EUROPESE COMMISSIE Brussel, 01-03-2004 C(2004) 706 Betreft : Steunmaatregelen van de staten / Nederland - Steunmaatregel nr. N 8/2004 - Verlenging sociaal-economisch plan veehouderij Excellentie, De Commissie wenst Nederland ervan in kennis te stellen dat zij na onderzoek van de informatie die de Nederlandse autoriteiten over de bovenvermelde steunmaatregel hebben verstrekt, heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de betrokken steun omdat deze verenigbaar is met het EG-Verdrag. Bij het nemen van dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de volgende overwegingen: 1. PROCEDURE 1. Bij brief van 29 december 2003, geregistreerd op 6 januari 2004, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag in kennis gesteld van de bovenvermelde ontwerp-maatregel. 2. BESCHRIJVING 2.1. Titel 2. Sociaal-economisch plan veehouderij Zijne Excellentie de Heer Bernard Rudolf Bot Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 EB Den Haag Commission européenne, B-1049 Bruxelles / Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Telefoon: (32-2) 299 11 11.
2.2. Begrotingsmiddelen 2003 1.680.000 2004 420.000 TOTAAL 2.100.000 2.3. Duur 3. 1/1/2003-31/12/2004 2.4. Begunstigden 4. ca. 1.500 pluimveehouders 2.5. Maatregel 2.5.1. Achtergrond 5. Bij brief SG(98)D/9140 van 30.10.1998 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan steunmaatregel N 366/98 tot invoering van een sociaal-economisch plan voor de varkenshouderij. 6. De genoemde steunmaatregel hield verband met het feit dat in 1998 in Nederland de wet herstructurering varkenshouderij in werking is getreden, waarbij een stelsel van varkensrechten is ingevoerd dat tot een aanzienlijke inkrimping van de productie moest leiden. Onder die omstandigheden was er behoefte aan begeleiding, advisering en bedrijfsdoorlichting om de betrokken landbouwers te helpen bij hun beslissing of zij hun productie zouden voortzetten, wijzigen of stopzetten. 7. Bij steunmaatregel N 267/2000 werd het sociaal-economisch plan vervolgens tot alle veehouderijsectoren verruimd in het kader van de maatregelen om het mestprobleem aan te pakken. Deze steunmaatregel, die betrekking had op de periode 2000-2002, werd door de Commissie goedgekeurd bij brief SG(2000)D/107247 van 3.10.2000. 2.5.2. De onderhavige steunmaatregel 8. In verband met de uitbraak van vogelpest in mei 2003 wensen de Nederlandse autoriteiten het sociaal-economisch plan veehouderij te verlengen tot en met 31.12.2004. 9. In het kader van de verlengde maatregel zouden aan de getroffen pluimveehouders worden aangeboden: sociaal-psychologische ondersteuning voor de verwerking van de vogelpestcrisis en sociaal-economische advisering over de toekomstperspectieven op lange termijn in de pluimveehouderij. 10. Net als bij de bovengenoemde steunmaatregelen zou de steun beperkt blijven tot de daadwerkelijk voor de ondersteuning gemaakte kosten. De beschikbare subsidie zou 1.400 euro per begunstigde bedragen. Alle pluimveehouders die zijn getroffen door 2
de uitbraak van vogelpest, kunnen verzoeken om ondersteuning in het kader van de onderhavige maatregel. 11. De activiteiten zouden namens de overheid worden uitgevoerd door Odyssee BV, een particulier adviesbureau dat is geselecteerd overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad 1. 2.6. Rechtsgrondslag 12. Kaderwet LNV-subsidies 2.7. Steunintensiteit 13. Maximaal 100% 3. BEOORDELING 3.1. De vraag of het staatssteun betreft 14. Voor de toepasselijkheid van artikel 87, lid 1, van het Verdrag is nodig dat de steun door een lidstaat of met staatsmiddelen wordt bekostigd en bepaalde ondernemingen begunstigt in die zin dat hij de ontvangende onderneming een economisch voordeel verschaft dat deze onder normale marktomstandigheden niet zou hebben verkregen. Ten slotte is daarvoor nodig dat de steun de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. 15. De door de Nederlandse autoriteiten aangemelde maatregel wordt bekostigd met staatsmiddelen en komt pluimveehouders in Nederland ten goede. Bijgevolg betreft het een maatregel die de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen 2. 16. Gelet op de omvang van de Nederlandse productie van pluimveevlees 3 en op de aanzienlijke intracommunautaire handel in pluimveevlees 4, is het waarschijnlijk dat de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig zal beïnvloeden. 17. Daarom is artikel 87, lid 1, van het Verdrag van toepassing. 1 2 3 4 Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1 24. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie komt een verbetering van de concurrentiepositie van een onderneming dankzij staatssteun in het algemeen neer op vervalsing van de concurrentie ten opzichte van andere, concurrerende ondernemingen die de betrokken steun niet ontvangen. Zaak C- 730/79, Jurispr. 1980, blz. 2671, punten 11 en 12. In 2000 maakte de Nederlandse productie van pluimveevlees circa 9,5% uit van de totale productie in de EU, die 7.314.000 ton bedroeg. Bron: De landbouw in de Europese Unie Statistische en economische gegevens 2001. In 2000 ging het bij de intracommunautaire handel in pluimveevlees om 1.916.000 ton (verzonden hoeveelheden) respectievelijk 2.185.000 ton (aangekomen hoeveelheden). Bron: De landbouw in de Europese Unie Statistische en economische gegevens 2001. 3
18. Op grond van artikel 87, leden 2 en 3, kunnen echter uitzonderingen worden gemaakt op het in artikel 87, lid 1, neergelegde verbod. 19. Gezien de kenmerken van dit geval, is de enige mogelijke uitzondering die waarin is voorzien bij artikel 87, lid 3, onder c), waar is bepaald dat steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. 20. In artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie 5 is bepaald dat aanmeldingen die op het moment van inwerkingtreding van die verordening nog in behandeling zijn, overeenkomstig die verordening zullen worden beoordeeld. Aangezien de betrokken steunmaatregel niet uitdrukkelijk tot kleine en middelgrote ondernemingen wordt beperkt, moet hij, om voor de bovengenoemde uitzondering in aanmerking te komen, voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector 6 (hierna "de richtsnoeren" genoemd). 3.2. Toepassing van de richtsnoeren 21. Op grond van onderdeel 14 van de communautaire richtsnoeren is steun voor technische ondersteuning toegestaan. 22. Volgens onderdeel 14 is steun tot 100% toegestaan voor kostenposten zoals beloningen voor adviseurs, op voorwaarde dat de steun beschikbaar is voor al degenen die in het betrokken gebied op grond van objectief bepaalde voorwaarden daarvoor in aanmerking komen. 23. Bovendien mag de op grond van dat onderdeel verleende steun in totaal niet meer bedragen dan 100.000 euro per begunstigde over welke driejarige periode ook. 24. Op basis van de hierboven samengevatte informatie die de Nederlandse autoriteiten hebben verstrekt over de steunintensiteit (cf. het vorenstaande punt 13), de subsidiabele uitgaven (cf. het vorenstaande punt 9), het maximumbedrag dat elke begunstigde zou ontvangen (cf. het vorenstaande punt 10), de duur van de maatregel (cf. het vorenstaande punt 3) en het feit dat de steun beschikbaar zou zijn voor al degenen die in het betrokken gebied daarvoor in aanmerking komen (cf. het vorenstaande punt 10), is de Commissie ervan overtuigd dat aan de voorwaarden van onderdeel 14 van de richtsnoeren wordt voldaan. 25. Gelet op het feit dat de met de bovengenoemde activiteiten te belasten onderneming is geselecteerd overeenkomstig de relevante bepalingen van Richtlijn 92/50/EEG van 5 6 Verordening (EG) nr. 1/2004 van de Commissie van 23 december 2003 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten PB L 1 van 3.1.2004, blz. 1. PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17. 4
de Raad (cf. het vorenstaande punt 11), is de Commissie ervan overtuigd dat geen indirecte steun aan die onderneming wordt verleend. 26. Bijgevolg voldoet de onderhavige steunmaatregel aan de voorwaarden zoals vermeld in onderdeel 14 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. Daarom kan de steunmaatregel worden beschouwd als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. 4. CONCLUSIE Na toetsing van de aangemelde maatregel aan de geldende regels inzake staatssteun concludeert de Commissie dat alle relevante voorwaarden voor de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag zijn vervuld. Gezien het voorgaande, heb ik de eer u ervan in kennis te stellen dat de Commissie heeft besloten om geen bezwaar te maken tegen de aangemelde steunmaatregel. Mocht deze brief vertrouwelijke gegevens bevatten die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, gelieve de Commissie daarvan dan in kennis te stellen binnen vijftien werkdagen te rekenen vanaf de dag waarop u deze brief hebt ontvangen. Ontvangt de Commissie binnen deze termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan zal worden aangenomen dat u instemt met mededeling aan derden van de inhoud van deze brief en met bekendmaking van de volledige tekst ervan in de authentieke taal op de internetsite: http://europa.eu.int/comm/sg/sgb/state_aids/. Een dergelijk verzoek dient bij aangetekende brief of per fax te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Landbouw Directoraat Landbouwwetgeving Kamer: Loi 130 5/128 B-1049 Brussel (fax (+322) 296 7672). Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie Franz Fischler Lid van de Commissie 5