7,8. Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april keer beoordeeld

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Samenvatting Economie Internationale Handel

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Antwoorden Economie Handel

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale Handel

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

Geef een voordeel van exporteren. Geef een voordeel van importeren.

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5, 20, 21, 22, 28 en 29

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3, Economische Integratie

Begrippenlijst Economie Internationale Handel

3 Bij deze korte ritten worden levende dieren vervoerd en producten die snel kunnen bederven. Die moeten snel op de plaats van bestemming zijn.

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Samenvatting Economie Hoofdstuk 20

ALGEMENE ECONOMIE /07

Samenvatting Economie Internationale Handel

Internationale wegen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

6,4. Samenvatting door een scholier 1622 woorden 13 april keer beoordeeld. Praktische economie

Samenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari keer beoordeeld

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

2 De goederen en pakketjes worden daar overgeladen om snel op de eindbestemming afgeleverd te kunnen worden.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Wereldeconomie

Samenvatting Economie H8

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

H1: Economie gaat over..

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Examen HAVO. Economie 1

EUROPESE SAMENWERKING

Samenvatting Economie H1: Beschrijvende economie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Samenvatting Economie Wereldeconomie

Eindexamen economie 1-2 vwo I

6,3. Samenvatting hoofdstuk 9 Een klein binnenland, een groot buitenland.

Praktische opdracht Economie Vrijhandel in de EU

Landenanalyse H4. Week 1 Landenrisico

Eindexamen economie 1-2 havo 2005-I

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Werkstuk Economie Economie van Europa

ALGEMENE ECONOMIE /03

Eindexamen economie havo I

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7/8 kern

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Hoofdstuk De grens over. Wat is export? Wat is import? Vraag1

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Praktische opdracht Economie Wat voor rol heeft de opkomende economie van China in de wereldeconomie?

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

H2: Economisch denken

Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd.

1 De onderneming en algemene economie 15

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

Valutamarkt. fransetman.nl

5,9. Samenvatting door een scholier 1211 woorden 19 maart keer beoordeeld. Economie voor jou

Eindexamen economie 1-2 vwo 2002-II

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid

we noemen een munt convertibel indien deze bij banken inwisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd).

6,8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je. Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei keer beoordeeld. Checklists Thema 8.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I

Eindexamen economie vwo II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5

Het internationaal HANDELSVERKEER

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 7

UIT de arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Praktische opdracht Economie Euro

De bouwstenen van een geglobaliseerde economie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Examenprogramma economie havo

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april 2005 7,8 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 5 Internationale handel: Als mensen van het ene land goederen of diensten kopen in een ander land. Import: invoeren van goederen of diensten Export: uitvoeren van goederen en diensten. Let op het verschil: Internationale handel: handel over de politieke landsgrenzen (bijv. Ned -Dld). Interregionale handel: handel tussen regio's (bijv. tussen een bedrijf in Friesland er een bedrijf in Zeeland) Internationale handel: - goederen die moeilijk of niet zelf te maken zijn - goederen die zelf wel gemaakt kunnen worden maar bijv elders goedkoper zijn Redenen om internationale handel aan een aparte bestudering te onderwerpen: Wisselkoersen: de prijs die we voor vreemd geld betalen. Deze bewegingen kunnen de handel beïnvloeden. Eigen economische politiek: bepaalde producten van de markt weren, eigen belastingpolitiek waardoor de lonen hoger of lager zijn => beïnvloed de prijs van de producten. immobiliteit (=onbeweeglijkheid) van de productiefactor arbeid: taal en cultuurverschillen. Belangrijkste handelspartners van ons: Azië, Noord-Amerika, Afrika Waarom is er internationale handel? Goederen of diensten zijn in het eigen land niet te krijgen: o.a. grondstoffenreserves en klimaatverschillen. Er is een voorkeur voor buitenlandse producten: andere producten zijn soms kwalitatief beter Politieke overwegingen: EU wil zelfvoorzienend zijn op voedselgebied, communistische landen handelden vooral samen, zodat er weinig te maken was met de kapitalisten. Buitenlandse producten zijn goedkopen dan vergelijkbare binnenlandse goederen: - Absolute kostenverschillen: Als in een ander land evenveel producten kunnen worden gemaakt, alleen in minder arbeidsuren, zullen ze in dat land gaan produceren. - Relatieve/comparatieve kostenverschillen: het land, dat een relatief kostenvoordeel heeft, zal een product gaan maken (onderlinge ruilverhouding) Als landen zich gaan toeleggen op producten die ze relatief goedkoper dan andere landen kunnen maken, ontstaat er een internationale arbeidsverdeling. Deze specialisatie heeft gevolgen voor de manier waarop binnenslands de productiefactoren worden aangewend Autarkisch: wanneer een land geen handelsrelaties heeft met het buitenland en alle goederen zelf maakt. Vrijhandel: wanneer de overheid de internationale goederen- en dienstenstromen niets in de weg ligt. https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 1 van 6

Allocatie: aanwending van de productiefactoren Of een land meer of minder goederen of diensten kan uitvoeren is afhankelijk van de concurrentiepositie. Internationale concurrentiepositie: de mate waarin een land in staat is goederen te exporteren. Factoren die belangrijk zijn voor deze positie: De relatieve schaarste van productiefactoren: Ontwikkelingslanden hebben een comparatief voordeel als het gaat om arbeidsintensieve producten (textiel), westerse landen met kapitaalintensieve producten (machines). De beschikbaarheid van technisch hoogwaardige kapitaalgoederen: 1) mechanisering: machines nemen mensenhanden over. 2) automatisering: machines nemen de besturen van de productie over. De scholing van de beroepsbevolking: Door deze scholing is er veel human capital opgebouwd dat gebruikt kan worden bij de productie van kennisintensieve goederen. Het bestaan van schaalvoordelen: kostenvoordelen als bedrijven op grotere schaal gaan produceren. Kan omslaan in een nadeel wanneer het bedrijf té groot wordt en niet meer te overzien valt. Het bestaan van arbeidsrust: Een land dat voortdurend wordt geteisterd door stakingen, zal internationaal geen naam opbouwen als betrouwbare leverancier. Aanwezigheid van goede infrastructuur: communicatie & informatienetwerk, wegen, luchthavens zijn belangrijk voor het afvoeren van eindproducten en aanvoeren van grondstoffen. Stabiele wisselkoers: geven zekerheid en stimuleren de internationale handel. De ruilvoet: prijsindexcijfer uitvoer prijsindexcijfer invoer Een land met hoge lonen kan ook concurreren met andere landen met lage lonen. Arbeid is schaars dus duur maar ook productiever. Het uurloon en de arbeidsproductiviteit per uur bepalen samen de loonkosten per product. Arbeidsproductiviteit: de waarde van de geproduceerde hoeveelheid goederen per arbeidsuur. waarde van de geproduceerde hoeveelheid goederen benodigde hoeveelheid arbeidsuren Vrijhandel: als overheden de internationale handel niets in de weg leggen (handel tussen landen zonder handelsbelemmeringen) Door vrijhandel kan men de goederen in de gewenste kwaliteit en de hoeveelheid daar kopen waar ze het goedkoopst zijn. De internationale arbeidsverdeling kan verder toenemen, waardoor de productie kan toenemen en hierdoor neemt de welvaart toe. Protectie: bescherming van een bedrijfstak of een gehele economie tegen buitenlandse concurrentie (binnenlands prijspeil stijgt) Argumenten protectie: - Lagelonenargument: oneerlijke concurrentie als export. Als de arbeidsproductiviteit in die landen hoger is, zijn de producten relatief goedkoper. - Antidumpingargument: het niet meer onder de kostprijs verkopen van een bepaald product, zodat de markt niet veroverd kan worden. - Opvoedingsargument: als een bedrijfstak nog tot ontwikkeling moet komen heeft het geen kans om tegen de buitenlandse concurrentie op te boksen. - Zelfvoorzieningsargument: het niet afhankelijk zijn van andere landen als het gaat om strategische https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 2 van 6

producten als militair materieel of voedsel. - Retorsie: het afschermen van een land voor de import. Als één land begint met de bescherming van een bedrijfstak, zullen andere landen daar niet achter blijven staan. => handelsoorlog. Handelspolitiek: het ingrijpen door overheden in het internationale geoderen- en dienstenverkeer. Dat gebeurt wanneer een land besluit tot protectie van een of meer bedrijfstakken of de gehele economie. Autarkie: als een land geen contact heeft met het buitenland i.v.m. de handel. Ze produceren alles zelf. Invoerquote: waarde van goederen- en diensteninvoer als een percentage van het nationaal product. Uitvoerquote: waarde van goederen- en dienstenuitvoer als een percentage van het nationaal product. Open economie: een land met relatief hoge in en uitvoerquotes. Economische integratie: landen die aan een integratieproces meedoen, gaan uiteindelijk één economie vormen. Handelspolitieke maatregelen Tarifair: invoerrechten betalen aan Non-tarifair de grens (aan de overheid) Contingenteringen/quota: Administratieve beperkingen: Handelsverdragen: Subsidies: Maximale hoeveelheid die van een bepaald product mag worden ingevoerd Douane, fiscale gezondheid of milieueisen Afspraken over de vrije toegang tot elkaars markten - subsidie door een land op een product, zodat deze gemakkelijker kunnen concurreren met buitenlandse producten - exportsubsidies om de export te bevorderen. Bij de uitvoer van een eenheid product wordt een bepaald bedrag aan subsidie gegeven Nederlandse import en export 2 zaken van belang: Geografische spreiding Samenstelling van export- en importpakket 3 grote handelsblokken: EU, VS en Japan nemen grootste deel van internationale handel in Overschotlanden: landen die een overschot in het internationale goederen- en dienstenverkeer hebben Tekortlanden: landen die een tekort in het internationale goederen- en dienstenverkeer hebben Economische integratie wilt 1 economie vormen en ze zorgen via grotere markten voor hoger productie + hoger inkomen Economische integratieproces 1. vrijhandelszone - vrij verkeer van goederen en diensten d.m.v. certificaten van oorsprong (EVA) 2. douane-unie - gemeenschappelijk buitentarief: dezelfde invoerrechten 3. gemeenschappelijke markt - vrij verkeer van productiefactoren 4. economische unie - gemeenschappelijke economische politiek: beslissingen over bijv. landbouw politiek, mededingbeleid 5. economische en monetaire unie - invoering gemeenschappelijke munteenheid landen moeten voorwaarden voldoen tot toetreding Eurogebied: convergentiecriteria (inflatie, rente, wisselkoers, schuld, financieringstekort) landen binnen Eurogebied moeten gezond economisch beleid voeren, ook wel Stabiliteitspact. Voorwaarden: (ook wel convergentiecriteria) https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 3 van 6

1. de inflatie : niet hoger dan 1,5 procent punt van de laagste drie landen 2. de rente : niet hoger dan 2 procentpunt boven de drie landen met de laagste inflatie. 3. financieringstekort : niet meer dan 3% van het nationaal product. 4. staatsschuld : maximaal 60% van het nationaal product. 5. wisselkoers : koers moet minsten twee jaar redelijk stabiel zijn binnen het monetair stelsel Internationale Organisaties: World Trade Organisation (WTO) (1995): het bevorderen van de vrije wereldhandel door afschaffing va protectionistische maatregelen. Voorheen GATT (1947). WTO richten op invoerrechten + non-tarifaire maatregelen Meestbegunstigingsclausule: een overeenkomst tussen twee WTO-landen (bijv het vrij verhandelen van artikelen) moet gelijk voor alle WTO-landen gelden. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (1948): adviezen uit brengen voor de verdeling van de Marshallhulp & ontwikkelen van plannen voor herstel van de Europese economieën. Tegenwoordig zijn er meer landen lid en houdt het zich bezig met het uitvoeren van vergelijkende studies over de aangesloten landen => maken van landsrapporten waarin adviezen zin opgenomen aan de regeringen van die landen over het te voeren economisch beleid. Internationaal Monetair Fonds (IMF) (1940): (verzorgen leningen voor landen die tekorten hebben op de betalingsbalans) een ordelijk internationaal betalingsverkeer te stimuleren en het maken van een stelsel van vaste wisselkoersen. Tegenwoordig houdt het zich bezig met betalingsbalanssteun in ontwikkelingslanden. Ook kunnen landen geld lenen bij het IMF. Elk deelnemend land kan beschikken over een deel (quotum) van het fonds, wat door henzelf aanvankelijk gestort is. Afhankelijk van het nationaal inkomen en het aandeel in de internationale handel wordt het quotum vastgesteld. Algemeen trekkingsrecht: land kan vrij of na overleg beschikken over het quotum. Bijzondere trekkingsrechten (special drawing rights, SDR s) ( papiergoud ) ontstond door sterk toegenomen internationale handel. Ze zijn verdeeld o.g.v. quota die de landen in het IMF hebben De Wereldbank (1940): ontwikkelingslanden aan zachte leningen te helpen d.m.v. het aantrekken van geld op de kapitaalmarkten van de westerse landen, maar ook uit een eigen fonds. United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) (1964): vergaderen van lidstaten van de VN om de ontwikkelingslanden meer te betrekken in het internationale goederenverkeer. Vergadering om de vier jaar in de hoofdstad van een ontwikkelingsland. Resultaten: - Tariefpreferenties: rijke landen kunnen arme landen het recht geven bepaalde producten zonder of tegen gereduceerde invoerrechten in te voeren. - Buffervoorraden: grondstoffenovereenkomst waarin buffervoorraden kunnen worden aangelegd. Het heeft als doel de grondstoffenprijzen te stabiliseren. Economische groei: de groei van het nationaal product Waardoor wordt de internationale concurrentiepositie bepaald? - prijs van het product - kwaliteit van het product Vestigingsfactoren: - relatieve schaarste van productiefactoren - beschikbaarheid van kapitaalgoederen https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 4 van 6

- scholing van de beroepsbevolking - bestaan van schaalvoordelen - bestaan van arbeidsrust - aanwezigheid van goede infrastructuur - stabiele wisselkoers voorbeeld: Nederland India loonkosten per werknemer 26 4 arbeidsproductiviteit 100 5 Arbeidskosten per persoon: 26 4 100 = 0,26 5 = 0,8 herallocatie: herverdeling - vrije handel: landen kunnen zonder belemmeringen goederen importeren en exporteren (iedereen binnen het land) aantal vb. van protectie - import verbeiden van goederen, vaak een bepaalde hoeveelheid importeren (importquota of contingenteringen) - invoerrechten (=extra belasting die moet worden betaald bij het invoeren van producten) nationaal product: hoeveel er geproduceerd wordt per jaar in een land N.P.= 350 mld - exportquote= waarde export Export= 200 mld N.P. x 100 % = 57,1 % Import= 300 mld - importquote= waarde import N.P. x 100 % = 85,7 % - importquote + exportquote hoeven samen geen 100 % te zijn, het staat los van elkaar want je kan zoveel als je wil importeren/exporteren DNB (=De Nederlandse Bank) Het WTO is opgericht om in elk land vrij te kunnen handelen zonder belemmeringen Non-tarifaire maatregel: je mag maar een bepaald aantal invoeren Marshall-hulp EGKS (=Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) - doel - wijze voorbeelden van de invloed die de wisselkoers van een land kan uitoefenen op de internationale handel van dat land - wisselkoers neemt toe, producten uit het buitenland worden goedkoper, import buitenland neemt toe - wisselkoers daalt, onze producten goedkoper voor het buitenland en zal de export toenemen - wisselkoersstijging, producten duurder, daalt de export in EU belastingen hoger dan in VS of Japan. Dit heeft invloed op de export van de EU omdat hoge belasting betekent dat er hoge loonkosten zijn, worden doorgerekend in de prijs, minder export Nederland is niet slechter af door het verdwijnen van bedrijfstakken (textielindustrie en steenkolenproductie) omdat er nieuwe industriën daarvoor in de plaats zijn gekomen. https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 5 van 6

De arbeidsproductiviteit is in westerse landen hoger dan in landen waar de lonen lager liggen omdat ze daar betere machines, betere infrastructuur en betere arbeidsverdeling hebben. We hoeven ons in Nederland niet druk te maken over onze hoge arbeidskosten. Die zijn eerder een teken van kracht dan van zwakte = de lonen kunnen hoog zijn, want de werknemer kan veel produceren. Het belangenconflict is ontstaan bij de instelling van een invoerrecht doordat het gunstig voor de suikerfabrikanten is en de consument moet meer gaan betalen. https://www.scholieren.com/verslag/21461 Pagina 6 van 6