Voorbeeldtekst: Ruimteafval

Transcriptie

1 Voorbeeldtekst: Ruimteafval Een tijdje terug zijn brokstukken uit de ruimte op aarde gevallen. Die kwamen van een oude satelliet. (Bevel / Geven / Zulke) brokstukken noemen we ruimteafval. Hoe komt (dat / eng / geef) ruimteafval daar? Is er wat aan (eg / fit / te) doen? Ruimteafval is afval in de (krijgen / ruimte / waarom). Dat afval komt van oude raketten (af / en / hef) van afgedankte satellieten. Het kan van (alles / lopen / stoel) zijn: verfschilfertjes of dekseltjes. Of hele (klagen / mooiste / stukken) raket. Soms raken ruimtevaarders iets kwijt. (Bes / Dat / Doe) is eerder al eens gebeurd met (belangrijkst / gereedschap / tegenkomen). En met een handschoen en een (borstel / knippen / zwarte). Ook die kleine dingen zijn gevaarlijk. (Keer / Pakt / Want) alles in de ruimte heeft een (enorme / fornuis / slapen) snelheid. Dat kan wel enkele kilometers (ken / per / zij) seconde zijn! Bron: pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 Tekst 1: Straks 150 jaar of ouder? De oudste vrouw van Nederland is nu 111 jaar. Over 100 jaar zal dat niet (ik / op / zo) speciaal meer zijn. De oudste Nederlander (bil / dik / zou) tegen die tijd namelijk wel eens 150 (jaar / krak / touw) kunnen worden. Van de baby s die (af / nu / ze) geboren worden, zullen er best veel 111 (jaar / rond / voor) worden. Eén van de drie pasgeboren (gevaarlijk / jongetjes / oversteken) kan 100 jaar of ouder worden. (Afgemaakt / Datzelfde / Vrachtauto) geldt voor de helft van alle (luister / meisjes / niemand). Rudi Westendorp weet veel van het (ouder / roken / zonde) worden van mensen. Hij denkt dat (al / er / uk) nu al iemand is geboren die (rok / wel / zei) 135 jaar gaat worden. Rudi zegt: (Ik / Of / Pa) vermoed dat we rond het jaar 2100 (gaan / toen / vuur) meemaken dat iemand 150 jaar of (ouder / tafel / troep) wordt. Ik denk dat mensen steeds (groet / licht / ouder) zullen worden. De oudste Nederlander is (hij / nu / ui) 111 jaar, en elke paar jaar (hartje / samen / zullen) er nog oudere mensen komen. Net (gooit / poort / zoals) sporters steeds sneller kunnen lopen of (allereerst / programma / schaatsen) en hoger kunnen springen. Hoe komt (het / lok / zit) nu dat mensen steeds ouder worden? (Eb / In / Zo) de afgelopen 100 jaar kwam dat (bijvoorbeeld / klaargemaakt / schoolplein) omdat dingen schoner werden. Heel vroeger (jullie / repen / waren) er geen wc s en geen douches. (Die / Gok / Maf) zijn er nu wel. Vroeger gingen (er / te / vol) ook veel kinderen dood, vaak door (boek / hele / trek) gewone ziektes. Nu krijgen kinderen prikken, (laten / oortje / zodat) ze die ziektes niet krijgen. Ook (slap / stift / zijn) er betere medicijnen gekomen. En ook (de / nu / op) worden er steeds nieuwe dingen bedacht, (potje / speel / zodat) mensen in de toekomst nog ouder (camera / kunnen / soepel) worden. Als je vijftig jaar geleden (een / hun / tol) ziekte had dan kreeg je dezelfde (onaardige / medicijnen / woningnood) als iemand anders met die ziekte. (Bal / Dat / Mij) is nu niet meer zo. De (ene / tuk / zin) zieke kan nu anders behandeld worden (dan / fel / kip) de andere. Want bij sommige mensen (angst / hooi / werkt) de ene pil beter en bij (andere / stapels / voorin) mensen de andere. Daarnaast is er (grepen / steeds / plekje) beter eten te krijgen. Als je (goed / onder / rook) eet, kun je ouder worden. Maar (dan / hij / lip) moet je wel opletten dat je (niet / slis / vaal) te veel en niet te vet (eet / rek / wit). Maar hoe kan het dan dat (er / os / te) nu ook al heel oude mensen (harp / pret / zijn)? Want zij leefden in een tijd (auto s / stomen / waarin) niet alles even schoon was. En (er / es / ik) waren veel ziektes en niet zulke (goede / steek / plank) medicijnen. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 Gert Jan Kuiper verzamelt sinds 1986 (allerlei / gereden / rugtasje) dingen over mensen van 100 jaar (en / ex / ga) ouder. Hij denkt dat er drie (dingen / praten / spriet) van belang zijn: Je moet positief (ho / in / of) het leven staan. En je moet (alles / doos / sliep) met mate doen. Dus bijvoorbeeld niet (eb / te / zet) veel eten of drinken. En je (moet / onze / step) een beetje geluk hebben. Bron: Algemeen Dagblad oktober 2014 pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Tekst 2: Lekker Nederlands! Vaak kom je er pas achter wat echt Nederlands is, als je in een ander land bent. Je kunt opeens dingen niet meer (dennen / vinden / zuinig) in de supermarkt. Of je moet (kralen / lichte / wennen) aan hoe laat er gegeten wordt (af / en / os) wat er op tafel staat. Maar (dip / hen / wat) zijn eigenlijk echt Nederlandse dingen? Je (hebt / onze / reep) vast wel eens beschuit met muisjes (aardige / gegeten / plantje). Als er een baby is geboren, (delen / grote / zakje) de meeste Nederlanders beschuit met muisjes (bel / hun / uit) aan vrienden en familie. Dit doen (as / op / we) al honderden jaren lang. We vieren (ermee / horen / vader) dat de baby gezond is geboren. (Al / Ze / Ui) zeiden vroeger dat de baby het (lekkers / sloopte / snelste) meebracht. Maar dat is natuurlijk niet (es / te / zo). Maar we hebben nog meer Nederlands (laatste / lekkers / smakken). Wat dacht je van de stroopwafel! (De / Je / Zag) stroopwafel is een echt Nederlandse koek. (Dak / Hij / Laf) wordt vaak bij de koffie gegeten. (Ongeveer / Schrapte / Schrift) 250 jaar geleden werd de eerste (klauterden / langzaamste / stroopwafel) gemaakt. Nu worden er in Nederland (ons / per / zit) jaar meer dan 22 miljoen stroopwafels (onaardig / televisie / verkocht). En weet je wanneer hij het (knippen / lekkerst / trommels) is? Als je hem kort in (at / de / hij) magnetron legt. Want dan is hij (lekker / schoen / slapen) warm. De stroopwafel is dus een (echt / mijn / voer) Nederlandse koek. Maar we hebben ook (bakt / echt / last) Nederlands snoep: drop! Elk jaar wordt (er / po / tel) 32 miljoen kilo drop gegeten. Dat (haas / leeg / zijn) twee flinke zakken van een kilo (per / pot / til) persoon, per jaar. Voor op onze (boterham / smaakvol / vergeten) hebben we ook iets lekkers bedacht: (betrekken / hagelslag / verdrietig). Ongeveer honderd jaar geleden schreef een (groeit / jongen / snelle) van vijf jaar een brief naar (dek / een / hun) chocoladefabriek. Hij vroeg of ze chocola (konden / video s / voorop) maken die je op brood kon (doen / sterk / trip). De fabriek vond het een goed (idee / kort / veer), en maakte toen de eerste hagelslag. (Je / La / In) kunt dit in Nederland bijna overal (kopen / mooie / vogel), maar in andere landen bijna nergens. Nederlanders (eten / onze / voor) dus graag lekkere dingen, maar ze (eten / pret / vuur) ook vroeg. Tenminste, als je het (aambeelden / rooskleurig / vergelijkt) met andere landen. De meeste Nederlanders (gaan / glas / hard) om 6 uur aan tafel voor (bed / hem / het) avondeten. Vooral in warmere landen is (dat / jou / lus) meestal een stuk later. pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Er zijn (fel / ook / wij) echt Nederlandse dingen die je niet (kunt / room / vies) eten, zoals de fiets. In andere (belang / landen / praten) hebben ze natuurlijk ook fietsen. Maar (eb / er / ex) wordt bijna nergens zoveel gefietst als (al / in / lip) Nederland. Daarom zijn er ook zoveel (intelligent / fietspaden / openmaakte). Rij je op een fietspad? Dan (dop / kun / ver) je vaak een molen zien. Want (daar / ding / jouw) hebben we er ook erg veel (bal / erg / van). Zoveel zelfs dat Nederland vaak Het Molenland (groep / klein / wordt) genoemd. Helemaal niet erg toch? Molens (doel / lief / zijn) mooi! Bron: Lekker Doen pagina 5 van 5 pagina 5 van 5