Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Transcriptie

1 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets is gemaakt door. Oefentoets 10 DEEL A - WOORDEN Je ziet een woordrij. Dit is het voorbeeld: Luister naar woordrij A. Je ziet nu 4 woordrijen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Woordrij A : of kop hak pin zee bom vul laan woordrij 1 woordrij 2 woordrij 3 woordrij 4 as wet juf bed mug tip waar loon ster wind brug kerk blik glad stip vraag auto ziekte datum winkel kanaal begin tussen twaalf voorlopig ministerie overwinning recept oorlog gebrek zodra belasting

2 Deel B - ZINNEN Je ziet een zin. Dit is het voorbeeld: Luister naar zin A. Zin A: De grote man ligt in het bed. Je ziet nu 8 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna hardop. 1 Ik loop niet graag door de regen zonder paraplu. 2 Veel Nederlanders hebben een kat of een hond als huisdier. 3 Bij de buren is het gras altijd groener. 4 Wij zien een gele trein rijden door het weiland. 5 Je moet twee keer per dag je tanden poetsen. 6 Die man heeft weinig familie en vrienden. 7 Op het papier zit een vieze koffievlek. 8 De taart van de bakker smaakt ontzettend lekker.

3 Deel C - TEKSTEN Je moet drie teksten lezen. Lees in een gewoon tempo. Lees niet snel. Lees niet langzaam. Lees altijd één tekst in 30 seconden. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar tekst A. Tekst A: De man ligt in het grote bed. Hij slaapt. Dan hoort hij de wekker. Hij wordt wakker. De man ziet hoe laat het is. Hij schrikt. Het is al negen uur. Hij is te laat voor een goed ontbijt. De man zal te laat komen op zijn werk. Je ziet hier drie teksten. Luister altijd eerst naar de piep. Lees daarna hardop. Tekst 1 Tekst 2 Mijn buurvrouw zit de hele dag voor het raam. Het dak van ons huis is stuk. Zij kijkt altijd naar buiten. Er komt water door het dak naar binnen. Onze straat is heel rustig. Het water komt in onze slaapkamer. Mijn buurvrouw ziet soms iemand lopen of fietsen. Het dak lekt. Soms ziet ze een auto in de straat. Iemand moet ons dak snel repareren. Ik begrijp mijn buurvrouw niet. We willen niet wachten. Ik vind onze straat heel saai. Het regent veel. Wonen onder een kapot dak is niet leuk. Tekst 3 Eva loopt in een winkelstraat. Zij ziet in een winkel mooie schoenen. De schoenen zijn heel modern. Eva houdt van moderne kleding en schoenen. De schoenen zijn in de uitverkoop. Eva koopt de schoenen met vijftig procent korting. Zij is blij met haar nieuwe, moderne en goedkope schoenen.

4 Deel D ZINNEN AANVULLEN Je moet 28 zinnen hardop lezen. Je moet alle zinnen lezen en aanvullen met één woord. Je moet altijd kiezen uit drie woorden. De tijd is belangrijk: je moet de zin plus het goede woord lezen binnen de tijd. Je ziet nu een voorbeeld: Luister naar zin A. Je ziet nu 28 zinnen. Luister eerst naar de piep. Lees daarna de zinnen één voor één hardop. Zin A: sleutel De man schrijft met een. pen auto Lees de zinnen en vul de zinnen aan. gewerkt? Hoe lang heb je bij dat bedrijf gedaan? gegaan? springen Mijn salaris is niet zo hoog. Ik wil graag wat meer verdienen fietsen auto Zij hebben veel mooie meubels gekocht voor hun nieuwe huis computer eten We hebben hard gewerkt en aan het eind van de dag zijn we pauze moe kunnen? Ik kan vanavond niet bij je eten. Zal ik morgen komen? eenden In de vijver van het park zwemmen veel vlaggen kranen rijden? gaan De bussen rijden vandaag niet. Je moet met de fiets naar je werk blijven staan ziekenhuis Mijn huisarts is er niet. Daarom moet ik een afspraak maken met een andere dokter apotheek

5 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. stadion Ik kijk heel vaak naar voetbal op de televisie school kleren Mijn lievelingskleur is blauw. Dus in mijn kast liggen veel blauwe boeken letters cola In de zomer is het soms erg warm. Dan eten we graag een rok ijsje inschenken? Heb je zin om iets te drinken? Wat zal ik voor je aankomen? verkopen? nat Als je zonder paraplu door de regen loopt, word je helemaal regen droog goedkoop De kinderen hebben twaalf weken per jaar schoolvakantie. Dat is veel donker vogels In de winter ligt er soms sneeuw. Ik geef dan wat brood aan de planten straat film Zij gaat op zaterdagavond met haar vriendinnen naar de huis fiets boeken Ik moet volgende week examen doen. Ik vind het heel studeren spannend bellen In de auto mag een bestuurder met niemand rijden praten

6 Lees de zinnen en vul de zinnen aan. kleren Veel meisjes houden van paardrijden en van ballet, maar jongens doen andere school dingen televisie Mijn man kookt vanavond het eten en ik lig lekker op de bank keuken spreken Dit is een leestoets. Je moet dit verhaal in ongeveer dertig seconden lezen luisteren Waarom neem je de telefoon niet op? Het kan belangrijk bellen zijn nat Als je de planten geen water geeft, gaan ze dood stil luisteren Zij hebben de ober geroepen, want ze willen iets lezen bestellen zak Het brood van de bakker is veel duurder dan het brood in de tas soep Ik doe natuurlijk ook tomaten en komkommer in de sla kaas cadeau Ik ben blij met een klein geld water tijd supermarkt paspoort Die man is zonder zijn vrouw en kinderen naar het buitenland gegaan trein

7 Deel E TEKSTEN met vragen Je moet drie teksten stil lezen. Je moet ook de vragen stil lezen. De leestijd is iets minder dan twee minuten. Het antwoord zeg je altijd hardop. Het antwoord is altijd kort. Je mag een pen gebruiken. Je ziet nu eerst een voorbeeld: Lees tekst A (stil!). Tekst A: Meneer De Jong loopt samen met meneer De Koning in de stad. Het is mooi weer. Zij willen iets drinken op een terras. Dan zien zij een mooie plek. Ze gaan zitten en bestellen bij de ober twee cola. De ober komt terug met twee biertjes. Meneer De Jong is niet tevreden. Hij wil zijn cola. Maar meneer De Koning is wel blij. Hij drinkt toch liever bier dan cola. De ober haalt een glas cola voor meneer De Jong. Vragen 1 Hoeveel mannen gaan op het terras zitten? 2 Wat bestellen de mannen? Na ongeveer twee minuten hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 1 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Twee. Daarna hoor je: Zeg het antwoord bij vraag 2 Luister naar de piep en zeg dan duidelijk : Cola. Of zeg: Twee cola. Dit was het voorbeeld. Nu is het jouw beurt. Lees stil na de piep.

8 Tekst 1 Jantje ziet een pak koekjes op tafel liggen. Het pak is open. Jantje kijkt goed naar het pak. Niet alle koekjes zitten in het pak. Een paar koekjes zijn al opgegeten. Dat heeft zijn vader natuurlijk gedaan. De vader van Jantje houdt heel veel van koekjes. Jantje wil ook een koekje eten. Hij neemt er één uit het pak en nog één, en nog één, en nog één, en nog één Dan heeft hij genoeg gegeten. Jantje heeft nu buikpijn. Vragen 1. Wat ziet Jantje liggen? 2. Waar liggen de koekjes? 3. Hoeveel koekjes heeft de vader van Jantje opgegeten? 4. Wat heeft Jantje nadat hij koekjes heeft gegeten? Tekst 2 Ik kijk naar buiten en ik zie mensen. Ik ken ze niet. Wie zijn de mensen? Ze lopen bij het lege huis in mijn straat. Ze zijn met een heel grote auto. De auto gaat open en dan zie ik veel meubels. Alle meubels komen uit de auto en de mensen dragen de meubels naar binnen in het lege huis. Ik heb nieuwe buren. Morgen ga ik met hen kennismaken. Ik ga ze een bos bloemen brengen. Welkom in onze buurt! Vragen 5. Wat zie ik lopen in mijn straat? 6. Wat staat er in de grote auto? 7. Wanneer ga ik kennismaken met de nieuwe buren? 8. Wat breng ik dan bij de buren? Tekst 3 Elke ochtend moet ik om half acht de deur uit. Ik stap op mijn fiets en ik rijd naar het station. Ik fiets ongeveer tien minuten. Daar stap ik in de trein naar Amsterdam. In de trein zitten veel mensen. Vaak moet ik staan in de trein. De treinreis duurt een half uur. In Amsterdam stap ik uit en loop ik van het station naar mijn kantoor. Dat is tien minuten lopen. Zo reis ik elke dag vijftig minuten naar mijn werk. Vragen 9. Hoe laat moet ik altijd de deur uit? 10. Waar ga ik naar toe op mijn fiets? 11. Hoe lang duurt de reis in de trein? 12. In welke stad is mijn kantoor? Dit was de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen. Deze toets is gemaakt door.

9 Sleutel D 1 gewerkt? 2 verdienen 3 huis 4 moe 5 komen? 6 eenden 7 gaan 8 dokter 9 televisie 10 kleren 11 ijsje 12 inschenken? 13 nat 14 veel 15 vogels 16 film 17 spannend 18 bellen 19 dingen 20 bank 21 lezen 22 zijn 23 dood 24 bestellen 25 supermarkt 26 sla 27 cadeau 28 gegaan Sleutel E (Soms zijn meer antwoorden mogelijk. In dat geval zie je een schuine streep -/- ) 1 een pak koekjes / koekjes 2 op tafel 3 een paar 4 buikpijn 5 mensen / nieuwe buren 6 meubels / veel meubels 7 morgen 8 bos bloemen / bloemen 9 half acht 10 station 11 dertig minuten / half uur 12 Amsterdam