Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

Transcriptie

1 2.1 Met Ron naar school naam: Kijk en vul in: Wie - wat waar Op de schouder van Ron zit zijn rat. De rat heet Marloes. In zijn hand draagt Ron haar jong. Het jong heet Snuf. Op de grond staat de kooi van Marloes en Snuf. 1 De rat van Ron is nog wild. tam. 2 Ron heeft Marloes vast. Snuf vast. 3 Marloes en Snuf gaan mee. Ron neemt ze mee in de doos. in de kooi. 4 Hoe heet de mamma-rat? Marloes 5 Wat ligt er in de doos? een handdoek Verwerkingsblad

2 Lees het verhaal en vul in: Het jonge ratje heet Mar Snuf Marloes 10 Wat doet Ron eerst? Hij pakt een doos. Hij pakt de kooi. 7 1 Wie maakt de kooi schoon? Ron mamma de rat 8 1 Waar is de rat? in de kooi op de vloer 9 1 Zorg maar dat alles klaar staat. regel 17 Wat bedoelt mamma met alles? alles wat mee moet naar school, de kooi en de doos met de ratjes 11 2 Welke riem bedoelt mamma? regel 18 de riem in de auto de riem van zijn broek 12 3 Waarom stapt mamma uit de auto? regel De auto doet het niet meer. Ze wil Ron helpen Waarom roept Ron de rat? regel 15 De doos is uit de kooi. Hij ziet de rat niet Waar zet Ron de doos? op de bank op de vloer 52 Verwerkingsblad 2.1

3 2.2 Pluis is stout naam: Kijk en vul in: 1 De poef staat voor de bank. naast de bank. 53 Wie - wat - waar Frenk zit naast zijn pappa op de bank. Achter de bank staat een poef. Daarop ligt Snoet, de mamma-poes. In de mand op de vloer slaapt een jong poesje. Dat is Pluk. Pluis zit rechtop in de mand. Hij heeft geen slaap meer. 2 Frenk zit op zijn knie. op zijn bips. 3 Pluis kijkt naar zijn mamma. naar de bal. 4 In de mand zijn twee poesjes. is één poesje. 5 De bal ligt voor het kleed. op het kleed. 6 Welk poesje slaapt nog? Pluk Verwerkingsblad 2.2

4 Lees het verhaal en vul in: Pluis ligt in de mand. zit in de mand. 8 1 Ze ligt op de poef en slaapt. regel 11 Wie is ze? Pluk de mamma-poes 9 1 Hij loopt naar de bal toe. regel 15 Wie is hij? Pluk Pluis 10 2 Waarom kan Pluis niet bij de bal. De bal is te klein. De bal ligt te ver weg Hij wil van de bank. regel 13 Wie is hij? Pappa Frenk 12 dat doet de wesp niet, zegt pappa. regel 4 Hoe weet hij dat? Een wesp steekt nooit. Dat denkt pappa Waarom kan Pluis niet op de stoel? regel De stoel is te klein. Pluis is te klein Waarom is de wesp boos op Pluis? Pluis mag niet op de stoel. De peer rolt weg Wat gaat de mamma-poes doen? open vraag zonder vast antwoord 54 Verwerkingsblad 2.2

5 2.3 Een pad in huis naam: Kijk en vul in: 1 Lies en mamma zijn in huis. buiten. 2 De kat ligt in de plant. achter de plant. 3 Wie zit op de stoel? Lies mamma 4 Een pad is een kikker. lijkt op een kikker. 5 Wat is waar? De pad ziet de kat. De kat ziet de pad. 55 Wie - wat - waar Mamma en Lies zitten op het terras achter het huis. Moor, de kat, ligt tussen de planten. Hij doet net of hij slaapt, maar hij hoort en ziet alles. Een pad komt het terras opgehupt. 6 Waaraan kun je zien dat het warm weer is? aan de kleren of aan de blote voeten van mamma Verwerkingsblad 2.3

6 Lees het verhaal en vul in: Moor, de kat zit op het terras. ligt op het terras. 8 1 Moor geeft de pad een duw. Dat deed hij met zijn poot. met zijn kop. 9 2 Moor doet de pad geen kwaad. regel 4 Welke zin hoort daarbij? De pad vindt het leuk. De pad heeft geen pijn. 12 De deur staat op een kier. regel 8 Welke zin hoort daarbij? De pad kan het huis in. De pad kan het huis niet in Wat moet Lies doen?. regel 7 op Moor letten op de pad letten 14 4 Maar hij kan niet bij hem. regel 3 Wie is hem? de kat de pad Dat mag hij niet doen. regel 6 Wie is hij? de kat de pad 11 2 Van wie rukt Moor zich los? regel 13 van Lies 15 4 Vang haar dan, zegt mamma. Waarom moet Lies dat doen? Zij heeft Moor vastgehouden, waardoor de pad weg kon. Verwerkingsblad 2.3

7 2.4 Mamma let niet goed op naam: Lees en vul in: 4 1 Mamma wacht op Jos en Dik. Wie wacht er ook nog? Rik 1 Over wie gaat het verhaal? over Jos, Dik, Rik en hun mamma (eventueel ook hun pappa) 2 Waar speelt het verhaal zich af? in de auto 5 1 Wie is er het eerst bij de auto? Jos Dik 6 1 Waar gaat mamma met Jos en Dik naar toe? naar school naar het schip van pappa Wie hebben er geen riem om? Jos en Dik Dik en Rik 3 1 Wat doet pappa op het schip? Hij werkt daar als matroos. Hij kookt daar het eten. 8 Wie zit er naast Jos in de auto? mamma 57 Verwerkingsblad 2.4

8 9 3 Jos is boos op mamma, want ze denkt dat mamma haar niet snapt. dat mamma haar uitlacht Wat vindt Jos wel leuk? dat Ank ziek was de dag op school 11 4 Waardoor stoot Dik zijn hoofd? Dik lette niet goed op. De auto remde opeens heel hard Waar heeft Dik pijn aan? aan zijn hoofd aan zijn lip 13 4 Wat zal mamma nooit meer doen? regel 14 opeens hard remmen niet goed op het verkeer letten 14 Het verhaal in het kort Mamma let niet goed op op school. in de auto voor de school. van pappa. kok. komt hij naar huis. mamma. zitten op de achterbank. Jos. op het verkeer. heel hard. de vloer. zijn hoofd zijn lip. niet goed oplet. nooit meer zal doen. Jos en Dik zijn Mamma wacht met Rik Ze gaan naar het schip Pappa werkt daar als maar vandaag Jos zit naast en Dik en Rik Mamma praat met _ Daardoor let ze niet Plots remt ze Rik valt op Dik stoot en Dik zegt dat mamma Mamma zegt dat ze het 58 Verwerkingsblad 2.4

9 2.5 Geen meid in de hut naam: Lees en vul in: 1 Over wie gaat het verhaal? over Maartje, Luuk, Rik, Gijs en Jan 2 Waar speelt het verhaal zich af? in de wei of op een boerderij 3 1 Waar is de hut van gemaakt? van hout van hooi 4 1 Waarom mag Maartje niet mee doen? Luuk is boos op haar. Ze is een meisje. 5 1 Wie geeft Maartje een duw? Luuk Gijs 6 1 Wat doet Maartje als ze niet mee mag doen? Ze maakt de hut stuk. 7 1 Wie loopt er dicht achter Maartje? Luuk Rik 8 2 Wie zitten er vast in de modder? Luuk en Maartje Maartje en Rik 59 Verwerkingsblad 2.5

10 9 3 Waarom huilt Maartje zo hard? regel 12 Haar laars loopt vol modder. Ze wordt heel bang Wat weet je van Jan? Hij is ook een jongen. Hij is een man Jan legt een plank op de modder. Waarom doet hij dat? Dan zie je de modder niet meer. Nu zakt hij niet in de modder Maartjes laars blijft staan regel 2 in de modder, omdat: Jan niet hard genoeg trekt. Maartjes voet uit de laars schiet Wie zegt dat Maartje mee regel 14 mag doen? Luuk Gijs 14 Het verhaal in het kort Geen meid in de hut Maartje en Luuk zijn bij Rik en Gijs hebben een hut De hut is in Maartje mag niet mee want ze is een Maartje maakt de hut en loopt hard weg naar Daar zakt ze in de Luuk zakt ook in de Rik trekt Luuk uit de maar hij kan niet bij Een man legt een plank op de modder en Als ze weer schoon zijn, Rik en Gijs. van hooi gemaakt. de schuur. in de hut (naar de schuur), meisje. stuk de wei. modder. modder. modder, Maartje. trekt Maartje eruit. spelen. mag Maartje wel mee 60 Verwerkingsblad 2.5

11 2.6 Op het strand naam: Lees en vul in: 1 Over wie gaat het verhaal? over Jung, Bob en hun mamma s 4 1 Bob holt vooruit. Dat vindt Jung heel leuk. Dat vindt Jung niet leuk. 5 1 Wat is waar? regel 9 Het strand ligt tussen duin en zee. Het strand ligt achter de zee. 6 2 Op wie wacht Bob niet? regel 1 op zijn mamma op Jung 2 Waar speelt het verhaal zich af? op het strand 7 2 Wat doet Bob eerst? zijn bloes uit zijn tas op het zand gooien Wie is er het eerst op het strand? Jung Bob 8 2 Wie roept er naar Jung? regel 9 de mamma van Jung de mamma van Bob 9 3 Wat is waar? Jung loopt naar Bob. Bob loop naar Jung. Verwerkingsblad 2.6

12 10 3 Wat is waar? Jung voelt de schelp niet. Jung voelt de schelp wel Als de golf komt, blijft Bob staan. blijft Bob niet staan Jung houdt zich flink, wil zeggen: ze huilt niet. ze heeft geen pijn Jung staat al weer. regel 1 Wat deed ze daarvoor? Ze lag in de zee. Ze zat in de zee Wat is waar? Jung heeft haar badpak al aan. Jung heeft haar badpak niet aan. 15 Het verhaal in het kort Naar het strand strand (de zee). duin (het strand). het strand (de zee). dat hij moet wachten luistert niet (hoort haar niet). bloes uit de zee. niet uit. Bob in de zee. niet aankomen. haar omver. is nat. boos. leuk uit. Jung en Bob gaan naar het Bob is het eerst op het Hij holt naar Zijn mamma roept _ maar Bob Bob doet zijn en loopt naar Jung doet haar jurk Ze loopt naar Jung ziet de golf De golf gooit De jurk van Jung Haar mamma is niet Jung ziet er wel 62 Verwerkingsblad 2.6

13 Weet je wat? naam: Lees en vul in: 1 Welke vraag wordt in het gedicht gesteld? Schrijf de vraag hieronder op. Weet je wat ik hoor? 2 Welke woorden rijmen op elkaar? Schrijf de woorden naast elkaar. Doe het zo: oor hoor; nee-zee; nee-thee 3 Weet je wat ik hoor? Aan wie wordt dat gevraagd? aan iemand op het strand aan de lezer van het gedicht 4 Welk geluid maakt de zee? de golven (het water) het geluid van 5 Een geluid hoort altijd bij iets. Waar denk je aan als je hoort: slang; water dat kookt bij; soort bel muis; deur sissen: zoemen: piepen: 6 Een kopje maakt geen geluid, maar je kunt wel aan geluiden denken die erbij horen. Aan welke geluiden denk je bij: blaffen; janken mauwen; blazen een hond: een poes: 7 Je kunt bij een kopje aan thee denken. Waar kun je aan denken bij: zweven; feest schrijven; tekenen gooien; schoppen; rollen eten; prikken een ballon: een potlood: een bal: een vork: Verwerkingsblad 2.7

14 Sterren naam: Lees en vul in: 1 Het jongetje kijkt naar de sterren. Wanneer kun je dat doen? als het donker is en er geen wolken zijn 2 Welke woorden rijmen op elkaar? Schrijf ze twee aan twee naast elkaar op. tellen-stellen; zien-misschien 3 Wat betekent heel in de verte? heel ver weg dicht bij de maan 4 Waarom zie je s nachts soms geen sterren? Dan zijn ze er niet. Dan zitten er wolken voor. 5 Waarom zijn de sterren niet te tellen? Ze zijn te ver weg. Het zijn er te veel. 6 Er staat: en ze zien mij ook misschien. Waarom staat er misschien? Het is te donker om te kijken. De schrijver weet niet of sterren kunnen kijken. 7 Waar denk je aan als je naar de sterren kijkt? (Je mag ook zelf iets invullen.) Dat ze zo ver weg zijn. Dat je zelf zo klein bent. Verwerkingsblad 2.8