Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde.

Transcriptie

1 Voorbeeldtekst: Afval uit de ruimte Een tijdje terug viel er iets uit de lucht. Het waren brokstukken van een satelliet. (Af / De / Os) brokstukken vielen op de aarde. In (de / van / zeg) ruimte zweven satellieten. Satellieten zijn handig. (Bij / Hal / Ze) kunnen dingen onderzoeken. En ze geven (dingen / verven / witter) door aan de aarde, zoals het (doen / leuk / weer). Soms gaat er een satelliet kapot. (Ben / Dan / Kop) blijft hij gewoon in de ruimte (tafels / waarin / zweven). Eén satelliet was al 20 jaar (hij / in / jas) de ruimte. Hij was zo groot (als / bel / ver) een bus. Eerst was de satelliet (dak / nog / ooit) heel. Maar toen brak hij in (altijd / kleine / lampen) stukken. Sommige stukken zijn verbrand. Andere (strijken / stukken / waarom) zijn op de aarde gevallen, waarschijnlijk (bos / doe / in) de zee. Foto: ANP Naar: pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 Tekst 1: Orka s jagen man en hond uit zee In Nieuw-Zeeland gingen orka s achter een man en een hond aan. Ze joegen eerst de man het (kans / land / zijn) op. Daarna moest ook de hond (ben / ons / uit) het water. Orka s eten normaal geen (mensen / samen / woeste) of honden. Maar ze bewaken wel (bal / dus / hun) gebied. Een man was gaan duiken (al / in / ui) de zee. Dat gebeurde in Nieuw-Zeeland. (Plots / Voet / Zaagt) zagen enkele orka s hem. Ze zwommen (dichtbij / schooltje / veegden) de kust. Ze waren op zoek (naar / snel / vaas) vis. De man zag dat de (dieren / samen / volgen) eraan kwamen. Hij ging toen snel (hun / lef / uit) het water. Toen zwommen de orka s (klam / naar / post) een hond toe die ook in (het / lel / zit) water was. Daar zocht hij een (lust / maar / stok). Die had zijn baasje in zee (achterste / bloemen / gegooid). Een orka joeg hem naar het (best / land / rent). Daar begon hij hard tegen de (orka s / raken / sambal) te blaffen. Orka s zwemmen in alle (grote / zeeën / zeker) rond. Ze zijn erg groot en (al / de / ze) jagen op een felle manier. Toch (achter / stoof / waren) de man en de hond niet (as / in / me) gevaar. Dat vertelt iemand die veel (dor / hun / van) orka s weet. Ze eten geen mensen (ik / of / te) honden. Ze jagen op vis. En (hij / ook / rek) op zeevogels en zeehonden. Maar ze (achterom / bewaken / maïskolf) hun gebied. Bovendien er was ook (dan / een / tol) mama met een jong bij. Die (rek / rol / was) misschien bang dat er iets met (haar / hoog / roos) kind gebeurde. Daarom wilden ze de (man / tel / wel) en de hond weg. Bij orka s (af / is / os) er verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. (De / In / Ze) mannetjes hebben een grote vin op (ben / hun / tak) rug. Hij lijkt op een zwaard. (Daarom / Vooruit / Zetten) noemt men orka s ook zwaardwalvissen. Mannetjes (koekje / kunnen / zonder) acht meter lang worden. En ze (achter / kunnen / tafels) vijftig jaar oud worden. De vrouwtjes (rood / wesp / zijn) kleiner. Ze hebben ook een kleinere (bovenop / rugvin / trapte). Ze worden wel ouder dan de (bewegende / mannetjes / onderkant), soms wel tachtig jaar. Hun kindjes (noem / slap / teek) je kalfjes. Orka s zijn zoogdieren, net (als / lok / zij) walvissen en dolfijnen. Ze slapen maar (half / hert / kunt), want ze moeten vaak boven water (komen / repen / zonde) ademhalen. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 Orka s kun je trainen. Daarom (dun / met / zie) je ze vaak in pretparken. Vooral (in / jij / te) Amerika. Ze doen dan kunstjes in (ander / paard / shows). Er zijn ook films over orka s. (De / Ei / U) bekendste is Free Willy. Dat is (een / ken / pak) film over Jesse, een jongen die (dan / ons / van) dieren houdt. Hij probeert een orka (op / te / we) redden. Deze orka heet Willy. Naar: De morgen, pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Tekst 2: Kinderen en spruitjes Bijna alle kinderen zijn gek op patat. Maar veel kinderen houden niet van (allemaal / beterschap / spruitjes). Hoe komt dat? Waarom lusten de (anders / meeste / vorken) kinderen geen spruitjes? Wat is een (klappen / lelijker / spruitje) eigenlijk? Een spruitje is een groente. (Bos / Dom / Het) is een kool. Maar dan een (baan / heel / last) klein kooltje. Een spruitje smaakt een (beetje / klopte / struik) bitter. Grote mensen vinden dingen die (bitter / onder / stinkt) zijn lekker. Maar kinderen en baby s (houden / jullie / zeepje) niet van bitter. Waarom niet? Baby s (bank / blij / zijn) zo gemaakt dat ze melk lekker (ladder / vinden / vooraf). Een baby heeft melk nodig om (ik / in / te) groeien. En melk is zoet. Daarom (bedden / koopje / vinden) baby s andere zoete dingen ook lekker. (Altaar / Andere / Jazeker) smaken vinden ze niet meteen lekker. (Bijvoorbeeld / Gefeliciteerd / Vrachtwagen) zout, zuur of bitter. Daar moeten (om / ze / ui) langzaam aan wennen. Dat duurt soms (boom / heel / klam) lang. Lust je veel smaken? Dan (jij / kun / wak) je ook veel dingen eten. Dat (of / is / ze) handig. En gezond. Zoet is dus (bol / een / vet) smaak die je meteen lekker vindt. (Maar / Mest / Soms) hoe zit dat met de andere (kleine / smaken / waarom)? Zout en zuur lusten kinderen al (best / list / voer) snel. Aan bitter moet je het (hierin / langst / straat) wennen. Hoe kan dat? Sommige mensen (denken / honden / knapst) dat kinderen bij bitter aan gif (aardig / denken / zolder). Misschien lusten kinderen daarom geen dingen (die / dom / was) bitter smaken. Maar is dit wel (apen / echt / vals) zo? Dat weet niemand. Spruitjes zijn (echt / naar / peer) niet giftig. Ze zijn juist heel (gezond / morgen / spoken). Omdat er vitamines in zitten. Daarom (geven / slecht / winst) ouders toch vaak spruitjes aan hun (kind / snel / voor). Wat kun je doen om spruitjes (af / me / te) lusten? Het helpt als je ouders (bok / van / zet) spruitjes houden. Dan lust jij ze (laat / meel / vaak) ook. Het helpt ook als spruitjes (lekker / papier / trede) gekookt worden. Je moet ze niet (je / op / te) lang koken. Want dan worden ze (heel / trek / zaal) zacht. Dat is echt niet lekker. (Al / Je / Te) kunt wel zoete spruitjes maken. Dan (dak / doe / ons) je er honing en druiven bij. pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 (De / Of / Os) je maakt romige spruitjes met kaas. (Dan / Lof / Was) vind je ze vast lekker! Toch (kasten / liefst / lusten) niet alle kinderen die lekker gekookte (allemaal / spruitjes / strikken). Dat geeft niets. Want het kan (meer taal / toch) goed komen. Je moet dan gewoon (brok / stank / vaak) spruitjes eten. Elke keer vind je (of / na / ze) dan een beetje minder vies. En (er / hij / na) een tijdje vind je ze zelfs (bootje / lekker / slapen). Maar dit kan best lang duren! (Als / Dat / Los) wordt dus heel vaak spruitjes eten Naar: willemwever.nl, voedingscentrum.nl pagina 5 van 5 pagina 5 van 5