6,8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je. Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei keer beoordeeld. Checklists Thema 8.

Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst Economie Internationale Handel

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

Samenvatting Economie Internationale Handel

Lesbrief Buitenland 2

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale Handel

Valutamarkt. fransetman.nl

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Valutamarkt. De euro op koers. Havo Economie VERS

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

Eindtermen VWO. Domein E. Wisselkoersen

Examen HAVO. Economie 1

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland

Praktische opdracht Economie Euro

= de ruilverhouding tussen 2 munten De wisselkoers is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 20

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Werkstuk Economie De betalingsbalans

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

we noemen een munt convertibel indien deze bij banken inwisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd).

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5, 20, 21, 22, 28 en 29

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Praktische opdracht Engels De Betalingsbalans

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3, Economische Integratie

Samenvatting Economie Wereldeconomie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

6.1. Boekverslag door N woorden 15 juni keer beoordeeld

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Antwoorden Economie Handel

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie 2013-I

Eindexamen havo economie oud programma I

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

oefentoets 3 e periode 0910 vier opgaven pagina 1 van 4

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

6,3. Samenvatting hoofdstuk 9 Een klein binnenland, een groot buitenland.

Eindexamen economie havo I

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7/8 kern

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

EUROPESE SAMENWERKING

De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

6,4. Samenvatting door een scholier 1622 woorden 13 april keer beoordeeld. Praktische economie

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 20

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Eindexamen economie pilot havo II

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Eindexamen economie havo I

ALGEMENE ECONOMIE /03

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

Sectorwerkstuk Economie Inflatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Praktische opdracht Economie Inflatie

6, Het verband tussen de euro en de ecu De ecu. Werkstuk door een scholier 1684 woorden 7 december keer beoordeeld

Eindexamen havo economie oud programma I

Transcriptie:

Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei 2003 6,8 37 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Checklists Thema 8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je 1. het verschil uitleggen tussen een open en een gesloten economie. Een open economie drijft handel met het buitenland, een gesloten economie doet dat niet. 2. de begrippen exportquote en importquote definiëren. De export- en importquote geven aan hoeveel procent van de export en import van goederen en diensten van het bruto binnenlands product uitmaken. Je berekent ze: Exportquote: (waarde export / bbp) x 100% Importquote: (waarde import/ bbp) x 100% 3. beredeneren welk verband er bestaat tussen de ontwikkeling van de wereldhandel en de Nederlandse export. Door ontwikkeling van de wereldhandel kan Nederland, mits er genoeg vraag is, meer exporteren. Hoge export zorgt voor meer inkomen dus een betere economie. 4. omschrijven wat multinationale ondernemingen zijn. Multinationale ondernemingen (multinationals) zijn ondernemingen met productievestigingen in meerdere landen. 5. drie redenen noemen waarom deze multinationals een sterkere positie dan andere ondernemingen kunnen innemen. Veel productie dus werkgelegenheid. Grote schaalvoordelen, sterkere concurrentiepositie. Verminderd risico van sterk dalende winstinkomen. (groot afzetgebied) 6. uitleggen waardoor de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel kan achterblijven bij de groei van de totale wereldhandel. Dit kan zowel aan de soorten geëxporteerde producten liggen, als aan de landen waarnaar Nederlandse https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 1 van 12

bedrijven exporteren; Nederlandse bedrijven exporteren veel goederen waar de vraag maar klein is. Bovendien exporteert Nederland veel naar landen die in verhoudingsgewijs een lage economische groei hebben. Als je de stof van 37.2 beheerst, kun je 1. de twee ondernemingen noemen die zich bezighouden met de registratie van transacties van Nederlandse ondernemingen in het buitenland. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en DNB (De Nederlandsche Bank) 2. een omschrijving geven van het begrip betalingsbalans. Overzicht van de ontvangsten uit en de betalingen aan het buitenland in bijvoorbeeld een jaar. 3. de vier rekeningen noemen die samen de lopende rekening van de betalingsbalans vormen en het verschil tussen deze rekeningen uitleggen. Goederenrekening (materiële goederen,, zoals auto's of bloemen) Dienstenrekening (wat wij aan diensten hebben uitgegeven en ontvangen) Inkomensrekening (primaire inkomens: inwoners van ons land ontvangen dit voor het beschikbaar stellen van productiefactoren.) Inkomensoverdrachtrekening (inkomens die door of aan het buitenland worden betaald zonder dat daar iets tegenover staat.) 4. de rekening noemen die net als de lopende rekening en de financiële rekening tot de betalingsbalans hoort. Vermogensoverdrachtenrekening. 5. uitleggen waarom de transacties op deze rekening verschillen van de transacties op de rekening van de directe investeringen. Deze rekening heeft als kenmerk dat er geen prestatie tegenover het ontvangen vermogen staat. 6. aangeven uit welke vier rekeningen de financiële rekening van de betalingsbalans betstaat en bij elk van deze rekeningen aangeven welke transacties erop worden geboekt. Directe investeringen (Financiële transacties waar een tegenprestatie tegenover staat) Effectenverkeer (Het kopen van buitenlandse aandelen en obligaties om daar koerswinsten mee te behalen of dividend te ontvangen. Dit is een indirecte investering) Officiële reserves (Veranderingen in de officiële reserves) Overige financiële transacties. (Leningen en aflossingen) 7. op grond van verschillende deelrekeningen het tekort of overschot van de betalingsbalans uitrekenen. Opgave 21. 8. beredeneren of de verandering in de officiële reserves aan de ontvangsten- of aan de betalingskant https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 2 van 12

van de betalingsbalans staat. Veranderingen in de officiële reserves brengen de betalingsbalans in evenwicht. Het kan dus aan allebei de kanten staan, het ligt eraan waar het verschil aangevuld moet worden. 9. het verschil uitleggen tussen formeel en materieel betalingsbalansevenwicht. Formeel evenwicht de verandering van de officiële reserves compenseert het gezamenlijke saldo van andere deelrekeningen. Materieel evenwicht De betalingen en ontvangsten uit het buitenland zijn aan elkaar gelijk. 10. aangeven wat het verschil is tussen incidenteel en structureel kapitaalverkeer en van elk van beide soorten een voorbeeld geven. Incidenteel kapitaalverkeer is erg gevoelig voor renteveranderingen. Het kan het materieel evenwicht op de betalingbalans dus flink verstoren. Structureel kapitaalverkeer is niet speculatief van aard. Een voorbeeld van structureel kapitaalverkeer is een directe investering door bedrijven in het buitenland en aan leningen door banken aan buitenlandse bedrijven. 11. een bezwaar noemen van een voortdurend tekort op de lopende rekening dat gecompenseerd wordt door leningen van het buitenland. Door het permanente tekort lopen de schulden aan het buitenland steeds verder op met als gevolg stijgende rentelasten. Dit betekent dat een steeds groter deel van de exportopbrengsten daaraan besteed moet worden. 12. uitleggen waarom een land geen langdurige materiele tekorten op de betalingsbalans kan hebben. 13. uitleggen waarom een betalingsbalans boekhoudkundig gezien geen balans is. Boekhoudkundig wil zeggen: officiële reserves compenseren het gezamenlijk saldo van de andere deelrekeningen. In een betalingsbalans is er geen sprake van officiële reserves, maar alleen van betalingen aan en ontvangsten van bedragen van het buitenland. 14. bij verschillende transacties aangeven op welke deelrekening van de betalingsbalans ze worden geboekt. Opgave 30. Vb: De heer Urethra maakt geld over naar familie in Polen = Inkomensoverdracht (betaling) Renault verkoopt auto s aan de importeur in Nederland = Goederenrekening (betaling) 15. twee manieren noemen waarop een stijging van het tekort op de lopende rekening kan leiden tot een stijging van het saldo op de financiële rekening.? Als je de stof van 37.3 beheerst, kun je https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 3 van 12

1. twee doelstellingen noemen die gebaat zijn bij een grote concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Een evenwichtige arbeidsmarkt en een evenwichtige groei. Door een grote concurrentiekracht van de Nederlandse economie zal de economische groei toenemen en de werkgelegenheid stijgen. 2. twee manieren noemen waarop de Nederlandse overheid ervoor probeert te zorgen dat ondernemers hun producten onbelemmerd op buitenlandse markten kunnen verkopen. De handelspolitiek van Nederland is erop gericht importbarrières in het buitenland zoveel mogelijk af te breken. Verder sluit de regering handelsverdragen met andere landen en probeert zij de EU bij internationale onderhandelingen binnen de WTO een standpunt ten gunste van vrijhandel te laten innemen. 3. uitleggen waarom een goede infrastructuur van levensbelang is voor de Nederlandse economie. Het overheidsbeleid is gericht op verbetering van de verbindingen met het achterland, zodat de speerpunten Rotterdam en Schiphol concurrerend genoeg blijven met buitenlandse havens en vliegvelden. 4. duidelijk maken hoe een loonmatiging de Nederlandse export ten goede kan komen. Een minder hoog loon betekent minder loonkosten voor de producent. Deze kan zijn producten tegen lagere prijzen aanbieden op de wereldmarkt en neemt zo dus een sterkere concurrentiepositie in. 5. beredeneren waarom regeringen export zo belangrijk vinden voor hun land. De functie van export is het vergoten van de export en daardoor van de winst. 6. het begrip ruilvoet definiëren. De ruilvoet is het indexcijfer dat de verhouding tussen het prijspeil van de export en het prijspeil van de import weergeeft. 7. een cijfervoorbeeld geven van een situatie waarin er spraken is van ruilvoetverslechtering. Cijfervoorbeeld in opgave 40. Het prijspeil van de import stijgt sterker dan het prijspeil van de export. 8. uitleggen waarom een verslechtering van de ruilvoet gunstig kan zijn voor de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. De soorten goederen die Nederland invoert, verschillen niet veel van de soorten goederen die zij uitvoert. Wanneer de exportprijzen minder sterk stijgen dan de importprijzen, worden Nederlandse goederen aantrekkelijker voor binnen- en buitenlandse afnemers. De concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven verbetert dus. 9. aannemelijk maken dat een ruilvoetverslechtering voor veel ontwikkelingslanden geen gunstig effect heeft op hun concurrentiepositie. Grondstoffen zijn homogene producten waarvan de prijs op de wereldmarkt tot stand komt. Verslechtering van de ruilvoet heeft dan geen invloed op de internationale concurrentiepositie voor dat ontwikkelingsland gehad. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 4 van 12

10. met behulp van cijfers over de prijsontwikkeling van in- en uitvoer de verandering van de ruilvoet berekenen. 11. op grond van gegevens over de prijs- en volumeontwikkeling van in- en uitvoer conclusies trekken over de ontwikkeling van het saldo van de lopende rekening. Opgave 40b. 12. een taak van het IMF noemen en een voorbeeld geven van een voorwaarde die het IMF aan financiële hulp verbindt. Het IMF heeft onder andere als taak kredieten verstrekken aan landen in betalingsbalansproblemen. Als voorwaarde voor het krediet moet een land zijn economisch beleid zo aanpassen dat deze tekorten na enkele jaren verdwenen zijn. 13. uitleggen dat schuldsanering voor een ontwikkelingsland niet zonder meer gunstig hoeft te zijn. Schuldsanering betekent dat een land zijn lening aan een ontwikkelingsland kwijtscheldt. Dat kan voor andere landen betekenen dat zij geen vertrouwen meer hebben in dat ontwikkelingsland, aangezien dit land haar schulden toch niet aflost. 14. beredeneren welk verband er kan bestaan tussen economische groei en de import. Door economische groei hebben bedrijven meer grondstoffen en machines uit het buitenland nodig. Bovendien neemt het inkomen van de consumenten toe. Zij kopen meer producten, wat betekent dat de invoer toeneemt. 15. uitleggen hoe een hoge buitenlandse schuld de economische groei kan remmen. Door een hoge buitenlandse schuldenlast zijn zoveel exportopbrengsten nodig om rente en aflossing te betalen dat er onvoldoende overblijft om machines en andere kapitaalgoederen in te voeren. Daardoor kan de economie niet groeien. Als je de stof van 38.1 beheerst, kun je 1. twee redenen noemen waarom banken buitenlands geld tegen een lagere koers aankopen dan verkopen. Banken willen winst maken, zij lopen het risico van een daling van de wisselkoers en het buitenlands geld in kas brengt geen rente op. 2. uitleggen of de import van goederen leidt tot vraag naar of tot aanbod van guldens op de valutamarkt. Leidt tot aanbod van Nederlandse guldens. Als je in een Nederlandse meubelzaak een Zweedse stoel koopt, bijvoorbeeld. De Nederlandse winkelier koopt de meubel in Zweden, tegen Zweedse kronen.om de Zweedse kronen terug te krijgen moet de winkels guldens in ruil aanbieden. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 5 van 12

3. bij verschillende andere transacties met het buitenland aangeven of ze leiden tot aanbod van of vraag naar guldens op de valutamarkt. Andere voorbeelden in opgave 7: Een Nederlandse platenzaak koopt cd s van de Rolling Stones (Leidt tot aanbod van) Een Amerikaan boekt in Amsterdam een vlucht per KLM naar New York (Leidt tot vraag naar) Een Hagenaar koopt een rol snoep van Melle (geen van beiden, binnenlandse transactie) 4. twee manieren noemen waarop kapitaalexport kan plaatsvinden. Kapitaalexport kan plaatsvinden door beleggingen en doordat bedrijven zich in het buitenland gaan vestigen. Hiervoor zullen deze bedrijven eerst in het buitenland grond moeten kopen. Dat zorgt voor een stroming van guldens naar het buitenland. 5. uitleggen of kapitaalimport leidt tot vraag naar of aanbod van guldens op de valutamarkt. Kapitaalimport betekent dat buitenlanders vraag uitoefenen naar Nederlandse guldens. Bijvoorbeeld een Italiaanse belegger die Nederlandse staatsobligaties kopen en het Duitse bedrijf Siemens dat een fabriek vestigt in Den Haag. 6. beredeneren wanneer de wisselkoers van de gulden de neiging heeft om te stijgen, bij een betalingsbalans tekort of bij een betalingsbalansoverschot. Bij een betalingsbalansoverschot. De vraag van guldens hangt samen met ontvangsten op de betalingsbalans. De vraag naar guldens is groter dan het aanbod, wanneer de ontvangsten op de betalingsbalans hoger zijn dan de uitgaven. De koers van de gulden zal daardoor stijgen. 7. duidelijk maken welk effect een daling van de koers van de gulden kan hebben op de export van goederen en diensten. Die kunnen zowel toenemen als afnemen. Voor de producten van een bedrijf in het buitenland zullen vreemde valuta gemeten goedkoper worden. Voor het aantal Nederlanders die in het buitenland op vakantie gaan zal het afnemen, want een verblijf in het buitenland wordt duurder. Zij moeten meer guldens betalen voor de vreemde valuta. 8. op grond van gegevens over de ontwikkeling van de wisselkoers en de inflatie beredeneren of een land voor buitenlandse toeristen duurder of goedkoper wordt. Stel dat de koers van de Turkse lira ten op zichte van de gulden in een jaar daalt met 20%. De inflatie in Nederland is 3% en in Turkije 15%. Turkije is goedkoper geworden voor Nederlandse toeristen. Door de 20%-koersdaling van de lira krijgt een Nederlandse toerist (100/80) x100= 125) 25% meer lira s, terwijl de prijzen in Turkije 18% gestegen zijn. In guldens gemeten is Turkije voor Nederlandse toeristen goedkoper. (Nederlandse inflatie doet er niet toe) 9. uitleggen dat de ruilvoet van een land door een daling van de wisselkoers van de eigen munt (ceteris paribus) verslechtert. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 6 van 12

Door een daling van de wisselkoers stijgt het prijspeil van de invoer omdat importeurs meer guldens per vreemde valuta moeten betalen voor de ingevoerde goederen. 10. met een voorbeeld uitleggen dat de ruilvoet ondanks een daling van de wisselkoers van de eigen munt toch kan verbeteren. De exporteurs kunnen hun prijzen procentueel meer verhoogd hebben dan de buitenlandse valuta s in waarde gestegen zijn. Ook kunnen buitenlandse ondernemers hun prijzen hebben verlaagd, waardoor het prijspeil van de import ondanks de waardestijging van de buitenlandse valuta s daalt. Als je de stof van 38.2 beheerst, kun je 1. drie verschillende wisselkoerssystemen noemen en het verschil tussen deze systemen uitleggen. Zwevende wisselkoersen: bepaald door vraag en aanbod wisselkoersen kunnen vrij ten opzichte van elkaar bewegen. Vaste wisselkoersen: regeringen hebben een vaste, onveranderlijke koersverhouding tussen elkaars valuta s afgesproken. Stabiele wisselkoersen: marktkoers mag afwijken (fluctueren) rond een afgesproken spilkoers. 2. met een cijfervoorbeeld duidelijk maken dat een koersstijging van de dollar ten opzichte van de gulden niet een procentueel even grote koersdaling van de gulden ten opzichte van de dollar hoeft te betekenen. Opgave 18. 3. de begrippen appreciatie, depreciatie, spilkoers, revaluatie en devaluatie omschrijven. Appreciatie: Stijging van de koers onder invloed van vraag en aanbod. Depreciatie: Daling van de koers onder invloed van vraag en aanbod. Spilkoers: Officieel afgesproken koers bij een systeem van stabiele wisselkoersen. Devaluatie: Een verlaging van de spilkoers. Revaluatie: Een verhoging van de spilkoers. 4. uitleggen hoe een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans bij vrij zwevende wisselkoersen kan verdwijnen. Neem aan dat de gulden een vrij zwevende wisselkoers heeft. Als gevolg van een kleine vraag en een groot aanbod ontstaat er een koersdaling. Als de financiële rekening in evenwicht is, kan de vraag naar guldens alleen maar kleiner zijn dan het aanbod door een tekort op de lopende rekening. Door de dalende koers neemt export toe en daalt de import. Op den duur zal het tekort op de lopende rekening daardoor kunnen verdwijnen. De gulden zal niet verder depreciëren. 5. aannemelijk maken dat een land met een vrij zwevende wisselkoers geen monetaire reserves nodig heeft om de waarde van de eigen munt te verdedigen. Een land dat een betalingstekort heeft ziet de waarde van zijn munteenheid dalen. Dat remt de import af, https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 7 van 12

doordat het buitenland duurder wordt. Tegelijkertijd moedigt de koersdaling buitenlandse bedrijven aan om in het depreciërende land te investeren. Zo heeft het land geen monetaire (officiële) reserves nodig. 6. uitleggen hoe een stimulering door de overheid van de economie tot een daling van het saldo van de lopende rekening kan leiden. Stel dat de Nederlandse regering de werkloosheid wil bestrijden door overheidsinvesteringen te verhogen. Dit leidt tot een hoger binnenlands inkomen, maar ook tot een stijging van de import. Ceteris Paribus ontstaat daardoor een tekort op de betalingsbalans. Vrij zwevende wisselkoersen herstellen dit tekort automatisch. 7. beredeneren waarom vrij zwevende wisselkoersen ongunstig zijn voor de internationale handel. Als importeur of exporteur is het moeilijk zaken te doen met een land met vrij zwevende wisselkoersen. Je wet als ondernemer namelijk nooit zeker of een transactie met het buitenland uitmond in verlies of winst, doordat je eigen inkoop- of verkoopprijzen in je eigen valuta sterk kunnen schommelen. Zaken doen met een land met vrij zwevende wisselkoersen is dus een riskante onderneming. 8. het belangrijkste voordeel van vaste wisselkoersen noemen. Het allerbelangrijkste voordeel van vaste wisselkoersen is dat importeurs en exporteurs van tevoren zeker weten hoeveel winst transacties met het buitenland op zullen leveren. 9. uitleggen hoe een land bij vaste wisselkoersen er bijvoorbeeld voor kan zorgen dat een tekort op de lopende rekening op de betalingsbalans verdwijnt. Aangezien een land met vaste wisselkoersen er niet voor kan zorgen dat de munt in waarde daalt, is de regering gedwongen haar economische en monetaire politiek zo aan te passen dat deze niet leidt tot blijvende onevenwichtigheid van de betalingsbalans. 10. uitleggen dat een vaste wisselkoers van een munt met de dollar zowel gunstig als ongunstig kan zijn voor de economie van het betreffende land. Gunstig: Koppeling zorgt ervoor dat bedrijven die met de VS handelen zekerheid hebben over de waarde van hun transacties. Ongunstig: Wanneer de dollar in waarde stijgt, stijgt ook de koers van de aan deze munten gekoppelde valuta s.de concurrentiepositie van deze landen kan dan verslechteren.. Als je de stof van 38.3 beheerst, kun je 1. uitleggen welke invloed een sterk dalende rente op de koers van de munteenheid kan hebben. De koers zal dalen, omdat beleggers ergens anders gaan beleggen. 2. beredeneren dat een sterk dalende rente kan leiden tot een verbetering van het saldo van de lopende rekening. Exportproducten worden voor het buitenland goedkoper, terwijl de import voor dit land duurder wordt. De export neemt dus toe en de import af. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 8 van 12

3. het instrument noemen waarmee de monetaire autoriteiten in Duitsland en Nederland de wisselkoersen tussen de Duitse mark en de gulden konden stabiliseren. De korte rente 4. duidelijk maken waarom een stabiele wisselkoers tussen de Duitse mark en de gulden van groot belang is. Duitsland is de belangrijkste handelspartner van Nederland. 25% van de import komt er vandaan, 30% van de export gaat er naartoe. Schommelende wisselkoersen zouden deze handel ernstig kunnen verstoren. (Om dit tegen te gaan volgde DNB het beleid van de Duitse centrale bank op de voet) 5. uitleggen dat een harde munt voor de economie zowel gunstig als ongunstig kan zijn. Een harde munt lijkt niet erg bevorderlijk voor de concurrentiekracht. Maar een harde munt heeft als voordeel dat de geïmporteerde kosteninflatie laag blijft. 6. aannemelijk maken dat de rente in een land met een harde munt lager kan zijn dan in een land met een zwakke munt. Door een geringe stijging van het algemene prijspeil kan ook de loonkostenstijging beperkter blijven dan in landen met een zwakkere munt. Lage loonkosten betekent uiteindelijk een relatief lage rente. 7. beredeneren dat, als mensen een devaluatie van een munt verwachten, dit die devaluatie kan bespoedigen. Als mensen een devaluatie verwachten ontstaat er een grote uitstroom van kapitaal omdat waarde van beleggingen in het land in een ander land door een devaluatie van de munteenheid sterk zouden verminderen. (Dus gewoon omdat ze in het buitenland meer zekerheid hebben) Hierdoor neemt het aanbod van de munteenheid op de valutamarkt snel toe. De centrale bankmoet steeds meer van deze munteenheid aankopen om de koers op peil te houden. De deviezenvoorraad raakt sneller uitgeput, waardoor een devaluatie onvermijdelijk wordt. Als je de stof van 39.1 beheerst, kun je 1. het verschil tussen stabiele en vaste wisselkoersen aangeven. Vaste wisselkoersen bestonden niet voor 1999. Het stelsel van stabiele wisselkoersen noem je het Europees Monetair Stelsel, het EMS. 2. de werking van de EMS uitleggen. In het EMS waren de munten van de deelnemende landen aan elkaar gekoppeld via de ecu, een voorloper van de euro. 3. duidelijk maken dat de ecu een mandvaluta was. Alleen de centrale banken gebruikten de ecu onderling als ruilmiddel. De ecu was opgebouwd uit kleine, vaste hoeveelheden van EU-munten, vandaar de naam mandvaluta. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 9 van 12

4. uitleggen wat het betekent dat de ecu een mandvaluta was. De waarde van de ecu hing af van de koersen van de munten die eraan meededen. Het was dus een gewogen gemiddelde van de koersen van de opgenomen EU-valuta s. Als je hoeveelheden en koersen van de munten in de valutamand kende, kon je de waarde van de ecu in guldens uitrekenen. 5. met behulp van een voorbeeld beredeneren hoe interventies door de centrale banken een te grote koersdaling of koersstijging van een valuta konden voorkomen. Door interveniëren kunnen banken zelf op de valutamarkt meedoen, als koper of verkoper, wanneer de marktkoers te ver van de spilkoers dreigde af te wijken. Stel dat er een groot aanbodtekort van Duitse marken op de valutamarkt in Nederland was en dat de marktkoers te ver van de spilkoers dreigde af te wijken. DNB moest dan marken tegen de hoogst toegestane koers aanbieden. 6. een andere manier noemen waarop centrale banken de koers van valuta s kunnen beïnvloeden. Het rentebeleid(zie eerder thema) van de centrale bank was een andere manier om de marktkoers te laten stijgen of dalen. 7. uitleggen of een zwakke munt door de centrale bank van het betreffende land gesteund wordt door een renteverlaging of juist door een renteverhoging. Bij een zwakke munt is de vraag klein. Om meer vraag te krijgen moet de rente stijgen, zodat beleggen aantrekkelijker wordt. 8. duidelijk maken waarom voortdurende tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans in een systeem van stabiele wisselkoersen een devaluatie noodzakelijk kunnen maken. Door devaluatie wordt de export goedkoper en de import duurder. De export neemt toe; de import af. Daardoor zal het saldo op de lopende rekening verbeteren. 9. verklaren waarom, als een van de munten die deel uitmaakten van de ecu, 5% in waarde steeg, ceteris paribus, de koers van de ecu hierdoor niet met 5% steeg. Het gewicht van de betreffende munt heeft maar een klein aandeel in de totale waarde van de ecu. Dus wanneer deze munt in waarde daalt, zal de aarde van de ecu wel dalen, maar met een kleinere stapgrootte. 10. berekeningen maken met spilkoersen, bandbreedte, marktkoersen en interventiekoersen. Opgave 13a. Als je de stof van 39.2 beheerst, kun je 1. het kenmerk noemen van een gemeenschappelijke markt. Een gemeenschappelijke markt is een groep landen met onderling vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal. 2. omschrijven wat een overgewaardeerde munt is. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 10 van 12

Met een overgewaardeerde munt kun je in het buitenland meer kopen dan in het binnenland. Het tegenovergestelde is een ondergewaardeerde munt. 3. met een voorbeeld uitleggen hoe inflatieverschillen er in het EMS voor konden zorgen dat een munt overgewaardeerd was.? 4. verklaren hoe een overgewaardeerde munt kan leiden tot een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans.? 5. uitleggen hoe een vergroting van de bandbreedte in een systeem van stabiele wisselkoersen de devaluatie van een munt overbodig kan maken. Door de ruimere bandbreedte kon de marktkoers van de munt veel verder dalen dan bij de vroegere bandbreedte. 6. beredeneren waarom de invoering van een gemeenschappelijke munt leidt tot meer handel tussen de deelnemende landen. Bedrijven hoeven geen kosten meer te maken voor het omwisselen van geld. 7. twee andere voordelen van een gemeenschappelijke munt noemen. Prijzen in verschillende landen zijn goed met elkaar te vergelijken. Ook het wisselkoersrisico zal zo goed als verdwijnen. 8. aannemelijk maken dat de Europese consument kan profiteren van een gemeenschappelijke munt. De omwisselkosten worden niet meer doorberekend aan de consument. Ook de concurrentie wordt groter, waardoor prijzen dalen en kwaliteit verbetert. Als je de stof van 39.3 beheerst, kun je 1. uitleggen of de EMU een stelsel van stabiele of van vaste wisselkoersen is. Een stelsel van vaste wisselkoersen. 2. met een voorbeeld duidelijk maken dat door deelname aan de EMU een land een deel van zijn vrijheid bij het voeren van economisch beleid ter bestrijding van recessie kwijt is. Stel dat Finland als enige deelnemer aan de EMU te doen heeft met een recessie. Dan kan de overheid niet meer de rente verlagen om de economie aan te zwengelen. Finland kan de rente niet meer verlagen, want hierover beslist de ECB. 3. aangeven welk beleidsinstrument een land nog wel kan gebruiken voor het bestrijden van recessie. Door belasting te verlagen of de overheidsbestedingen te verhogen kan recessie bestreden worden. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 11 van 12

4. verklaren waarom het gebruik van dit instrument bij deelname aan de EMU aan grenzen verbonden is. De economische omstandigheden en het economisch beleid moeten in landen van de EMU zoveel mogelijk gelijk zijn. Vandaar de convergentiecriteria waaraan landen moeten voldoen, willen ze toetreden tot de EMU. 5. de kern van het Verdrag van Maastricht weergeven. In dit verdrag staan de regels waaraan lanen moeten voldoen, willen ze toetreden tot de EMU. 6. omschrijven wat convergentiecriteria bij de toetreding tot de EMU zijn. Dit zijn voorwaarden waaraan een land moet voldoen, wil het toetreden tot de EMU. 7. de vijf convergentiecriteria bij toetreding tot de EMU noemen. o De overheidsschuld mag niet hoger zijn dan 60% van het bbp of moet in elk geval duidelijk dalen; o Het financieringstekort mag maximaal 3% van het bbp bedragen; o De munt moet de laatste twee jaar deel hebben uitgemaakt van het EMS en mag in die periode niet gedevalueerd zijn. o De rente op de kapitaalmarkt mag niet meer dan twee procentpunten boven de rente in de drie landen met de laagste inflaties liggen; o De inflatie mag maximaal 1,5% afwijken van het gemiddelde niveau van de drie landen met de laagste inflatie. 8. een reden noemen waarom een niet te groot financieringstekort van de overheid als toetredingsvoorwaarde is opgenomen. Bijvoorbeeld omdat een financieringstekort inhoudt dat de overheid per saldo koopkracht in de economie pompt, zodat daardoor de kans op inflatie toeneemt. 9. uitleggen waarom de staatsschuldquote niet hoog mag zijn. Bijvoorbeeld omdat een hoge overheidsschuld de overheidsfinanciën kwetsbaar maakt voor veranderingen van de rente. Een rentestijging kan dan gemakkelijk leiden tot een financieringstekort van meer dan 3%. 10. aangeven wat er in het Stabiliteitspact is vastgelegd. Bij het Stabiliteitspact moet een land, wanneer het de tekortnorm van 3% langdurig overtreedt, een boete van maximaal 5% van het bbp betalen. 11. duidelijk maken waarin het EMS-II verschilt van de EMU. Het EMS-II heeft de landen die meedoen aan de euro gekoppeld, in plaats van de ecu. Net als in het oude EMS is het een stelsel van stabiele wisselkoersen, waarin de bandbreedte 2x 15% bedraagt. https://www.scholieren.com/verslag/11557 Pagina 12 van 12