Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Transcriptie

1 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets is gemaakt door. Oefentoets 2 DEEL A - WOORDEN Je ziet een woordrij. Dit is het voorbeeld: Luister naar woordrij A. Je ziet nu 4 woordrijen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Woordrij A : of kop hak pin zee bom vul laan woordrij 1 woordrij 2 woordrij 3 woordrij 4 af te uur dag zet tas gaan doos erg best land vers tand paard stuur moord appel balkon deksel twintig keuken plank schoon bloei leeftijd grootmoeder rechter tweeling goud luisteraar relatie Marokkaan

2 Deel B - ZINNEN Je ziet een zin. Dit is het voorbeeld: Luister naar zin A. Zin A: De grote man ligt in het bed. Je ziet nu 8 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. 1 Op zaterdag gaat mijn opa altijd naar de markt. 2 Belasting betalen vinden veel mensen niet zo leuk. 3 De vrouw heeft last van haar knieën. 4 Ik heb morgen een afspraak bij de dokter. 5 Hij kijkt elk weekend naar een spannende film. 6 Over die kwestie heb ik geen mening. 7 Schiet nou toch eens een beetje op! 8 De man brengt vanmorgen zijn auto naar de garage.

3 Deel C - TEKSTEN Je moet drie teksten lezen. Lees in een gewoon tempo. Lees niet snel. Lees niet langzaam. Lees altijd één tekst in 30 seconden. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar tekst A. Tekst A: De man ligt in het grote bed. Hij slaapt. Dan hoort hij de wekker. Hij wordt wakker. De man ziet hoe laat het is. Hij schrikt. Het is al negen uur. Hij is te laat voor een goed ontbijt. De man zal te laat komen op zijn werk. Je ziet hier drie teksten. Luister altijd eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Tekst 1 Tekst 2 De hond ligt in zijn hok te slapen. Dan komt Dennis bij het hondenhok. Hij wil met de hond spelen. Maar het dier heeft geen zin. Dennis roept wel tien keer de naam van de hond. De hond blijft in zijn hok. Hij blaft niet eens. Jammer voor Dennis. Tekst 3 Maria heeft vandaag een taart gemaakt. Ze doet de oven open. Mmmm, dat ruikt heerlijk. Ze wil de taart meenemen naar haar werk. Maria is vandaag jarig. Zij wil haar collega s op taart trakteren. Veel mensen vinden taart lekker. Ook de collega s van Maria houden van taart. Er loopt een man in het bos. Het is daar heel donker. Het is twaalf uur, het is midden in de nacht. De man heeft een lamp in zijn hand. Zonder lamp ziet hij de bomen niet. Hij doet de lamp aan. Met de lamp kan hij de weg wel vinden.

4 Deel D ZINNEN AANVULLEN Je moet 28 zinnen hardop lezen. Je moet alle zinnen lezen en aanvullen met één woord. Je moet altijd kiezen uit drie woorden. De tijd is belangrijk: je moet de zin plus het goede woord lezen binnen de tijd. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar zin A. Je ziet nu 28 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna de zinnen één voor één hardop. Zin A: sleutel De man schrijft met een. pen auto Lees de zinnen en vul de zinnen aan. zetten Die koffer is veel te zwaar. Je kunt hem niet alleen vallen dragen is Ik ben mijn huissleutel kwijt. Ik weet niet waar hij dicht open kijkt De kinderen gooien de bal naar elkaar. De één gooit en de ander vangt stuurt afspreken? Ik wil graag bij je op bezoek komen. Wanneer zullen we uitnodigen? ophalen? veel Wij zitten al ongeveer twaalf uur in de auto. We zijn heel erg rijden lezen Ik zal je alle informatie geven. Ik zal je een ... geven sturen studie Veel studenten wonen tegenwoordig nog bij hun kamer gang De lift is kapot. Je moet naar boven via de trap dak ouders moe

5 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. tijd Parkeren in de stad is moeilijk. Dus we komen met de trein auto opschrijven Je moet tegenwoordig heel vaak een formulier bellen invullen kleding Op de markt is bijna alles goedkoper dan in de winkel fruit zwaarder Bruin brood is gezonder dan wit brood. Maar hij vindt wit brood gewoon duurder haar Niet alle mensen hebben altijd een paraplu bij hem zich auto Ik heb wel een rijbewijs, maar ik rijd nooit. Ik heb geen bankpasje bewijs broek Ze heeft veel mooie lange jurken, maar ze draagt het liefst een map tas maken? Je boeken liggen nog op tafel. Wil je ze even terug in de boekenkast zetten? staan? lekkerder nodig? Mijn buurman staat elke zaterdag zijn auto te wassen. Dat is toch helemaal niet vies? zeep? ziek Wij moeten vandaag een nieuwe koelkast kopen. De oude is opgedaan kapot

6 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. Volgens mij is het deze week uitverkoop. Dan ga ik een paar nieuwe broeken halen Zonder diploma is het niet makkelijk om goed werk te studeren krijgen vier? Ik heb een auto met drie wielen gezien. Drie wielen Vind je dat niet gek? smal? wassen kopen huren vakantie We gaan volgende week onze moeder ophalen van Schiphol. Zij is nu in Japan op hotel vliegtuig studeren Jullie willen straks slagen voor het examen. Dan moeten jullie nu heel hard slaan diploma kaas Ik heb honger. Ik eet in de pauze in de kantine een broodje boterham soep gemeentehuis Voor de operatie moet mijn buurvrouw naar het winkelcentrum ziekenhuis Die vrouw heeft prachtige krullen in haar oren haar ogen taal Welke taal vind jij het mooist? Ik vind zelf Italiaans een mooie... eten wijn werk De docent heeft de toets niet nagekeken. Hij heeft het ontzettend druk leuk

7 Deel E TEKSTEN met vragen Je moet drie teksten stil lezen. Je moet ook de vragen stil lezen. De leestijd is iets minder dan twee minuten. Het antwoord zeg je altijd hardop. Het antwoord is altijd kort. Je mag een pen gebruiken. Je ziet nu eerst een voorbeeld: Lees tekst A (stil!). Tekst A: Meneer De Jong loopt samen met meneer De Koning in de stad. Het is mooi weer. Zij willen iets drinken op een terras. Dan zien zij een mooie plek. Ze gaan zitten en bestellen bij de ober twee cola. De ober komt terug met twee biertjes. Meneer De Jong is niet tevreden. Hij wil zijn cola. Maar meneer De Koning is wel blij. Hij drinkt toch liever bier dan cola. De ober haalt een glas cola voor meneer De Jong. Vragen 1 Hoeveel mannen gaan op het terras zitten? 2 Wat bestellen de mannen? Na ongeveer twee minuten hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 1 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Twee. Daarna hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 2 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Cola. Of zeg: Twee cola. Dit was het voorbeeld. Nu is het jouw beurt. Lees stil na de piep.

8 Tekst 1 Een muis is een heel klein dier. In bijna ieder huis loopt soms een muis. Een muis zoekt altijd iets om te eten. Kaas of brood is heel lekker voor een muis. En in elk huis is brood of kaas. Wie is er bang voor een muis? De kat is niet bang voor een muis. De muis en de kat lopen allebei snel door het huis. De kat wil de muis graag vangen en opeten. Maar vaak is de muis sneller dan de kat. Vragen 1. Wie is er niet bang voor een muis? 2. Wat wil de kat met de muis doen? 3. Wie is vaak sneller? 4. Welk dier eet graag kaas of brood? Tekst 2 Ik heb veel pijn in mijn voet. Dus ik ga naar de dokter. De dokter zegt: Goedemorgen. Wat is het probleem? Ik zeg: Dokter, ik heb pijn. De dokter vraagt: Waar heeft u pijn? Dan zeg ik dat ik pijn in mijn linkervoet heb. De dokter zegt: Doe uw linkerschoen en linkersok uit. Ik doe mijn linkerschoen en mijn linkersok uit. De dokter kijkt naar mijn voet. Hij pakt mijn voet en ik schreeuw. De dokter stuurt mij naar het ziekenhuis. Vragen 5. Waar heb ik pijn? 6. Naar wie ga ik, als ik pijn heb? 7. Wat doe ik, als de dokter mijn voet pakt? 8. Waar stuurt de dokter mij naartoe? Tekst 3 De postbode brengt de post bij jou aan huis. Vaak heeft de postbode brieven of kaarten. Soms heeft de postbode een pakketje. De postbode loopt veel buiten. Hij loopt van huis naar huis. Op een brief of op een pakje staat een adres. De postbode leest het adres. Hij ziet misschien jouw naam en jouw adres. Dan geeft hij de post aan jou. De postbode maakt veel mensen blij, want post krijgen is bijna altijd leuk! Vragen 9. Wie brengt de post bij jou thuis? 10. Wat kun je lezen op een pakket? 11. Waar loopt de postbode? 12. Hoe reageren mensen op de post en op de postbode? Dit was de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen. Deze toets is gemaakt door

9 Sleutel D 1 dragen 2 is 3 vangt 4 afspreken 5 moe 6 sturen 7 ouders 8 trap 9 trein 10 invullen 11 winkel 12 lekkerder 13 zich 14 auto 15 broek 16 zetten 17 nodig 18 kapot 19 kopen 20 krijgen 21 gek 22 vakantie 23 studeren 24 kaas 25 ziekenhuis 26 haar 27 taal 28 druk Sleutel E (Soms zijn meer antwoorden mogelijk. In dat geval zie je een schuine streep -/- ) 1 kat 2 vangen / opeten 3 muis 4 muis 5 voet / linkervoet 6 dokter 7 ik schreeuw / schreeuwen 8 ziekenhuis 9 postbode 10 naam / adres 11 buiten / van huis naar huis 12 blij