Storm in het bos. Storm in het bos. Isabel Versteeg Storm in het bos

Transcriptie

1 Zwijsen Zwijsen Ties woont in het bos, met mama en de rest van de groep. Op een dag gaat het hard stormen. Bomen zwaaien heen en weer. En takken vallen op de grond. Ties slaat op de vlucht. Maar hij raakt zijn groep kwijt. Hij brult en roept, maar ze zijn weg. Dan gaat hij zoeken. De kleine aap trekt door het grote woud. Ties ziet een leeuw en een slang. Gevaar... Zou Ties zijn groep en zijn mama vinden? Isabel Versteeg Storm in het bos Storm in het bos Storm in het bos N AVIG ATO R Zwijsen E _est_lb_a_e3_1_os.indd 1 Isabel Versteeg E :38:15

2 Inhoud 1. Warm 9 2. Wind Storm Pijn Op zoek naar het gat In het gat Honger Op weg Nacht Weer verder Bak aan een tak De schreeuw De krok Ties vaart Loena Samen op weg De enge slang De slang is lief De vlakte De staart De leeuw Mama leeuw De leeuw weet meer De groep 58 7

3 8

4 1. Warm Ties hangt aan een tak. Hij zwaait heen en weer. Wat is het warm, zeg. Ties puft ervan. De zon schijnt fel en er is geen wind. In de boom naast hem hangt Loena. Zij zwaait ook heen en weer. Aap me niet zo na, snauwt Ties. Ga zelf eens wat doen. Nou zeg, doe niet zo raar, zegt Loena. Ik aap je echt niet na. Ben je soms kwaad? Het is zo heet, klaagt Ties. Ik hang hier maar. Daar heb ik geen zin meer in. Maar ik weet niet wat ik doen moet. Ik heb wel een plan, zegt Loena. We gaan een spel doen. Ze springt naar de boom van Ties. Met haar hand grijpt ze een tak. Nu hangt ze naast hem. Het is het spel van de wind. Ken je dat? vraagt Loena. 9

5 Nee, maar het klinkt goed, zegt Ties. Want ik wil wel wat wind. Let maar eens op, zegt Loena. Ze hapt een paar keer lucht. Dan blaast ze zo hard als ze kan. Recht in Ties zijn snuit. Zijn oog traant, maar het is wel koel. Nu is het jouw beurt, roept Loena. Met al zijn kracht blaast Ties. Hij doet er ook wat spuug bij. Mmm, fris, zegt Loena en ze lacht. 10

6 2. Wind Ze zijn klaar met het spel. Loena is weer naar haar boom. En Ties ligt sloom op een tak. Het is nog steeds erg warm. Maar hij voelt nu toch wat wind. Zijn tak deint zacht op en neer. Ties kijkt naar de lucht. Die ziet er woest en grijs uit. De zon is niet meer te zien. Ties voelt zich sloom en hij krijgt slaap. Maar dan schrikt hij op. Uit het bos klinkt een schreeuw. Dat is de baas van zijn groep. Wat roept die nou? Ties gaat staan en kijkt rond. Weer hoort hij een schreeuw. Maar nu is het mama die roept. Ties, Ties, kom snel naar huis. Ties denkt niet meer na. Hij pakt een tak en zwaait weg. Daar gaat hij, van boom naar boom. Zo snel als de wind. Al gauw ziet hij zijn groep. 11

7 Ze staan op de grond in een kring. Loena is er ook bij. Met een kreet springt Ties uit de boom. Mama rent snel naar hem toe. Zijn zusje hangt aan haar buik. Ik ben blij dat je er bent. Want er komt storm aan. Blijf bij ons en ga niet weg. 12

8 3. Storm De lucht is nu heel erg zwart. Van de zon is niets te zien. Ties voelt een spat op zijn vacht. En nog een en nog een. Al snel is zijn vacht nat. Ties kijkt naar zijn zusje Mon. Ze klemt zich vast aan mama. Wat ziet ze er bang uit, denkt Ties. Maar dat hoeft toch niet? Fijn die wind, Loena, roept hij. Ze zit niet ver weg. Ja, maar ook eng, zegt Loena. Het waait nu wel heel hard. Ach, dat valt best mee! schreeuwt Ties. Ik hou wel van storm! Loena trekt haar neus op. Ties snapt heel goed wat ze denkt. Ze vindt dat hij te stoer doet. En dat klopt ook wel. Zo voelt hij zich niet zo bang. Pas op, weg daar Ties, roept mama. Net op tijd springt Ties weg. Zijn hart bonkt in zijn lijf. 13

9 Hij kijkt naar de plek waar hij stond. Daar ligt nu een tak, groot en zwaar. En er breekt nog een tak van de boom. Kom Ties, weg hier, roept mama. Ze spurt met Mon het bos in. Ties rent achter haar aan. Net als de rest van de groep. Maar dan valt hij... 14

10 4. Pijn Ties doet een oog open. Hij grijpt naar zijn hoofd. Wat doet dat een pijn zeg. Dat is echt niet leuk meer. Hij voelt zich suf en raar. Het lijkt of hij heel lang sliep. Wat doet hij hier op de grond? Hij slaapt toch in een boom? Waar is mama en waar is Mon? Ties richt zich op en kijkt rond. 15

11 Hij weet niet wat hij ziet. Om hem heen liggen takken. De grond ligt er vol mee. Dat komt door de storm, denkt Ties. Hij hoort de wind nog steeds brullen. Die is nog niet gaan liggen. Takken zwiepen heen en weer. Ties gaat staan, hij voelt zich bang. Straks valt er wat op zijn hoofd. Wie kan hem helpen? Er is hier geen aap te zien. Mama niet, Mon niet en Loena niet. De groep is weg. Mama! krijst Ties, maar het blijft stil. Waar moet ik heen, denkt hij. Ik durf de bomen niet in. En hier kan ik niet blijven. Maar dan denkt hij aan het gat. Dat is het, daar moet hij heen. 16

12 5. Op zoek naar het gat Ties rent tussen de takken door. Zijn hoofd bonkt, maar hij let er niet op. Hij zoekt de boom met het gat. Daar zal hij veilig zijn en droog. Zijn vacht is door en door nat. Maar zou de boom er nog zijn? Stel je voor dat er iets mee is. Dat de boom op de grond ligt. En dat hij niet in het gat kan. Ties kijkt, maar veel ziet hij niet. Het is bijna donker. En niets ziet eruit als vroeger. Waar is die boom nou toch? Ties stopt, hij kan niet meer. De pijn schiet door zijn hoofd. Ties ziet een flits. Een tel, dan is het licht weg. In de lucht klinkt de donder. Ik ben bang, piept Ties. Hij legt een hand op zijn oor. De donder trekt zich niets van hem aan. Die gaat maar door. 17

13 Weer ziet hij een flits. Het bos is vol met wit licht. En dan ziet Ties het. Daar is de boom met het gat. Het is niet ver en hij rent erheen. Ties duikt het gat in en krult zich op. Dan valt hij in slaap. 18

14 6. In het gat Ties wordt wakker. Hij gaapt en rekt zich uit. Op zijn hoofd voelt hij een grote bult. Maar het doet geen pijn meer. Ties kijkt om zich heen. Hij kent het gat al heel lang. Het is een holle plek in de boom. Hij komt er vaak met Loena. Dan speelt en kletst hij met haar. Het is hun plekje. Geen aap kan hen hier vinden. Was Loena maar hier, denkt Ties. Ik mis haar, net als mama en Mon. Ik hoop dat ze me gaan zoeken. Wie weet, zijn ze niet ver weg. Ties steekt zijn hoofd naar buiten. De wind is gaan liggen. De zon schijnt en de lucht is blauw. Hoog in een boom krijst een beest. Ties weet niet wat het is. Ver weg brult een leeuw. 19

15 Maar daar is hij niet bang voor. De grond is weer droog. En het wordt lekker warm. Het lijkt wel of er nooit storm was. Ties kijkt naar de takken op de grond. Nou ja, toch wel een beetje. Ties wacht en wacht de hele dag. Maar geen aap komt hem zoeken. Waar zijn ze toch? denkt hij. Ze laten me hier toch niet zitten? 20

16 Zwijsen Zwijsen Ties woont in het bos, met mama en de rest van de groep. Op een dag gaat het hard stormen. Bomen zwaaien heen en weer. En takken vallen op de grond. Ties slaat op de vlucht. Maar hij raakt zijn groep kwijt. Hij brult en roept, maar ze zijn weg. Dan gaat hij zoeken. De kleine aap trekt door het grote woud. Ties ziet een leeuw en een slang. Gevaar... Zou Ties zijn groep en zijn mama vinden? Isabel Versteeg Storm in het bos Storm in het bos Storm in het bos N AVIG ATO R Zwijsen E _est_lb_a_e3_1_os.indd 1 Isabel Versteeg E :38:15