Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de volgende overwegingen: I. PROCEDURE BESCHRIJVING

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, SG(2000) D/ Betreft: Steunmaatregel nr. N 247/99 - Nederland Milieu-investeringsaftrek Excellentie, De Commissie wenst Nederland mee te delen dat zij, na bestudering van de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte gegevens, besloten heeft geen bezwaar te maken tegen de bovengenoemde steunmaatregel. Bij dit besluit heeft de Commissie zich gebaseerd op de volgende overwegingen: I. PROCEDURE Bij brief van 9 april 1999, geregistreerd op 5 mei 1999, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie bovengenoemde maatregel overeenkomstig artikel 88, lid 3, EG-Verdrag bij de Commissie gemeld. Bij brieven van 8 september 1999 en 22 maart 2000, geregistreerd op respectievelijk 14 september 1999 en 28 maart 2000, zijn aanvullende gegevens verstrekt. Voorts hebben vertegenwoordigers van Nederland tijdens een bijeenkomst op 6 december 1999 nadere gegevens over dit dossier verstrekt. Uiterste datum: 29 mei 2000 II. BESCHRIJVING A. Titel Milieu-investeringsaftrek Zijne Excellentie de Heer J.J. VAN AARTSEN Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus NL 2500 EB s-gravenhage Wetstraat B-1049 Brussel - België Telefoon: direkte lijn (+32-2) Telex: COMEU B Telegramadres: COMEUR Brussel

2 B. Budget Raming gederfde belastinginkomsten voor 1999: 27 miljoen NLG. C. Looptijd Onbepaald. De bijlage bij de steunmaatregel, de zogenaamde Milieulijst, waarin de bedrijfsmiddelen zijn vermeld die in aanmerking komen voor de milieu-investeringsaftrek zal van tijd tot tijd worden aangepast aan de stand van de techniek en de ontwikkelingen in het milieubeleid. D. Begunstigden Bedrijven die belastingplichtig zijn in Nederland en die voor eigen rekening werken. Verwacht wordt dat in bedrijven gebruik zullen maken van de regeling. De maatregel is een generieke maatregel en is in algemene zin gesteld. Bij brief van 22 maart 2000 hebben de Nederlandse autoriteiten een gewijzigde lijst van in aanmerking komende bedrijfsmiddelen toegezonden om te garanderen dat de maatregel uitsluitend geldt voor de primaire landbouwsector. De oorspronkelijke lijst van in aanmerking komende investeringen leek namelijk niet uitsluitend op landbouwbedrijven te zijn afgestemd. Bedrijfsmiddelen waarvan niet kan worden gegarandeerd dat ze uitsluitend door landbouwbedrijven zullen worden gebruikt, worden afzonderlijk gemeld onder "milieu-investeringsaftrek 2000, MIA 2000", N 648/99. E. Maatregel Voor investeringen in bepaalde milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen wordt een extra fiscale aftrek toegekend als compensatie voor de extra kosten. Deze maatregel gaat hand in hand met een "vergroening" van het Nederlandse belastingstelsel, d.w.z. dat er een verschuiving optreedt van het belasten van arbeid naar het belasten van milieuonvriendelijk gedrag. Er worden nieuwe milieubelastingen ingesteld en de tarieven van reeds bestaande milieubelastingen worden verhoogd. Voor de landbouwsector zou dit een lastenverzwaring van 27 miljoen NLG geven. Ter compensatie is de milieu-investeringsaftrek voor 1999 voornamelijk gericht op de landbouwsector en vermeldt de Milieulijst bedrijfsmiddelen die in de agrarische sector worden toegepast. De investeringen hebben betrekking op bedrijfsmiddelen waarmee betere resultaten worden bereikt dan vereist is op grond van de minimumnormen van de Wet milieubeheer, dewet verontreiniging oppervlaktewateren of rechtstreeks toepasselijke algemene maatregelen van bestuur. De milieu-investeringsaftrek bedraagt voor de bedrijfsmiddelen in categorie I van de Milieulijst 30% en in categorie II 15%. Het gaat hier om brutopercentages. Het voordeel voor de onderneming is afhankelijk van de belastingdruk en de winstcapaciteit, en ligt in het algemeen tussen 5% en 15%. De indeling van het betreffende bedrijfsmiddel in categorie I of II is gebaseerd op de meerkosten van dat bedrijfsmiddel - een onafhankelijke engineeringgroep heeft een rapport opgesteld waarin de meerkosten worden geëvalueerd (het rapport is ingediend in het kader van MIA 2000, N 648/99). Categorie I omvat investeringen waarvan snelle invoering wenselijk is uit milieuoogpunt of waarvoor de meerkosten van de milieuvriendelijke variant relatief hoog zijn in vergelijking met het conventionele 2

3 bedrijfsmiddel. Categorie II omvat bedrijfsmiddelen die niet vallen onder categorie I, maar waarvan nog altijd een gunstig effect voor het milieu wordt verwacht. Voor bepaalde bedrijfsmiddelen kan de maatregel worden gecombineerd met de VAMIL-regeling (N 262/94) als de bedrijfsmiddelen nog niet gangbaar (innoverend) zijn en de stimulans van de VAMIL-regeling alleen onvoldoende wordt geacht. De steun in het kader van beide maatregelen samen zal echter niet meer bedragen dan 30%. Als de bedrijfsmiddelen binnen vijf jaar worden vervreemd, wordt de belastingaftrek herzien. Controlemaatregelen: de aanvraag van het bedrijf moet worden gecontroleerd en ondertekend door een registeraccountant of een administratief consulent. Voorts zullen ambtenaren van het ministerie gerichte en willekeurige controles uitvoeren met betrekking tot de technische aspecten van de maatregel. Ten slotte zal worden gecontroleerd door de belastinginspecteur. III. BEOORDELING A. Is hier sprake van steun? Artikel 87, lid 1, is van toepassing als de maatregel een onderneming een economisch voordeel biedt dat zij bij een normale bedrijfsvoering niet zou hebben gehad, de steun wordt toegekend aan bepaalde ondernemingen, het voordeel door een lidstaat of uit staatsmiddelen wordt toegekend, en de steun het handelsverkeer tussen de lidstaten merkbaar ongunstig kan beïnvloeden. De Commissie heeft een Mededeling over de toepassing van de regels betreffende steunmaatregelen van de staten op maatregelen op het gebied van de directe belastingen op ondernemingen 1 gepubliceerd, met daarin een aantal algemene beginselen voor de beoordeling van fiscale steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 87 en 88 EG-Verdrag, zoals vastgesteld in de jurisprudentie van het Hof en de vaste praktijk van de Commissie. Een vrijstelling van een algemene belastingregeling valt in de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het Verdrag als deze vrijstelling slechts voor bepaalde ondernemingen geldt. Derhalve moet worden nagegaan of ontheffing kan worden verleend van het algemene beginsel dat steunmaatregelen van de staten als bedoeld in artikel 87, lid 1, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. B. Toetepassenrechtsregels De Nederlandse autoriteiten hebben de verzekering gegeven dat de maatregel in overeenstemming zou zijn met de de communautaire voorschriften voor investeringssteun in de landbouw volgens de meest recente versie van Verordening (EG) nr. 950/97 van de Raad betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (PB L 142, blz. 1), waarin is bepaald dat staatssteun voor investeringen voor bescherming van het milieu alleen toegestaan is als die investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit. 1 PB C 384 van , blz. 3. 3

4 Aangezien deze verordening op 1 januari 2000 is ingetrokken, moet de maatregel nu worden onderzocht op basis van Verordening nr. 1257/1999, de uitvoeringsverordening 1750/1999 en de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector. De Nederlandse autoriteiten hebben in dit verband aangegeven dat de investeringssteun zou voldoen aan de voorwaarden van de richtsnoeren, en met name aan punt Stimulerend effect De maatregel kan worden geacht een stimulerend effect te hebben (zie punt 3.5 van de Communautaire richtsnoeren), aangezien hij een financieel voordeel kan opleveren (lagere belastingen) als tegenprestatie voor de gedane investering. Voorts wordt de milieulijst jaarlijks aangepast om rekening te houden met de juridische (aanpassing van verplichte normen) of technologische ontwikkelingen. De ondernemingen worden derhalve aangemoedigd om hun investeringen niet uit te stellen, aangezien het risico bestaat dat het bedrijfsmiddel het volgende jaar niet op de milieulijst voorkomt. 2 Geen vervangingsinvestering De regeling geldt niet voor gewone vervangingsinvesteringen, tenzij er een milieuvoordeel of een verbetering van het dierenwelzijn uit voortvloeit. 3 Economisch gezonde bedrijven In punt van de richtsnoeren is bepaald dat de steun uitsluitend mag worden toegekend aan economisch levensvatbare bedrijven. In dit verband wijzen de Nederlandse autoriteiten erop dat kan worden verwacht dat alleen levensvatbare bedrijven milieu-investeringen doen. Aan deze investeringen zijn namelijk meerkosten verbonden die alleen kunnen worden gerecupereerd als de bedrijfsvoering wordt voortgezet. De milieu-investeringaftrek is een aftrek op de belastbare winst, die leidt tot een lagere fiscale winst of een hoger fiscaal verlies. Een fiscaal verlies kan worden verrekend met de fiscale winst van de drie voorafgaande jaren, terwijl vervolgens een niet in de tijd beperkte voorwaartse verliesverrekening van toepassing is. Bijgevolg is de regeling slechts zinvol voor levensvatbare bedrijven die fiscale winst maken of waarvan verwacht wordt dat ze fiscale winst zullen maken. 4 Geen productieverhoging indien er geen afzetmogelijkheden zijn Voorts is in de wet een bepaling opgenomen op grond waarvan geen steun mag worden toegekend voor investeringen door landbouwbedrijven die gericht zijn op een productieverhoging waarvoor op de markt geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden. In de toelichting wordt uitgelegd dat in dit verband rekening dient te worden gehouden met productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen. Indien deze beperkingen gelden op het niveau van individuele landbouwers of landbouwbedrijven wordt geen steun verleend voor investeringen waardoor de productie zou uitkomen boven de op grond van deze beperkingen toegestane niveaus. Voor bij voorbeeld producten met publiekrechtelijke productiebeperkingen dient de landbouwer of het landbouwbedrijf derhalve over voldoende productierechten te beschikken - aan een melkveehouder die beschikt over een melkquotum van kg wordt geen milieu-investeringsaftrek toegekend voor investeringen die zouden leiden tot overschrijding van het melkquotum. Deze wijziging van de wet is in overeenstemming met punt van de Communautaire richtsnoeren. 4

5 5 Maximaal toegestane steunintensiteit Op grond van Verordening 1257/99 en de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector is een steunintensiteit van 40% toegestaan, die mag worden verhoogd met 20% - deze verhoging moet evenwel strikt beperkt blijven tot de extra subsidiabele kosten die moeten worden gemaakt om de betrokken milieudoelstellingen te kunnen bereiken. In het onderhavige geval wordt het nettovoordeel op 5 tot 15% geschat. In het kader van MIA 2000 (steunmaatregel nr. N 648/99) hebben de Nederlandse autoriteiten een voorbeeld verstrekt waaruit blijkt dat de maximaal toegestane steunintensiteit niet is overschreden. Een onderneming valt onder de inkomstenbelasting dan wel de vennootschapsbelasting. De toepasselijke regeling is afhankelijk van de rechtsvorm van de onderneming. Landbouwondernemingen kiezen doorgaans voor een rechtsvorm waarbij zij onder de inkomstenbelasting vallen. Het tarief voor de inkomstenbelasting varieert van 33,9% tot 60% (2000), afhankelijk van de inkomstentranches: Tranche Bedrag in NLG Inkomstenbelasting ,90% ,95% ,00% 4. boven ,00% Het voordeel voor de landbouwer/onderneming is afhankelijk van zijn/haar inkomen, het geldende marginale belastingtarief en de categorie waaronder het bedrijfsmiddel valt (categorie I: 30%; categorie II: 15%). Wanneer het marginaal belastingtarief 60% bedraagt en het een investering betreft die onder categorie I valt, bedraagt het maximale voordeel 18% van het investeringsbedrag. Voor rechtspersonen die onder de vennootschapsbelasting vallen, bedraagt het belastingtarief 35% (2000), behalve voor de eerste NLG, waarvoor een tarief van 30% geldt. Uitgaande van een belastingtarief van 35%, bedraagt het gemiddelde voordeel 5% (categorie II) of 10% (categorie I). Indien geen fiscale winst wordt gemaakt, is er geen voordeel. Cumulatie met de VAMIL-regeling (Regeling Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen) is mogelijk. Om te voorkomen dat een dergelijke cumulatie in incidentele gevallen zou leiden tot overschrijding van de toegestane steunintensiteit, is in artikel 8 van de wet nu bepaald dat cumulatie met andere maatregelen niet mag leiden tot overschrijding van de grenzen van de Europese regelgeving. 5

6 * * * In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de door de Nederlandse regering voorgestelde steunmaatregel de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid in de sector zal vergemakkelijken. Bijgevolg valt de maatregel binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. IV. CONCLUSIE Op basis van bovenstaande beoordeling heeft de Commissie besloten de steunmaatregel als verenigbaar met het EG-Verdrag te beschouwen. Mocht deze brief vertrouwelijke gegevens bevatten die niet aan derden mogen worden bekendgemaakt, dan wordt U verzocht de Commissie daarvan in kennis te stellen binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven. Wanneer de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek ontvangt, gaat zij ervan uit dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van deze brief in de authentieke taal op het Internet: Dit verzoek dient per aangetekend schrijven of per fax te worden gericht aan: Europese Commissie, Directoraat-generaal Landbouw Directoraat Wetgeving landbouweconomie Wetstraat 200 B-1049 Brussel (fax (+322) ). Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie Franz FISCHLER 6