Samenvatting door een scholier 1909 woorden 17 april 2007 4,8 30 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Import: goederen uit het buitenland kopen Export: producten aan het buitenland verkopen Uitvoersaldo: verschil tussen de waarde van de uitvoer en de waarde van de invoer Exportoverschot: als de waarde van de uitvoer groter is dan de waarde van de invoer Importoverschot: als de waarde van de invoer groter is dan de waarde van de uitvoer Als we spreken over export of import bedoelen we de waarde van de verhandelde goederen en/of diensten dat is dus een bedrag Maar als we het hebben over de aantallen verhandelde goederen spreken we van het exportvolume of importvolume De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld Waarom internationale handel? 1) omdat landen bepaalde producten niet zelf hebben (soms kunnen ze, ze wel maken maar kopen ze dat toch in een ander land) 2) het product kan in een ander land vaak goedkoper gemaakt worden dan in eigen land Concurrentiepositie wordt bepaald door: 1) productiekosten (loon, machines) 2) kwaliteit Dit is te bereiken door innovatie: het vernieuwen van productie en productieprocessen. Een land wat gemechaniseerd en gecomputeriseerd is of een goedgeschoolde productie heeft kan zich toeleggen op productie van hoge kwaliteit van zijn producten. Bij lage productiekosten en een goede kwaliteit krijgt het land een goede internationale concurrentiepositie: het vermogen van een land om beter of goedkoper te produceren dan andere landen. Internationale arbeidsverdeling: landen leggen zich toe op het maken van verschillende producten https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 1 van 7
Landen specialiseren zich in bepaalde producten. Verschillen in internationale concurrentiepositie zijn hier de oorzaak van. Concurrentiepositie hangt af van: 1) Natuurlijke omstandigheden: klimaat en aanwezigheid van grondstoffen speelt een rol 2) technische ontwikkeling: a- Loonkosten per product: als de loonkosten in een land laag zijn kan een product goedkoper gemaakt worden en dus tegen een lage prijs op de markt gebracht worden waardoor de concurrentiepositie goed is. als de loonkosten dus stijgen verslechterd de concurrentiepositie. Het is wel belangrijk hoe productief een arbeider is, dus hoe hoog zijn arbeidsproductiviteit is in een bepaalde periode. Arbeidsproductiviteit: hoeveel een arbeider gemiddeld in een bepaalde tijdsperiode produceert. Loonkosten per product = loonkosten per arbeider : arbeidsproductiviteit Bedrijven willen de loonkosten zo laag mogelijk houden 2) technische ontwikkeling b- kwaliteit: mensen vinden kwaliteit van producten belangrijk 3) infrastructuur: hierdoor kan de aanvoer van voor de productie benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en dat maakt de kosten van de productie lager Conclusie: oorzaken verschillen in natuurlijke omstandigheden. Technische ontwikkeling en infrastructuur verklaren veel maar niet alles. De oorzaken kunnen ook in het verleden zitten (Duitsland begonnen met auto s, Nederland met bloemen). Ook zie je soms dat knowhow zich in een bepaald gebied heeft geconcentreerd waardoor het land zich op dergelijke productie toelegt. Mensen zijn vaak gehecht aan een merk en kijken daarbij niet alleen naar de prijs. Concurrentiepositie verbeteren door: 1) inzetten van machines 2) verbeteren van de organisatie binnen een bedrijf 3) betere scholing De groei van de wereldhandel is mede ontstaan door de verbeterde vervoersmogelijkheden. Wel wijzen milieuorganisaties op de schadelijke gevolgen van de toename van internationale handel omdat het toegenomen vervoer zorgt voor en grotere uitstoot van schadelijke stoffen en dientengevolge voor het broeikaseffect. Nederland heeft een open economie: een land dat relatief veel handelt met het buitenland, veel in en uitvoer van goederen en diensten https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 2 van 7
Wanneer je kijkt hoe open een economie is, is het niet zinvol om naar de export en importcijfers te kijken. Je moet kijken naar de export en importcijfer in verhouden tot het nationaal inkomen (= nationaal product). Dat doen we met export en importquotes Exportquote: waarde export: nationaal inkomen x 100% Importquote: waarde import: nationaal inkomen x 100 % Kleine landen hebben vaak opener economie dan groter landen: 1) kleine landen hebben vaak maar een soort klimaat en bodemgesteldheid waardoor ze niet veel verschillende goederen kunnen produceren 2) schaalvoordelen ontbreken. Schaalvoordelen: hoe meer je produceert per eenheid hoe goedkoper het wordt. Dat zijn dus constante kosten: kosten die afhankelijk zijn van de geproduceerde hoeveelheid. Andere factoren voor openheid van de economie: 1) slechte vervoersmogelijkheden of een ruig landschap 2) een regering die onafhankelijk wil zijn van het buitenland Hoe meer open een economie is hoe afhankelijker zo n land is van de ontwikkelingen in het buitenland De bedragen van internationale handen worden geregistreerd op de betalingsbalans. Betalingsbalans: een geordend overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in een jaar 1) op de lopende rekening staan: de waarden van de handel in goederen en diensten van een land weergegeven. De export is ontvangst omdat er geld ontvangen wordt. Bij goederen en dienstenimport gaat het om uitgaven. Als er meer inkomsten zijn dan uitgaven is er een positieve betalingsbalans en is er dus een overschot op de lopende rekening. 2) op de kapitaalrekening staan: de investeringen, leningen en beleggingen. Wanneer er geld van Nederland naar het buitenland vloeit is dat: kapitaalexport Wanneer er geld van het buitenland naar Nederland vloeit is dat: kapitaalimport Wanneer de lopende rekening en de kapitaalrekening gecombineerd worden zien ze hoe de totale betalingsbalans eruit ziet. Materieel saldo: het saldo van de totale betalingsbalans Bij een betaling aan het buitenland neemt de voorraad van de internationale betaalmiddelen van Nederland af. Deviezen: internationaal geaccepteerde valuta s VS: 1) groot tekort op lopende rekening: importeren veel meer dan ze exporteren https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 3 van 7
2) buitenland leent geld aan de VS er vloeit kapitaal naar de VS en zo krijgen ze toch een overschot 3) omdat de VS importeert kunnen andere landen produceren en is er dus werkgelegenheid 4) veel ontwikkelingslanden hebben een tekort op de lopende rekening en kunnen de schulden moeilijker afbetalen dan de VS. 5) Japanse betalingsbalans heeft tegenovergestelde van VS. Juist een enorm overschot 6) de EU heeft als geheel een overschot op de lopende rekening. De toename van binnenlandse bestedingen vergroot de import en beïnvloedt het saldo op de lopende rekening Een tekort op de lopende rekening?: 1) je koopt meer in het buitenland dan dat het buitenland bij jou koopt. 2) schulden betekenen dat je rente moet betalen en dat geld kun je niet voor leuke dingen uitgeven. Je kunt in de problemen raken 3) of het is juist een teken van kracht om op andermans kosten een goed leven te leiden De Nederlandse overheid bemoeit zich actief met de betalingsbalans. Export betekent productie en dus werkgelegenheid Export bevorderen: 1) loonmatiging: de loonkosten per product dalen en de prijzen kunnen laag worden gehouden. Loonmatiging matigt de import, overschot houden op de lopende rekening. 2) handelsmissies, staatsbezoeken met als doel om productieopdrachten in de wacht te slepen 3) innovatie: het vernieuwen productie en productieprocessen 4) goede infrastructuur Multinationals: bedrijven met productievestigingen in verschillende landen De sterke groei van multinationals wordt gestimuleerd door het steeds vrijer handels en betalingsverkeer Motieven voor een multinational: 1) kostenbesparing. Nieuwe vestiging openen of de meerderheid van de aandelen van een buitenlands bedrijf wordt door een multinational gekocht zodat deze de grootste eigenaar wordt. 2) het omzeilen van internationale handelsbelemmeringen 3) ondernemingen kunnen toeleveringsbedrijven overnemen om zich te verzekeren van de stabiele toevoer van grondstoffen Door hun grote omvang overheersen multinationals steeds meer bedrijfstakken. Hoofdstuk 2 Wisselkoers: de waarde van een munt uitgedrukt in een andere munt https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 4 van 7
Per 1 januari euromunten ingevoerd. Als er dus handel is in de Eurolanden hebben we niet te maken met wisselkoersen. We hebben wel met wisselkoersen te maken als er handel is met landen buiten Euroland Hoogte van de wisselkoers wordt bepaald door: vraag en aanbod op de valutamarkt Valutamarkt: geheel van vraag en aanbod van valuta s Appreciatie: stijging van de wisselkoers als gevolg van veranderingen in vraag en aanbod Depreciatie: daling van de wisselkoers als gevolg van veranderingen in vraag en aanbod Vragers naar de euro op de valutamarkt zijn de buitenlandse importeurs en Nederlandse exporteurs. De oorzaak van een grotere export is meestal een betere concurrentiepositie door lagere prijzen en betere kwaliteit van de producten Ook is er internationaal kapitaalverkeer door internationale beleggers. Zij hebben twee doelen: 1) hoge rente 2) koerswinst (als de wisselkoers van de valuta waarin zij beleggen stijgt maken zij winst) Wanneer de rente stijgt -> gaan buitenlanders massaal beleggen -> de vraag naar de munt stijgt-> bij een gelijkblijvend aanbod stijgt dus de wisselkoers Een verwachte stijging kan een echte stijging tot gevolg hebben omdat beleggers dan massaal gaan beleggen Een tekort op de betalingsbalans -> uitgaven overtreffen ontvangsten -> vraag naar de munt op de valutamarkt is kleiner dan het aanbod -> wisselkoers zal dalen Wisselkoers euro daalt -> producten worden goedkoper voor het buitenland -> internationale concurrentiepositie van Nederland verbetert -> export neemt toe ->import kan dalen omdat buitenlandse producten duur worden Wisselkoers euro stijgt -> producten uit het buitenland zijn voor ons goedkoop -> import stijgt-> export daalt omdat de onze producten duurder zijn voor het buitenland. Een dalende wisselkoers is gunstig voor de export En een stijging van de wisselkoers is gunstig voor de consument omdat deze minder hoeft te betalen voor buitenlandse goederen. Hoge inflatie -> hoge prijzen -> verslechtering van de internationale concurrentiepositie -> de vraag naar de munt daalt -> wisselkoers daalt Landen met een sterke munt hebben vaak lage inflatie https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 5 van 7
Wisselkoersveranderingen hebben invloed op de omvang van de export en dus ook op de binnenlandse productie en werkgelegenheid. Wisselkoersonzekerheid wordt gedekt door verzekeringen af te sluiten. Internationale handelaren willen stabiele wisselkoersen omdat je dan zekerheid hebt en minder risico Wanneer de wisselkoers laag is kan de bank ingrijpen -> rente verhogen -> buitenlandse beleggers -> vraag stijgt, aanbod daalt -> stijgt Hoge rente -> meer sparen, minder lenen -> binnenlandse bestedingen nemen af Ook kan er overbesteding zijn. Overbesteding: de binnenlandse bestedingen zijn hoog er wordt veel geproduceerd er is dus veel werk. Hoge bestedingen -> veel vraag naar producten -> productiecapaciteit kan het niet aan -> prijzen stijgen -> inflatie Bij onderbesteding is er sprake van lage bestedingen en dus een lage productie Euroland is een relatief gesloten economie het handelt weinig met het buitenland. Hoofdstuk 3 Er is vrijhandel als internationale handel niet wordt belemmerd. Wanneer vrijhandel is raken deze landen economisch en ook op andere terreinen steeds meer met elkaar verweven. Bij vrijhandel worden de producten daar gemaakt waar ze het goedkoopst gemaakt kunnen worden. Wanneer alle producten op de goedkoopst mogelijke manier gemaakt en verkregen worden is de welvaart in de wereld het grootst. Protectionisme: het beschermen van de eigen economie door invoerbelemmeringen of uitvoersubsidies Deze maatregelen zijn mogelijk bij protectie: 1) invoerrechten: er wordt een tarief geheven op importproducten 2) quotering: er mag per jaar slechts een bepaalde hoeveelheid worden ingevoerd 3) kwaliteitseisen: het product moet aan een bepaalde kwaliteit voldoen 4) subsidiering van de binnenlandse productie: door binnenlandse producten subsidie te geven kunnen ze goedkoper produceren, waardoor ze beter kunnen concurreren 5) subsidiering van de export: producten kunnen dan goedkoop in het buitenland worden aangeboden Tarifaire handelsbelemmeringen: er is een heffing of subsidie op de prijs van het product (heeft met geld https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 6 van 7
te maken) Non-tarifaire handelsbelemmeringen: heeft niet met geld te maken Redenen voor protectie: 1) bescherming van binnenlandse werkgelegenheid: door invoer van de buitenlandse producten kunnen de binnenlandse producenten worden weggeconcurreerd. 2) bescherming van beginnende industrieën: in het begin maken beginnende industrieën hoge kosten en zijn daardoor kwetsbaar voor buitenlandse concurrentie. Door buitenlandse concurrentie dan tijdelijk te weren kunne ze op gang komen en gaan concurreren 3) bewaren van onafhankelijkheid: niet helemaal afhankelijk zijn van het buitenland als het gaat om voedsel omdat anders in tijd van oorlog een ramp ontstaat 4) tegenmaatregel tegen protectionisme van andere landen: het ene land doet aan protectie dus het andere land ook Ontwikkelingslanden zouden graag zien dat de rijke landen protectionisme zouden verminderen of afschaffen Protectie is voor de consument niet plezierig 1) minder keuze 2) hoge prijzen 3) minder kwaliteit Binnen de EU is vrijhandel. De onderlinge invoerrechten en protectionistische maatregelen zijn afgeschaft. De EU streeft naar een gemeenschappelijke markt Gemeenschappelijke markt: vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid. Door de daling van de wisselkoers -> worden producten voor het buitenland goedkoop -> export blijft op peil -> werkgelegenheid blijft op peil Waarom intergratie? 1) hoe minder handelsbelemmeringen hoe groter de welvaart 2) er kunnen schaalvoordelen ontstaan bij de productie https://www.scholieren.com/verslag/26369 Pagina 7 van 7