Woorden 1-2-3 Het programma Woorden 1-2-3 is gemaakt voor beginnende taalleerders in het basisonderwijs en de basiseducatie. In de drie bestanden worden in totaal ruim 2000 woorden aangeleerd. Omdat de programma's gevuld zijn met mooie plaatjes, foto's en geluiden, hoeven de leerlingen voor veel oefeningen nog niet te kunnen lezen. Doelgroepen Woorden 1-2-3 Woorden 1-2-3 is gemaakt voor beginnende taalleerders in het basisonderwijs (Woorden 1 voor groep 3 en 4, Woorden 2 voor groep 4 en 5, Woorden 3 voor groep 5 en 6) en de basiseducatie en voor leerlingen met een grote achterstand in het voortgezet onderwijs. Het programma is ook zeer geschikt voor het speciaal onderwijs. Voor een deel van de lessen is het niet nodig dat leerlingen kunnen lezen. Omschrijving Woorden 1-2-3 Woordenschatverwerving is zonder meer het belangrijkste onderdeel van het leren van een taal. Een taalverwerver moet zich op vier verschillende niveaus bekwamen: de klanken en de letters; de woordkennis; het zinsniveau (grammatica); het tekstniveau. Woordkennis vormt de spil van deze reeks: klanken en letters worden gecombineerd tot woorden; woorden worden op hun beurt gecombineerd tot zinnen, en zinnen tot teksten. Bij het overdragen en begrijpen van teksten zijn woorden essentieel. De meeste methodes voor het onderwijzen van Nederlands als tweede taal zijn gestructureerd rond een grammaticale basis, toch speelt grammatica bij het leren van een tweede taal slechts een ondergeschikte rol. Nederlandse kinderen die instromen in het basisonderwijs, kennen meestal al zo n 2000 à 3000 woorden (Verhallen & Verhallen, 1994). Dat geldt niet voor allochtone kinderen. Anderstalige leerlingen moeten op school een taal leren, terwijl ze tegelijkertijd via die taal toegang moeten krijgen tot de kennis die wordt onderwezen. Te weinig aandacht
voor woordverwerving betekent daardoor ook een oplopende achterstand bij de andere vakken en vakonderdelen. Woorden 1-3 kan een bijdrage leveren aan het inlopen van de achterstand die anderstalige leerlingen op het gebied van de woordkennis hebben. In de drie bestanden worden totaal zo'n 2000 verschillende Nederlandse woorden behandeld, er komen 1200 frisse plaatjes en foto's in voor en bijna 3000 geluidsbestanden. In totaal zitten er 229 oefeningen, 3 totaaltoetsen, 6 deeltoetsen en 2478 vragen in de drie programma s. Elk van de drie delen bestaat uit 70 à 80 oefeningen en drie diagnostische en evaluerende toetsen, waar vele uren zelfstandig mee gewerkt kan worden. Bij de vaststelling van het corpus voor het programma is in eerste instantie uitgegaan van de lijst van de 1200 meest gebruikte Nederlandse woorden (Uit den Boogaart, 1975). Een flink deel van deze woorden hoeft niet te worden aangeleerd omdat ze zelfs bij beginnende taalleerders al bekend zijn (de, niet, goed, mooi). Het zijn bovendien vaak functiewoorden die niet bij een bepaald thema zijn onder te brengen. In Woorden 1-2-3 zijn anderzijds ook veel woorden opgenomen die niet in de lijst staan. De selectie is ontstaan vanuit de gekozen thema s. Moeilijkheid van woorden is niet voor iedereen gelijk. Toch moest een indeling gemaakt worden in drie niveaus. Eén van de factoren die daarbij heeft meegewogen is het al dan niet vaak voorkomen van een woord (de frequentielijst van Uit den Boogaart). Verder is ervan uitgegaan dat woorden moeilijker worden naarmate ze: abstracter zijn; formeler zijn; langer zijn; vervoegd of verbogen zijn; samengesteld zijn; figuurlijk gebruikt zijn; onderdeel van een (idiomatische) uitdrukking zijn; horen in een bepaald (sociaal) register en als ze gaan over dingen die verder weg liggen. Bij de indeling van woorden in drie niveaus is met deze aspecten rekening gehouden. Waar deel 1 vooral uit concrete, korte, alledaagse, hoogfrequente woorden bestaat, komen in deel 3 veel langere, meer abstracte, lager frequente en specifieke woorden voor. Bij de drie bestanden van Woorden 1-3 is dus sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad. Binnen elk bestand is bovendien sprake van een cumulatieve opbouw. Woorden die in eerdere lessen behandeld zijn, worden verderop bekend verondersteld. Een didactische basisregel is dat het leren van een woord nooit in één keer gebeurt. Niet alleen moet de betekenis van woorden worden uitgelegd, daarna moet voldoende worden geoefend om ervoor te zorgen dat men die betekenis ook onthoudt. Ten slotte moet ook gecontroleerd worden of men de betekenissen kent. We maken bij Woorden 1-2-3 gebruik van deze drieslag van semantiseren (uitleggen van betekenissen), consolideren (oefenen op verschillende manieren) en controleren. Overzicht oefeningen en woorden van Woorden 1, 2 en 3 NB: oefeningen met * zijn voorzien van geluid en daardoor ook geschikt voor leerlingen die nog niet (goed) kunnen lezen. Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A mensen 1 Het meisje Jessica (*) Plaatje verklaren 1 11 2 De jongen Bas (*) Plaatje verklaren 1 13 3 De vrouw Sandra (*) Plaatje verklaren 1 14 4 De man Ahmed (*) Plaatje verklaren 1 11 5 Van mensen (*) Meerkeuze 1 20 6 Wie of wat is dat? (*) Meerkeuze 1 28 7 Lien Plaats woord 2 13 8 Lees over Sas en Wim Meerkeuze 1 14 9 Mensen (*) Meerkeuze 1 18 B dieren 1 Welk dier is dit? (*) Meerkeuze 1 18 2 Dieren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 3 Namen van dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Dieren herkennen (*) Meerkeuze 1 20 5 Het paard en de eend (*) Plaatje verklaren 1 14 6 Welk dier hoor je? (*) Meerkeuze 1 15
Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 7 Boer Jansen Plaats woord 2 12 8 Lees over de dieren van Jur Meerkeuze 1 14 9 Dieren (*) Meerkeuze 1 18 C huis 1 In huis (*) Meerkeuze 1 24 2 De huiskamer (*) Plaatje verklaren 1 17 3 De slaapkamer (*) Plaatje verklaren 1 10 4 In en om het huis (*) Meerkeuze 1 20 5 Wat is in het huis? Stenen 1 20 6 Het huis van Vic en Jos Plaats woord 2 18 7 Lees over het witte huis Meerkeuze 1 12 8 Woorden van het huis (*) Meerkeuze 1 24 D keuken 1 In de keuken (*) Meerkeuze 1 22 2 Op het aanrecht (*) Plaatje verklaren 1 15 3 De keuken (*) Plaatje verklaren 1 16 4 Wat zie je? (*) Meerkeuze 1 20 5 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 6 De afwas Plaats woord 2 15 7 Lees over het nieuwe huis Meerkeuze 1 9 8 Dingen in de keuken (*) Meerkeuze 1 20 E buiten 1 Zie je dat? (*) Meerkeuze 1 30 2 De stad (*) Plaatje verklaren 1 13 3 Buiten (*) Plaatje verklaren 1 10 4 Negen bouwsels (*) Plaatje klikken 1 9 5 Namen van bouwsels (*) Plaatje verklaren 1 9 6 Wat zie je buiten? (*) Meerkeuze 1 30 7 Het huis van Aram Plaats woord 2 15 8 Lees over het huis van Kim Meerkeuze 1 10 9 Buitenwoorden (*) Meerkeuze 1 24 F kleding 1 Kleren en zo (*) Meerkeuze 1 30 2 Tien kleren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 10 3 Tien namen van kleren (*) Plaatje verklaren 1 10 4 Hoe heet dit? (*) Meerkeuze 1 27 5 Wat is kleding? Stenen 1 20 6 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 7 Lev kleedt zich aan Plaats woord 2 11 8 Lees over de jurk van Femke Meerkeuze 1 10 9 Wat draag je? (*) Meerkeuze 1 25 G voeding 1 Wat eten we? (*) Meerkeuze 1 28 2 Hoe heet dit voedsel? (*) Meerkeuze 1 28 3 Groente en fruit (*) Plaatje klikken 1 12 4 Namen van voedsel (*) Plaatje verklaren 1 9 5 Wat kun je eten of drinken? Stenen 1 20 6 Eten koppelen Koppelpuzzel 1 10 7 Holle Bolle Gijs Plaats woord 2 17 8 Lees over dunne Hatice Meerkeuze 1 10 9 Eten benoemen (*) Meerkeuze 1 28 H school 1 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 24 2 Schoolwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 25 3 Schoolspullen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 In de klas (*) Plaatje verklaren 1 11 5 Koppels van school Koppelpuzzel 1 10 6 Het boek is stuk Plaats woord 2 16 7 Lees over boze Jaap Meerkeuze 1 10 8 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 25 I acties 1 Wat doen zij? (*) Meerkeuze 1 35 2 Wat voor actie is dit? (*) Meerkeuze 1 26 3 Acties aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 9 4 Welke actie zie je? (*) Plaatje verklaren 1 9 5 Waar doe je het mee? Koppelpuzzel 1 10 6 Wel of geen actie Rijen 1 30 7 Wat ik allemaal doe Plaats woord 2 16 8 Lees over het ongeluk Meerkeuze 1 10 9 Wat gebeurt hier? (*) Meerkeuze 1 30 J [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10
Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10 De woorden van Woorden 1 De ruim 400 inhoudswoorden die in het bestand Woorden 1 aan de orde komen zijn hieronder opgesomd. Daarnaast wordt in de oefeningen het gebruik van functiewoorden zoals 'dat', en', 'omdat' spelenderwijs aangeleerd en leert de leerling ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden. aanrecht - aap - aardbei - afwas - als - appel - arm - armband - auto - baby - bad - badjas - badkamer - badpak - bakker - banaan - bananen - bank - bed - been - beer - beker - bellen - berg - bestelwagen - besturen - billen - blad - bloemen - bloes - boek - boekenkast - boom - boon - boot - bord - borst - borstel - bos - boven - brief - bril - broek - brommer - brood - brug - bruin - buik - buiten - bus - cijfer - citroen - cola - computer - daar - dak - dan - dekbed - deken - deksel - denken - deur - dieren - dik - doek - doen - dragen - drankje - drie - duiken - duim - duimen - duiven - dun - eend - eenden - eet - ei - eieren - elleboog - emmer - enkel - eten - etui - fabriek - fiets - fietsen - fietser - flat - fles - fornuis - foto - gaan - gebakje - gebouw - geel - geit - gek - geven - gezicht - gezond - glas - glazen - glijden - goed - gooien - gordijn - gras - groeien - groen - groente - grond - gum - gummen - haan - haar - haard - hals - hand - handdoek - hangen - heel - hek - helpen - hem - hemd - hert - herten - heuvel - hoed - hoef - hond - honden - hoofd - horen - huis - huiskamer - hut - ijs - ijsje - in - jaar - jack - jasje - jongen - juf - jurk - kaars - kaas - kamer - kapstok - kast - kasteel - kastje - keer - kerk - kersen - ketel - ketting - keuken - kijken - kikker - kin - kind - kip - kippen - klas - kleren - klimmen - klinken - klok - knie - knielen - koe - koek - koekje - koelkast - koffie - koken - kom - konijn - kont - kookplaat - kop - kopen - kopje - kraan - krijt - kussen - laars - laarzen - laat - lachen - lade - lamp - langs - leerling - leeuw - lekker - lepel - leren - letter - lezen - liggen - liniaal - lip - lopen - lucht - luier - luisteren - maaltijd - maan - machine - maken - man - map - meer - meester - meisje - melk - meloen - mes - messen - met - meteen - middag - moeder - moeten - molen - mond - mooi - muis - muren - muts - muur - naar - naast - nat - nee - neus - nieuwe - noten - nu - ogen - om - oma - oog - oor - op - opa - open - opzij - ouders - oven - paaltje - paard - pan - peer - penseel - penselen - peren - pers - pet - pink - pizza - plaat - plafond - plakband - plank - plant - plas - poes - pols - poot - pop - potlood - praten - prei - raam - radijs - rekenen - rennen - riem - rijden - rijst - rijweg - ring - rivier - rok - rood - rug - rugzak - ruiken - schaal - schaap - schaar - schapen - schoen - school - schoolbord - schoon - schoorsteen - schoppen - schotel - schouder - schrift - schrijven - schuur - sjaal - sla - slaapkamer - slang - slapen - snavel - snelweg - snoepje - snor - soep - sok - sokken - som - soms - spiegel - spin - spons - spreken - springen - spullen - staart - staat - stad - step - stoel - stoep - stoppen - straat - strik - stropdas - struik - stuk - suiker - t-shirt - taart - tafel - tanden - tas - te - teen - teevee - tekenen - tekening - tekenen - tekst - tent - thee - tillen - toetje - tomaat - toren - trap - trein - trui - tuin - tuinbroek - tv - twee - ui - uien - uit - vaas - vader - vallen - vangen - varken - vegen - veld - verven - vest - vier - vinger - vis - vissen - vlees - vleugel - vliegen - vloerkleed - voet - voetballen - voeten - vogel - volgen - voor - voorhoofd - vork - vraag - vragen - vrouw - vulpen - wand - wang - warm - wassen - water - weg - wei - wekker - wenkbrauw - wijzen - wolk - wonen - wortel - wuiven - zebrapad - zee - zeker - zitten - zoeken - zon - zwaaien - zwaan - zwembad. Rubrieken en oefeningen van Woorden 2 NB: oefeningen met * zijn voorzien van geluid en daardoor ook geschikt voor leerlingen die nog niet (goed) kunnen lezen. Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A lichaamsdelen 1 Lichaamsdelen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Lidwina (*) Plaatje verklaren 1 15 3 Het gezicht van Sonja (*) Plaatje verklaren 1 15 4 Uitdrukkingen met hoofd en hand Koppels 1 15 5 Uitdrukkingen over lichaamsdelen Koppels 1 15 6 Het uiterlijk Plaats woord 2 16 7 Tekst - De inbreker Meerkeuze 1 12 8 Lichaamsdelen (*) Meerkeuze 1 25 B betrekkingen 1 Wie is wie? Plaatje verklaren 2 11 2 De familie Weslo Meerkeuze 1 16 3 Wie horen bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 4 Familierelaties Koppels 1 10 5 Dezelfde betekenis Koppelpuzzel 1 10 6 Uitdrukkingen over relaties Koppels 1 12 7 Vriendinnen Plaats woord 2 16 8 Tekst - Verliefd Meerkeuze 1 10 9 Woorden voor relaties (*) Meerkeuze 1 20 C dieren 1 Dieren herkennen (*) Meerkeuze 1 30 2 Welk dier is dit? (*) Meerkeuze 1 20
Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 3 Wilde dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Andere dieren (*) Plaatje verklaren 1 12 5 Wat hoort bij elkaar? Koppelpuzzel 1 10 6 Soorten dieren Koppels 1 14 7 De jacht Plaats woord 2 19 8 Tekst - de jonge tijger Meerkeuze 1 14 9 Vragen over dieren (*) Meerkeuze 1 24 D voorwerpen 1 Dingen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Wat zie je hier? (*) Meerkeuze 1 25 3 Dingen aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Soorten dingen Koppelpuzzel 1 10 5 Wat doe je ermee? Koppels 1 15 6 Onhandig Plaats woord 2 25 7 Tekst - Arm en rijk Meerkeuze 1 10 8 Vragen over dingen (*) Meerkeuze 1 24 E transport 1 Vervoer herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Welk vervoermiddel is dit? (*) Meerkeuze 1 27 3 De auto (*) Plaatje verklaren 1 11 4 De motor (*) Plaatje verklaren 1 13 5 Wat kun je ermee? Koppelpuzzel 1 10 6 Land of water Rijen 1 20 7 De vakantie Plaats woord 2 25 8 Tekst - wielen Meerkeuze 1 10 9 Vragen over vervoer (*) Meerkeuze 1 20 F beroepen 1 Beroepen herkennen (*) Meerkeuze 1 26 2 Welk beroep is dit? (*) Meerkeuze 1 20 3 Beroepen verklaren (*) Plaatje verklaren 1 11 4 Beroepen aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Beroep en omschrijving Koppelpuzzel 1 15 6 Wat wil je worden? Plaats woord 2 20 7 Tekst - beroepen tekenen Meerkeuze 1 12 8 Vragen over beroepen (*) Meerkeuze 1 20 G begrippen 1 Begrippen herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Welk begrip is dit? (*) Meerkeuze 1 25 3 Begrippen aanwijzen (*) Plaatje verklaren 2 17 4 Tegengestelde begrippen Koppelpuzzel 1 10 5 Woord en omschrijving Koppels 1 15 6 De boomhut Plaats woord 2 20 7 Tekst - het clubhuis Meerkeuze 1 15 8 Vragen over begrippen (*) Meerkeuze 1 24 H gevoelens 1 Eigenschap en gevoel herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Wat is hij of zij? (*) Meerkeuze 1 20 3 Gevoelswoord aanwijzen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Wat voelen zij? (*) Plaatje klikken 1 12 5 Tegenstellingen Koppelpuzzel 1 15 6 Een ander woord Koppels 1 12 7 Verliefd zijn Plaats woord 2 20 8 Tekst - beste Anna Meerkeuze 1 16 9 Eigenschappen en gevoelens (*) Meerkeuze 1 22 I [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10 De woorden van Woorden 2 De ruim 600 inhoudswoorden die in het bestand Woorden 2 aan de orde komen zijn hieronder opgesomd. Daarnaast worden in de oefeningen verschillende functiewoorden aangeleerd en leert men ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden.
aanhangwagen - aansteken - aansteker - aap - aardig - achter - achterlicht - achternicht - achterruit - afgelopen - afmaken - afsluiten - alles - angstig - arm - auto - automonteur - baas - bakken - bakker - balen - band - bang - baren - bedriegen - bedroefd - beetje - begroeten - behanger - beheersen - beker - belangrijk - beminnen - beneden - beroep - bescheiden - bestek - bestelwagen - beter - bezig - bezoek - blij - blond - blussen - boer - bok - boodschappen - boos - boot - bord - borst - boven - bovenlip - box - brand - brandweer - brandweerman - brandweerwagen - breed - breken - broek - broer - brommer - brood - bruiloft - bruin - brul - buik - bumper - bureau - buren - buurjongen - buurmeisje - buurt - caissière - camper - caravan - chauffeur - chimpansee - chirurg - collega - dag - dak - danseres - dapper - deftig - dicht - dichtbij - dief - diep - dijbeen - dik - ding - dochter - doden - dokter - dolfijn - donker - donker - dood - doodstil - drankje - driewieler - drogen - druk - duidelijk - duif - duiken - duim - duizendpoot - dun - dwepen - echt - echtgenoot - echtgenote - eekhoorn - eend - eenzaam - elektricien - elkaar - elleboog - eng - enkel - enthousiast - ernstig - Europa - even - familie - fiets - fietsen - fles - flesopener - flitsend - fotograaf - fout - gaaf - gaan - gebak - gebeuren - geboren - gebruiken - gedood - geit - gek - geluid - gemak - gemakkelijk - gemeen - gepakt - gepest - gereedschap - gesprek - getrouwd - gevaar - gevaarlijk - geven - gevoel - gewoon - gezicht - gezin - gezond - gieter - giraf - gisteren - gloeilamp - gorilla - graag - griezelig - grond - groot - grootmoeder - grootouders - grootvader - haak - haan - haardroger - haas - hamer - hand - handig - handpalm - hapje - heel - helikopter - hert - heup - hijskraan - hoek - hond - honing - hoofd - hoog - houden - hout - huid - huifkar - huis - huisdier - huiskamer - hulp - huwen - iedereen - iemand - iets - ijsbeer - ijsje - ijverig - ingewikkeld - inroepen - interessant - jaar - jachthond - jagen - jager - jaloers - jeep - jong - jongen - jongeren - jukbeen - kaak - kajuitboot - kalf - kameel - kampvuur - kano - kant - kantoor - kapot - kapper - kapsel - kat - kelner - kennis - kennismaken - keuken - keukenhulpjes - keurig - kijken - kikker - kin - kind - kip - kleding - kledingstukken - klein - kleinkinderen - klerenhanger - kleur - knap - knie - knijper - koe - koekenpan - koelkast - koffer - komen - kopje - koplamp - kort - kraan - krap - krokodil - krom - kroost - kruis - kuiken - kuit - kunnen - kurk - kurkentrekker - kwaad - laag - laatste - lam - land - lang - langs - langzaam - lawaai - leeftijd - leggen - lelijk - leraar - lerares - leren - les - leuk - libelle - licht - lief - links - lippenstift - loodgieter - lopen - luchtballon - lui - luid - luisteren - mager - make-up - maken - man - mascara - medelijden - meedoen - meeuw - meisje - melk - melkvee - mening - mes - metro - metselaar - meubels - middelvinger - minder - modder - moe - moeder - moedig - moer - mondhoek - monteur - mooi - motor - motorblok - motorkap - muis - muur - muziek - naast - nadenken - nagel - navel - Nederland - neef - netjes - neusgat - neushoorn - neusvleugel - nicht - niemand - nieuwsgierig - nijlpaard - niks - nummerbord - oksel - olifant - oma - onbereikbaar - onder - onderarm - onderwerp - onderzeeër - ondiep - ongehuwd - ongetrouwd - onthouden - ontmoeten - ontploffen - onzeker - oog - ooglid - oom - oorlel - oorschelp - opa - opbellen - opbergen - ophalen - ophangen - opmaken - opmerken - oud - ouders - overgrootmoeder - overgrootvader - paar - paard - paardenstaart - paars - papegaai - partner - pauw - pers - persen - personen - pesten - pijn - piloot - plank - planten - pleegmoeder - pleister - ploegen - poes - politieman - pols - pont - pony - portier - post - postbode - poten - prachtig - praten - precies - pul - pup - pupil - raar - raket - ram - rasp - raspen - recht - rechts - redden - regelmatig - reiger - reis - reizen - rekening - relatie - renpaard - repareren - rijden - rijk - ringvinger - risico - rommel - rommelig - rond - roos - roze - rubberboot - rug - ruimte - ruitenwisser - rups - rustig - schaap - schedel - schilder - schip - schoon - schoonmaakspullen - schoonmaken - schouder - schrik - schroef - schroevendraaier - schuur - scooter - serieus - servies - shovel - sip - skateboard - skelter - slaap slaan - slager - slak - slang - slank - slingeraap - slordig - slot - smal - smerig - snel - soldaat - spaarvarken - spannend - spatbord - speelgoed - speld - spiegel - spin - spitsen - sportwagen - spullen - steken - stel - stem - step - steppen - sterk - stiefmoeder - stiekem - stier - stil - stof - stofdoek - stoffen - stoffer - straat - straathond - streng - strepen - strooien - stroom - stuk - stuur - surfplank - tandarts - tandenborstel - tang - tank - tankwagen - tante - tegen - tekort - tekst - telefoon - test - tevreden - thuis - tijd - tijdelijk - tijger - timmeren - timmerman - touw - traag - tractor - tram - trechter - trein - trekken - trekvogel - trommel - trots - trouwen - trouwpartij - trui - twaalf - tweeling - tweewielers - twijfelend - uil - uiterlijk - uitgerust - uitlaat - uitladen - uitzien - vader - vak - vals - vangen - varen - vastmaken - vee - vegen - veilig - verdiende - verdriet - verdrietig - verf - vergiet - verhuiswagen - verhuizen - verkeer - verkering - verkoper - verlegen - verlichten - verliefd - verloofde - vermoeid - verplaatsen - verpleegster - verrast - verschillende - verveeld - vervelend - vervoeren - verwaand - verwant - veulen - vierkant - vies - vijf - vinden - vis - visdiefje - vissen - visser - vissersboot - vleermuis - vlieg - vliegreis - vliegtuig - vlinder - vlot - voertuigen - vogel - vol - voorhoofd - voorruit - voorzichtig - vork - vos - vrachtwagen - vragen - vreemd - vriend - vriendelijk - vriendin - vrijgezel - vrolijk - vrouw - vuilnisbak - vuur - wang - want - wasmand - water - watervogel - wc-papier - weduwe - weduwnaar - weg - weinig - wekker - wenkbrauw - werk - weten - wieg - wieldop - wijn - wijsvinger - wild - willen - wimper - winkel - winter - woede - woedend - wolf - worm - wreef - zachtjes - zaklamp - zand - zebra - zeehond - zeilboot - ziek - ziekenwagen - zielig - zin - zitten - zoet - zoetwatervis - zonder - zoon - zorgen - zuiden - zus - zwaar - zwak - zwart zwemmen. Rubrieken en oefeningen van Woorden 3 Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven A natuur 1 Dieren en planten herkennen (*) Meerkeuze 1 36 2 Namen van dieren en planten (*) Meerkeuze 1 34 3 Dieren aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Planten aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Dieren en planten sorteren Rijen 1 30 6 Soortnamen kiezen Koppels 1 15 7 Op safari Plaats woord 2 20 8 Tekst - Naar de dierentuin Meerkeuze 1 16 9 Woorden voor dieren en planten (*) Meerkeuze 1 25 B uiterlijk 1 Opmaak en kleding herkennen (*) Meerkeuze 1 30 2 Opmaak en kleding aanwijzen (*) Meerkeuze 1 25 3 Aan je voeten (*) Plaatje klikken 1 11 4 Bij welk lichaamsdeel? Koppelpuzzel 1 12 5 Je mooi maken Stenen 1 20 6 Uiterlijk en omschrijving Koppels 1 15
Rubriek Oefening Type Uitleg Opgaven 7 Het fotomodel Plaats woord 2 28 8 Tekst - De modeshow Meerkeuze 1 15 9 Woorden bij het uiterlijk (*) Meerkeuze 1 28 C gezondheid 1 Gezondheidswoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 25 2 Het skelet (*) Plaatje verklaren 1 11 3 Gezondheidswoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 24 4 Klacht en lichaamsdeel Koppelpuzzel 1 10 5 Omschrijving van gezondheidswoorden Koppels 1 15 6 Doktersvragen Meerkeuze 2 14 7 Naar de specialist Plaats woord 2 20 8 Tekst - Artsen zonder Grenzen Meerkeuze 1 14 9 Gezondheidswoorden (*) Meerkeuze 1 25 D school 1 Schoolwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 35 2 Vakken van school (*) Plaatje klikken 1 9 3 Schoolwoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 26 4 Rekenwoorden in beeld Meerkeuze 1 20 5 Omschrijving van schoolwoorden Koppels 1 15 6 Concentratieprobleem Plaats woord 2 20 7 Tekst - Dagboek van een juf Meerkeuze 1 12 8 Schoolwoorden (*) Meerkeuze 1 24 E eten en drinken 1 Eten en drinken herkennen (*) Meerkeuze 1 28 2 Groentes aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 3 Groentes benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 4 Fruit aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 5 Fruit benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 6 Namen van eten en drinken (*) Meerkeuze 1 22 7 Soorten eten en drinken Koppelpuzzel 1 10 8 Tekst - Voedingsmiddelen Meerkeuze 1 14 9 Eten en drinken (*) Meerkeuze 1 22 F maatschappij 1 Maatschappijwoorden herkennen (*) Meerkeuze 1 34 2 Maatschappijwoorden aanwijzen (*) Meerkeuze 1 25 3 Activiteit en omschrijving Koppels 1 12 4 Wat gebruik je ervoor? Koppelpuzzel 1 10 5 Omschrijving van beroepen Koppels 1 15 6 Saai leven Plaats woord 2 26 7 Tekst - Interview Meerkeuze 1 16 8 Maatschappijwoorden (*) Meerkeuze 1 25 G sport 1 Sporten herkennen (*) Meerkeuze 1 26 2 Sporten benoemen (*) Plaatje verklaren 1 12 3 Sporten aanwijzen (*) Plaatje klikken 1 12 4 Sporten en voorwerpen Koppels 1 12 5 Het sportjournaal Plaats woord 2 20 6 Sportwoord en omschrijving Koppels 1 15 7 Tekst - De held Boukhari Meerkeuze 1 17 8 Sportwoorden (*) Meerkeuze 1 22 H goed en kwaad 1 Woorden herkennen (*) Meerkeuze 1 24 2 Woorden voor goed en kwaad (*) Meerkeuze 1 22 3 Oorlogstuig (*) Plaatje verklaren 1 8 4 Werkwoord en omschrijving Koppels 1 15 5 Naamwoord en omschrijving Koppels 1 15 6 Gevaarlijke honden Plaats woord 2 26 7 Teksten - misdaadberichten Meerkeuze 1 17 8 Goed en kwaad (*) Meerkeuze 1 24 I [eigen woorden] 1 Eigen woorden - meerkeuze Meerkeuze 1 10 2 Eigen woorden - koppels Koppels 1 10 3 Eigen woorden - rijen Rijen 1 20 4 Eigen woorden - stenen Stenen 1 20 5 Eigen woorden - koppelpuzzel Koppelpuzzel 1 10
De woorden van Woorden 3 De bijna 1000 inhoudswoorden die de leerling in het bestand Woorden 3 tegenkomt, zijn hieronder opgesomd. Daarnaast worden in de oefeningen functiewoorden aangeleerd en leert men ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden. aalbessen - aandacht - aanhang - aanhanger - aanpakken - aantrekken - aanval - aanvallen - aardappels - aardbei - aardrijkskunde - aarzelen - abrikozen - achteraan - achterstand - acrobaat - acupuncturist - acupunctuur - adelaar - adem - ademhalen - aderen - advocaat - afleiden - afrekenen - afspraak - aftrekken - afvuren - afwassen - agenda - agenten - agressief - alarm - amandelen - ambulance - ananas - angstig - anjer - antwoord - aparte - apen - apotheek - apparaat - applaudisseren - arme - automonteur - baan - baas - bal - balie - balletpakje - balpen - barbecue - basketbal - bedienen - bedrijf - beeldschoon - been - beer - beginnen - begrip - beha - behandelen - behandeling - bekeuren - bekeuring - bekijken - beluisteren - benauwdheid - benen - bepalen - bereiken - beschermen - beschuldigen - besmettelijke - bestellen - bestelling - betalen - beter - betrokken - beugel - beuk - beveiligen - bewerken - bewondering - bh - bibliothecaresse - bibliotheek - bidden - bikini - biljarten - billen - biologie - bioscoop - bisschop - blaar - blaasje - bladeren - bleekselderij - blijven - blindedarm - blindheid - bloed - bloeddruk - bloeddrukmeter - bloemen - bloemkool - blok - bloot - boek - boksen - bokshandschoenen - bon - boodschappen - boog - boogschieten - boom - boos - borsten - brandstof - brandweerman - breedte - brengen - briefje - broccoli - broche - broek - buik - buikpijn - buitenste - cactus - cadeaupapier - caissière - cake - capsule - carnaval - cd - chic - chimpansee - chirurg - cijfer - circuit - circus - cirkel - citroen - citrusvruchten - clown - club - cola - computer - concentreren - contract - cool - coureur - crimineel - cursus - daad - dag - dagdromen - dalen - darmen - deeg - deelbaar - deelnemers - delen - denken - diagnose - diagonaal - diep - diepzeeduiken - dijbeen - dingen - diploma - directeur - dirigent - dirigeren - discrimineren - diskette - doel - doelman - doelpunt - dokter - doodmaken - doofheid - doorknippen - doping - dorp - douche - draad - driehoek - druiven - druk - duiken - duikplank - duim - duivel - duizeligheid - dupe - dure - dwang - eentje - eerst - eigenlijk - eik - eindstreep - eiwitten - elftal - elkaar - ellebooggewricht - energie - eng - engel - epidemie - eraan - erg - ergens - ergs - erin - ermee - ernstige - ervaring - erwten - erwtjes - etui - even - excuus - ezel - fantastisch - favoriet - fee - figuur - film - finishen - fitness - flamingo - fotograaf - frambozen - fresia - frisdranken - fruit - fysiotherapeut - gaaf - gaatjes - garnaal - gebaksoorten - gebeurtenis - gebouw - gebruik - gebruiken - gedachten - geit - gekleurd - geld - geliefde - gelijk - geloof - geluid - gemalen - geneeskunde - geneesmiddel - genezen - geopereerd - geranium - geschorst - gesloten - gesneden - gesprek - getal - geur - gevaar - gevaarlijke - gevangen - gevangenis - gevecht - gevoel - geweer - geweld - geweldig - gewoon - gewricht - gezicht - gezond - glijbaan - god - godsdienstles - golfen - graan - graansoorten - grapefruit - gras - groente - grootte - gym - gymmen - haai - haar - haarspeld - hagedis - halen - halswervels - handschoen - hard - hart - hartkloppingen - hartstikke - hazelnoten - heel - heesheid - heleboel - helm - helpen - hersenen - hert - heupen - hiel - hockeyen - hockeyschaatsen - hoeken - hoge - hond - hondenras - honkbal - hoofd - hoogte - horizontaal - horloge - houden - hout - houten - hovenier - huid - huis - huisarts - huisdieren - huiswerk - ideeën - ijsbeer - ijshockey - ijzer - inbreken - inbreker - infuus - ingang - ingespannen - injecteren - injectie - inkoper - inleveren - inpakken - insecten - inspuiten - instapper - instrument - instuderen - interviewen - jasje - jeep - jeuk - judo - juf - jus - kaak - kalkoen - kameel - kampioenschap - kan - kanarie - kaneel - kans - kap - karbonade - kat - keel - keeper - keer - kelner - kerk - kersen - keu - kiekendief - kieviet - kind - kip - kiwi - klas - kleden - kledingstuk - kleren - kleur - klimrek - klomp - knaagdieren - knap - kneden - kniegewricht - kniekous - koe - kogels - koken - komen - kommagetal - kont - kool - koolsoorten - koorts - kop - kopen - koran - korrel - kousen - krab - kracht - krokodil - kropsla - kruis - krullen - kubus - kudde - kuitbeen - kunsten - kunstschaatsen - kwaad - laag - laat - landen - lang - leeuw - leiden - leiding - lekker - lelie - lelijk - lenen - lengte - lenig - leren - letten - libelle - lichaam - lichaamstemperatuur - lichtbruin - lieveheersbeestje - lijn - liniaal - links - linksonder - lippenstift - longen - loodgieter - loodrecht - lopen - maag - maaltijd - maand - macaroni - madeliefje - maillot - make-up - makreel - malaria - malen - mango - manier - margriet - mascara - masker - mat - materiaal - medicijn - medisch - meenemen - meer - meerkoet - meest - meeuw - melk - mensen - menukaart - merel - merken - metalen - metselaar - microscoop - middel - misdadigers - misdrijf - mishandeling - mist - mode - moeder - moeilijk - moeten - mogen - monitor - mooi - moord - moorkop - moskee - moslim - motor - mug - muiltje - muis - mus - muur - muziek - muziekles - muziekstuk - naald - naam - naar - nachtdier - nachtkleding - nadeel - nadoen - narcose - negatief - nek - nemen - nergens - nervositeit - netjes - neus - nodig - non - nooduitgang - nootmuskaat - noren - ober - omhangen - omhelzen - omhoog - omhulsel - omkleden - omlaag - omtrek - onaangenaam - onderbroek - ondergoed - onderwijzer - oneven - ongerust - ongeval - onschuldige - ontkomen - ontmoet - ontstoken - oogleden - oogschaduw - oorbel - oorlog - opdracht - open - openbreken - operatie - opereren - opgeven - ophouden - opletten - opmaken - oppervlakte - oprapen - opsporen - optellen - optreden - opvoeding - opzet - opzettelijk - orchidee - orde - orgaan - orkest - ouders - overbrengen - overgave - overgeven - overheen - paar - paardrijden - paddenstoel - paling - panter - pantoffel - papegaai - paperclip - papieren - paprika - parachutespringen - parallel - parelketting - parfum - partij - passer - pasta - patiëntenplaatje - pech - pelikaan - penseel - peper - pepers - perzik - peulvruchten - pijl - pijn - pil - pillen - pincet - pinnetje - pistool - pitten - plaats - plank - plant - pleister - ploeg - pluimvee - poeder - poedervorm - poepen - poetsen - politiebureau - pols - pony - pootjebaden - portemonnee - positief - prachtig - praten - preken - prei - preken - priester - proberen - probleem - programma - prooi - protesteren - pruimen - publiek - pukkeltjes - punaise - punaises - puntenslijper - puntige - pyjama - race - racewedstrijden - racket - radiator - radijs - rat - recept - rechtbank - rechten - rechter - rechthoek - rechtsboven - regenjas - regisseren - regisseur - reiger - rekenen - rekening - rekenmachine - repareren - repen - repeteren - reptielen - restaurant - reuzenschildpad - ribben - richten - riem - riet - rij - rijden - rijen - rijst - rimboe - ring - roeien - roeispanen - rol - rond - rondkijken - rondlopen - roofdier - roofvogels - roos - rooster - rosbief - rugby - rugwervels - ruil - ruimte - ruw - ruzie - röntgenfoto - saai - safari - sandaal - schaaldieren - schaats - schade - schedel - schelp - schema - scherp - schieten - schil - schilder - schildpad - schoen - schol - schommel - schommelen - schoonheidsspecialiste - schoppen - schouders - schreeuwend - schrijven - schuin - schuld - schuldig - scoren - serie - shampoo - sieraad - sierspeld - sinaasappel - skeeler - skeeleren - ski - skiën - slaan - slaap - slachtoffer - slagtanden - slangetje - slapen - sleutelbeen - slim - smaak - sneetje - snel - solo - somber - soort - spaghetti - spannend - specerij -
specialist - speeltuin - spel - spelen - spieken - spieren - spits - sport - sportjournaal - sprinkhaan - sproeten - spruitjes - staan - staat - staken - steken - stel - stelen - stellen - stem - stenen - stethoscoop - stick - stiekem - stijfheid - stof - stoffen - stok - stomme - stoppen - straf - strafbaar - straffen - strafzaken - strak - strijd - stroken - stropdas - struik - studeren - stuk - stukje - suiker - supermarkt - supporter - supporter - surfen - surfpak - tablet - tabletten - tandarts - tanden - tangetje - tank - tape - tarwe - tarwemeel - tegenpartij - tegenstander - tekenen - tekst - teleurgesteld - tennissen - terras - terugkeren - theater - theaterproductie - thermometer - tijdelijk - tijdje - tips - toegangskaartje - toeschouwer - toespraak - toestand - toetsenbord - toezicht - tompoes - toneelstuk - treuzelen - tribune - tropische - trui - tuin - tulp - uithalen - uitkleden - uitleggen - uitschakeling - uitslag - uitvoeren - uitvoering - uitzenden - uur - vaak - vast - vechten - vee - veel - ver - verband - verbandgaasje - verbeteren - verbieden - verboden - verdachte - verdedigen - verder - verdoving - vergadering - vergroot - verkeerd - verkleed - verkleedspullen - verkopen - verkoudheid - vermenigvuldigen - vermoorden - veroordeeld - veroordelen - verpleegkundigen - verschijnen - verspringen - verstoppertje - verstopping - verticaal - vervelend - verwachten - verwarming - verwijderd - veter - vierkant - vinger - vissen - vissoorten - vitamine - vlecht - vleermuis - vleessoorten - vlekken - vlieg - vliegveld - vloeistof - vlucht - vluchten - vocht - voedsel - voetbal - voetballen - voetballer - voetbalspel - voeten - vogels - volgende - volksfeest - voorkomen - voorlezen - voorstelling - voorwerp - vorm - vragen - vrede - vrucht - vuisten - vuur - wachtkamer - wagen - walvis - want - wapen - water - waterskiën - watervogels - wedstrijd - week - weekeinde - weidevogels - weinig - wenken - wereld - werk - werkplaats - wesp - wielerronde - wijsvinger - wimpers - winkel - winkelen - winnen - winterjassen - witlof - wond - wortels - wurgslang - yoghurt - zacht - zadel - zalm - zangvogels - zeemeeuw - zeggen - zeilboot - zeilen - zeiljack - zenuwachtig - ziek - ziekenhuis - ziekte - zielig - zijde - zin - zit - zitplaatsen - zitten - zomer - zuivelproducten - zuurstofflessen - zwangerschap - zwembad - zweminstructeur - zwemkleding zwemmen.