Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd."

Transcriptie

1 Samenvatting door een scholier 5758 woorden 29 mei ,9 9 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 1,1 Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd. De behoeften van een mensen bestaat uit alles wat de mens nodig heeft. Primaire behoeften: zijn nodig om in leven te blijven (basisbehoeften), voedsel, kleding, onderdak Secundaire behoeften: alles wat het leven aangenamer maakt, auto, tv Om in de behoeften van mensen te voorzien zijn er goederen nodig. Goederen zijn alle stoffelijke en onstoffelijke middelen waarmee in behoeften kan worden voorzien Goederen Vrije goederen Economische goederen Individuele Collectieve Quasi collectief Vrije goederen -> gratis,lucht Economische goederen: waarvoor betaald moet worden Individuele: zijn goederen splitsbaar in eenheden en die individueel verkocht kunnen worden. Collectief: niet splitsbaar in eenheden en kunnen individueel verkocht worden. Dijken, Defensief, verkeersveiligheid Quasi collectief: individuele goederen die door de overheid worden aangeboden zoals wegen, bruggen, tunnels, bieb en onderwijs. 1.2 Productie: toevoegen van waarde Productiefactoren (middelen) zijn middelen die nodig zijn voor productie Pagina 1 van 27

2 - Arbeid: loon - Kapitaal: rente - Natuur: pacht - Ondernemingsactiviteit: de drie eerdergenoemde factoren combineren: winst Productie: is het combineren van productie factoren met doel waarde toe te voegen Productie of toegevoegde waarde: omzet - onderlinge leveringen Productie of toegevoegde waarde = beloningen van productie factoren Nationaal product = nationaal inkomen Nationaal product: de som van in een land gedurende een jaar toegevoegde waarde Nationaal inkomen: som van de gedurende een jaar in een land aan de productie factoren uitgekeerde beloningen BBP: Productie of toegevoegde waarde binnen een land Netto: exclusief vervangingsinvesteringen Bruto: inclusief vervangingsinvesteringen 1.3 Welvaart is de mate waarin in de behoeften is voorzien Schaarste: behoefte tegenover hoeveelheid middelen om de behoefte te bevredigen Schaarste < WELVAART Als er kleinere schaarste is hoeft er niet altijd een grotere welvaart te zijn; - behoefte nemen toe - de productie neveneffecten kan hebben, die zowel positief als negatief kunnen zijn. Behoeften nemen toe: Als de behoeften precies even hard stijgen als de productie neemt de welvaart niet toe De productie kan neveneffecten hebben die welvaartsverlagend kunnen werken: Externe effecten: doen zich voor als het streven naar welvaart door de 1 onbedoeld invloed uitoefent op de welvaart van een ander. Positief: mooi gebouw, geeft wijk een facelift Pagina 2 van 27

3 Negatief: lawaai,stank Welvaart in enge zin: productie Welvaart in ruime zin: productie, behoeften, externe effecten 1.4 Arbeid Beroepsgeschikte bevolking: alle mensen tussen de 15 en 65 jaar Beroepsbevolking: bestaat uit alle personen tussen de 15 en 65 jaar die kunnen willen en mogen werken. Opmerkingen: - Vanaf 12 uur per week - Werklozen horen er ook bij maar ze moeten wel geregistreerd staan. (werkloze die een baan zoekt van minder dan 12 uur wordt niet meegerekend.) Participatie: welk deel van de beroepsgeschikte bevolking ook tot de beroeps bevolking behoort. Participatiegraad: beroepsbevolking x100% bevolking van 15 tot 65 jaar. Kapitaal Kapitaal goederen: zijn goederen die niet bestemd zijn voor consumptief verbruik maar om andere goederen te produceren Vast kapitaal: Dat zijn goederen die meer dan 1 productieproces meegaan. Zoals, machines, gebouwen transportmiddelen, octrooien en auteursrechten Vlottend kapitaal: voorraden. Inversteren: het aanschaffen van kapitaalgoederen. Kapitaalintensiteit: is de hoeveelheid kapitaal goederen per eenheid arbeid Breedte investering: een investering waarbij de kapitaalintensiteit niet toeneemt. In verhouding evenveel arbeid als kapitaal goederen bij komt Diepte investering: is een investering waarbij de kapitaal intensiteit toeneemt. Je koopt bijvoorbeeld een Pagina 3 van 27

4 dubbele bus. Met 1 arbeider. Afschrijving: geven de in geld uitgedrukte waardedalingen van kapitaalgoederen weer. Natuur: - De ligging van een land of regio - Natuurlijke hulpbronnen - Het klimaat - Milieufactoren Duurzame ontwikkeling: Manier van produceren die de natuurlijke omgeving zoveel mogelijk onaangetast laat en die de onaangename kanten van onze manier van produceren niet naar de toekomst verschuift. Ondernemingsactiviteit: Het zo goed mogelijk combineren van productiefactoren. Nu is er een duidelijke scheiding tussen organiserende activiteit en het lopen van risico. 1,5 Productiefunctie: legt het verband tussen de gebruikte productiemiddelen aan de ene kant en de voortgebrachte producten aan de andere kant. Input - output Arbeid Kapitaal Productie proces -> Productie Natuur Ondernemingsactiviteit Hoeveelheid productiefactoren (kwantiteit) Arbeid: arbeidsjaren Kapitaal: kapitaalgoederen in geldeenheden Natuur: kan niet Ondernemingsactiviteit: kan niet Kwaliteit van productie factoren: Arbeid: scholing, ervaring Kapitaal: verbeterd door ontwikkeling van techniek Natuur: verbeterd: drainage, verslechterd:externe neveneffecten Ondernemingsactiviteit: het bijeenbrengen van andere productiefactoren efficiënter bijeenbrengt. Pagina 4 van 27

5 Substitutie: vervanging van arbeid door kapitaal. Hoofdstuk 2: 2,1 Rechtsvorm of ondernemingsvorm = de juridische vorm die aan een onderneming wordt gegeven. -Geen rechtspersoonlijkheid: geen scheiding tussen de bezittingen en schulden van de onderneming en die van de eigenaar (eenmanszaak en vennootschap onder firma) -Wel rechtspersoonlijkheid: scheiding tussen de bezittingen en schulden van de onderneming en die van de eigenaar. (Bv,nv.) Eenmanszaak: -1 eigenaar -kan veel werknemers hebben -overzichtelijk -geen rechtspersoonlijkheid Vennootschap onder firma: -meerdere eigenaren (firmanten of vennoten) -geen rechtspersoonlijkheid -niet echt overzichtelijk -kan veel werknemers hebben De naamloze vennootschap: -eigendom berust bij de aandeelhouders -Rechtspersoonlijkheid -Aandelen zijn naamloos -Leiding van de onderneming bij professionele bestuurders, de managers. De besloten vennootschap: -Rechtspersoonlijkheid -Niet vrij verhandelbaar (op naam) -Heeft slechts een beperkt aantal aandeelhouders. -Leiding van de onderneming bij professionele bestuurders, de managers Omvang van bedrijven kan je meten: Pagina 5 van 27

6 -aantal werknemers -grootte van de omzet -de gezamenlijke beurswaarde van de uitstaande aandelen Quartaire sector: maatschappelijk dienstverlening zonder winst te maken. School Primaire sector: visserij Secundaire sector: industrie Tertiaire sector: commerciële dienstverlening. Banken, horeca transportbedrijven. 2,2 Bedrijfskolom: is de opeenvolging van economische activiteiten die nodig zijn om een bepaald product te maken. Oerproducent: primaire sector, (melk melken..) Eindproducent:winkel Bedrijfstak: alle bedrijven die zich in dezelfde fase in de bedrijfskolom bevinden Verticale bewegingen: bewegingen binnen bedrijfskolom, integratie, differentiatie Horizontale beweging: bewegingen van de ene bedrijfskolom naar de andere. Parallellisatie, specialisatie Integratie: het samenvoegen van twee of meer opeenvolgende fasen van de bedrijfskolom in 1 bedrijf. Differentiatie:het afstoten van een bepaalde activiteit naar een voorgaande of een volgende fase in de bedrijfskolom Parallellisatie: een bedrijf producten uit andere bedrijfskolommen die zich in hetzelfde stadium van bewerking vinden, in zijn assortiment opneemt. Branchevervaging: als de parallellisatie erg ver doorgaat. Specialisatie: betekent dat een bedrijf zich gaat toeleggen op de productie van 1 of enkele producten binnen een bedrijfstak 2,3 Concentratie: is het verschijnsel dat beslissingen over de productie van goederen en diensten door een steeds kleiner aantal bedrijven worden genomen. (de economische macht ligt bij steeds minder bedrijven) Hoe komt dat?! -Grote bedrijven worden nog groter, en kleine bedrijven geven het dan op Pagina 6 van 27

7 -Zelfstandige bedrijven gaan op in een nieuwe grotere onderneming. D.m.v fusies en/of overnames -Zelfstandige bedrijven gaan samen werken zonder hun zelfstandigheid te verliezen. Fusies en overnames :bedrijven die elkaar overnemen Fusies: 2 gelijkwaardige partners besluiten op te gaan in een nieuw rechtspersoon Overname: een onderneming de meerderheid van de aandelen van een andere onderneming krijgt. Concern:een bundeling van bedrijven die binnen een grotere eenheid als dochter of kleindochter plaats hebben. Motieven voor schaalvergrotingen: -Kostenvoordelen -Risicospreiding -Toelevering -Toegang tot de vermogensmarkt -Research Multinational: een bedrijf die in verschillende landen vestigingen heeft. Waarom multinational? Dezelfde motieven als bij schaalvergrotingen -profiteren van lage lonen -profiteren van lage belastingsdruk -profiteren van lage transport kosten door dichtbij de afzet markt en grondstoffen te gaan zitten. -Het omzeilen van protectionistische maatregelen Samenwerkingen: Kartel:samenwerkingsvorm tussen juridisch zelfstandige ondernemingen met het doel de concurrentie te beperken. Gunstig voor bedrijven (ze kunnen de prijzen heel hoog maken) Ongunstig voor consumenten. (prijzen zijn dan hoog) Prijskartel: ondernemers maken dan afspraken over de prijs. Productiekartel:de ondernemers spreken niet meer dan een bepaalde hoeveelheid te produceren af. Doel prijs hoog te houden door een beperkt aanbod. Rayonkartel: verdeelt de afzet geografisch, om ervoor te zorgen dat men elkaar niet voor de voeten loopt. Pagina 7 van 27

8 Voorwaardenkartel: maakt afspraken over zaken als kortingen, garantie, betalingsvoorwaarden. Mededingingswet: verbiedt het bestaan van kartels en andere vormen van misbruik van economische machtsposities. De Nederlandse mededingingsautoriteit controleert dat. Mededinging:concurrentie De NMa bevordert concurrentie. Hoofdstuk Het begrip model Model = een gestileerde weergave van een deel vd werkelijkheid. Gestileerd = gestroomlijnd, zonder details. Vb. landkaart en 3.2 Opbrengsten Omzet = prijs x afzet TO = pq Als de p constant is, is de formule lineair en dus een rechte. 3.3 Kosten Voor produceren zijn veel dingen nodig die worden betaald; Arbeid Diensten van andere bedrijven (schoonmaak) Producten die bij andere bedrijven moeten worden gekocht (energie) Twee soorten kosten: Constante Variabele Constante kosten = de kosten die op korte termijn vastliggen en onafhankelijk zijn vd geproduceerde hoeveelheid producten. Korte termijn = de periode waarin de voorraad vaste kapitaalgoederen niet kan worden uitgebreid. Deze liggen dus vast, en hangen samen met de vaste kapitaalgoederen (afschrijving, rente en INTEREST). Soms is loon ook constant omdat het heel lastig is om iemand zomaar te ontslaan. Variabele kosten = de kosten die op korte termijn aan veranderingen onderhevig zijn en afhangen vd geproduceerde hoeveelheid producten. Voorbeelden; grondstoffen (meer nodig bij grotere productie) en loon van oproepkracht en energiekosten van machines. Pagina 8 van 27

9 Op welke manier hangen de variabele kosten vd productie af? * VK zijn rechtevenredig met de productie; per stuk constant. * VK zijn per stuk niet constant. Constante kosten zijn alleen op de korte termijn constant, deze bestaan niet op lange termijn. Bij uitbreiding nemen de constante kosten sprongsgewijs toe met de uitbreiding. Variabele kosten gaan door de oorsprong, constant niet. TCK = totale constante kosten TVK = totale variabele kosten TK = totale kosten TK = TCK + TVK TK = TCK + a q a = variabele en q de afzet Voor q zijn twee begrippen gebruikt: de afzet en geproduceerde hvh. Deze zijn niet altijd aan elkaar gelijk. In één geval wel; als de voorraad gelijk blijft. Productie = het aantal vervaardigde eenheden 3.4 Kosten nader beschouwd Gemiddelde constante kosten GCK = TCK : q gemiddelde variabele kosten GVK = TVK : q gemiddelde totale kosten GTK = TK : q GTK = GVK + TCK 3.5 Maximale winst en kostendekking Maximale winst = Streven naar zo groot mogelijke winst. Kostendekking = Produceren om de kosten te dekken. TW = TO TK TO = pq TK = aq + TCK -> TW = pq aq TCK Break-evenafzet is de afzet waarbij de kostendekking plaatsvind, TW is hierbij gelijk aan 0 en snijdt de x- as. 3.6 Maximaal marktaandeel en continuïteit marktaandeel = omzet vh betreffende bedrijf x 100% omzet op de totale markt Continuïteit = Als een bedrijf afziet van maximale winst of marktaandeel en hiermee kiezen voor een Pagina 9 van 27

10 bescheiden winst om hiermee het bedrijf, werkgelegenheid en inkomens te laten bestaan. Het is de vraag of een bedrijf hiermee kan overleven. 3.7 Spanning tussen de doelstellingen Het kan dat de doelstellingen van een bedrijf en van andere groepen in de maatschappij overeenkomen. Maar het kan ook dat de doelstellingen niet overeenkomen, hierbij is het zaak om de negatieve externe effecten zoveel mogelijk te vermijden. De doelstellingen duurzame ontwikkeling en maximale winst komen vaak niet overeen. Hoofdstuk Collectieve sector Collectieve lastendruk = de lastendruk voor de burgers uitgedrukt in het BBP. Collectieve uitgavenquote = uitgaven vd collectieve sector uitgedrukt in het BBP. 4.2 Uitgaven Collectieve sector Overheidsproductie = waarde vd ambtenarensalarissen. 4.3 Inkomsten Collectieve sector Belastingen = gedwongen afdrachten aan de overheid zonder directe tegenprestatie. Directe belasting = de belastingsdruk ligt op één persoon. Indirecte belasting = de kosten drukken op consument maar de aanbieder draagt deze af aan de staat (BTW). Loonheffing = de voorheffing vd inkomstenbelasting. Progressieve belasting = als het rentepercentage vd belasting toeneemt naar mate het inkomen groter wordt. Gemiddelde belastingdruk = te betalen belasting uitgedrukt in het inkomen. Marginale belastingdruk = de belasting die je over de top van je inkomen betaalt. Aanmerkelijk belang = als je bezit bent in > 5% vd aandelen v/e bedrijf. Vermogen = het verschil tussen je bezittingen en schulden. Vennootschapsbelasting = belasting die een BV of NV moet betalen over de gemaakte winst. Pagina 10 van 27

11 Accijnzen = een belasting om het gebruik van bepaalde goederen te ontmoedigen. Invoerrechten = heffing aan de grens bij de invoer van een product. Niet-belastingontvangsten = alle inkomsten vd overheid die niet vallen onder directe of indirecte belastingen. Retributies = betalingen aan de overheid met een duidelijk aanwijsbare tegenprestatie. Draagkrachtbeginsel = de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten, dit is progressief. Profijtbeginsel = dat de burgers betalen naar de mate dat ze profijt hebben van bepaalde overheidsvoorzieningen. 4.4 tekort Financieringsbehoefte = het bedrag dat een overheid moet lenen. Financieringstekort = het bedrag waarmee de staatsschuld toeneemt. Begrotingssaldo = verschil tussen totale overheidsuitgaven en de inkomsten. Dit kan positief (begrotingsoverschot) of negatief (begrotingstekort) zijn. Financieringssaldo = begrotingstekort aflossing op de staatsschuld. Staatsschuldquote = de staatsschuld uitgedrukt in het BBP. Gevolgen v/e te hoge staatsschuld; Andere uitgaven verdrongen -> geen geld meer over door lenen. Crowding out = dat de overheid zoveel geld leent dat de kapitaalmarkt voor gezinnen en bedrijven wordt verdrongen. Inflatie -> door de rente stijgen de prijzen. 4.5 Terugtocht vd overheid? Wig = verschil tussen loonkosten voor de ondernemer en het nettoloon voor de werknemer. Formule wig = loonkosten nettoloon x 100% loonkosten Gevolgen van te hoge collectieve lasten; Ontmoedigde werking op arbeidsaanbod -> meer arbeidsinspanning is meer geld, maar dit moet worden afgedragen dus benadeelt. Ook is een nettoloon maar klein beetje hoger dan een uitkering. Loonkosten te hoog voor de werkgever -> daarom wordt arbeid sneller vervangen door kapitaal leidt tot Pagina 11 van 27

12 werkloosheid. Aantasting vd concurrentiepositie -> als kosten hoger zijn stijgen de prijzen en gaan buitenlandse klanten weg waardoor export daalt. Gevolgen voor overheidsontvangsten -> deze nemen af door: - Ontwijking -> bedrijven gaan naar buitenland en mensen gaan zelf klussen. - Ontduiking -> zwart geld - Afwenteling -> werknemers eisen hogere brutolonen daardoor komen bedrijven in de problemen. - Demotivatie -> arbeidsmotivatie neemt af. 4.6 Begroting vd EU Inkomsten vd EU: Deel vd BTW Douanerechten -> invoerrechten Een heffing op omvang vh nationaal product H5 Internationale handel 5.1 Wat is er bijzonder aan de internationale handel? Internationale handel = als de inwoners vh ene land goederen kopen in een ander land. Export/uitvoer = verkoop aan het buitenland. Import/invoer = aankopen in het buitenland. Wat beïnvloedt de internationale handel; Wisselkoersen = de prijs die we betalen voor vreemd geld. Economische politiek: belastingspolitiek beïnvloedt de lonen en hierdoor wordt de prijs beïnvloedt. Immobiliteit vd productiefactor arbeid: deze is onbeweeglijk. 5.2 Waarom is er internationale handel? Goederen of diensten zijn niet verkrijgbaar in eigen land. Dit kan ontstaan door klimaat, beschikbaarheid vd grondstofreserves. Er kan een voorkeur zijn voor buitenlandse producten. Politieke overwegingen spelen een rol. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn omdat landen met elkaar willen samenwerken. Buitenlandse producten zijn goedkoper dan binnenlandse. Absolute kostenverschillen = dat één land een product goedkoper kan maken en uitvoeren naar het buitenland. De wet van relatieve/comparatieve kostenverschillen = dat een land dat het product gaat maken een Pagina 12 van 27

13 relatief kostenvoordeel heeft. Hierbij gaat het om de onderlinge ruilverhouding binnen de twee landen. Als landen zich gaan toeleggen op de relatief goedkopere producten dan ontstaat er vanzelf een internationale arbeidsverdeling. Deze specialisatie heeft tot gevolg dat de binnenlandse productiefactoren anders worden aangewend. Autarkisch = dat een land geen handelsrelaties heeft en zelf alles produceert. Vrijhandel = dat de overheid internationale goederen en dienstenstromen niks in de weg legt waarbij landen dus handelsrelaties met elkaar hebben. Allocatie = aanwending vd productiefactoren. 5.3 Internationale concurrentiepositie Internationale concurrentiepositie = de mate waarin een land in staat is om goederen te exporteren. Factoren die van belang zijn voor internationale concurrentie; De relatieve schaarste vd productiefactoren Ontwikkelingslanden hebben meer arbeidsintensieve producten en westerse landen kapitaalintensieve producten. Beschikbaarheid van technisch hoogwaardige kapitaalgoederen 1. Mechanisering = machines nemen handelingen vd mensen over. 2. Automatisering = dat machines de besturing v/e productieproces overnemen. Scholing vd beroepsbevolking In westerse landen veel human capital = de kennisintensieve goederen. Bestaan van schaalvoordelen = de kostenvoordelen voor bedrijven als deze op grotere schaal gaan produceren. Bv. betere arbeidsverdeling, meer leveranciers, meer financiële mogelijkheden en minder overhead kosten (kosten vd leiding en administratie). Een nadeel is dat het overzicht moeilijker is en de communicatie moeizamer. Bestaan van arbeidsrust Een land waar veel stakingen zijn is geen betrouwbare leverancier. Aanwezigheid v/e goede infrastructuur. Goede niet drukke wegen, havens en luchthavens zijn belangrijk maar gaat ook om goed communicatie en informatienetwerk. Stabiele wisselkoers Hoe stabieler de koers des te beter voor importeurs omdat ze zo minder de kans lopen om meer te moeten betalen voor een product dan afgesproken door een verandering vd wisselkoers. Stabiele wisselkoers -> stimuleert handel. Ruilvoet = prijsindex uitvoer Prijsindex invoer Pagina 13 van 27

14 De ruilvoet staat voor de internationale concurrentiepositie. Hoe groter de ruilvoet des te beter want dit betekent dat het land meer exporteert dan importeert. Arbeidsproductiviteit = de waarde vd geproduceerde hvh goederen per arbeidsuur. Arbeidsproductiviteit = geproduceerde hvh goederen hvh arbeidsuren Het hoeft niet te betekenen dat een hogelonenland meer kosten maakt dan een lagelonenland. Meestal is de arbeidsproductiviteit vd hogelonenland veel hoger en hierdoor kan deze goedkoper zijn. Maar als de arbeidsproductiviteit bijna gelijk is verdwijnt deze naar het lagelonenland. 5.4 Vrijhandel of protectie? Vrijhandel = als overheden de internationale handel niks in de weg leggen. Protectie = de bescherming v/e bedrijfstak of een economie tegen buitenlandse concurrentie. Door protectie stijgt het binnenlands prijspeil doordat ze producten nu zelf gemaakt moeten worden en die zijn hierdoor duurder. Door vrijhandel kunnen op korte termijn de kleine boerenbedrijven failliet gaan. Deze mensen raken werkloos maar krijgen nieuwe baan dus alles komt weer goed op lange termijn. Redenen voor protectie; Lagelonenargument Men vindt de lagelonenlanden een slechte concurrent omdat deze goedkoper is maar hierbij wordt de arbeidsproductiviteit vergeten. Antidumpingargument Dumping = verkopen onder de prijs om de markt te veroveren. Hierdoor wordt plaatselijke concurrentie vaak uitgeschakeld. Waarna de prijzen weer stijgen. Opvoedingsargument Soms is protectie nodig om een opkomende bedrijfstak te laten ontwikkelen deze kan niet gelijk opboksen tegen de gevestigde concurrentie. Zelfvoorzieningsargument Landen kunnen onafhankelijk willen zijn als het gaat om strategische producten als wapens en voedsel. Retorsie = het verschijnsel dat als het ene land met protectie begint nemen de andere landen ook tegenmaatregelen. Hierdoor kan een handelsoorlog ontstaan. Handelspolitiek = het ingrijpen door overheden in het internationale goederen en handelsverkeer met bv. protectie. Tarifair slaat op tarief/heffing. Non-tarifair = overige maatregelen. Handelspolitieke maatregelen Pagina 14 van 27

15 Tarifair Non-tarifair - In/uitvoerrechten - Contingenteringen/ quota - Administratieve beperkingen - Handelsverdragen - Subsidies In/uitvoerrechten = heffingen die bij een bepaald goed aan de overheid vh importland moeten worden betaald. Dit met het doel om het artikel duurder te maken -> gebruik beperken. Prohibitief = als de import daalt tot vrijwel nul ten gevolge van invoerrechten. Uitvoerrechten zijn er om een tekort aan bepaalde producten te voorkomen. Contingenteringen/ quota Een contingentering legt de hvh v/e product aan banden. Administratieve beperkingen Soms wordt een invoer lastig gemaakt door allerlei administratieve beperkingen. Handelsverdragen Landen kunnen met elkaar verdragen sluiten om een vrije handel te garanderen. Subsidies 1. Landen kunnen productie van binnenlandse goederen subsidiëren voor een betere concurrentie met het buitenland. 2. Landen kunnen export bevorderen m.b.v. exportsubsidies. 5.5 Internationale handel in praktijk Autarkie = dat een land geen enkele handelsrelatie heeft met het buitenland. Afhankelijkheid vh buitenland wordt gemeten m.b.v. de in- uitvoerquote. Invoerquote = waarde vd goederen en diensteninvoer Nationaal product Uitvoerquote = waarde vd goederen en dienstenuitvoer Nationaal product Open economie = een land met hoge in- en uitvoerquotes. Gesloten economie = een volledig autarkische economie. Wat de NL export en import betreft zijn twee zaken belangrijk; De geografische spreiding -> waar gaat import heen en waar komt het vandaan. De samenstelling vh export en importpakket Drie grote handelsblokken; Pagina 15 van 27

16 EU VS Japan 5.6 Economische integratie Economische integratie = dat landen die aan de integratie meedoen uiteindelijk één economie gaan vormen. Nut hiervan is dat de markt groter wordt -> betere arbeidsverdeling. Dus de bedrijven krijgen schaalvoordelen. Verder kunnen de productiefactoren ook over landsgrenzen bewegen -> kan voordeel zijn door tekorten weg te werken met overschotten. Economische integratie -> grotere markten -> hogere productie -> hogere lonen. Vormen economische samenwerking; Vrijhandelszone Doel; onbelemmerd handelsverkeer van goederen en diensten. Derde landen blijven eigen politiek voeren en worden buitengesloten. Hierdoor kunnen ze land kiezen met laagste invoerrechten -> dupeert andere landen -> daarom certificaten van oorsprong ingevoerd = staat waar product gemaakt is en mag alleen in deze zone vrij worden verhandeld. Douane-unie Behalve vrij verkeer van goederen en diensten is er een gemeenschappelijk buitentarief: elk land heeft dezelfde invoerrechten. Gemeenschappelijke markt Behalve vrij verkeer van diensten/goederen en gemeenschappelijk buitentarief ook nog een vrij verkeer van productiefactoren (arbeid en kapitaal). Economische unie Kenmerken; 1. vrij verkeer van goederen en diensten 2. vrij verkeer productiefactoren 3. gemeenschappelijk buitentarief 4. gemeenschappelijke economische politiek Alle punten nu ingevoerd behalve de laatste (niet altijd) soms na veel overleg. Economische en monetaire unie Voor laatste stap van integratie is een algemene munteenheid nodig. Niet alle leden vd EU doen mee en daarom valt dit niet samen met de EU. Landen die willen toetreden moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen = convergentiecriteria. Het gaat om financiële voorwaarden. Stabiliteitspact = dat het financieringstekort v/e land niet boven 3% vh BBP mag komen en de staatsschuld niet hoger dan 60% vh BBP. Dit om financiële problemen voor de andere landen te voorkomen. Pagina 16 van 27

17 5.7 Internationale organisaties WTO = World Trade Organisation Doel; wereldhandel bevorderen. Non-discriminatie = wat je aan het ene land toestaat moet je ook het andere land toestaan. Wordt gebruikt via; meestbegunstigingsclausule = een clausule die de zegt dat bepaalde afspraken voor alle landen gelden. OESO = Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Taak vroeger: economische economieën op helpen krabbelen. Tegenwoordig: uitvoeren van vergelijkende studies over aangesloten landen om economisch advies te geven. IMF = Internationaal Monetair Fonds Doel; financiële steun aan ontwikkelingslanden. Elk land kan geld lenen bij IMF en hiertoe is een fonds opgericht. Elk deelnemend land beschikt over een deel vh fonds = quotum. Algemeen trekkingsrecht = dat een land over dit quotum kan beschikken na overleg of zonder overleg. Bijzondere trekkingsrechten = dat lidstaten niet eerst geld moesten storten om erover te kunnen beschikken. Wereldbank Doel; ontwikkelingslanden aan goedkope leningen helpen met een lage rente en lange looptijd. Hiervoor wordt geld gebruikt vd westerse kapitaalmarkt of uit een fonds. UNCTAD = United Nations conference on trade and development. Deze organisatie houdt zich bezig met het actief betrekken vd ontwikkelingslanden bij de economische integratie. Resultaten vd UNCTAD; Tariefpreferenties = dat rijke landen arme landen het recht geven bepaalde producten in te voeren zonder of hele kleine invoerrechten. Buffervoorraden = om grondstofprijzen te stabiliseren. Hoofdstuk Het keuzeprobleem Consumenten = mensen die goederen vragen om in hun behoeften te voorzien. Bij consumeren doen zich de volgende problemen voor; Veel behoeften kunnen worden voorzien met verschillende goederen. Inkomen in beperkt. Dit is vaak niet groot genoeg om in alle behoeften te voorzien. De behoefte vd mens richt zich op goederen. Vrije en economische goederen. Hierbij gaat het om economische goederen, deze moeten worden geproduceerd en daardoor is er een zekere schaarste. Schaarste betekent niet zeldzaamheid maar er zijn Pagina 17 van 27

18 toch productiefactoren aan opgeofferd. Veel goederen zijn alternatief aanwendbaar = dat ze op meerdere manier kunnen dienen. 9.2 Markten Markt = het geheel van vraag en aanbod. 1. Concrete markten 2. Abstracte markten 1. Concrete markten = een plaats waar vragers en aanbieders samenkomen met het doel te kopen en verkopen. Er zijn verschillende soorten; Winkels - Filiaalbedrijven - Vrijwillige filiaalbedrijven - Warenhuizen Kraampjesmarkten Veilingen - Veilen bij afslag = wordt veel gedaan met verse producten om dit snel te kunnen verkopen en er kunnen zo ook grote hvh worden verkocht. - Veilen bij opbod = wordt veel gedaan met unieke objecten. Conclusie; Door markten krijg je snel inzicht in de totale vraag en aanbod. Via biedingen krijg je inzicht in prijzen vd vragers. Via ophoudprijzen (doordraaiprijzen) krijg je de minimumprijzen. 2. Abstracte markten Abstract = dat de bieders en aanbieders niet op een aanwijsbare plek samenkomen. Het gaat hierbij om alles wat bepalend is voor de prijs. Prijs = de in geld uitgedrukte waarde v/e goed. Prijs is voor de aanbieder de opbrengst en voor de koper zijn het de kosten. Schaarste wordt beïnvloed door de behoefte en de productiemiddelen. Prijsmechanisme = een abstract mechanisme waarbij men aan de hand vd prijs kan zien of er veel vraag naar is of aanbod. 9.3 Marktvormen Pagina 18 van 27

19 Marktvorm = geheel van prijsbepalende factoren voor een bepaald goed. Aantal vragers en aanbieders Aantal aanbieders Kenmerken Voorbeelden Één aanbieder Aanbieder stelt de prijs vast en heeft dus erg veel invloed. Deze kan hoger zijn maar niet al te hoog want dan koopt niemand het goed meer. Gasbedrijven Waterleiding Weinig aanbieders Aanbieders houden hierbij rekening met de handelingen van andere aanbieders. Veel invloed op prijs, maar door concurrentie niet al te gek doen. Auto-industrie Vliegindustrie Olie-industrie Veel aanbieders De individuele aanbieder kan hierbij geen invloed uitoefenen op de prijs. Dit komt met name door de hele grote markt en het aanbod per aanbieder maar een heel klein deel is. Productie van agrarische goederen: Tarwe, melk. De aard vh goed Homogene goederen = goederen die op volkomen gelijke wijze voorzien in een bepaalde behoefte. Door deze gelijkheid kan de consument dus ook geen voorkeur uitspreken voor het ene of andere goed -> dus ook geen prijsverschil. Productdifferentiatie = dat producenten erg veel moeite doen om zich te onderscheiden vd concurrent. Door deze differentiatie ontstaan heterogene goederen. Heterogene goederen = goederen die, hoewel ze in dezelfde behoefte voorzien, in ogen vd consument toch van elkaar verschillen. Doordat de consument bereid is voor het ene goed meer geld te betalen dan voor het andere bestaat er dus ook prijzenverschillen. Doorzichtigheid vd markt Doorzichtig = als alle vragers en aanbieders op de hoogte zijn van alles wat er op de markt gebeurt. Homogene goederen hebben dus geen prijsverschil. Markten zijn ondoorzichtig geworden door prijsdifferentiatie, wat leidt tot grote prijsverschillen. Hierdoor is vergelijken moeilijk. Hoogte vd toetredingsbarrières Hierbij gaat het om toetreding tot de markt; betekent dat iedereen die een product wil aanbieden dit mag doen. Als toetreding moeilijk is, is er minder concurrentie voor gevestigde bedrijven. Deze toetreding kan belemmerd worden door; eisen van vakbekwaamheid en aard vd productie. Vrije toetreding aan afnemerskant = als iedereen die het product wil kopen hiertoe in staat is. Pagina 19 van 27

20 Indeling marktvormen Aantal vragers Aantal aanbieders Aard vh product Marktvorm Voorbeelden Veel Een Homogeen Monopolie Nutsbedrijven als gas of water Veel Weinig Homogeen Homogeen oligopolie Benzine Heterogeen Heterogeen oligopolie Pc s, wasmiddel, radio Veel Veel Homogeen Volkomen concurrentie / Volledige mededinging Agrarische producten als tarwe of melk heterogeen Monopolistische concurrentie Kleding, schoenen, voedsel Als er één aanbieder is zonder substituten = monopolie. Als er weinig aanbieders zijn die rekening moeten houden met elkaars reacties is er sprake van een oligopolie. Als zeer veel aanbieders een homogeen product aanbieden = volkomen concurrentie. De meest voorkomende markt is die van monopolistische concurrentie = dat aanbieders zeer veel verschillende producten aanbieden en zich van elkaar proberen te onderscheiden. 9.4 Marktgedrag Soort marktvorm Markten Reden Individuele producent heeft geen invloed op prijs Volkomen concurrentie Hierbij kan aanbieder geen invloed op prijs uitoefenen doordat er heel erg veel aanbieders zijn. Hoeveelheidaanpassing = dat producenten productie aanpassen aan marktprijs. Individuele producent heeft wel invloed op de prijs Monopolie Oligopolie Monopolistische concurrentie Prijszetting = als producenten de prijs kunnen beïnvloeden. Marktgedrag = het handelen van producenten om bepaalde doeleinden te bereiken. Dit marktgedrag wordt vooral bepaald door het hoofddoel vd producent. Daarom zullen producenten bij oligopolie vaak met elkaar samenwerken. Reclame is voor volkomen concurrentie onnodig omdat deze zijn positie toch niet kan verbeteren. Dit is voor volkomen concurrentie juist wel het geval. Een monopolist zal weinig doen om aantrekkelijke aanbiedingen te doen omdat hij toch de enige is. Marktresultaat = uitkomst vh marktproces. Dit resultaat omvat de prijs, hvh en kwaliteit vd geproduceerde goederen. Hoofdstuk 10 Pagina 20 van 27

21 10.1 Vraag naar consumptiegoederen Consumptie = aanschaf van goederen door gezinnen. Investeren = dat bedrijven goederen aanschaffen om winst te maken. Budgetonderzoek = onderzoek naar de uitgaven v/e gemiddeld gezin. Aantal vragers Behoefte Budget Prijs Prijs alternatief Totale vraag Aantal consumenten Hoe meer kopers hoe groter de vraag. Maar mensen met te weinig financiële middelen spelen geen rol in het prijsvormingsproces Behoeften Ook wel preferenties genoemd bestaan uit primaire en secundaire behoeften. Deze behoefte wordt beïnvloed door verschillende factoren waaronder reclame. Reclame = verstrekken van informatie aan consumenten om zo de verkoop v/e product te bevorderen. Financiële middelen - Inkomen Dit komt met name uit de productiefactor arbeid. Verder kun je ook inkomen hebben uit bezet d.m.v. pacht of rente. Je kan ook een subsidie krijgen. Bv. kinderbijslag of studiefinanciering. - Besteedbaar inkomen Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto-inkomen belastingen = netto-inkomen. Modaal inkomen = het meest voorkomende. - Krediet Je kan incidenteel je vermogen vergroten d.m.v. een lening. Prijzen Hierbij wordt onderscheid gemaakt in prijs vh goed zelf of prijzen van alternatieven. Twee soorten goederen die concurreren; - Substitutiegoederen = goederen die aanvullend kunnen worden gebruikt. - Complementaire goederen = goederen die elkaar vervangen Verband tussen Q en p Pagina 21 van 27

22 Ceteris-paribus-voorwaarde = dat je een vergelijking hebt, je iets verandert maar de rest onveranderd blijft. Vraagvergelijking geldt voor alle consumenten samen. In het algemeen geldt; Als de p van een goed daalt wordt de Q groter, als de p stijgt dan wordt de Q kleiner. Bij een grafiek moet de p op de y-as en de Q op de x-as. Algemene gedaante v/e vraagvergelijking; Qv = ap + b A en b > 0, Qv en p >- 0 Een prijsverandering -> verschuiving langs de vraagcurve. Verandering van een vd andere factoren -> verschuiving vd curve Prijselasticiteit vd Q Prijselasticiteit vd Qv = mate waarin de Qv reageert op een prijsverandering. Ep = Procentuele verandering van Q Procentuele verandering van p Procentuele verandering = nieuw oud x 100% Oud De betekenis van Ep = -0,75 -> dat een prijsdaling van 1% tot gevolg heeft dat de Q met 0,75% zal toenemen. Elastische vraag = als de procentuele verandering vd Q groter is dan die vd prijs. Ep < -1 -> Dit geldt voor duurzame consumptiegoederen zoals auto s en koelkasten. Inelastische vraag = als de Q weinig reageert op prijsveranderingen. De procentuele verandering van Q is dan kleiner dan die van de p -> 1 < Ep < 0 Vraag is volkomen inelastisch als de Ep = 0. Dit geldt met name voor levensmiddelen; hoe noodzakelijker een goed des te inelastischer de prijs. Puntelasticiteit = elasticiteit vd Q bij een bepaalde prijs. Evp = ΛQv x p1 Λp Qv1 Dit deel met de delta is gelijk aan het eerste deel vd vergelijking Het verschil tussen elastisch en inelastisch is ook van belang voor de ondernemer. Deze wil namelijk zoveel mogelijk omzet maken. Pagina 22 van 27

23 Omzet = p x Qv Je ziet dat bij prijsdalingen tot een bepaald punt de omzet groter wordt daarna kleiner. Bij een elastische vraag leidt prijsverlaging -> toename vd omzet. Bij een inelastische vraag leidt prijsverlaging -> afname vd omzet. Conclusie; als een ondernemer een grotere omzet wil zal hij in geval v/e elastische vraag de prijs verlagen en in geval v/e inelastische vraag zal hij prijsverhogingen doorvoeren Kruislingse prijselasticiteit Kruislinge prijselasticiteit = de Ek vd gevraagde hvh geeft aan in welke mate de Q van goed A reageert op een prijsverandering van goed B. Bij substitutiegoederen kunnen goederen elkaar aanvullen. Hierdoor leidt de stijging vd Q vh ene goed tot een daling vd Q van een alternatief. De Ek van substitutiegoederen is altijd positief. Doordat de prijs van goed B stijgt willen mensen mee gebruik maken van een alternatief goed A, daardoor stijgt de Q van goed A. Ek = relatieve verandering vd Q van goed A Relatieve verandering vd p goed B De mate waarin de goederen onderling vervangbaar bepaalt de grootte vd Ep. Hoe groter de Ep des te groter de vervangbaarheid. Complementaire goederen = goederen die aanvullend kunnen worden gebruikt. Als er één ontbreekt is de rest niet compleet. De Ek van complementaire goederen is altijd negatief. Omdat de prijsdaling van goed A tot gevolg heeft dat de Q van aanvullend goed B stijgt. Puntelasticiteit bij complementaire goederen ; Ek = ΛQa x pb Λpb pa Ek = kruislinge prijselasticiteit vd Q Qa = Q goed A Pb = prijs goed B ΛQa = verandering Qa ten gevolge v/e prijswijziging pb. Λpb H12 Niet-perfect werkende markten 12.1 Inleiding Pagina 23 van 27

24 Drie soorten markten: - Monopolie; één aanbieder die veel invloed op de prijs kan uitoefenen. - Oligopolie; weinig aanbieders die enige invloed op de prijs hebben. - Monopolistische concurrentie; meerdere aanbieders die zich van elkaar onderscheiden door productdifferentiatie. Prijszetting is dat de aanbieder binnen bepaalde grenzen zélf de prijs bepaalt. Hierdoor zijn de inkomsten vd prijszetter minder afhankelijk vh marktgebeuren dan die van de hoeveelheidsaanpasser Monopolie Monopolie is de marktvorm waarbij één aanbieder een bepaald goed aanbiedt. Er zijn drie manieren waarop deze monopolies kunnen ontstaan: - De overheid kan de productie door particuliere bedrijven verbieden, er is dan sprake van een wettelijk monopolie. Voorbeelden zijn water en gas maar deze worden de laatste jaren ook meer geprivatiseerd. - Als een bedrijf als enige over de juiste kennis/productiegoederen beschikt of als de afzetmarkt te klein voor meerdere aanbieders gaat het om een natuurlijk monopolie. - Bij een collectief monopolie treden gezamelijke aanbieders op als één aanbieder. Ze maken dan kartelafspraken met elkaar om de concurrentie te beperken. Monopolies komen niet veel voor. Er zijn namelijk ook veel substituten (vervangende goederen) daarom zal de monopolist de prijs toch niet te hoog kunnen maken omdat de concurrentie dan toeneemt en de mensen massaal voor een goedkoper alternatief kiezen. Gemiddelde opbrengstlijn - Omdat een monopolist de enige aanbieder is op een markt is voor hem de vraaglijn gelijk aan de gemiddelde opbrengst -> GO = Qv. - Verband tussen de GO en MO: de MO loopt altijd 2x zo steil als de GO. - Het verband tussen de MO en TO: Als MO positief zijn stijgen de TO TO is maximaal zodra MO = 0 Als MO negatief zijn dalen de TO - Als je kijkt naar de prijselasticiteit valt de curve in twee delen: een progressief en degressief verloop. Als de vraag elastisch is zal een prijsdaling voor omzetverhoging zorgen en andersom geldt hetzelfde: bij een inelastische vraag zal een prijsverhoging ook voor een verhoging vd omzet zorgen. De monopolist is immers de enige aanbieder en kan zelf de prijs bepalen. Prijsdiscriminatie Pagina 24 van 27

25 Markten kunnen worden verdeeld in verschillende segmenten. Een marktsegment is dus een groep afnemers die op gelijke wijze reageert op prijsveranderingen. Wanneer deze segmenten zo verschillend zijn dat doorverkopen naar een volgende markt onmogelijk is kan een aanbieder verschillende prijzen vragen. Dit leidt tot prijsdiscriminatie: een aanbieder vraagt verschillende prijzen op verschillende markten voor hetzelfde product met het doel winst te maken. Een vb. van prijsdiscriminatie is tarieven bij openbaar vervoer, bepaalde groepen mensen kunnen korting krijgen. Dmv legitimatie wordt doorverkopen naar andere markt onmogelijk gemaakt. Prijsdifferentiatie houdt in dat het prijsverschil komt door de verschillende gemaakte kosten. Deze twee moet je dan ook niet met elkaar vergelijken. Andere doelstellingen Een monopolist kan verschillende doelstellingen hebben naar aanzien van zijn bedrijfsbeleid: - Maximale totale winst: de aanbieder probeert zoveel mogelijk producten af te zetten. MO = MK. - Maximale omzet: dit is een goed streven voor de bedrijfsleiding. Zo wordt hun positie in de onderneming versterkt. Maximale omzet wordt behaald door meer aan te bieden tegen een lagere prijs. Hierbij wordt geen maximale winst gehaald. - Kostendekking: dit geldt met name voor de openbare nutsbedrijven (water, gas) 12.3 Oligopolie Oligopolie is de marktvorm waarbij er weinig aanbieders zijn. Doordat we er weinig aanbieders zijn, zijn ze van elkaar afhankelijk. De actie van de één leidt tot de reactie vd ander -> dit tast de winstgevendheid aan. Dus zijn deze bedrijven vooral uit op stabiele verhoudingen. Marktgedrag Aanbieders op oligopolische markten strijden voortdurend naar behoudt of vergroting van hun marktaandeel. Hierbij maken ze gebruik van productdifferentiatie: aanbieders benadrukken in reclames de eigenschappen die hun product voor de consument aantrekkelijk maken. Hierbij gaat het om eigenschappen als verbeteringen, vernieuwingen en hierbij wordt ook ingespeeld op trends. Door die productdifferentiatie -> heterogene goederen. Deze producten verschillen namelijk en daardoor zijn de prijzen ook verschillend. Een heterogeen oligopolie is dan ook de normale situatie. Prijsbeleid Pagina 25 van 27

26 Het prijsbeleid vaststelling vd verkoopprijs van oligopolische ondernemingen biedt verschillende concurrentiemiddelen: 1. Prijsconcurrentie Dit betekent dat de onderneming door prijsverlagingen haar marktaandeel probeert te vergroten. Hierdoor moet de concurrentie ook haar prijzen verlagen om zich te beschermen. Gevolg op de lange termijn: prijzen bewegen zich rond de productiekosten. Ook kan een aanbieder een andere aanbieder vd markt willen verdrijven mbv moordende concurrentie, cut throat competition genaamd. Als dit lukt stijgen de prijzen weer. Gevolgen van prijsconcurrentie zijn prijsschommelingen en wisselende bezetting vd productiecapaciteit -> planning lastig. 2. Prijsleiderschap Dit ontstaat als kleine ondernemingen de prijspolitiek volgen van één of meerdere sterke ondernemingen -> dit leiderschap veroorzaakt een zekere stabiliteit in de prijsvorming. 3. Prijsstarheid Prijsstarheid houdt in dat ondanks kleine veranderingen in de productiekosten de verkoopprijzen niet veranderen. Dit komt doordat prijsverlagingen vd ene aanbieder leiden tot prijsverlagingen van meerdere producenten. Zo blijven de onderlinge prijsverschillen in stand waardoor geen enkel bedrijf hiermee zijn positie verbetert Monopolistische concurrentie De marktvorm monopolistische concurrentie wordt gekenmerkt door zeer veel aanbieders die heterogene producten aanbieden. Dit monopolistische gedrag ontstaat door productdifferentiatie: de afnemer maakt onderscheid tussen de producenten. Het gedrag valt en staat met het succes vd productdifferentiatie. Een succesvolle productdifferentiatie -> grotere heterogeniteit vd aangeboden producten -> sterkere monopoliepositie vd producent. Door succesvolle productdifferentiatie wordt de markt ondoorzichtiger. Hierdoor kunnen prijsverschillen groter worden en langer blijven bestaan. De grote concurrentie tussen de verschillende ondernemingen blijkt vooral in de productdifferentiatie. Iedere onderneming probeert hiermee namelijk een vaste klantenkring op te bouwen. Kosten en opbrengsten Pagina 26 van 27

27 Omdat er zeer veel concurrenten zijn is de prijs-afzetlijn vd individuele aanbieder elastisch want juist omdat er meer aanbieders zijn kunnen de klanten bij prijsveranderingen makkelijk overstappen naar de concurrent. Als er grote winsten worden behaald zal de toetreding toenemen. -> het aantal aanbieders stijgt -> productvariëteiten nemen toe -> consumenten worden over groter aantal producenten uitgesmeerd -> winst per onderneming daalt. Als een onderneming naar maximale winst streeft, zal hij de prijs vragen die hoort bij de hoeveelheid aanbieden waarbij MO = MK. Elk assortiment (product vd aanbieder) heeft een bepaald prijsniveau. Het niveau vd H&M is hoger dan dat van de Zeeman. Door de grote toetreding en de vergaande productdifferentiatie dalen op den duur de winsten. Pagina 27 van 27

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1534 woorden 1 februari 2007 10 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 2 Bedrijven kunnen op verschillende

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 t/m 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 t/m 10 Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 t/m 10 Samenvatting door een scholier 3573 woorden 30 maart 2005 8,2 21 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 7: Markten en prijzen 7.1) Behoeften: alles

Nadere informatie

7,8. Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april keer beoordeeld

7,8. Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1939 woorden 26 april 2005 7,8 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 5 Internationale handel: Als mensen van het ene land goederen of diensten kopen in

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en Producent

Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel

Nadere informatie

Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd.

Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden zijn worden ze geproduceerd. Samenvatting door een scholier 2404 woorden 18 januari 2005 8,1 30 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 1,1 Mensen kopen goederen om in hun behoeften te voorzien, als ze niet voorhanden

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present) Antwoorden door een scholier 1164 woorden 25 maart 2004 5,1 76 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: productie en productiefactoren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6 Samenvatting door een scholier 2147 woorden 20 juni 2007 6,9 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 5 Productie over de grenzen:internationale

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 875 woorden 19 juni 2007 5,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 1 Bedrijven - rechtsvorm - omvang - economische activiteit

Nadere informatie

6,7 # Samenvatting door een scholier 2691 woorden 13 december keer beoordeeld. Economie, # 1 Tm 3

6,7 # Samenvatting door een scholier 2691 woorden 13 december keer beoordeeld. Economie, # 1 Tm 3 Samenvatting door een scholier 2691 woorden 13 december 2005 6,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie, # 1 Tm 3 #1 1.1 Behoeften Alles wat de mens wil of nodig heeft Primaire behoeften

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 2720 woorden 1 maart 2011 10 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H1 + H2: Par. 1 (H1): Waarom productie? - De behoeften

Nadere informatie

8,2. Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari keer beoordeeld. Samenvatting H1 en H2

8,2. Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari keer beoordeeld. Samenvatting H1 en H2 Samenvatting door een scholier 1037 woorden 10 februari 2004 8,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting H1 en H2 Productie: het toevoegen van waarden met behulp van productiefactoren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Markt & Overheid

Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting Economie Markt & Overheid Samenvatting door S. 1169 woorden 25 april 2017 7,6 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1: De telefoniemarkt Markt van volledige concurrentie /

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 en 5 Samenvatting door een scholier 1527 woorden 30 maart 2012, 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 4.1 De markt als organisator: De bevoorrading van bijvoorbeeld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument en Producent Samenvatting door een scholier 2032 woorden 16 januari 2003 8,1 27 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent Hfst 1 De klant 1.1 het marktaandeel

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument & Producent

Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting Economie Consument & Producent Samenvatting door een scholier 1097 woorden 3 april 2003 7,7 84 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT Hoofdstuk 1 de klant Marktaandeel afzet eigen

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten. Samenvatting door een scholier 919 woorden 20 juni 2007 6,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 4 Productie door de overheid 4.1 De sector overheid - Overheid: Onder overheid

Nadere informatie

Katern 2 Markten en welvaart

Katern 2 Markten en welvaart Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de

Nadere informatie

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt: Samenvatting door K. 1250 woorden 6 november 2012 4.9 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO 1.2 - Markt: Het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product of dienst. Er zijn 4 marktsvormen:

Nadere informatie

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen. Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Samenvatting Economie Micro-economie

Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting Economie Micro-economie Samenvatting door een scholier 3691 woorden 31 mei 2011 8,2 37 keer beoordeeld Vak Economie Micro-economie HOOFDSTUK 2 HET DICTAAT VAN DE MARKT (VOLKOMEN CONCURRENTIE)

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

Economie samenvatting H1 + 2

Economie samenvatting H1 + 2 Samenvatting door een scholier 1954 woorden 14 december 2005 7,1 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting H1 + 2 behoeften: alles wat een mens wil of nodig heeft. Primaire behoeften:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2017 woorden 10 december 2004 7,4 24 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent H1 De klant 1.1 Het marktaandeel Het

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

1 De bepaling van de optimale productiegrootte 1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 (productie) en 2 (bedrijven)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 (productie) en 2 (bedrijven) Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 (productie) en 2 (bedrijven) Samenvatting door een scholier 2449 woorden 9 oktober 2008 4,7 6 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 1.1 waarom productie De behoeften

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2397 woorden 9 januari 2011 5,1 1 keer beoordeeld Vak Economie 1.1 Het marktaandeel Het marktaandeel van een merk geeft aan wat

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 3664 woorden 3 november 2008 6,4 5 keer beoordeeld Vak Economie Consument en Producent Samenvatting. Makkelijk: * Te doen: **

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

Markt. Kenmerken van marktvormen:

Markt. Kenmerken van marktvormen: 1 1 1 Markt 1 3 5 7 9 1 1 1 1 1 hoeveelheid 1 3 5 7 9 Qv Qa nieuw Qa Qv nieuw p Kenmerken van marktvormen: Volkomen concurrentie: Veel aanbieders Homogeen product(mais) Vrije toetreding Alle kennis van

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur Samenvatting door een scholier 1067 woorden 13 juli 2001 4 44 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting:Internationale Handel Hoofdstuk 1: ****Nederland Handelsland**** 1.1 Export/Import: de waarde van

Nadere informatie

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld Samenvatting door een scholier 1909 woorden 17 april 2007 4,8 30 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Import: goederen uit het buitenland kopen Export: producten aan het buitenland verkopen Uitvoersaldo:

Nadere informatie

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden. Module 3 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten: - De concrete

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting Economie Internationale Handel Samenvatting door een scholier 1611 woorden 9 september 2001 6,5 169 keer beoordeeld Vak Economie Economie Internationale Handel Hoofdstuk 1 Nederland is erg

Nadere informatie

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt H1 t/m H4 Samenvatting door een scholier 1263 woorden 23 november 2002 5,9 14 keer beoordeeld Vak Economie Economie samenvatting hoofdstuk 1 t/m 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3 H1 & H2 Module 3 H1 & H2 Hoofdstuk 1 1.1 - Markt, marktstructuur en marktvorm De markt is het geheel van factoren waaronder vragers en aanbieders elkaar ontmoeten en producten verhandelen. Er zijn twee soorten:

Nadere informatie

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen)

aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken. (werknemers, zelfstandigen en werklozen) Samenvatting door een scholier 1898 woorden 28 maart 2004 6,9 64 keer beoordeeld Vak Economie Economie H 1 tm 5 1 aanbod van arbeid: alle mensen tussen de 15 en de 65 die willen, kunnen en mogen werken.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 en 3, Markten en bedrijven Samenvatting door een scholier 1583 woorden 12 februari 2004 4,9 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie ViaDELTA Economie samenvatting begrippen

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 Inhoud 1 Inleiding 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 modellen 12 2 Markt of overheid 1 de vraag 14 Prijzen en gevraagde hoeveelheid 14 D De vraagfunctie 14 D Verschuiving

Nadere informatie

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4

MARKT & OVERHEID. HAVO 4 Blok 4 MARKT & OVERHEID HAVO 4 Blok 4 INHOUD Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Hoofdstuk 6: Hoofdstuk 7: De telefoniemarkt Van volledige mededinging naar monopolie Oligopolie en

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Samenvatting Economie Boek 1

Samenvatting Economie Boek 1 Samenvatting Economie Boek 1 Samenvatting door een scholier 987 woorden 31 maart 2004 6,1 89 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Samenvattingen Economie: Boek 1 Hoofdstuk 1: 1 t/m 12: Belang=

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting Economie Module 7 De Overheid Samenvatting door een scholier 946 woorden 15 november 2007 5 8 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 7: de overheid Samenvatting voor GR ECONOMISCHE ORDE

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19, Is de klant koning?

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19, Is de klant koning? Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19, Is de klant koning? Samenvatting door een scholier 3242 woorden 12 februari 2008 5,8 12 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode EC Thema 4 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 4563 woorden 25 juli 2008 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De Klant 1.1 Het marktaandeel het marktaandeel van een

Nadere informatie

H3 Hoe werken markten

H3 Hoe werken markten H3 Hoe werken markten 3.1 Markten marktmechanisme Organisatie door Marktmechanisme Vragers en aanbieders met eigen belang Aanbieders passen aan aan vragers. Soorten markten één, enkele of veel aanbieders

Nadere informatie

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product. Boekverslag door M. 988 woorden 11 oktober 2015 9.3 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Betalingsbereidheid: Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Nadere informatie

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 16 april 2007 5,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie Module 2. Hoofdstuk 1 1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting Economie Module1, H2 en H3 Samenvatting door een scholier 1851 woorden 28 maart 2006 2 2 keer beoordeeld Vak Economie Module 1, Hoofdstuk 2, Consumeren 1. Hoe consumenten in hun behoeften

Nadere informatie

1 Markt en marktvormen

1 Markt en marktvormen 1 Markt en marktvormen Wat is het verschil tussen een markt en een marktvorm? Markt= Concrete markt, plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald goed elkaar ontmoeten en transacties afsluiten Marktvorm

Nadere informatie

Samenvatting Economie Consument en producent

Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting Economie Consument en producent Samenvatting door een scholier 2499 woorden 17 mei 2004 6,6 64 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT EN PRODUCENT Hoofdstuk 1 De klant Een marktaandeel geeft

Nadere informatie

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Eco samenvatting; hs 2 + 5 Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5 Samenvatting door een scholier 4862 woorden 21 juni 2007 7,3 27 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Samenvatting Percent - Economie VWO 4 H1 t/m H5 1.1

Nadere informatie

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen Samenvatting door A. 1641 woorden 27 januari 2013 7,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 Schaarste: de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent

Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Producent Samenvatting Economie Lesbrief Consument & Pro Samenvatting door een scholier 2932 woorden 4 mei 2004 7,2 52 keer beoordeeld Vak Economie CONSUMENT & PRODUCENT COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 5 Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting Economie Internationale handel Samenvatting door een scholier 1484 woorden 7 oktober 2003 5,5 44 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Productie en productiefactoren

Samenvatting Economie Productie en productiefactoren Samenvatting Economie Productie en productie Samenvatting door een scholier 1968 woorden 4 april 2006 6,6 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie TOETS hoofdstuk 1 + 2, 27/10/2005 1.1 Waarom

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking

Nadere informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten. Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART 2016 08.45-10.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie Woensdag 9 maart 2016 B / 9 2015 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (21

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen

Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen Samenvatting door een scholier 1446 woorden 14 december 2003 7,3 22 keer beoordeeld Vak Economie Economie module 2 Een kwestie van ondernemen Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6 Samenvatting door Sanne 1542 woorden 11 april 2017 7,5 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 5 - Werkt dat zo? Paragraaf 5.1 - Aan de slag! Als je

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Antwoorden Economie Handel

Antwoorden Economie Handel Antwoorden Economie Handel Antwoorden door een scholier 973 woorden 14 april 2004 4,8 61 keer beoordeeld Vak Economie Begrippen: Open Economie: Bijvoorbeeld: Nederland exporteert veel goederen en diensten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel Samenvatting door een scholier 1819 woorden 4 mei 2004 8,2 97 keer beoordeeld Vak Economie INTERNATIONALE HANDEL COMPLETE SAMENVATTING: H 1 T/M 3 Hoofdstuk

Nadere informatie

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2. 1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1972 woorden 21 april 2005 7,1 35 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 4 onder de collectieve sector wordt de overheid

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1842 woorden 3 juni keer beoordeeld

Samenvatting door een scholier 1842 woorden 3 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1842 woorden 3 juni 2006 6 2 keer beoordeeld Vak Economie Economie hoofdstuk 3 - Indeling van onderneming kan in 4 verschillende mogelijk heden 1. naar grootte: je kan kijken

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Module 1: hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1645 woorden 7 oktober 2004 7,1 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 1 Economie gaat

Nadere informatie

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker. Samenvatting door een scholier 893 woorden 24 december 2003 6,4 43 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Vaardigheden H1 Consumeren Omgangstaal: Iets verbruiken, of soms iets gebruiken Economie: Het

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie