Hoofdstuk De grens over. Wat is export? Wat is import? Vraag1
|
|
- Barbara van den Velde
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 3.1 De grens over Hoofdstuk 3 Wat is export? Wat is import? Vraag1 1
2 Vraag 2 a) 1) (Meer) personeel in het hotel. 2) Meer werk bij leveranciers, bijvoorbeeld bij een bakker die brood voor het ontbijt in het hotel levert. b) Voorbeeld A: als Doutzen in Nederland woont en in dollars wordt uitbetaald. Voorbeeld C: de Japanner wisselt in Amsterdam geld om in euro s. (bij voorbeeld B verdienen we euro s, geen buitenlands geld) c) Voorbeeld F: Californië ligt in de VS. De wijnhandelaar rekent in dollars af. Vraag 3 a) wederuitvoer goederen b) Bijvoorbeeld: Nederland importeert een Amerikaanse auto via de Rotterdamse haven. De auto wordt vervolgens uitgevoerd naar Duitsland. Hoofdstuk 3 2
3 Vraag 4 a) 171/367 * 100% = 46,6% b) Met zelf geproduceerde goederen verdien je meer geld: de productie levert geld op en de verkoop ook. Het doorverkopen van goederen uit andere landen levert minder geld op. Vraag 5 a) De VS exporteren en importeren wel meer, maar in verhouding tot het Bruto Binnenlands Product (bbp) is het veel minder. b) Een groot land heeft meer soorten grondstoffen en productiemogelijkheden in eigen huis dan een klein land. De noodzaak om te handelen is voor een groot land dus minder. 3
4 Een open economie heeft veel import en veel export Exportquote = waarde van de export * 100% bruto binnenlands product Importquote = waarde van de import * 100% bruto binnenlands product Vraag 6 a) exportquote = waarde van de export/bbp * 100% ; 457/560 * 100% = 81,6% b) importquote = waarde van de import/bbp * 100% ; 407/560 * 100% = 72,7% 4
5 Vraag 7 Land D Vraag 8 a) Bijvoorbeeld Italiaanse pasta, wijn of kaas. b) Nee, Nederland en Italië zijn beide lid van de Europese Unie. Vraag 9 Marlies Dekkers. Toen zij net begon met haar bedrijf, was er nog geen vrij verkeer van goederen en diensten en moest ze langs vele loketten. Dat kostte veel tijd en energie. Nu heeft ze daar geen last meer van. Een bedrijf kan nu makkelijker exporteren. 5
6 Vraag 10 a) Deze buitenlandse suiker is goedkoper dan de Europese suiker. Dat is een bedreiging voor de Europese suikerproducenten. b) Europese boeren worden door de EU geholpen met invoerrechten en subsidies. Boeren in ontwikkelingslanden niet. Dat is oneerlijke concurrentie. c) Binnen de EU is dit juist. Er is vrij verkeer van goederen en diensten op de interne markt. d) In de handel met de rest van de wereld heft de EU invoerrechten en geeft zij exportsubsidies. Dat is tegen de vrijhandel. 6
7 Vraag 11 a) Deze landen waren vroeger communistisch. Het communisme vond (vindt) onderwijs belangrijk. b 1) De ICT is verbeterd, waardoor een telefoonverbinding met Boedapest veel goedkoper en beter is geworden. 2) Hongarije was vroeger als communistisch land gesloten, maar nu als Eu lidstaat heel open. c) 1) De boekhouding van bedrijven. 2) Onderhouden van ICT-netwerken van bedrijven. In het algemeen: alles wat op afstand met telefoon, of internet gedaan kan worden. d) 1) Lijfelijk bezoek aan de huisarts. 2) Popconcert. e) De multinationals hebben personeel nodig. De vraag naar werknemers stijgt dus ten opzichte van het aanbod. Hierdoor stijgt de prijs (= het loon) van een werknemer. 7
8 3.1 De grens over Hoofdstuk 3 import export 1) Goedkopere producten 2) Andere producten 1) Geld 2) Werkgelegenheid 3) Inkomen Importquote Waarde van de import Bruto binnenlands product exportquote Waarde van de export Bruto binnenlands product 8
9 3.1 De grens over Hoofdstuk 3 Arbeid invoerrechten Kapitaal Goederen en diensten Subsidie Interne markt Geen belemmeringen aan de grens Grotere markt voor de producten Meer soorten producten Goedkopere producten 9
10 3.2 De uitkomsten van de markt Hoofdstuk 3 Wanneer hebben we een hogere welvaart? Meer producten en diensten waar we ook behoefte aan hebben. Vraag 1 Vind jij het terecht dat de overheid mensen met een zwaardere auto s meer belasting laat betalen? Vraag 2 Welvaart is subjectief. Waarom? 10
11 Vraag 3 a) Bij P = 20 is er evenwicht tussen vraag en aanbod. b) 3000 consumenten c)2000 consumenten d) minimaal 2000 * 20 = e) 1000 consumenten Hoofdstuk 3 f) Veel consumenten hadden een veel hogere prijs willen betalen. Ze profiteren van de prijs van 20 voor de muziek-dvd. 11
12 Vraag 4 a) 1000 stuks b) De prijs is veel hoger. Er zijn maar weinig consumenten die een hogere prijs hadden willen betalen. Veel consumenten haken af, omdat ze deze prijs niet willen betalen. c) De welvaart van de consument is gedaald. d) Bij P = 40 is het aanbod ongeveer van de stuks worden dus ook bij een lagere prijs aangeboden. 12
13 Externe effecten Het effect wordt niet op de markt verkocht, er wordt niet voor betaald. Negatief extern effect Positief extern effect 13
14 huiswerk Hoofdstuk 3 Vraag 5 A, E, F, G Vraag 6 a) nee De bron geeft een verdeling van de uitstoot, maar geeft niet aan of de uitstoot meer of minder wordt. b De uitstoot van CO2 door het verkeer is maar 22% van het totaal. De industrie is de grootste bron met 31%. 14
15 De overheid grijpt in Belastingen Voorbeeld accijns op benzine, sigaretten, alcohol Subsidie Voorbeeld bibliotheek, zwembad 15
16 huiswerk Hoofdstuk 3 Vraag 7 a) 1) De producten moeten geproduceerd worden. Dat kost energie en zorgt voor uitstoot van milieubelastende stoffen. 2) Verpakkingen belasten het milieu. b) Automotoren en motorbrandstoffen werden schoner. Het beleid van de overheid werd strenger, zoals met het verbod op koperhoudende verf in de recreatievaart. 16
17 Niet in les Vraag 8 a) Als veel mensen een bepaalde auto willen kopen, is dat goed voor hun welvaart, want anders zouden zij wel een andere auto kopen. Dit heeft een groot positief gevolg voor de welvaart, want de auto is voor veel mensen een belangrijk bezit en een statusartikel. Omdat veel mensen belang hechten aan hun status is een auto belangrijk voor de welvaart. Het positieve effect voor de welvaart kan hoger zijn dan het negatieve effect (CO2-uistoot, lawaai). b) De externe effecten worden niet meegewogen in de beslissing van de consument. Consumenten maken dus niet de goede keuze. Als de externe effecten door de overheid met belastingen goed in de prijs worden verwerkt, maken consumenten een betere keuze. 17
18 Niet in les Vraag 9 a) Sommige mensen zullen naar het vliegveld in Brussel gaan. Maar naar Brussel rijden kost ook geld en moeite. De meeste mensen zullen daarom niet vanuit Brussel gaan vliegen. b) De vliegtaks verhoogt de prijs van het vliegen. En voor alle goederen en diensten geldt: hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag. Er wordt dus minder gevlogen. En dus is er minder uitstoot van CO2. 18
19 3.2 De uitkomsten van de markt Hoofdstuk 3 welvaart Hoeveelheid goederen Hoeveelheid diensten Kwaliteit producten Behoeften aan de producten Externe effecten Negatieve externe effecten Positieve externe effecten belastingen 19
20 3.3 De overheid grijpt in Invoerrechten Belastingen Voorbeeld accijns op benzine, sigaretten, alcohol Subsidie Voorbeeld bibliotheek, zwembad Wie meer verdient betaalt meer belasting 20
21 Vraag 1 a) belasting op importproducten b) Om Europese producenten te beschermen tegen goedkope importproducten van buiten de EU. c) de autoverkopers in Marokko Zij verkopen nu een auto aan de schoonzus of haar vader. Zonder invoerrechten was de Nederlandse auto naar Marokko vervoerd. De Marokkaanse overheid heeft ook voordeel van de invoerrechten: zij ontvangt de belasting. Vraag 2 a) Boeren in ontwikkelingslanden en in de EU kunnen niet concurreren met grote bedrijven in de VS en Brazilië. b) Wie goede of goedkope producten maakt, kan veel aan andere landen verkopen want de producten kunnen niet meer met invoerrechten tegengehouden worden. Vraag 3 A3, B2, C6, D5, E4, F1 21
22 De collectieve sector Sociale fondsen Rijksoverheid lagere overheid (provincies/gemeente) 22
23 Vraag 4 Bijvoorbeeld: 1) Hoeveel btw je in de winkel betaalt. 2) Aan welke verkeersregels je je moet houden. 3) Welke producten verboden zijn om te verkopen. 4) Hoe je woonplaats is ingericht met bijvoorbeeld woonwijken en plantsoenen. Vraag 5 a) Culturele zaken en milieuvriendelijke producten. b) De overheid vindt het belangrijk dat mensen met cultuur in aanraking komen, want dat is goed voor de ontwikkeling van de bevolking. Maatschappelijke activiteiten zijn goed voor het welbevinden van mensen in Nederland. De overheid vindt het belangrijk dat milieuvriendelijke producten gestimuleerd worden, omdat duurzame productie en consumptie minder schadelijk zijn voor het milieu. 23
24 Vraag 6 I Vraag 7 A3, B2, C1 Vraag 8 C-E-B-D-A Vraag 9 a) 0, , , , , ,684 = 1,35 b) 0, ,216 = 0,90. 0,90 : 1,35 x 100% = 66,7% c) Veel autoritten zijn min of meer noodzakelijk of worden om een andere reden niet beperkt door een hogere benzineprijs. Bijvoorbeeld: naar het werk rijden, naar familieverjaardagen rijden, boodschappen doen. Vraag 10 a) In de bron staat dat het gemeentebestuur alcoholmisbruik wil beteugelen. Daarom deelt de gemeente polsbandjes uit. De gemeente is deel van de (lagere) overheid. b) De horeca-uitbaters doen ook mee. Zij horen niet bij de overheid. 24
25 Collectieve goederen Goederen voor iedereen 25
26 Vraag 11 a) Een dijk is zeer kostbaar. Niemand koopt een dijk voor een paar miljoen euro. En het bedrijf kan geen bedrag per inwoner rekenen. Mensen zijn niet verplicht te betalen als het bedrijf in bijvoorbeeld Zeeland langs de deuren gaat om geld te innen. b) Door tol te heffen. c) Paspoorten moeten goed tegen kopiëren beveiligd zijn en niet verkocht kunnen worden aan criminelen. Voor de staatsveiligheid is het beter dat de overheid de paspoorten zelf verkoopt. d) A 26
27 Belasting op inkomen, winst en vermogen Personen betalen belasting over wat ze verdienen. Personen betalen als ze veel bezitten ook belasting over wat ze bezitten (vermogen). Bedrijven betalen belasting over de winst die ze maken. Vraag 12 a) / * 100% = 40% belasting b) / * 100% = 40% belasting c) nee, ze betalen allebei 40% belasting. d) voorbeeld C 27
28 3.3 De overheid Hoofdstuk 3 Sociale fondsen Collectieve sector Rijksoverheid Lagere overheid Subsidie Accijns Collectieve goederen Benzine en sigaretten Belasting op inkomen 28
29 3.4 De arbeidsmarkt Hoofdstuk 3 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De prijs van arbeid noemen we loon. 29
30 Vraag 1 Hoofdstuk 3 a) Een twintigjarige is veel duurder. Een zestienjarige kost veel minder. b) Dan verdient een twintigjarige niet (veel) meer dan een zestienjarige en is er geen reden om hem te ontslaan. c) Dan gaat het loon van jongeren omlaag als er veel aanbod van jongeren is. Jongeren verdienen dan heel weinig en het gevaar bestaat dat ze uitgebuit worden. d) Bijvoorbeeld: een vast contract verplicht stellen, zodat supermarkten jongeren niet mogen ontslaan. e) De supermarkten: zij maken meer winst. Jongeren van 16: zij vinden eerder werk. Consumenten: de prijzen in de supermarkt kunnen laag blijven. 30
31 Vraag 2 B en E Vraag 3 De werklozen die betaald werk zoeken Vraag 4 B, C, D Vraag 5 A Bedrijven vragen arbeid, maar er is niet voldoende aanbod. 31
32 Vraag 6 B Hoofdstuk 3 Bedrijven vragen niet voldoende arbeid. Een deel van de mensen biedt wel arbeid aan, maar vindt geen baan. Vraag 7 De arbeidsmarkt is een markt met monopolistische concurrentie. Arbeid is een heterogeen product: er is dus niet één prijs. Vraag 8 a zeer veel beroepen b trainer in profvoetbal c docent (per jaar een stapje omhoog in de loonschaal) d piloot e stuntman 32
33 De CAO Collectieve Arbeids Overeenkomst 33
34 Vraag 9 a) topmanagers, profvoetballers, dj s op landelijke radiostations, tv-presentatoren b) Zij vallen niet onder een cao en zijn minder goed inwisselbaar voor andere mensen die het werk even goed kunnen doen. De meeste gewone beroepen in loondienst vallen onder een cao. Dan verdient iedereen in dezelfde situatie hetzelfde loon. Vraag en aanbod zijn dan niet van invloed op de schaarste van één persoon. Vraag 10 1) Je hoeft zelf niet te onderhandelen. 2) Je verdient evenveel als een ander in een vergelijkbare situatie. 3) Je maakt gebruik van de onderhandelingsvaardigheden van de vakbond. Vraag 11 II en III 34
35 Vraag 12 De werkgevers staan sterk. Als werkgevers ontevreden zijn, vinden zij gemakkelijk ander personeel. En hogere lonen maken personeel duurder, waardoor de werkloosheid nog hoger kan worden. Vraag 13 a Een Pool die volgens de wet werkt. Het tegenovergestelde van een zwartwerker. b Ze hebben vaak een klein bedrijfje en maken minder kosten. Ze hoeven ook minder te verdienen, omdat de koopkracht van de euro in Polen hoger is. c 1) Klanten kunnen hun klussen goedkoper laten uitvoeren. 2) Nederlandse bedrijven worden gedwongen met scherpere tarieven te komen. d 1) Nederlandse werknemers worden werkloos. 2) De kwaliteit van Poolse arbeiders is soms lager, bijvoorbeeld door taalproblemen. Vraag 14 situatie I Op de hoogte van het loon is het aanbod van arbeid groter dan de vraag. 35
36 Minimum loon 36
37 Vraag 15 Veel lonen liggen vast in een cao. De meeste lonen kunnen op korte termijn niet veranderen als gevolg van vraag en aanbod. Vraag 16 In een tijd met hoge werkloosheid staan de bedrijven sterk. Als de ene persoon niet voor een laag loon wil werken, dan kan het bedrijf wel een andere persoon vinden die dat wel wil. Er zijn immers veel werklozen. Economischer gezegd: er is een groot aanbod van arbeid ten opzichte van een kleine vraag. Vraag 17 a) 19,12 = 30%. 19,12 : 30 x 100 = 63,73 b) 1001,35 is 72,5% is dus 1174 : 1001,35 x 72,5% = 85%. Vraag 18 Voordeel: werknemers met weinig scholing worden niet uitgebuit. Nadeel: mensen met weinig opleiding zijn relatief duur voor de werkgever. De kans op werkloosheid onder mensen met weinig scholing is daardoor groter. 37
38 4) De arbeidsmarkt Hoofdstuk 3 Aanbod van werk Vraag naar werk Monopolistische concurrentie Opleiding Ervaring verantwoordelijkheid Leeftijd Risico van ontslag Duur van het contract Minimum loon CAO 38
Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen
Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte
Nadere informatieInternationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: 25-2-2013. Waar komt het vandaan?
Internationale handel H7 1 Waar komt het vandaan? Economie voor het vmbo (tot 8,35 m.) Internationale handel Importeren = invoeren (betalen) Exporteren = uitvoeren (verdienen) Waarom importeren: Meer keuze
Nadere informatieAntwoorden Economie Handel
Antwoorden Economie Handel Antwoorden door een scholier 973 woorden 14 april 2004 4,8 61 keer beoordeeld Vak Economie Begrippen: Open Economie: Bijvoorbeeld: Nederland exporteert veel goederen en diensten
Nadere informatie3 Bij deze korte ritten worden levende dieren vervoerd en producten die snel kunnen bederven. Die moeten snel op de plaats van bestemming zijn.
Hoofdstuk 7 Nederland handelsland De grens over 1 Vanuit Nederland 10.000 365 (dagen) = 3.650.000 ritten per jaar 3.650.000 =... % van 7.400.000 3.650.000 7.400.000 100 = 49,3% 2 Binnen de EU is er vrij
Nadere informatieInnovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit
Samenvatting door een scholier 1633 woorden 8 juni 2007 6,5 4 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel. Hoofdstuk 1 Nederland handelsland. Nederland afhankelijk van handel omdat het
Nadere informatieANTWOORDEN HOOFDSTUK 5
ANTWOORDEN EINDTOETS HOOFDSTUK 5 RONDKOMEN ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5 TOETS 1 RONDKOMEN 1 Prioriteiten stellen. 2 B 3 2,55 + 2,80 = 5,35 4 52 27 : 12 + 95 : 2 + 40,50 : 3 + 25 = 203. 5 A 3; B 4; C 2; D 1.
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?
Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens? 8.1 Waarom handel met het buitenland? Importeren = het kopen van goederen en diensten uit het buitenland. Waarom? -Goedkoper of van betere kwaliteit -Bepaalde
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale handel
Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.
Nadere informatieEindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. MINpunten 1 maximumscore 1 2 / 6 x 100 % = 33,3% 2 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste reden: Klantenbinding:
Nadere informatieDe groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld
Samenvatting door een scholier 1909 woorden 17 april 2007 4,8 30 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Import: goederen uit het buitenland kopen Export: producten aan het buitenland verkopen Uitvoersaldo:
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale Handel
Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatieJe land heeft te maken met grote overstromingen door de hevige regenval van de afgelopen dagen.
Je land heeft te maken met grote overstromingen door de hevige regenval van de afgelopen dagen. De graanvelden zijn allemaal vernield. Daarom verlies je een kaart natuur. Enkele werknemers van je onderneming
Nadere informatieH1: Economie gaat over..
H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen
Nadere informatieSamenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8
Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m 1.4 + 1.7, 1.8 Samenvatting door K. 958 woorden 9 november 2013 6,5 13 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Samenvatting aardrijkskunde paragraaf
Nadere informatieParticuliere sector: Bedrijven en gezinnen. Deze sector streeft naar winst, bijvoorbeeld supermarkten, bakkers en kledingwinkels.
Samenvatting door A. 952 woorden 14 juni 2013 6,3 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie 1 De collectieve sector: Particuliere sector: Bedrijven en gezinnen. Deze sector streeft naar
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL-COMPEX 2005
Examen VMBO-GL en TL-COMPEX 2005 tijdvak 1 dinsdag 31 mei totale examentijd 2 uur ECONOMIE CSE GL EN TL Vragen 1 tot en met 23 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 1310 woorden 17 februari 2009 8 3 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 11 Arbeidsmarkt = geheel vraag naar en aanbod van arbeid. Ondoorzichtige markt = werknemers+werkgevers
Nadere informatieUIT de arbeidsmarkt
Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid
Nadere informatie2 De goederen en pakketjes worden daar overgeladen om snel op de eindbestemming afgeleverd te kunnen worden.
Hoofdstuk 8 Over economische grenzen Intro Exportmedewerker 1 Bijvoorbeeld: - Goede beheersing van het Engels - Goede communicatieve vaardigheden - Goed met mensen kunnen omgaan - Goed in een team kunnen
Nadere informatieUIT loonruimte en AIQ v1.1
Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.
Nadere informatieArbeid = arbeiders = mensen
Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieStartkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.
Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te
Nadere informatieLesbrief Iedereen betaalt belasting
Lesbrief Iedereen betaalt belasting inleiding Iedereen betaalt belasting» waar komt het geld vandaan?» waar gaat het geld naar toe?» nederland, europa en de wereld» Iedereen betaalt belasting 1 Iedereen
Nadere informatieMeerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.
Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. De economische kringloop Voor de beantwoording van de vragen 1 tot en met 6 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 1 in de
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatie1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur
Samenvatting door een scholier 1067 woorden 13 juli 2001 4 44 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting:Internationale Handel Hoofdstuk 1: ****Nederland Handelsland**** 1.1 Export/Import: de waarde van
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Internationale handel
Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel Samenvatting door een scholier 1819 woorden 4 mei 2004 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie INTERNATIONALE HANDEL COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 3 Hoofdstuk
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieUIT externe effecten
Externe effecten van de productie. Als bedrijven produceren is er vaak sprake van bijkomende effecten die niet in de prijs van het product zijn opgenomen. Als een bedrijf auto s produceert dan put het
Nadere informatieBoek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen
Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL - COMPEX
Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2008 tijdvak 1 woensdag 28 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 1 tot en met 22 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL - COMPEX
Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2009 tijdvak 1 woensdag 27 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 1 tot en met 24 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieEindexamen economie vmbo gl/tl 2006 - II
BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. HET GROTE ONDERNEMERSSPEL 1 B 2 A 3 maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste berekening: Loonkosten in twee jaar:
Nadere informatieSamenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3
Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Bankzaken 1 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste verklaring: De inflatie van 1,6% is een gemiddelde waarin de
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs
Nadere informatieH2: Economisch denken
H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 Een antwoord waaruit
Nadere informatie5.1 Wie is er werkloos?
5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieECONOMIE. Begrippenlijst H7 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn
ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H7 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 7 Europese grenzen? Paragraaf 7.1 Wat
Nadere informatieHoofdstuk 5 4e klas GT
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Monique Kroon 27 juni 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/80430 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Nadere informatiePraktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april keer beoordeeld. Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten?
Praktische-opdracht door een scholier 2299 woorden 11 april 2006 7 67 keer beoordeeld Vak Economie Deelvragen: 1. Wat is de prijzenoorlog in de supermarkten? 2. Wat zijn de voor en nadelen ervan? 3. Hoe
Nadere informatieEconomie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie
4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst
Nadere informatieMeerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.
Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. De heilige koe Bij de beantwoording van de vragen 1 tot en met 5 moet je soms gebruikmaken van de informatiebronnen 1 en 2. Nederlanders
Nadere informatie4,8. Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 1776 woorden 6 december 2010 4,8 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 4.1 het aanbod van arbeid Arbeid is een productiefactor. De arbeidsmarkt is de abstracte
Nadere informatieExamen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt
Examen economie thema 2 deel 1 Theorie thema 2: Produceren voor de wereldmarkt Door: F. De Smyter en P. Holvoet 1. Geef een correcte omschrijving van de volgende economische begrippen: a) Globalisering:.
Nadere informatieAntwoorden 200% Economie voor het vmbo. Hoofdstuk 4: Nederland en buitenland. 4.1 Ik betaal belasting
Antwoorden 200% Economie voor het vmbo Hoofdstuk 4: Nederland en buitenland KIJK a Het soort geld waarmee je betaalt (valuta) en het paspoort. b - c Het vliegtuig en de plant. d Vliegtuigen zijn erg slecht
Nadere informatie4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen
4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen Vb. werknemers en werkgevers CAO-onderhandelingen via vakbonden Stel: vakbond van werknemers eist arbeidstijdverkorting van 4 uur per week; van 40 uur
Nadere informatieWerken of vrije tijd?
Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 artikel 1 Een verklaring waaruit
Nadere informatieSectorwerkstuk Economie Economische crisis
Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische
Nadere informatieExamenopgaven VMBO-BB 2004
Examenopgaven VMBO-BB 2004 tijdvak 2 dinsdag 22 juni 11.30 13.00 uur ECONOMIE CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 7 De Overheid
Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting door een scholier 946 woorden 15 november 2007 5 8 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 7: de overheid Samenvatting voor GR ECONOMISCHE ORDE
Nadere informatieDe voorstellen van Vivant Beschrijving, kritiek en alternatief
De voorstellen van Vivant Beschrijving, kritiek en alternatief Iedereen kent wel het minipartijtje Vivant. Roland Duchâtelet, stichter-financier van de beweging en ondernemer, en de zijnen zoeken nu aansluiting
Nadere informatieExamen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 12 30-11-2004. 11.30 13.00 uur. Naam kandidaat Kandidaatnummer
Examen VMBO-BB 2005 30-11-2004 tijdvak 12 dinsdag dinsdag 21 juni 11.30 13.00 uur ECONOMIE CSE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje. Dit examen bestaat uit 36 vragen.
Nadere informatieEconomie Elementaire economie 3 VWO
Economie Elementaire economie 3 VWO Les 13 Introductie overheid Ontwerp power point: Henk Douna docent: Jeannette de Beus De komende weken: de overheid Consumenten De markt Producenten Bijvoorbeeld Goederenmarkt
Nadere informatieECONOMIE. Begrippenlijst H6 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn
ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H6 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 6 Overheid overbodig? Paragraaf 6.1
Nadere informatie5.2 Wie is er werkloos?
5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieGeef een voordeel van exporteren. Geef een voordeel van importeren.
Vraagkaarten - blauw & groen De verhouding tussen de euro en de dollar gaat van 1 EUR = 1, 5508 dollar naar 1 EUR = 1, 25 dollar. Is de dollar dan in waarde gedaald of gestegen? De dollar is in waarde
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en Producent
Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel
Nadere informatieEindexamen vwo economie 2013-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL COMPEX 2006
Examen VMBO-GL en TL COMPEX 2006 tijdvak 1 dinsdag 23 mei totale examentijd 2,5 uur ECONOMIE CSE GL EN TL COMPEX Vragen 1 tot en met 29 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument & Producent
Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen
Nadere informatieIn Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken.
DE ZUIVELSECTOR > Inleiding In Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken. De zuivelsector is belangrijk voor de Nederlandse
Nadere informatieE. Smolders M.van Dorp. Eindexamen economie compex vmbo gl/tl 2005 - I. - www.vmbogltl.nl - 2 -
VAKKENVULLEN OF ZAKKENVULLEN Bij de beantwoording van de vragen 1 tot en met 6 moet je soms gebruikmaken van de informatiebronnen 1 tot en met 3 in de bijlage. Michel, 16 jaar oud, is blij. Hij heeft een
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2
TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 NIVEAU: EXAMEN: HAVO 2001-II De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatieEindexamen economie vmbo gl/tl 2004 - II
BEOORDELINGSMODEL s an het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 punt toegekend. EEN NIEUWE WSMHINE 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord (twee van de volgende): productbeleid: er
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. De economische kringloop 1 B 2 maximumscore 1 Voorbeelden van een juiste verklaring (één van de volgende): De consumenten
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie
Nadere informatie6.7. Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni keer beoordeeld. Inhoudsopgave
Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni 2005 6.7 110 keer beoordeeld Vak Economie Inhoudsopgave - Inleiding (Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen, hoofd- en deelvragen.) 1. Hoe komt
Nadere informatieHoofdstuk 5 4e klas GT
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Monique Kroon 27 June 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/80430 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%
Nadere informatieHet vervoeren van goederen van de ene plek naar de andere. Bijvoorbeeld in vrachtwagen, vliegtuig of boot.
Meander Samenvatting groep 5 Thema 5 Over de grens Samenvatting Transport Producten die je in de supermarkt koopt, komen soms uit verre landen. Bananen uit Brazilië bijvoorbeeld zijn weken met de boot
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatieSamenvatting Economie Internationale Handel
Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 3059 woorden 10 juni 2004 6,4 124 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Introductie Bij export en import praten we over de waarde van
Nadere informatieEUROPA JIJ. aandeel van de EU-bevolking ten opzichte van de wereldbevolking in 2015 (2060: 4%)
EUROPA EN JIJ EUROPA EN JIJ Sinds 60 jaar groeien de landen in Europa naar elkaar toe. Onze welvaart is gegroeid, onze veiligheid en onze vrijheid. Deze Europese Unie is ook jouw Europa. Het begon al twaalf
Nadere informatie2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd
2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun
Nadere informatieAntwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten
Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een
Nadere informatieDe kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde
Boekverslag door H. 1034 woorden 15 februari 2007 6.6 80 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk 2 het Noorden tegenover het Zuiden 2 Noord- Zuidverhoudingen 2.1 De kloof wordt
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2002-II
4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 van prijsdifferentiatie Een toelichting waaruit
Nadere informatieNetto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden
Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele
Nadere informatieMiljoenennota in begrijpelijke taal
Samenvatting Miljoenennota in begrijpelijke taal D66 krijgt het voor elkaar 20180920102008_1837.adpro.indd 1 9/20/2018 10:20:25 AM Wat is de Miljoenennota? 2 Elk jaar presenteert de minister van Financiën
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 5+6
Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo
Nadere informatieBruto binnenlands product
Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen
Nadere informatie