kleren (*) Plaatje verklaren 1 10 4 Hoe heet dit? (*) Meerkeuze 1 27 5 Wat is kleding? Stenen 1 20 6 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 7 Lev kleedt zich aan Plaats woord 2 11 8 Lees over de jurk van Femke Meerkeuze 1 10 9 Wat draag je? (*) Meerkeuze 1 25 G voeding 1 Wat eten we? (*) Meerkeuze 1 28 2 Hoe heet dit voedsel? (*) Meerkeuze 1 28 3 Groente en fruit (*) Plaatje klikken 1 12 4 Namen van voedsel (*) Plaatje verklaren 1 9 5 Wat kun je eten of drinken? Stenen 1 20 6 Eten koppelen Koppelpuzzel 1 10 7 Holle Bolle Gijs Plaats woord 2 17 8 Lees over dunne Hatice Meerkeuze 1 10 9 Eten benoemen (*) Meerkeuze 1 28 H school 1 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 24 2 Schoolwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 25 3 Schoolspullen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 In de klas (*) Plaatje verklaren 1 11 5 Koppels van school Koppelpuzzel 1 10 6 Het boek is stuk Plaats woord 2 16 7 Lees over boze Jaap Meerkeuze 1 10 8 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 25 I acties 1 Wat doen zij? (*) Meerkeuze 1 35 2 Wat voor actie is dit? (*) Meerkeuze 1 26 3 Acties aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 9 4 Welke actie zie je? (*) Plaatje verklaren 1 9 5 Waar doe je het mee? Koppelpuzzel 1 10 6 Wel of geen actie Rijen 1 30 7 Wat ik allemaal doe Plaats woord 2 16 8 Lees over het ongeluk Meerkeuze 1 10 9 Wat gebeurt hier? (*) Meerkeuze 1 30 J [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10

Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10 De woorden van Woorden 1 De ruim 400 inhoudswoorden die in het bestand Woorden 1 aan de orde komen zijn hieronder opgesomd. Daarnaast wordt in de oefeningen het gebruik van functiewoorden zoals 'dat', en', 'omdat' spelenderwijs aangeleerd en leert de leerling ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden. aanrecht - aap - aardbei - afwas - als - appel - arm - armband - auto - baby - bad - badjas - badkamer - badpak - bakker - banaan - bananen - bank - bed - been - beer - beker - bellen - berg - bestelwagen - besturen - billen - blad - bloemen - bloes - boek - boekenkast - boom - boon - boot - bord - borst - borstel - bos - boven - brief - bril - broek - brommer - brood - brug - bruin - buik - buiten - bus - cijfer - citroen - cola - computer - daar - dak - dan - dekbed - deken - deksel - denken - deur - dieren - dik - doek - doen - dragen - drankje - drie - duiken - duim - duimen - duiven - dun - eend - eenden - eet - ei - eieren - elleboog - emmer - enkel - eten - etui - fabriek - fiets - fietsen - fietser - flat - fles - fornuis - foto - gaan - gebakje - gebouw - geel - geit - gek - geven - gezicht - gezond - glas - glazen - glijden - goed - gooien - gordijn - gras - groeien - groen - groente - grond - gum - gummen - haan - haar - haard - hals - hand - handdoek - hangen - heel - hek - helpen - hem - hemd - hert - herten - heuvel - hoed - hoef - hond - honden - hoofd - horen - huis - huiskamer - hut - ijs - ijsje - in - jaar - jack - jasje - jongen - juf - jurk - kaars - kaas - kamer - kapstok - kast - kasteel - kastje - keer - kerk - kersen - ketel - ketting - keuken - kijken - kikker - kin - kind - kip - kippen - klas - kleren - klimmen - klinken - klok - knie - knielen - koe - koek - koekje - koelkast - koffie - koken - kom - konijn - kont - kookplaat - kop - kopen - kopje - kraan - krijt - kussen - laars - laarzen - laat - lachen - lade - lamp - langs - leerling - leeuw - lekker - lepel - leren - letter - lezen - liggen - liniaal - lip - lopen - lucht - luier - luisteren - maaltijd - maan - machine - maken - man - map - meer - meester - meisje - melk - meloen - mes - messen - met - meteen - middag - moeder - moeten - molen - mond - mooi - muis - muren - muts - muur - naar - naast - nat - nee - neus - nieuwe - noten - nu - ogen - om - oma - oog - oor - op - opa - open - opzij - ouders - oven - paaltje - paard - pan - peer - penseel - penselen - peren - pers - pet - pink - pizza - plaat - plafond - plakband - plank - plant - plas - poes - pols - poot - pop - potlood - praten - prei - raam - radijs - rekenen - rennen - riem - rijden - rijst - rijweg - ring - rivier - rok - rood - rug - rugzak - ruiken - schaal - schaap - schaar - schapen - schoen - school - schoolbord - schoon - schoorsteen - schoppen - schotel - schouder - schrift - schrijven - schuur - sjaal - sla - slaapkamer - slang - slapen - snavel - snelweg - snoepje - snor - soep - sok - sokken - som - soms - spiegel - spin - spons - spreken - springen - spullen - staart - staat - stad - step - stoel - stoep - stoppen - straat - strik - stropdas - struik - stuk - suiker - t-shirt - taart - tafel - tanden - tas - te - teen - teevee - tekenen - tekening - tekenen - tekst - tent - thee - tillen - toetje - tomaat - toren - trap - trein - trui - tuin - tuinbroek - tv - twee - ui - uien - uit - vaas - vader - vallen - vangen - varken - vegen - veld - verven - vest - vier - vinger - vis - vissen - vlees - vleugel - vliegen - vloerkleed - voet - voetballen - voeten - vogel - volgen - voor - voorhoofd - vork - vraag - vragen - vrouw - vulpen - wand - wang - warm - wassen - water - weg - wei - wekker - wenkbrauw - wijzen - wolk - wonen - wortel - wuiven - zebrapad - zee - zeker - zitten - zoeken - zon - zwaaien - zwaan - zwembad. Rubrieken en oefeningen van Woorden 2 NB: oefeningen met * zijn voorzien van geluid en daardoor ook geschikt voor leerlingen die nog niet (goed) kunnen lezen. Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A lichaamsdelen 1 Lichaamsdelen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Lidwina (*) Plaatje verklaren 1 15 3 Het gezicht van Sonja (*) Plaatje verklaren 1 15 4 Uitdrukkingen met hoofd en hand Koppels 1 15 5 Uitdrukkingen over lichaamsdelen Koppels 1 15 6 Het uiterlijk Plaats woord 2 16 7 Tekst - De inbreker Meerkeuze 1 12 8 Lichaamsdelen (*) Meerkeuze 1 25 B betrekkingen 1 Wie is wie? Plaatje verklaren 2 11 2 De familie Weslo Meerkeuze 1 16 3 Wie horen bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 4 Familierelaties Koppels 1 10 5 Dezelfde betekenis Koppelpuzzel 1 10 6 Uitdrukkingen over relaties Koppels 1 12 7 Vriendinnen Plaats woord 2 16 8 Tekst - Verliefd Meerkeuze 1 10 9 Woorden voor relaties (*) Meerkeuze 1 20 C dieren 1 Dieren herkennen (*) Meerkeuze 1 30 2 Welk dier is dit? (*) Meerkeuze 1 20

Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 3 Wilde dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Andere dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 5 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 6 Soorten dieren Koppels 1 14 7 De jacht Plaats woord 2 19 8 Tekst - de jonge tijger Meerkeuze 1 14 9 Vragen over dieren (*) Meerkeuze 1 24 D voorwerpen 1 Dingen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Wat zie je hier? (*) Meerkeuze 1 25 3 Dingen aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Soorten dingen Koppelpuzzel 1 10 5 Wat doe je ermee? Koppels 1 15 6 Onhandig Plaats woord 2 25 7 Tekst - Arm en rijk Meerkeuze 1 10 8 Vragen over dingen (*) Meerkeuze 1 24 E transport 1 Vervoer herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Welk vervoermiddel is dit? (*) Meerkeuze 1 27 3 De auto (*) Plaatje verklaren 1 11 4 De motor (*) Plaatje verklaren 1 13 5 Wat kun je ermee? Koppelpuzzel 1 10 6 Land of water Rijen 1 20 7 De vakantie Plaats woord 2 25 8 Tekst - wielen Meerkeuze 1 10 9 Vragen over vervoer (*) Meerkeuze 1 20 F beroepen 1 Beroepen herkennen (*) Meerkeuze 1 26 2 Welk beroep is dit? (*) Meerkeuze 1 20 3 Beroepen verklaren (*) Plaatje verklaren 1 11 4 Beroepen aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Beroep en omschrijving Koppelpuzzel 1 15 6 Wat wil je worden? Plaats woord 2 20 7 Tekst - beroepen tekenen Meerkeuze 1 12 8 Vragen over beroepen (*) Meerkeuze 1 20 G begrippen 1 Begrippen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Welk begrip is dit? (*) Meerkeuze 1 25 3 Begrippen aanwijzen (*) Plaatje verklaren 2 17 4 Tegengestelde begrippen Koppelpuzzel 1 10 5 Woord en omschrijving Koppels 1 15 6 De boomhut Plaats woord 2 20 7 Tekst - het clubhuis Meerkeuze 1 15 8 Vragen over begrippen (*) Meerkeuze 1 24 H gevoelens 1 Eigenschap en gevoel herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Wat is hij of zij? (*) Meerkeuze 1 20 3 Gevoelswoord aanwijzen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Wat voelen zij? (*) Plaatje klikken 1 12 5 Tegenstellingen Koppelpuzzel 1 15 6 Een ander woord Koppels 1 12 7 Verliefd zijn Plaats woord 2 20 8 Tekst - beste Anna Meerkeuze 1 16 9 Eigenschappen en gevoelens (*) Meerkeuze 1 22 I [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10 De woorden van Woorden 2 De ruim 600 inhoudswoorden die in het bestand Woorden 2 aan de orde komen zijn hieronder opgesomd. Daarnaast worden in de oefeningen verschillende functiewoorden aangeleerd en leert men ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden.

aanhangwagen - aansteken - aansteker - aap - aardig - achter - achterlicht - achternicht - achterruit - afgelopen - afmaken - afsluiten - alles - angstig - arm - auto - automonteur - baas - bakken - bakker - balen - band - bang - baren - bedriegen - bedroefd - beetje - begroeten - behanger - beheersen - beker - belangrijk - beminnen - beneden - beroep - bescheiden - bestek - bestelwagen - beter - bezig - bezoek - blij - blond - blussen - boer - bok - boodschappen - boos - boot - bord - borst - boven - bovenlip - box - brand - brandweer - brandweerman - brandweerwagen - breed - breken - broek - broer - brommer - brood - bruiloft - bruin - brul - buik - bumper - bureau - buren - buurjongen - buurmeisje - buurt - caissière - camper - caravan - chauffeur - chimpansee - chirurg - collega - dag - dak - danseres - dapper - deftig - dicht - dichtbij - dief - diep - dijbeen - dik - ding - dochter - doden - dokter - dolfijn - donker - donker - dood - doodstil - drankje - driewieler - drogen - druk - duidelijk - duif - duiken - duim - duizendpoot - dun - dwepen - echt - echtgenoot - echtgenote - eekhoorn - eend - eenzaam - elektricien - elkaar - elleboog - eng - enkel - enthousiast - ernstig - Europa - even - familie - fiets - fietsen - fles - flesopener - flitsend - fotograaf - fout - gaaf - gaan - gebak - gebeuren - geboren - gebruiken - gedood - geit - gek - geluid - gemak - gemakkelijk - gemeen - gepakt - gepest - gereedschap - gesprek - getrouwd - gevaar - gevaarlijk - geven - gevoel - gewoon - gezicht - gezin - gezond - gieter - giraf - gisteren - gloeilamp - gorilla - graag - griezelig - grond - groot - grootmoeder - grootouders - grootvader - haak - haan - haardroger - haas - hamer - hand - handig - handpalm - hapje - heel - helikopter - hert - heup - hijskraan - hoek - hond - honing - hoofd - hoog - houden - hout - huid - huifkar - huis - huisdier - huiskamer - hulp - huwen - iedereen - iemand - iets - ijsbeer - ijsje - ijverig - ingewikkeld - inroepen - interessant - jaar - jachthond - jagen - jager - jaloers - jeep - jong - jongen - jongeren - jukbeen - kaak - kajuitboot - kalf - kameel - kampvuur - kano - kant - kantoor - kapot - kapper - kapsel - kat - kelner - kennis - kennismaken - keuken - keukenhulpjes - keurig - kijken - kikker - kin - kind - kip - kleding - kledingstukken - klein - kleinkinderen - klerenhanger - kleur - knap - knie - knijper - koe - koekenpan - koelkast - koffer - komen - kopje - koplamp - kort - kraan - krap - krokodil - krom - kroost - kruis - kuiken - kuit - kunnen - kurk - kurkentrekker - kwaad - laag - laatste - lam - land - lang - langs - langzaam - lawaai - leeftijd - leggen - lelijk - leraar - lerares - leren - les - leuk - libelle - licht - lief - links - lippenstift - loodgieter - lopen - luchtballon - lui - luid - luisteren - mager - make-up - maken - man - mascara - medelijden - meedoen - meeuw - meisje - melk - melkvee - mening - mes - metro - metselaar - meubels - middelvinger - minder - modder - moe - moeder - moedig - moer - mondhoek - monteur - mooi - motor - motorblok - motorkap - muis - muur - muziek - naast - nadenken - nagel - navel - Nederland - neef - netjes - neusgat - neushoorn - neusvleugel - nicht - niemand - nieuwsgierig - nijlpaard - niks - nummerbord - oksel - olifant - oma - onbereikbaar - onder - onderarm - onderwerp - onderzeeër - ondiep - ongehuwd - ongetrouwd - onthouden - ontmoeten - ontploffen - onzeker - oog - ooglid - oom - oorlel - oorschelp - opa - opbellen - opbergen - ophalen - ophangen - opmaken - opmerken - oud - ouders - overgrootmoeder - overgrootvader - paar - paard - paardenstaart - paars - papegaai - partner - pauw - pers - persen - personen - pesten - pijn - piloot - plank - planten - pleegmoeder - pleister - ploegen - poes - politieman - pols - pont - pony - portier - post - postbode - poten - prachtig - praten - precies - pul - pup - pupil - raar - raket - ram - rasp - raspen - recht - rechts - redden - regelmatig - reiger - reis - reizen - rekening - relatie - renpaard - repareren - rijden - rijk - ringvinger - risico - rommel - rommelig - rond - roos - roze - rubberboot - rug - ruimte - ruitenwisser - rups - rustig - schaap - schedel - schilder - schip - schoon - schoonmaakspullen - schoonmaken - schouder - schrik - schroef - schroevendraaier - schuur - scooter - serieus - servies - shovel - sip - skateboard - skelter - slaap slaan - slager - slak - slang - slank - slingeraap - slordig - slot - smal - smerig - snel - soldaat - spaarvarken - spannend - spatbord - speelgoed - speld - spiegel - spin - spitsen - sportwagen - spullen - steken - stel - stem - step - steppen - sterk - stiefmoeder - stiekem - stier - stil - stof - stofdoek - stoffen - stoffer - straat - straathond - streng - strepen - strooien - stroom - stuk - stuur - surfplank - tandarts - tandenborstel - tang - tank - tankwagen - tante - tegen - tekort - tekst - telefoon - test - tevreden - thuis - tijd - tijdelijk - tijger - timmeren - timmerman - touw - traag - tractor - tram - trechter - trein - trekken - trekvogel - trommel - trots - trouwen - trouwpartij - trui - twaalf - tweeling - tweewielers - twijfelend - uil - uiterlijk - uitgerust - uitlaat - uitladen - uitzien - vader - vak - vals - vangen - varen - vastmaken - vee - vegen - veilig - verdiende - verdriet - verdrietig - verf - vergiet - verhuiswagen - verhuizen - verkeer - verkering - verkoper - verlegen - verlichten - verliefd - verloofde - vermoeid - verplaatsen - verpleegster - verrast - verschillende - verveeld - vervelend - vervoeren - verwaand - verwant - veulen - vierkant - vies - vijf - vinden - vis - visdiefje - vissen - visser - vissersboot - vleermuis - vlieg - vliegreis - vliegtuig - vlinder - vlot - voertuigen - vogel - vol - voorhoofd - voorruit - voorzichtig - vork - vos - vrachtwagen - vragen - vreemd - vriend - vriendelijk - vriendin - vrijgezel - vrolijk - vrouw - vuilnisbak - vuur - wang - want - wasmand - water - watervogel - wc-papier - weduwe - weduwnaar - weg - weinig - wekker - wenkbrauw - werk - weten - wieg - wieldop - wijn - wijsvinger - wild - willen - wimper - winkel - winter - woede - woedend - wolf - worm - wreef - zachtjes - zaklamp - zand - zebra - zeehond - zeilboot - ziek - ziekenwagen - zielig - zin - zitten - zoet - zoetwatervis - zonder - zoon - zorgen - zuiden - zus - zwaar - zwak - zwart zwemmen. Rubrieken en oefeningen van Woorden 3 Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A natuur 1 Dieren en planten herkennen (*) Meerkeuze 1 36 2 Namen van dieren en planten (*) Meerkeuze 1 34 3 Dieren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Planten aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Dieren en planten sorteren Rijen 1 30 6 Soortnamen kiezen Koppels 1 15 7 Op safari Plaats woord 2 20 8 Tekst - Naar de dierentuin Meerkeuze 1 16 9 Woorden voor dieren en planten (*) Meerkeuze 1 25 B uiterlijk 1 Opmaak en kleding herkennen (*) Meerkeuze 1 30 2 Opmaak en kleding aanwijzen (*) Meerkeuze 1 25 3 Aan je voeten (*) Plaatje klikken 1 11 4 Bij welk lichaamsdeel? Koppelpuzzel 1 12 5 Je mooi maken Stenen 1 20 6 Uiterlijk en omschrijving Koppels 1 15

Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 7 Het fotomodel Plaats woord 2 28 8 Tekst - De modeshow Meerkeuze 1 15 9 Woorden bij het uiterlijk (*) Meerkeuze 1 28 C gezondheid 1 Gezondheidswoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Het skelet (*) Plaatje verklaren 1 11 3 Gezondheidswoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 24 4 Klacht en lichaamsdeel Koppelpuzzel 1 10 5 Omschrijving van gezondheidswoorden Koppels 1 15 6 Doktersvragen Meerkeuze 2 14 7 Naar de specialist Plaats woord 2 20 8 Tekst - Artsen zonder Grenzen Meerkeuze 1 14 9 Gezondheidswoorden (*) Meerkeuze 1 25 D school 1 Schoolwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 35 2 Vakken van school (*) Plaatje klikken 1 9 3 Schoolwoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 26 4 Rekenwoorden in beeld Meerkeuze 1 20 5 Omschrijving van schoolwoorden Koppels 1 15 6 Concentratieprobleem Plaats woord 2 20 7 Tekst - Dagboek van een juf Meerkeuze 1 12 8 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 24 E eten en drinken 1 Eten en drinken herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Groentes aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 3 Groentes benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Fruit aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Fruit benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 6 Namen van eten en drinken (*) Meerkeuze 1 22 7 Soorten eten en drinken Koppelpuzzel 1 10 8 Tekst - Voedingsmiddelen Meerkeuze 1 14 9 Eten en drinken (*) Meerkeuze 1 22 F maatschappij 1 Maatschappijwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 34 2 Maatschappijwoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 25 3 Activiteit en omschrijving Koppels 1 12 4 Wat gebruik je ervoor? Koppelpuzzel 1 10 5 Omschrijving van beroepen Koppels 1 15 6 Saai leven Plaats woord 2 26 7 Tekst - Interview Meerkeuze 1 16 8 Maatschappijwoorden (*) Meerkeuze 1 25 G sport 1 Sporten herkennen (*) Meerkeuze 1 26 2 Sporten benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 3 Sporten aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Sporten en voorwerpen Koppels 1 12 5 Het sportjournaal Plaats woord 2 20 6 Sportwoord en omschrijving Koppels 1 15 7 Tekst - De held Boukhari Meerkeuze 1 17 8 Sportwoorden (*) Meerkeuze 1 22 H goed en kwaad 1 Woorden herkennen (*) Meerkeuze 1 24 2 Woorden voor goed en kwaad (*) Meerkeuze 1 22 3 Oorlogstuig (*) Plaatje verklaren 1 8 4 Werkwoord en omschrijving Koppels 1 15 5 Naamwoord en omschrijving Koppels 1 15 6 Gevaarlijke honden Plaats woord 2 26 7 Teksten - misdaadberichten Meerkeuze 1 17 8 Goed en kwaad (*) Meerkeuze 1 24 I [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10

De woorden van Woorden 3 De bijna 1000 inhoudswoorden die de leerling in het bestand Woorden 3 tegenkomt, zijn hieronder opgesomd. Daarnaast worden in de oefeningen functiewoorden aangeleerd en leert men ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden. aalbessen - aandacht - aanhang - aanhanger - aanpakken - aantrekken - aanval - aanvallen - aardappels - aardbei - aardrijkskunde - aarzelen - abrikozen - achteraan - achterstand - acrobaat - acupuncturist - acupunctuur - adelaar - adem - ademhalen - aderen - advocaat - afleiden - afrekenen - afspraak - aftrekken - afvuren - afwassen - agenda - agenten - agressief - alarm - amandelen - ambulance - ananas - angstig - anjer - antwoord - aparte - apen - apotheek - apparaat - applaudisseren - arme - automonteur - baan - baas - bal - balie - balletpakje - balpen - barbecue - basketbal - bedienen - bedrijf - beeldschoon - been - beer - beginnen - begrip - beha - behandelen - behandeling - bekeuren - bekeuring - bekijken - beluisteren - benauwdheid - benen - bepalen - bereiken - beschermen - beschuldigen - besmettelijke - bestellen - bestelling - betalen - beter - betrokken - beugel - beuk - beveiligen - bewerken - bewondering - bh - bibliothecaresse - bibliotheek - bidden - bikini - biljarten - billen - biologie - bioscoop - bisschop - blaar - blaasje - bladeren - bleekselderij - blijven - blindedarm - blindheid - bloed - bloeddruk - bloeddrukmeter - bloemen - bloemkool - blok - bloot - boek - boksen - bokshandschoenen - bon - boodschappen - boog - boogschieten - boom - boos - borsten - brandstof - brandweerman - breedte - brengen - briefje - broccoli - broche - broek - buik - buikpijn - buitenste - cactus - cadeaupapier - caissière - cake - capsule - carnaval - cd - chic - chimpansee - chirurg - cijfer - circuit - circus - cirkel - citroen - citrusvruchten - clown - club - cola - computer - concentreren - contract - cool - coureur - crimineel - cursus - daad - dag - dagdromen - dalen - darmen - deeg - deelbaar - deelnemers - delen - denken - diagnose - diagonaal - diep - diepzeeduiken - dijbeen - dingen - diploma - directeur - dirigent - dirigeren - discrimineren - diskette - doel - doelman - doelpunt - dokter - doodmaken - doofheid - doorknippen - doping - dorp - douche - draad - driehoek - druiven - druk - duiken - duikplank - duim - duivel - duizeligheid - dupe - dure - dwang - eentje - eerst - eigenlijk - eik - eindstreep - eiwitten - elftal - elkaar - ellebooggewricht - energie - eng - engel - epidemie - eraan - erg - ergens - ergs - erin - ermee - ernstige - ervaring - erwten - erwtjes - etui - even - excuus - ezel - fantastisch - favoriet - fee - figuur - film - finishen - fitness - flamingo - fotograaf - frambozen - fresia - frisdranken - fruit - fysiotherapeut - gaaf - gaatjes - garnaal - gebaksoorten - gebeurtenis - gebouw - gebruik - gebruiken - gedachten - geit - gekleurd - geld - geliefde - gelijk - geloof - geluid - gemalen - geneeskunde - geneesmiddel - genezen - geopereerd - geranium - geschorst - gesloten - gesneden - gesprek - getal - geur - gevaar - gevaarlijke - gevangen - gevangenis - gevecht - gevoel - geweer - geweld - geweldig - gewoon - gewricht - gezicht - gezond - glijbaan - god - godsdienstles - golfen - graan - graansoorten - grapefruit - gras - groente - grootte - gym - gymmen - haai - haar - haarspeld - hagedis - halen - halswervels - handschoen - hard - hart - hartkloppingen - hartstikke - hazelnoten - heel - heesheid - heleboel - helm - helpen - hersenen - hert - heupen - hiel - hockeyen - hockeyschaatsen - hoeken - hoge - hond - hondenras - honkbal - hoofd - hoogte - horizontaal - horloge - houden - hout - houten - hovenier - huid - huis - huisarts - huisdieren - huiswerk - ideeën - ijsbeer - ijshockey - ijzer - inbreken - inbreker - infuus - ingang - ingespannen - injecteren - injectie - inkoper - inleveren - inpakken - insecten - inspuiten - instapper - instrument - instuderen - interviewen - jasje - jeep - jeuk - judo - juf - jus - kaak - kalkoen - kameel - kampioenschap - kan - kanarie - kaneel - kans - kap - karbonade - kat - keel - keeper - keer - kelner - kerk - kersen - keu - kiekendief - kieviet - kind - kip - kiwi - klas - kleden - kledingstuk - kleren - kleur - klimrek - klomp - knaagdieren - knap - kneden - kniegewricht - kniekous - koe - kogels - koken - komen - kommagetal - kont - kool - koolsoorten - koorts - kop - kopen - koran - korrel - kousen - krab - kracht - krokodil - kropsla - kruis - krullen - kubus - kudde - kuitbeen - kunsten - kunstschaatsen - kwaad - laag - laat - landen - lang - leeuw - leiden - leiding - lekker - lelie - lelijk - lenen - lengte - lenig - leren - letten - libelle - lichaam - lichaamstemperatuur - lichtbruin - lieveheersbeestje - lijn - liniaal - links - linksonder - lippenstift - longen - loodgieter - loodrecht - lopen - maag - maaltijd - maand - macaroni - madeliefje - maillot - make-up - makreel - malaria - malen - mango - manier - margriet - mascara - masker - mat - materiaal - medicijn - medisch - meenemen - meer - meerkoet - meest - meeuw - melk - mensen - menukaart - merel - merken - metalen - metselaar - microscoop - middel - misdadigers - misdrijf - mishandeling - mist - mode - moeder - moeilijk - moeten - mogen - monitor - mooi - moord - moorkop - moskee - moslim - motor - mug - muiltje - muis - mus - muur - muziek - muziekles - muziekstuk - naald - naam - naar - nachtdier - nachtkleding - nadeel - nadoen - narcose - negatief - nek - nemen - nergens - nervositeit - netjes - neus - nodig - non - nooduitgang - nootmuskaat - noren - ober - omhangen - omhelzen - omhoog - omhulsel - omkleden - omlaag - omtrek - onaangenaam - onderbroek - ondergoed - onderwijzer - oneven - ongerust - ongeval - onschuldige - ontkomen - ontmoet - ontstoken - oogleden - oogschaduw - oorbel - oorlog - opdracht - open - openbreken - operatie - opereren - opgeven - ophouden - opletten - opmaken - oppervlakte - oprapen - opsporen - optellen - optreden - opvoeding - opzet - opzettelijk - orchidee - orde - orgaan - orkest - ouders - overbrengen - overgave - overgeven - overheen - paar - paardrijden - paddenstoel - paling - panter - pantoffel - papegaai - paperclip - papieren - paprika - parachutespringen - parallel - parelketting - parfum - partij - passer - pasta - patiëntenplaatje - pech - pelikaan - penseel - peper - pepers - perzik - peulvruchten - pijl - pijn - pil - pillen - pincet - pinnetje - pistool - pitten - plaats - plank - plant - pleister - ploeg - pluimvee - poeder - poedervorm - poepen - poetsen - politiebureau - pols - pony - pootjebaden - portemonnee - positief - prachtig - praten - preken - prei - preken - priester - proberen - probleem - programma - prooi - protesteren - pruimen - publiek - pukkeltjes - punaise - punaises - puntenslijper - puntige - pyjama - race - racewedstrijden - racket - radiator - radijs - rat - recept - rechtbank - rechten - rechter - rechthoek - rechtsboven - regenjas - regisseren - regisseur - reiger - rekenen - rekening - rekenmachine - repareren - repen - repeteren - reptielen - restaurant - reuzenschildpad - ribben - richten - riem - riet - rij - rijden - rijen - rijst - rimboe - ring - roeien - roeispanen - rol - rond - rondkijken - rondlopen - roofdier - roofvogels - roos - rooster - rosbief - rugby - rugwervels - ruil - ruimte - ruw - ruzie - röntgenfoto - saai - safari - sandaal - schaaldieren - schaats - schade - schedel - schelp - schema - scherp - schieten - schil - schilder - schildpad - schoen - schol - schommel - schommelen - schoonheidsspecialiste - schoppen - schouders - schreeuwend - schrijven - schuin - schuld - schuldig - scoren - serie - shampoo - sieraad - sierspeld - sinaasappel - skeeler - skeeleren - ski - skiën - slaan - slaap - slachtoffer - slagtanden - slangetje - slapen - sleutelbeen - slim - smaak - sneetje - snel - solo - somber - soort - spaghetti - spannend - specerij -

specialist - speeltuin - spel - spelen - spieken - spieren - spits - sport - sportjournaal - sprinkhaan - sproeten - spruitjes - staan - staat - staken - steken - stel - stelen - stellen - stem - stenen - stethoscoop - stick - stiekem - stijfheid - stof - stoffen - stok - stomme - stoppen - straf - strafbaar - straffen - strafzaken - strak - strijd - stroken - stropdas - struik - studeren - stuk - stukje - suiker - supermarkt - supporter - supporter - surfen - surfpak - tablet - tabletten - tandarts - tanden - tangetje - tank - tape - tarwe - tarwemeel - tegenpartij - tegenstander - tekenen - tekst - teleurgesteld - tennissen - terras - terugkeren - theater - theaterproductie - thermometer - tijdelijk - tijdje - tips - toegangskaartje - toeschouwer - toespraak - toestand - toetsenbord - toezicht - tompoes - toneelstuk - treuzelen - tribune - tropische - trui - tuin - tulp - uithalen - uitkleden - uitleggen - uitschakeling - uitslag - uitvoeren - uitvoering - uitzenden - uur - vaak - vast - vechten - vee - veel - ver - verband - verbandgaasje - verbeteren - verbieden - verboden - verdachte - verdedigen - verder - verdoving - vergadering - vergroot - verkeerd - verkleed - verkleedspullen - verkopen - verkoudheid - vermenigvuldigen - vermoorden - veroordeeld - veroordelen - verpleegkundigen - verschijnen - verspringen - verstoppertje - verstopping - verticaal - vervelend - verwachten - verwarming - verwijderd - veter - vierkant - vinger - vissen - vissoorten - vitamine - vlecht - vleermuis - vleessoorten - vlekken - vlieg - vliegveld - vloeistof - vlucht - vluchten - vocht - voedsel - voetbal - voetballen - voetballer - voetbalspel - voeten - vogels - volgende - volksfeest - voorkomen - voorlezen - voorstelling - voorwerp - vorm - vragen - vrede - vrucht - vuisten - vuur - wachtkamer - wagen - walvis - want - wapen - water - waterskiën - watervogels - wedstrijd - week - weekeinde - weidevogels - weinig - wenken - wereld - werk - werkplaats - wesp - wielerronde - wijsvinger - wimpers - winkel - winkelen - winnen - winterjassen - witlof - wond - wortels - wurgslang - yoghurt - zacht - zadel - zalm - zangvogels - zeemeeuw - zeggen - zeilboot - zeilen - zeiljack - zenuwachtig - ziek - ziekenhuis - ziekte - zielig - zijde - zin - zit - zitplaatsen - zitten - zomer - zuivelproducten - zuurstofflessen - zwangerschap - zwembad - zweminstructeur - zwemkleding zwemmen.