Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde.

Transcriptie

1 Voorbeeldtekst: Afval uit de ruimte Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde. In (de / van / zeg) ruimte zweven satellieten. Satellieten zijn handig. (Bij / Hal / Ze) kunnen dingen onderzoeken. En ze geven (dingen / verven / witter) door aan de aarde, zoals het (doen / leuk / weer). Soms gaat er een satelliet kapot. (Ben / Dan / Kop) blijft hij gewoon in de ruimte (tafels / waarin / zweven). Eén satelliet was al 20 jaar (hij / in / jas) de ruimte. Hij was zo groot (als / bel / ver) een bus. Eerst was de satelliet (dak / nog / ooit) heel. Maar toen brak hij in (altijd / kleine / lampen) stukken. Sommige stukken zijn verbrand. Andere (strijken / stukken / waarom) zijn op de aarde gevallen, waarschijnlijk (bos / doe / in) de zee. Foto: ANP Naar: pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 Tekst 1: Elke dag een nieuw dier Mensen ontdekken nog altijd nieuwe dieren. Soms wel 500 in een jaar. (Nat / Pas / Zul) werd nog een nieuw insect ontdekt. (Aal / Dat / Kom) insect kan lachen! We vinden dus (bol / nog / rem) steeds nieuwe dieren. Maar er zijn (doe / fel / ook) dieren die we al lang kennen. (Ben / Hoe / Wit) gaat het met die dieren? Niet (aan / met /vis) alle dieren gaat het goed. Veel (dieren / leuker / slapen) zullen er later niet meer zijn. (Bekers / Groene / Moeten) we ze allemaal gaan redden? Sommige (koffie / mensen / winnen) vinden van niet. Andere mensen schrikken (daarvan / helemaal / zwemmen). Zij vinden dat je elk dier (goud / half / moet) redden. De Filippijnen is een groep (eilanden / geregeld / misschien). Daar zijn in een jaar 300 (aardbei / nieuwe / weinig) dieren gevonden! Ze ontdekten 50 nieuwe (computer / soorten / timmert) slakken. En veel insecten. Daar waren (hele / slim / trek) gekke dieren bij. Één insect was (als / erg / zit) grappig. Hij maakt een leuk geluid. (Dat / Net / Zon) klinkt als de lach van een (mens / tien / veer) Of een kleine haai die groter (elf / kan / ons) worden. Deze haai is klein. Tot (er / te / zij) een ander dier aankomt. Dan pompt (dol / hij / zet) water in zijn maag. Zo lijkt (hap / hij / gil) groter! Ook in Australië leven dieren (die / pak / wit) we nu pas kennen. Er zijn (eng / pas / sla) wel honderd nieuwe dieren gevonden. Dat (lucht / vierde / waren) soorten krabben. Deze dieren leven in (ik / de / of) zee. Maar de zee wordt steeds (koeken / rennen / vuiler). Hoe kunnen deze dieren in vuil (allen / water / zeven) leven? Dat wil men graag weten. (Daarom / Meiden / Stopte) krijgen de krabben huisjes. Die staan (je / la / op) de bodem van de zee. Daar (banken / kunnen / tassen) ze in wonen. Zo kun je (goed / roze / voor) naar ze kijken. De meeste nieuwe (alleen / dieren / werken) zijn heel klein. Maar soms vinden (er / op / ze) ook grotere dieren. In het land Congo (bijvoorbeeld / metrostation / waarschijnlijk). Daar vond men nieuwe kikkers en (muizen / ochtend / passen). We vinden dus nieuwe dieren. Dat (is / me / pa) goed nieuws. Maar er is ook (boeken / slecht / wanneer) nieuws. Dat gaat over bekende dieren. (Deeg / Maak / Veel) dieren zullen later niet meer bestaan. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 (Vaart / Zoals / Zweet) de tijger en de ijsbeer. En (dik / ook / per) de reuzenpanda. Je kunt dieren helpen. (Dan / Hik / Win) zet je ze in de dierentuin. (Elke / Maar / Poot) een panda is lastig. Hij eet (alleen / holden / moeder) maar bamboe. En dat is heel (duur / heel / zeer). Een dierentuin kan dat niet betalen. (Hapt / Maar / Slap) moet je alle dieren redden? Bas Haring (kubus / toets / vindt) van niet. Bas schrijft over dieren. (Hij / Via / Wel) vindt dat we ze niet moeten (dunner / redden / shirts). Want dat is veel te duur. Bron: De Standaard 17 november 2011, pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Tekst 2: Winden laten is gezond Jemig wat stinkt het hier! Wie heeft er eentje gelaten? Dit (heb / hut / los) je vast wel eens gehoord. Dat (al / is / op) ook niet gek. Want mensen laten (dans / kant / veel) winden. Wel vijftien winden per dag! (Dank / Maar / Mors) er worden ook veel winden ingehouden. Bal / Dat / Mak) betekent dat je een wind expres (boom / leuk / niet) laat. En dát kun je beter baal / niet / tank) doen. Het inhouden van winden is (bovenop / namelijk / stoelen) slecht voor je. Maar waarom is (dat / dor / van)? Een wind is een soort gas. (Dan / Het / Kat) gas wordt in je buik gemaakt. (Rennen / Stroom / Vooral) als je net hebt gegeten. Dat (gas / los / mat) is niet goed voor je. Daarom (door / moet / trap) het uit je lichaam. Dat gebeurt (als / dal / lap) je een wind laat. Wat gebeurt (er / ik / ui) als je een wind inhoudt? Dan (blijft / kaart / vroeg) het gas in je buik hangen. (Het / Ons / Wak) kan dan in je lichaam komen. (Bord / Daar / Strak) kun je moe van worden. Of (hoofdpijn / roeiboot / zwaarder) van krijgen. Door een wind kun (is / je / op) weten wat iemand heeft gegeten. Maar (bel / hun / ook) hoe iemand heeft gegeten. Je kunt (dat / dus / lik) zeggen: wat en hoe je eet, (maar / stil / zorgt) voor het soort scheet. Eet je (allerzwartste / bijvoorbeeld / gezamenlijke) heel snel? Of kauw je niet (lach / goed / heel)? Dan laat je eerder een wind. (Dat / Dom / Mes) komt omdat je buik dan meer (druk / gaap / werk) moet doen. Winden kunnen heel anders (bossen / kansen / ruiken). Je wind kan bijvoorbeeld ruiken naar (dak / een / wij) rot ei. Dat stinkt echt heel (bot / erg / tor)! Wanneer laat je zo n wind? Als (al / er / in) veel eiwit in je eten zit. (Baas / Deze / Koud) eiwitten zitten in melk, kaas en (beste / kwark / samen). Maar ook in vlees, kip, vis (ik / en / as) ei. Als je daar dus veel (kat / van / val) eet, krijg je zo n vieze scheet! (Een / Hut / Wat) wind kan ook zuur ruiken. Dat (korte / krijg / straks) je als je veel suiker hebt (gegeten / schepen / smakelijk). Dat zit bijvoorbeeld in snoep. Maar (lastig / morgen / suiker) zit ook in fruit. Heb je (al / ik / na) het avondeten fruit gegeten? Dan kun je (top / web / zo n) zure wind laten. Voor een extra (maar / rook / zure) stinkwind moet je fruit en rauwe (elkaar / groente / straks) eten. pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Goed kauwen is beter voor (eb / je / op) buik. Veel verschillende gezonde dingen eten (rek / ook / zij). Je winden gaan er minder door (achter / stinken / strand). Wil je voor de grap toch een (bovenste / klaarmaken / stinkwind) laten? Dan weet je nu hoe (af / en / u) wat je moet eten! Bron: pagina 5 van 5 pagina 5 van 5