DE RESERVE EN DE INKORTING VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT.

Vergelijkbare documenten
HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 1 februari 2018

De hervorming van het erfrecht. Grote lijnen van de wet van 31 juli 2017 en aandachtspunten Vlaamse registratie- en erfbelasting

HERVORMING ERFRECHT ESTATE PLANNING. PHILIPP BOLLEN 26 april 2018

Het nieuwe erfrecht. Rudi Mattheus. CEO AXIS Finance

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

Beknopte inhoudstafel

Beknopte inhoudstafel

INLEIDING. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE HERVORMING INZAKE HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN 1

Het nieuwe erfrecht. Inleiding De wet van31 juli 2017 tot hervormingvan het erfrecht. Belangrijkste krachtlijnen:

HOOFDSTUK 4. De reserve

TETRALERT FISCAAL RECHT

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

De hervorming van het erfrecht: grotere vrijheid om uw nalatenschap te regelen

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

DE IMPACT VAN HET NIEUWE ERFRECHT OP IN HET VERLEDEN UITGEWERKTE FAMILIALE VERMO- GENSPLANNINGEN.

Ons erfrecht. Vandaag en morgen

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Maak gebruik van de overgangsperiode bij de hervorming van het erfrecht

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

DE INBRENG VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

INHOUDSOPGAVE ADLOCUTIO ROGERUM DILLEMANS HONORIFICANS FAMILIAAL VERMOGENSBEHEER IN RECENTE NATIONALE EN EUROPESE RECHTSPRAAK

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

Krachtlijnen van het nieuwe erfrecht. DB Planning Insights

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck


Hoe beveilig ik mijn partner?

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

Het nieuwe erfrecht. Prof. dr. Charlotte Declerck

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

Vermogensplanning. Het vernieuwde erfrecht

privé-vermogenvermogen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

UPDATE SUCCESSIEPLANNING PIETER VAN DE SIJPE

INHOUD. Woord vooraf... v Over de auteurs... vii Algemene bibliografie... ix ERFRECHT

MAAK IK EEN TESTAMENT? Erven en onterven. Prof. Walter Pintens

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

VEERTIG JAAR INSTITUUT VOOR FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Prof. Em. ROGER DILLEMANS... xi

Inhoud. Deel 1 Analyse van de situatie 17. Woord vooraf 3 Inleiding 11

Heden, # tweeduizend #, zijn voor mij, #Dirk MICHIELS #Lieve STROEYKENS #Kathleen PELGRIMS, notaris te Aarschot,

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

Ruimere beschikkingsvrijheid Houdt rekening met de veelheid aan familievormen in de nieuwe complexe maatschappelijke realiteit

Je rechten bij erfenis

Hof van Cassatie van België

VOORWOORD...v. KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH...1. Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Figure 1 logo vrouwenraad HERVORMING ERFRECHT

BEGINSELEN VAN BELGISCH PRIVAATRECHT VI ERFRECHT DEELI OPENVALLEN EN TOEWIJZING VAN DE NALATENSCHAP, ERFOVEREENKOMSTEN, RESERVE EN INBRENG

Deel 1. Naar wie gaat uw nalatenschap?

De hervorming van het erfrecht in de praktijk Nathalie Labeeuw Cazimir Advocaten

Hoe afwijken van het wettelijk erfrecht? Fundamenten van het nieuwe erfrecht

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

ARTIKEL 918 B.W. ALS MOGELIJK INSTRUMENT VAN VERMOGENSPLANNING 1 . M. PUELINCKX-COENE

Lezing nieuw erfrecht door Minister van Justitie Koen Geens

Krachtlijnen van het nieuwe erfrecht

30 DECEMBER Wet tot invoering van de Nederlandse tekst van het burgerlijk wetboek.

Voorwoord... xv HOOFDSTUK II. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING... 5 HOOFDSTUK III. ARTIKEL 229 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK... 17

Hof van Cassatie van België

Rendement. 11 de jaargang september 2017 nr 36 FINANCIEEL NIEUWS

De wijziging van het erfrecht: wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het erfrecht

ACTUALIA VERMOGENSRECHT

OVERGANGSRECHT IN HET NIEUWE ERFRECHT.

Wettelijk erfrecht Duitsland

DEEL I. DOELSTELLINGEN VAN DE HERVORMING. DE ECHTSCHEI- DING OP GROND VAN ONHERSTELBARE ONTWRICHTING VAN HET HUWELIJK

Estate Planning. crashed.life / photocase.com HOEZO, GEGEVEN IS GEGEVEN?

Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en de problematiek van de inbreng en de inkorting

Rolnummer Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T

Inhoud De "wettelijke erfgenamen" als begunstigden van een levensverzekering...

Bedenkingen bij schenkingen van onroerende goederen tussen echtgenoten. Hoe verrekenen ten tijde van de afwikkeling van de nalatenschap?

WAT NA ONS?? Mieke Vanwalleghem Advocaat Bemiddelaar familiezaken. Voordracht Ieper CC Het Perron 22/11/2017

Samenvatting. Familiale vermogensplanning

VR DOC.0453/2BIS

REGELING HOUDENDE AFSTAND VAN RESERVE BIJ EEN SCHENKING IN BELGIË EN ONZE BUURLANDEN

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014

De hervorming van het erfrecht. Carina VAN CAUTER Federaal volksvertegenwoordiger Open Vld

Site wettige erfgenamen

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout

Estate planning. Inventarisatie van civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen bij overgang van vermogen. Hulpmiddel Schijf van vijf. Géén schenkbelasting

Inhoud. Voorwoord... Zaakregister... Tabel van de geciteerde beslissingen... HOOFDSTUK I ALGEMENE BEGRIPPEN A FDELING I A FDELING II

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord... De auteurs... Verkrijgingen door de langstlevende echtgenoot via huwelijkcontract...

1. Onterven. 2. Generatiesprong

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie

Het nieuwe erfrecht Servais Verherstraeten Voorzitter CD&V-Kamerfractie.

REGELINGSAKTE EN FAMILIERECHTELIJKE OVEREENKOMST VOORAFGAAND AAN ECHTSCHEIDING DOOR ONDERLINGE TOESTEMMING

Stéphanie Crombez. Promotor: Prof. dr. Annelies Wylleman Copromotor: Mevr. Lies Pottier. Aantal woorden: Studentennummer:

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

Erfrecht. Wie erft wat?

Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking sinds 1 januari 2004 wijzigt het schenkingsrecht in Vlaanderen.

De Vlaamse successierechten.

FAQ Schenkingen en Legaten

Instantie. Onderwerp. Datum

Goed geven! Dirk Vercoutter van testament.be 20/09/14

Het nieuwe erfrecht: wat moet/mag/kan, nù en nà 1/09/2018?

Transcriptie:

DE RESERVE EN DE INKORTING VAN GIFTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT. Catherine Roman Studentennummer: 01007714 Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: Mevrouw Elise Maes Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master in het Notariaat Academiejaar: 2017 2018

2

3

4

VOORWOORD Met deze masterproef sluit ik de opleiding Master na Master in het Notariaat in schoonheid af. Graag zou ik hierbij een aantal mensen willen vermelden Vooreerst wil ik professor Jan Bael en mevrouw Elise Maes bedanken om me in dit thema te kunnen verdiepen. Vervolgens wil ik mijn familie bedanken voor de nodige ondersteuning. Daarnaast komt ook een grote erkentelijkheid toe aan mijn vrienden die er op tijd en stond waren om mijn geest te verlichten. Als laatste wens ik graag mijn petekind Julian te bedanken. Catherine Roman Zingem, mei 2018 5

6

INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... 5 INHOUDSOPGAVE... I INLEIDING... 1 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEGRIPPEN... 3 1. DE RESERVE HET BESCHIKBARE GEDEELTE... 3 2. DE INKORTING... 4 3. GIFTEN/ SCHENKINGEN... 4 4. ERFOVEREENKOMST... 6 HOOFDSTUK 2. HET NIEUWE ERFRECHT OVERGANGSREGELING (artikel 66 Erfwet)..9 HOOFDSTUK 3. DE RESERVATAIRE ERFGENAMEN... 11 1. DE AFSTAMMELINGEN... 11 2. DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE... 11 3. BLOEDVERWANTEN IN OPGAANDE LIJN (opheffing artikel 915 BW)... 12 HOOFDSTUK 4. OMVANG EN AARD... 14 1. OMVANG... 14 (1) Afstammelingen (artikel 913 BW)... 14 (2) Langstlevende echtgenote (artikel 915bis BW)... 14 (2.1) Algemeen... 14 (2.2) Recht op voortzetting huur van gezinswoning (artikel 915bis, 2, 3 BW)... 15 (2.3) Wettelijk toegekend vruchtgebruik (artikel 858bis, 3 BW)... 16 (2.4) Ontneming van de reserve (artikel 915bis, 3 BW)... 16 (2.5) Valkeniersbeding (artikel 915bis, 5 BW)... 19 I

2. AARD... 20 HOOFDSTUK 5. SAMENLOOP LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE EN AFSTAMMELINGEN...21 1. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE KRIJGT VRUCHTGEBRUIK VAN GEHELE NALATENSCHAP (artikel 914, 1, 1 )... 21 2. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE KRIJGT DEEL VAN DE NALATENSCHAP (artikel 914, 1, 2 BW)... 21 3. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE ERFT HET VRUCHTGEBRUIK OP BEPAALDE GOEDEREN (artikel 914, 1, 3 BW)... 22 HOOFDSTUK 6. VORDERING TOT INKORTING... 23 1. BEREKENINGSBASIS RESERVE... 23 (1) Samenstellen fictieve massa (artikel 922 BW)... 24 (2) Waardering schenkingen in fictieve massa... 25 2. AANREKENING VAN GIFTEN (artikel 922/1 BW)... 26 3. AARD VAN VORDERING TOT INKORTING (artikel 920 BW)... 28 (1) Principe: vordering tot inkorting in waarde (artikel 920, 1-2 BW)... 29 (2) Uitzondering: vordering tot inkorting in natura (artikel 920, 2-3 BW)... 30 (2.1) In het voordeel van de langstlevende echtgenote (artikel 920, 2 BW)... 30 (2.2) In het voordeel van de begiftigde (artikel 920, 2, laatste zin BW)... 30 (2.3) In het voordeel van de kinderen ten aanzien van een legaat aan een derde (artikel 920, 4 BW)... 31 4. UITOEFENING VAN DE VORDERING TOT INKORTING... 32 (1) De vergoeding in concreto (artikel 924 BW)... 32 (2) Correctie bij de vordering tot inkorting ten aanzien van de langstlevende echtgenote (artikel 915bis, 2/1, eerste lid BW)... 33 II

(3) Gevolgen van de vordering tot inkorting... 34 5. VERJARING VAN VORDERING TOT INKORTING (artikel 928 BW)... 34 (1) De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een erfgenaam (artikel 928, 1 BW)... 34 (2) De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een begiftigde die geen erfgenaam is (artikel 928, 2 BW)... 35 (3) Verval van het recht op inkorting ten aanzien van het legaat dat afgeleverd werd (artikel 924, vijfde lid BW)... 36 (4) Synthese... 37 6. VERZAKING AAN DE VORDERING TOT INKORTING (artikel 918 BW)... 38 7. VORDERING TOT INKORTING TEN AANZIEN VAN DERDE VERKRIJGERS (artikel 924, vierde lid BW)... 41 HOOFDSTUK 7. KRITISCHE BEDENKINGEN... 43 1. BEHOUD VAN DE RESERVE... 43 2. BESCHERMING VAN WETTELIJK SAMENLEVENDE PARTNER... 46 3. DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE... 48 4. SCHENKING VAN AANDELEN VAN FAMILIALE VENNOOTSCHAPPEN... 50 5. FISCALE ASPECTEN... 52 CONCLUSIE... 55 BIBLIOGRAFIE... I 1. WETGEVING... I (1) Wetten... I (2) Parlementaire voorbereidingen... I 2. RECHTSPRAAK... I 3. RECHTSLEER... I III

(1) Boeken... I (2) Bijdragen in tijdschriften... II (3) Verzamelwerken en reeksen... II (4) Masterproeven en scripties... III IV

V

VI

INLEIDING 1. Het gezin als hoeksteen van onze maatschappij heeft de laatste jaren een metamorfose doorgemaakt waarbij een klassiek kerngezin niet langer meer de regel kan genoemd worden. Door onder meer de toenemende welvaart en de lossere familiebanden moeten we tegenwoordig meer en meer rekening houden met de nieuw samengestelde gezinnen. Ook partners die niet voor de geïnstitutionaliseerde relatievormen kiezen, verdienen meer onze aandacht. 2. De geëvolueerde wil van de burgers en de complexiteit van de maatschappelijke realiteit brengen de noodzaak mee om tot een flexibeler erfrecht te komen. Met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van het burgerlijk wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, in werking tredende op 1 september 2018 (Efwet) 1, brengt dan ook de broodnodige vernieuwing. 3. De Erfwet richt zich voornamelijk op vier grote problematieken, namelijk de wijziging van de regels met betrekking tot (1) de erfrechtelijke reserve, (2) inbreng van giften, (3) de aanpassing van de regels met betrekking tot de verdeling en (4) versoepeling van het huidig verbod op erfovereenkomsten 2. Deze masterproef beperkt zich tot analyse van het eerste kernthema. 4. Door in de artikelen 913 tot 930 BW een aantal modificaties door te voeren, beoogt de wetgever de regelgeving in overeenstemming te brengen met de evolutie van de maatschappij en om de principes inzake inkorting en inbreng uniform te maken. In de memorie van toelichting zet de wetgever duidelijk de acht kernideeën uiteen waarrond de wijziging is opgebouwd 3. Ten eerste wordt de erfrechtelijke reserve behouden. Vervolgens blijft de identiteit van de reservataire erfgenamen, met uitzondering van de reserve van bloedvoerwanten in opgaande lijn, behouden. 1 Wet van 1 juli 2017 betreffende de wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, B.S. 1 september 2017; hierna vermeld als nieuwe Erfwet of Erfwet. 2 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 6. 3 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 13. 1

Voorts past de wetgever de breukdelen aan van het beschikbare gedeelte zodat er meer beschikkingsvrijheid aan de erflater toekomt. Ten vierde wijzigt de reserve naar een reserve in waarde waardoor ook de inkorting in waarde plaatsvindt. Verder geschiedt de vordering tot inkorting op basis van de intrinsieke waarde van de goederen op dag van schenking geïndexeerd tot op dag van overlijden. De wetgever bouwt ook de mogelijkheid in voor de vermoedelijke erfgenamen om te verzaken aan de vordering tot inkorting ten aanzien van een schenking. De reserve van de langstlevende echtgenote wordt aangepast ten voordele van de afstammelingen en het zal voortaan niet mogelijk zijn om giften in te korten gedaan voor het huwelijk met de langstlevende echtgenote. Als laatste is de verjaringsregeling voor de vordering tot inkorting gewijzigd. 5. In deze masterproef worden voorgenoemde kernideeën verder toegelicht al volgt. In het eerste hoofdstuk worden enkele algemene begrippen toegelicht die de rode lijn vormen doorheen deze masterproef. Het tweede hoofdstuk beschrijft de overgangsregeling voor de inwerkingtreding van de Erfwet. In het derde hoofdstuk komen de reservataire erfgenamen aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk vier de omvang en de aard van de reserve onder de loep genomen. In hoofdstuk vijf wordt de samenloop van de langstlevende echtgenote met afstammelingen bekeken. Hoofdstuk zes zet de vordering tot inkorting uiteen. Als laatste bevat hoofdstuk zeven enkele kritische bedenken waarbij ook mijn eigen mening tot uiting komt 4. Ook doorheen de masterproef probeer ik zoveel mogelijk mijn mening kenbaar te maken maar in dit hoofdstuk ga ik expliciet in op maatschappelijke bedenkingen. 4 Om reden dat in dit hoofdstuk zowel de reserve als de inkorting wordt besproken, heb ik ervoor gekozen alle kritische bedenkingen op het einde van deze masterproef te bundelen en niet doorheen de masterproef te behandelen. 2

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEGRIPPEN 6. Alvorens aan te vatten met de grondige bespreking is het aangewezen om de begrippen de reserve, de inkorting, giften en erfovereenkomst toe te lichten. Dit zal niet uitvoerig en in zijn geheel besproken worden maar zodanig dat voor deze masterproef de begrippen duidelijk zijn. 1. DE RESERVE HET BESCHIKBARE GEDEELTE 7. Bepaalde erfgenamen krijgen in ons huidig recht een beschermde positie met als gevolg dat ze over een wettelijk voorbehouden deel in de nalatenschap kunnen genieten. Na aanvaarding van de nalatenschap door de reservataire erfgenaam komt hem van rechtswege een voorbehouden deel toe 5. Dat deel is door de wet aan het principe van wilsautonomie onttrokken en kan niet ontnomen worden door handelingen gesteld ten kosteloze titel door de erflater 6. 8. Het is een eigen recht voortvloeiend uit de wet en niet verkregen door de erflater. Erfgenamen die ab intestato tot de nalatenschap worden geroepen kunnen hun reserve opeisen na het openvallen van de nalatenschap indien zij die aanvaard hebben 7. Derhalve ontvangen ze reservataire bescherming slechts na het overlijden van de erflater wat het een recht in de nalatenschap maakt 8. Reservataire erfgenamen kunnen geen actie ondernemen tegen het wegschenkgedrag gedurende het leven van de erflater; de reserve leidt namelijk niet tot een beschikkingsonbevoegdheid in hoofde van de erflater 9. Ook tegen andere beschikkingen dan die ten kosteloze titel kan men niet optreden. 9. Over het overige deel van de nalatenschap kan de erflater vrij beschikken zonder gevaar voor latere betwisting. Dit wordt aangeduid als het beschikbare deel. 5 W. PINTENS, K. VANWINKCKELEN en J. DU MONGH, Schets van het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2008, pag. 347. 6 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 299, nr 419. 7 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 299, nr 421. 8 R. BARBAIX, De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht in Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, pag. 76. 9 Tenzij dit gedrag onrustwekkende proporties aanneemt kan men terugvallen op de beschermingsmechanismes in artikel 488 BW en verder; R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 299, nr. 421. 3

10. Het nieuwe Erfrecht hervormt grondig het reservedeel van de erfgenamen door enerzijds een mindere bescherming toe te kennen aan de reserve en anderzijds een grotere beschikkingsvrijheid te voorzien voor de erflater 10. 2. DE INKORTING 11. Ter vrijwaring van hun reserve beschikken de reservataire erfgenamen over de vordering tot inkorting. Deze vordering heeft tot doel om de giften gedaan door de erflater te reduceren tot binnen de grenzen van het beschikbare deel 11. 12. Het betreft aldus een persoonlijke vordering ontstaan uit kracht van de wet 12. Het behoort individueel toe aan de reservataire erfgenaam en de vordering kan slechts worden uitgeoefend voor zijn aandeel in de nalatenschap. Verzaking aan de vordering tot inkorting is evenwel mogelijk omreden dat de reserve van louter dwingend recht is en geen openbare-orde-regel inhoudt. 13. Daar de vordering tot inkorting een beschermingsmechanisme is voor de reserve, is hier analoog ook een afzwakking merkbaar die zich manifesteert in (1) verandering in aard van de vordering en (2) een inperking van de actiemogelijkheden door enerzijds beperking van de verjaring en anderzijds de keuze om afstand te kunnen doen van de vordering 13. 3. GIFTEN/ SCHENKINGEN 14. De erflater kan binnen zijn beschikbare gedeelte derden en/ of wettelijke erfgenamen begunstigen tijdens zijn leven. Ongeacht de vorm van de schenking dient men te bepalen bij de aanrekening van giften op de fictieve massa of deze is gebeurd als voorschot op de erfenis (binnen deel) of bij vooruitmaking en vrijstelling van inbreng (buiten deel). 15. De Erfwet 14 maakt in artikel 843 BW een onderscheid tussen een schenking gedaan aan een erfgenaam in nederdalende rechte lijn en alle anderen 15. 10 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1087. 11 P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 28. 12 De vordering kan niet ambtshalve door de notaris-vereffenaar ingesteld worden; C. DECLERCK en A. MAELFAIT, Patrimonium 2017, Brugge, Die Keure, 2017, pag. 99; Famrb. Namen 27 juni 2016, JT 2016, 667 en RTDF 2017, 444. 13 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1087. 14 De Erfwet wijzigt hier het vermoeden van een schenking binnen of buiten deel. 15 Merk op dat het huidige artikel 843 BW een verschillende regeling inhoudt. 4

Een schenking aan een erfgenaam in nederdalende rechte lijn, te weten een (klein)kind van de erflater, wordt vermoed te zijn gebeurd als voorschot op zijn erfdeel 16. Door de techniek van inbreng zal de schenking verrekend worden met zijn deel in de nalatenschap. De gelijkheid tussen de kinderen wordt hierdoor gewaarborgd. Tenzij de schenking 'op zekere wijze gebeurd is met vrijstelling van inbreng, zal deze niet moeten ingebracht worden in de te verdelen massa daar het juist de bedoeling is om een ongelijkheid te creëren tussen erfgenamen. Het kan evenwel nog steeds voorwerp uitmaken van de inkortingsvordering 17. Een schenking aan alle anderen behalve de (klein)kinderen, wordt vermoed te zijn gebeurd buiten erfdeel en dus vrijgesteld van inbreng. 16. De laatste hypothese noopt aan bij de regeling omtrent het algemeen legaat en legaat onder algemene titel 18. Deze moeten in principe ook niet ingebracht worden en zijn vermoed buiten erfdeel te zijn gebeurd. Anders is het bij een bijzonder legaat waar hier ook onderscheid moet gemaakt worden tussen een erfgenaam in rechte nederdalende lijn, vermoed binnen erfdeel, en alle andere erfgenamen, vermoed te zijn gebeurd met vrijstelling van inbreng. 17. Waar in het huidig recht in artikel 919 BW uitdrukkelijk van het vermoeden moet worden afgeweken, gebeurt dit voortaan op zekere wijze. Dit is een technische vervolmaking waarbij de wetgever niet de bedoeling had de praktijk hieromtrent te wijzigen 19. De term uitdrukkelijk moet begrepen worden als op een zekere, niet dubbelzinnige wijze wat met die bewoording is vervangen. Tegenbewijs kan met alle middelen van recht geleverd worden 20. 16 In het huidige recht geldt dit vermoeden voor alle schenkingen gedaan aan wettelijke erfgenamen. De Erfwet beperkt dit vermoeden tot enkel de erfgenamen in nederdalende lijn; P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 26. 17 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, pag. 215. 18 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure, 2018, pag 7. 19 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 36. 20 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure 2018, pag 7. 5

18. Het oorspronkelijk karakter van de schenking kan a posteriori gewijzigd worden van zowel een schenking buiten erfdeel naar een schenking binnen erfdeel en omgekeerd 21 (artikel 843/1 BW). De wijziging kan opgenomen worden in de vorm van een schenkingsakte tussen de schenker en de begiftigde of de schenker kan ook bij testament het karakter van de schenking wijzigingen. In de laatste hypothese kan men pas spreken van een modificatie indien de begiftigde deze aanvaardt na het overlijden van de schenker. De manier waarop de wijziging is gebeurd, heeft belang voor de aanrekening van de gift op het beschikbare gedeelte. Gebeurt dit in een schenkingsakte, dan is de datum van de overeenkomst bepalend. Gebeurt de wijziging ingevolge een testament, dan is het de datum van overlijden van de schenker die in acht moet genomen worden voor de aanrekening van de gift 22. 4. ERFOVEREENKOMST 19. De wetgever versoepelt het verbod op erfovereenkomsten over toekomstige nalatenschappen door het aantal door de wet toegelaten overeenkomsten uit te breiden en verder ook de precieze draagwijdte daarvan te verduidelijken. De Erfwet voegt een titel IIbis toe, genaamd erfovereenkomsten. 20. Beweegreden achter deze flexibilisering is de vraag uit de praktijk om met de vereiste rechtszekerheid en transparantie de nalatenschap te organiseren om zo potentiële conflicten tussen erfgenamen te vermijden 23. Er is evenwel geen reden om deze tegemoetkoming te overschatten. De wetgever maakt het van nu af aan mogelijk dat (bepaalde) aspecten van de nalatenschap gedurende het leven reeds worden vastgepind maar het opstellen van dusdanige overeenkomst, voor wat betreft het formalisme, is geen klusje dat op één twee drie geklaard is. 21 De mogelijkheid om een schenking binnen deel te herkwalificeren in nieuw in de Erfwet. 22 P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 28. 23 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 24. 6

21. De erfovereenkomst zelf kan betrekking hebben op (een) welomschreven element(en) opgenomen in een punctuele erfovereenkomst of kan gesloten worden met het geheel van alle vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn van de erflater, met name de globale erfovereenkomst 24. Van belang bij dit onderwerp en verder ook uitvoeriger besproken, kan hier reeds samengevat worden dat volgende rechtshandelingen in een punctuele erfovereenkomst kunnen opgenomen worden: - De verzaking aan de vordering tot inkorting ten aanzien van een welbepaalde schenking gedaan door de erflater (artikel 918 BW) - Toestemming in de vervreemding door de begiftigde van een goed aan een derde ten kosteloze titel (artikel 924, vierde lid BW). Het opstellen van een globale erfovereenkomst heeft meer de ambitie om tussen alle partijen (alle vermoedelijke erfgenamen in nederdalende lijn, ouder en desgevallend zijn echtgenote of wettelijk samenlevende partner) een subjectief evenwicht te creëren door kennis te nemen van alle schenkingen, voordelen en respectievelijke situaties van de vermoedelijke erfgenamen om zo te verzaken aan de vordering tot inkorting en inbreng ten aanzien van die giften opgenomen in de overeenkomst 25. Door invoeging van deze mogelijkheid is een erfrecht op maat geen toekomstmuziek meer. De modaliteiten en gevolgen ten aanzien van de mede-erfgenamen van het begiftigde kind en het kind zelf, zullen op voorhand kunnen vastgelegd worden. 22. Aangezien dit een zwaarwichtige en hoogstpersoonlijke rechtshandeling inhoudt, laat de wetgever dergelijke erfovereenkomsten toe mits naleving van strenge geldigheidsvereisten op straffe van absolute nietigheid (artikel 100/3 BW) 26. De nieuwe titel IIbis bevat onder andere de artikelen 1100/3 tot 1100/7 BW die achtereenvolgens de sanctie van een niet toegelaten erfovereenkomst, de gevolgen, de vorm en de publiciteit van erfovereenkomsten bepalen. 24 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 24. 25 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 25. 26 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1100. 7

Een volledige bespreking van die artikelen is hier niet aan de orde daar deze masterproef zich beperkt tot de reserve en inkorting van schenkingen. Loutere verwijzing naar de artikelen is hier voldoende. 8

HOOFDSTUK 2. HET NIEUWE ERFRECHT OVERGANGSREGELING (artikel 66 Erfwet) 23. Vanaf de inwerkingtreding van de wet, te weten 1 september 2018, zullen de regels van de Erfwet toepassing hebben op de nalatenschappen die vanaf die datum zijn opengevallen. De giften die zijn gedaan door de erflater voor de inwerkingtreding van de wet en betrokken zijn bij een nalatenschap die is opengevallen na de inwerkingtreding, worden beheerst door de regeling van de nieuwe Erfwet. Op deze dwingende regel bestaan twee uitzonderingen 27. Ten eerste blijven de huidige materiële en formele geldigheidsvereisten van kracht op schenkingen, erfovereenkomsten en verklaringen gedaan vóór de inwerkingtreding. Vervolgens interfereert de Erfwet niet bij de kwalificatie van de gedane schenkingen. Schenkingen buiten of als voorschot op hun erfdeel behouden aldus hun karakterisering. Met deze uitzonderingen beoogt de wetgever de wil van de erflater in ere te laten. 24. Een reeds geconstrueerde successieplanning van een ouder kan door de nieuwe regelgeving verstoord worden en niet meer het gewenste effect bewerkstelligen. De wetgever voorziet in de mogelijkheid om de huidige regeling te handhaven voor schenkingen die gebeurd zijn vóór de inwerkingtreding van de Erfwet. Het betreft niet een behoud van de volledige huidige regeling maar het behoud van de wijze van inbreng en/of inkorting voor reeds gedane schenkingen 28. Tot uiterlijk 31 augustus 2018 kan de ouder/schenker ervoor opteren een verklaring tot behoud van de oude regeling af te leggen voor de notaris in een notariële akte 29. De schenker kan dit ook bereiken door in de schenkingsakte uitdrukkelijk te vermelden dat de schenking vatbaar is voor inbreng en/of inkorting in natura (artikel 66, 2, laatste alinea Erfrecht). Het is niet nodig dat de begiftigden ook in de akte van behoud verschijnen 30. 27 P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 2. 28 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr. 4. 29 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr. 4. 30 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure 2018, 240, nr. 366. 9

De akte tot behoud van de oude regels moet door de notaris binnen de vijftien dagen na dagtekening met oog op de publicatie ervan geregistreerd worden in het Centraal Register van Testamenten (artikel 73, tweede lid juncto artikel 70, in fine Erfwet) 31. 31 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure 2018, 240, nr. 367. 10

HOOFDSTUK 3. DE RESERVATAIRE ERFGENAMEN 25. De reserve is een deel van de nalatenschap; vereist is dus dat de reservataire erfgenaam vooreerst tot de nalatenschap is geroepenen en die ook heeft aanvaard. 26. De Erfwet voorziet een voorbehouden deel voor (1) de afstammelingen van de erflater en (2) de langstlevende echtgenote (artikel 913 BW). De reserve van de bloedverwanten in opgaande lijn, voor zover ze tot de nalatenschap werden geroepen, wordt opgeheven. Laat de overledene noch afstammelingen, noch een langstlevende echtgenote na, dan komt hem de gehele beschikkingsvrijheid toe over zijn vermogen (artikel 916 BW). 27. Hierna wordt eerst de reserve van de afstammelingen besproken, vervolgens de reserve van de langstlevende echtgenote en als laatste wordt ook het aandeel van de bloedverwanten in de nalatenschap onder de loep genomen. 1. DE AFSTAMMELINGEN 28. Conform het huidige recht worden onder de afstammelingen van de erflater zijn kinderen en adoptieve kinderen begrepen. Ook afstammelingen van zijn (adoptieve) kinderen kunnen aanspraak maken op de reserve indien ze door plaatsvervulling in de nalatenschap komen. 29. De reserve van de afstammelingen is absoluut en kan niet ontnomen worden door de erflater 32. Ook wordt er geen rekening gehouden met de genegenheidsband tussen de afstammeling en de erflater en ongeacht de eventuele behoeftigheid van de afstammeling 33. 2. DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE 30. De langstlevende echtgenote is die persoon met wie de erflater op dag van zijn overlijden gehuwd was op voorwaarde dat de partners niet meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leefden noch uit de echt of van tafel en bed gescheiden waren (artikel 731 BW). 32 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 299, nr, p. 288. 33 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1086; VERBEKE noemt deze reserve ook wel een blind kanon dat forfaitair een voorbehouden deel van de nalatenschap toekent. 11

31. Voortaan is de inbezitstelling van de hoedanigheid van echtgenote het vertrekpunt voor de bescherming van haar reserve. Tegen schenkingen die gebeurd zijn voor het huwelijk zal zij haar reserve niet kunnen inroepen (artikel 915bis, 2/1 BW). Ook zal de langstlevende echtgenote geen voordeel kunnen putten uit dergelijke schenkingen waarbij de afstammelingen de inkorting gevraagd hebben. 32. De reservataire aanspraak op elkaars nalatenschap zal voortaan uitsluitend betrekking hebben op de goederen die zijn geschonken ná de huwelijksvoltrekking. Dit geldt ook voor de schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik. Deze regel zal voornamelijk zijn belang hebben in de context van nieuw samengestelde gezinnen 34. 3. BLOEDVERWANTEN IN OPGAANDE LIJN (opheffing artikel 915 BW) 33. Ascendenten van de erflater blijven conform het ongewijzigde artikel 746 BW nog steeds wettelijke erfgenamen. Hun reservataire erfdeel wordt daarentegen in het nieuwe Erfrecht afgeschaft en ingeruild voor een onderhoudsvordering ten laste van de nalatenschap. Het is een moderne vorm van dwingend erfrecht waarop de begunstigde uitsluitend aanspraak kan maken indien daartoe een duidelijke noodzaak aanwezig is 35. 34. Om over dergelijke vordering te beschikken moet men voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 205bis, 2 BW, namelijk (1) de erflater moet kinderloos overleden zijn en (2) de ascendent is op ogenblik van het overlijden of als gevolg van het overlijden behoeftig 36. Wanneer de erflater kinderloos overlijdt, kan hij zijn ouders voortaan volledig onterven maar mag hun niet onverzorgd achterlaten. 34 R. BARBAIX, De inbreng en de inkorting in het nieuwe erfrecht in Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 31, Brugge, Die Keure, 2017, 82. 35 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag 5. 36 De wet spreekt hier correct over een behoeftigheid ten tijde van of door het overlijden. Een ascendent kan niet behoeftig zijn op moment van het openvallen van de nalatenschap daar hij zich gedurende het leven van zijn kinderen kan beroepen op artikel 205 BW; MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 26; wanneer een ouder behoeftig is heeft hij een onderhoudsvordering ten aanzien van zijn kinderen. Wanneer de financiële steun wegvalt bij overlijden van zijn kind zal hij nu een onderhoudsvorering ten aanzien van die nalatenschap hebben. 12

35. Het levensonderhoud wordt toegekend als kapitaal of onder de vorm van een lijfrente naar keuze van de schuldenaar en beperkt zich tot één vierde van de fictieve massa van de nalatenschap. Het is een schuld van de nalatenschap die pro parte moet gedragen worden door alle erfgenamen, algemene legatarissen, legatarissen onder algemene titel en, voor zover vereist, door de bijzondere legatarissen (artikel 205bis, 3 BW) 37. Het onderhoudsgeld heeft tot doel de behoeftigheid te dekken en wordt ook in functie daarvan bepaald. Het mag evenwel niet de gehele nalatenschap absorberen 38. Het door de wetgever ingesteld plafond van één vierde van de nalatenschap geldt, naar analogie van het huidige reserve, per lijn en dus niet globaal voor alle ascendenten. 36. De onderhoudsvordering voor ascendenten mag dan als alternatief 39 ingevoerd worden voor het reservataire deel maar houdt meer in dan de loutere compensatie. Het wordt beheerst door andere criteria en is onafhankelijk van het erfrecht 40. Dit komt onder meer tot uiting dat onafhankelijk van de plaats die de ascendent inneemt hem de onderhoudsvordering toekomt en dit van rechtswege wanneer voldaan is aan de voorwaarden. De onderhoudsvordering neemt een einde indien de ascendent niet meer in een staat van behoeftigheid verkeert. Het is een zelfstandige maatregel met oog op de bevordering van de intergenerationele solidariteit 41. 37. Het huidige artikel 915, tweede lid BW werd reeds door de wetten van 14 mei 1981 en 28 maart 2007 aanzienlijk afgezwakt 42. Nu wordt hun reserve afgeschaft en vervangen door een onderhoudsvordering in geval van behoeftigheid. Tevens is het een uitbreiding en een analoge verplichting van de bestaande onderhoudsvordering vervat in artikel 205 BW 43. 37 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure 2018, nr. 88. 38 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr. 62. 39 De afbakening van het levensonderhoud enerzijds door te bepalen dat de erflater kinderloos moet overleden zijn en anderzijds het bedrag te beperken tot één vierde van de fictieve massa, duidt op de alternatieve aard voor het reservataire deel; X, De hervorming van het erfrecht door de wet van 31 juli 2017 algemene commentaar, verschenen op e- notariaat, 2017, pag. 10. 40 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr.61. 41 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr. 63. 42 Het was voor bloedverwanten in opgaande lijn reeds niet meer mogelijk hun reserve in te roepen tegen giften aan de langstlevende echtgenote of wettelijke samenwonende partner. 43 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, Die Keure 2018, 87. 13

HOOFDSTUK 4. OMVANG EN AARD 1. OMVANG (1) Afstammelingen (artikel 913 BW) 38. De nieuwe erfwet brengt vernieuwing in de verhouding tussen het beschikbaar deel en het voorbehouden deel. De omvang van de reserve varieert niet meer naargelang het aantal kinderen van de erflater. Voortaan blijft de globale reserve gelijk aan de helft van de nalatenschap ongeacht het aantal kinderen. De onveranderlijke reserve wordt zodoende correlatief verdeeld onder de aanwezige erfgenamen. De principiële gelijkheid tussen de erfgenamen blijft gehandhaafd 44. De wetswijziging herziet niet artikel 922 BW waarin wordt voorgeschreven dat de reserve een breukdeel van de fictieve massa omvat. 39. Als tegenprestatie voor de reductie van deze reserve introduceert de Erfwet het principe om de reserve van afstammelingen zoveel als mogelijk in volle eigendom te laten toekomen. In samenloop met het wettelijk erfdeel van de langstlevende echtgenote zal dit niet altijd mogelijk zijn. 40. De insteek voor de wetswijzing is ook hier de verandering en complexiteit van gezinsstructuren. Ouders willen meer rekening kunnen houden met de effectieve relatieband die ze hebben met hun kinderen en daarnaast ook anderen zoals onder meer pleegkinderen, stiefkinderen en goede doelen een extra zakcentje nalaten. Door aan de burgers een grotere en gefixeerde vrijheid toe te kennen kunnen ze zelf meer beslissen, naar eigen inzichten en volgens hun eigen wensen, hoe hun nalatenschap overgaat 45. (2) Langstlevende echtgenote (artikel 915bis BW) (2.1) Algemeen 41. De reserve van de langstlevende echtgenote is een dubbel omschreven voorbehouden erfdeel dat als volgt kan voorgesteld worden: De abstracte reserve die het vruchtgebruik van de helft van de goederen van de fictief hersamengestelde nalatenschap omvat (artikel 915bis, 1 BW). 44 H. CASMAN, Nieuwe erfwet, een kennismaking, NJW, 2018, 377, nr. 6. 45 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 74. 14

De concrete reserve waaronder het vruchtgebruik (en het recht op huur) van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap als voornaamste gezinswoning dient en de daarin aanwezige huisraad (artikel 915bis, 2 BW). Beide reservataire aanspraken moeten gecombineerd worden en vormen beiden een minimum (artikel 915bis, 2, derde lid BW). 42. Merk op dat de langstlevende echtgenote enkel over een voorbehouden erfdeel in vruchtgebruik beschikt. Ratio legis heeft de wetgever hiermee twee schijnbare tegenstrijdige belangen willen verzoenen. Enerzijds vermijden dat de eigendomsrechten op de goederen uit de nalatenschap voor de eigen familie tenietgaan en anderzijds verzekeren dat de echtgenote dezelfde levensstijl kan aanhouden 46. Het heeft aldus een alimentair karakter en heeft de garantie aan de langstlevende om in haar vertrouwde leefomgeving te blijven 47. 43. Haar reserve is in tegenstelling tot dat van de afstammelingen niet absoluut en kan immer, eenzijdig of als gevolg van een overeenkomst, door de erflater ontnomen worden. (2.2) Recht op voortzetting huur van gezinswoning (artikel 915bis, 2, 3 BW) 44. De Erfwet brengt verduidelijking door in artikel 915bis, 2, eerste lid BW expliciet te bepalen dat het recht op huur dat betrekking heeft op het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende, als concreet reserve wordt aangemerkt. Deze opheldering beslecht de twijfel die voordien in de praktijk heerste en volgt hiermee de meerderheidsvisie. 45. Het huurrecht is thans een wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenote maar kan eenvoudig bij testament ontnomen worden. Voortaan valt dit onder het concreet reserve en zal men rekening moeten houden met paragraaf drie van hetzelfde artikel om dit recht te ontnemen. 46 J. VERSTRAETE, Omzetting vruchtgebruik/ Doel van de omzettingsregel in A-L. VERBEKE, F. BUYSSENS en H. DERYCKE (eds.), Vermogensplanning met effect na overlijden: erfrecht en testament (boek 5), Gent, Larcier, 2014, 73. 47 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 326, nr. 464. 15

(2.3) Wettelijk toegekend vruchtgebruik (artikel 858bis, 3 BW) 46. Wanneer de erflater gedurende zijn leven en tijdens zijn huwelijk samen met de langstlevende echtgenote giften heeft gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik, zal dat vruchtgebruik bij zijn overlijden toekomen aan zijn echtgenote. De artikelen 745quater tot 745septies BW zijn op dat vruchtgebruik van toepassing. Alsook kan langstlevende echtgenote afstand doen van dit vruchtgebruik (artikel 858bis, 5 BW). 47. Ratio legis achter deze bepaling is dat de vruchten van dat vruchtgebruik hebben bijgedragen tot de levensstandaard van de echtgenoten. De wetgever veronderstelt dat het de bedoeling is dat de langstlevende hier verder kan van genieten en verankert dit in een wettelijk toegekend vruchtgebruik 48. 48. Neem notie dat dit artikel slechts voorziet in twee toepassingsvoorwaarden. Enerzijds moet op het moment van de schenking het vruchtgebruik door de schenker zijn voorbehouden en anderzijds moet de langstlevende de hoedanigheid van echtgenote verworven hebben. Laat u niet misleiden door te denken dat het voorbehouden vruchtgebruik dat na de schenking 49 is aangewassen bij de blote eigendom, niet meer toekomt aan de langstlevende echtgenote 50. Indien voldaan is aan de gestelde voorwaarden zal op grond van dit artikel het toen voorbehouden vruchtgebruik nog steeds aan de langstlevende echtgenote toekomen. Om reden dat dit slechts een intestaatserfrecht is, kan het testamentair eenvoudig ontnomen worden door de schenker-erflater 51. Het is een zorg voor de notaris om de partijen voldoende in te lichten over de werking en de gevolgen van dit artikel om ongewenste situaties te vermijden. (2.4) Ontneming van de reserve (artikel 915bis, 3 BW) 49. Het reservatair deel van de langstlevende echtgenote is niet absoluut 52. Dit kan ontnomen worden door de erflater; ook indien de echtgenote generlei schuld treft. 48 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001., 69. 49 Te denken hierbij is een afstand van vruchtgebruik. 50 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1094. 51 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag.1095. 52 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 292, nr. 412. 16

50. Ratio legis is dat de reserve van de langstlevende echtgenote gebaseerd is op een liefdevolle relatie met de erflater, de affecti maritalis. Indien deze grondslag ontbreekt, kan de wetgever zich niet vinden in het feit dat de langstlevende echtgenote een aanspraak kan maken op een voorbehouden erfdeel 53. Bij ernstige verstoring van de verstandhouding tussen echtgenoten kan de erflater ervoor opteren de langstlevende echtgenote te onterven. De beoordeling gebeurt subjectief door de erflater zelf. 51. De Erfwet laat het principe van een mogelijke onterving van de langstlevende echtgenote ongemoeid maar versoepelt de voorwaarden en voegt een nieuwe mogelijkheid toe. 52. De onterving van de langstlevende echtgenote geschiedt wanneer 1) De erflater daartoe de wil heeft uitgedrukt in een testament; 2) Indien de echtgenoten sedert meer dan zes maanden gescheiden leefden; 3) Hetzij de erflater of langstlevende echtgenote bij gerechtelijke akte, als eiser of verweerder, 3.a. Een afzonderlijk verblijf heeft gevorderd; 3.b.Of een vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 BW heeft ingeleid; 4) En voor zover de echtgenoten na die akte niet opnieuw zijn gaan samenwonen. De eerste voorwaarde stelt dat de erflater zijn wil tot onterving moet uitdrukken in een testament. Dit kan zowel uitdrukkelijk als indirect gebeuren. In de derde paragraaf kan men namelijk lezen dat de wetgever een vermoeden juris tantum 54 van onterving introduceert wanneer de erflater een algemeen legataris heeft aangesteld 55. Bij aanstelling van een algemene legataris is het de bedoeling deze zoveel mogelijk te bevoordelen waaruit men kan vermoeden dat de erflater zijn echtgenote maximaal heeft willen onterven 56. Het houdt een weerlegbaar vermoeden in dat door de langstlevende echtgenote met alle middelen van recht kan worden tegengesproken. Een goede formulering zal hier nog meer in belang toenemen om de bedoeling van de erflater te achterhalen alsook de rol van de notaris als raadgever. 53 A.-L. VERBEKE, Nieuw Belgisch erfrecht, RW, 2017-2018, nr. 28, pag. 1096. 54 Dit vermoeden zou kunnen weerlegd worden indien het testament (in)direct verwijst naar het dwingend recht om de gezinswoning te blijven bewonen of de minimale erfrechtelijke roeping waarop een langstlevende recht heeft H. CASMAN e.a., Erfrecht & giften, Mortsel, Intersentia, 2017, 337; Rb. Luik 14 mei 1990, RNB, 1992, 215 en noot C. De Busschere. 55 De onterving speelt hier enkel in het hoofd van de langstlevende echtgenote en niet ten aanzien van kinderen. Zij kunnen nog steeds de inkorting vragen van het algemeen legaat. 56 Mvt, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001., 80. 17

De tweede voorwaarde duidt op een verstoorde verstandhouding tussen de echtgenoten. Dit kan blijken uit een gerechtelijke akte waarbij een afzonderlijk verblijf is gevorderd. Het is niet nodig dat de machtiging tot afzonderlijk verblijf is verkregen 57. Voortaan kan dit uitgaan van zowel de erflater als van de langstlevende echtgenote. Het bewijs van een verbitterde relatie is immers geleverd ongeacht wie van de echtgenoten de gerechtelijke akte indient 58. Dit is een versoepeling van de huidige regeling. Ook een vordering tot echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting geeft blijk dat de voortzetting van de samenleving onmogelijk is geworden. Dit is door de wetgever een nieuw ingevoerde optie 59 maar is vanzelfsprekend aangezien een inleiding van die eis manifest een verstoorde verstandhouding indiceert 60. 53. Anders is de vordering tot echtscheiding met onderlinge toestemming. Echtgenoten moeten, overeenkomstig artikel 1287, derde lid Ger.W., een voorafgaande overeenkomst sluiten waarin ze hun wederzijdse rechten regelen, inclusief een erfrechtelijk beding. Er heerst onenigheid over het tijdstip waarop de regelingsakte voor wat betreft de erfrechten uitwerking krijgt. De ene strekking is van mening dat het erfrecht vervalt vanaf definitieve uitspraak van het vonnis of arrest, ook al is dit nog niet overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Vanaf de uitspraak kan men zich niet langer op de hoedanigheid van echtgenote en dus ook niet op de daarbij horende rechten beroepen 61. Anderen zijn van mening, waaronder ook het Hof van Cassatie 62, dat de regelingsakte reeds van de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding zijn gevolg heeft. 57 H. CASMAN e.a., Erfrecht & giften, Mortsel, Intersentia, 2017, 336. 58 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001., 81. 59 X, De hervorming van het erfrecht door de wet van 31 juli 2017 algemene commentaar, verschenen op e-notariaat, 2017, pag. 14. 60 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 81. 61 P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 36. 62 Cass. 6 maart 2009, Arr. Cass. 2009, afl. 3, 741, Ps. 2009, afl. 3, 668, RTDF 2010; M. Peulinckx- Coene; R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 296, nr. 472. 18

De wetgever bepaalt nu duidelijk dat het erfbeding uitwerking heeft vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding, tenzij de partijen in de overeenkomst hebben bepaald dat deze uitwerking heeft vanaf de ondertekening (artikel 915, 3, in fine BW) 63. De invoering van deze zinssnede heeft zijn belang indien de erflater komt te overlijden tijdens de echtscheidingsprocedure en voor de definitieve uitspraak van de echtscheiding 64. (2.5) Valkeniersbeding (artikel 915bis, 5 BW) 54. De mogelijkheid om in de huwelijksovereenkomst of wijzigend huwelijkscontract een regeling te treffen over de erfrechten die de echtgenoot in de nalatenschap van de echtgenote zal kunnen uitoefenen en omgekeerd, heeft de wetgever behouden. Het betreft meer bepaald een erfrechtelijk beding bij samenloop van niet gemeenschappelijke afstammelingen. Artikel 915bis, 5 BW verwijst naar de omstandigheid beschreven in artikel 1388, tweede lid BW; met name de situatie waarbij één echtgenoot reeds afstammeling heeft uit een voorafgaandelijke relatie aan het huwelijk. De mogelijkheid om een regeling te treffen in een huwelijkscontract of wijzigend huwelijkscontract over de erfrechten die de ene echtgenoot verwerft in de nalatenschap van de andere echtgenoot blijft onveranderd. Echtgenoten beschikken hier over een grote vrijheid om naar eigen goeddunken een consensus te bereiken waarbij de beperking van de erfrechten niet wederkerig hoeft te zijn 65. Echtgenoten kunnen evenwel in geen geval het concreet reserve van de langstlevende echtgenote ontnemen (artikel 1388, tweede lid, laatste zin BW). 55. Voortaan moet dit gezien worden als een punctuele erfovereenkomst waarbij rekening moet gehouden worden met de strenge daarbij horende geldigheidsvoorwaarden. Dergelijke bedingen zullen bijgevolg niet meer in extremis kunnen geakteerd worden 66. 63 In de huidige regeling is er een leemte in het tijdsverloop. Het erfrechtelijk beding kon zijn uitwerking hebben vanaf de ondertekening of vanaf de neerlegging van het verzoekschrift. Hof van Cassatie besliste 6 maart 2009 dat het beding slechts uitwerking had van neerlegging verzoekschrift wat tot gevolg heeft dat de conventionele onterving niet meteen van kracht werd. MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, pag 81-82. 64 X, De hervorming van het erfrecht door de wet van 31 juli 2017 algemene commentaar, verschenen op e-notariaat, 2017, pag. 14. 65 P-J. DE DECKER, Inbreng en inkorting, de kwelduivels van uw vereffening. Basisprincipes vereffening-verdeling na overlijden aan de hand van casussen in het licht van de nieuwe Wet tot Hervorming van het Erfrecht in Notariële actualiteit 2017, Die Keure, te publiceren, pag. 36. 66 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, p. 296, nr. 338. 19

2. AARD 56. De reserve vertegenwoordigt thans een werkelijk aandeel in het vermogen van de erflater, pars hereditatis, en moet in natura worden voldaan 67. 57. Het principe van een reserve in natura wordt door de nieuwe erfwet gewijzigd naar een reserve in waarde. De wetgever komt hiermee tegemoet aan de verwachtingen van de burger door de rechtsonzekerheid en de moeilijkheden voor het bestuur van de goederen die gepaard gaan met de reserve in natura, te minimaliseren 68. 67 Het betreft een recht in de nalatenschap en niet tegen de nalatenschap, MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, pag. 7. 68 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, pag. 11. 20

HOOFDSTUK 5. SAMENLOOP LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE EN AFSTAMMELINGEN 58. De wetgever heeft drie mogelijke hypotheses opgenomen in de Erfwet om het erfdeel van de langstlevende echtgenote aan te rekenen op dat van de reservatairen. Ter compensatie van de hervorming van het reservatair erfdeel van de afstammelingen, bepaalt artikel 915bis, 4 BW dat het voorbehouden erfdeel van de langstlevende echtgenote conform artikel 914 BW bij voorrang op het beschikbare deel moeten worden aangerekend en slechts voor het saldo op het globale reserve van de afstammelingen. 1. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE KRIJGT VRUCHTGEBRUIK VAN GEHELE NALATENSCHAP (artikel 914, 1, 1 ) 59. De reserve van de reservataire erfgenamen doet geen afbreuk aan het intestaatsrecht. Indien de erflater geen testamentaire beschikkingen heeft getroffen, komt de nalatenschap aan zijn erfgenamen toe conform artikel 745bis, 1 BW. Zowel het beschikbare deel als de reserve is belast met het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote. De kinderen en legatarissen ontvangen in eerste instantie slechts de blote eigendom. 2. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE KRIJGT DEEL VAN DE NALATENSCHAP (artikel 914, 1, 2 BW) 60. In de eerste hypothese is het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote beperkt tot louter haar abstract reserve, wat het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap inhoudt. Dit moet bij voorrang aangerekend worden op het beschikbaar deel zodat het de globale reserve van de afstammelingen onbelast blijft. De tweede hypothese houdt de mogelijkheid in dat het nagelaten deel in vruchtgebruik aan de langstlevende echtgenote groter is dan de helft. Hier geldt het nieuwe principe dat eerst het beschikbare deel wordt aangesproken en vervolgens wordt het saldo aangerekend op de globale reserve van de kinderen. 21

61. De wetgever laat de balans zwaarder doorwegen in het voordeel van de kinderen. De erflater kan hier niet van af wijken ten nadele van de reserve 69. 62. Mijns inziens holt de wetgever hier de beschikkingsvrijheid van de erflater uit in de situatie waarbij de erflater een echtgenote en kinderen nalaat. De erflater zal in die situatie enkel over de blote eigendom van de helft van de nalatenschap kunnen beschikken en niet de mogelijkheid hebben om een legaat in volle eigendom aan een derde te laten toekomen. Of toch niet zelfstandig. Hij kan wel door middel van een erfovereenkomst, conform artikel 918 BW, vragen aan zijn echtgenote om te verzaken aan de vordering tot inkorting of de kinderen laten tussenkomen om op hun reserve het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote te dulden. 3. LANGSTLEVENDE ECHTGENOTE ERFT HET VRUCHTGEBRUIK OP BEPAALDE GOEDEREN (artikel 914, 1, 3 BW) 63. In deze situatie moet verder onderscheid worden gemaakt indien de goederen in het beschikbare deel of in de globale reserve zitten als gevolg van de kavelvorming door de erflater zelf bij testament of als gevolg van de vereffening-verdeling van de nalatenschap 70. In de eerste aanname bevinden de specifieke goederen zich in het beschikbare deel en komt het aan de begiftigde van die kavel toe om de last van het vruchtgebruik te dragen. In het andere geval waarbij de last van dat vruchtgebruik toevalt op het voorbehouden deel van de kinderen, voorziet de wetgever in een correctiemechanisme. Reservataire erfgenamen kunnen aan de legatarissen een compensatie vragen ten belope van het teveel aan vruchtgebruik dat ze dragen 71. Die verrekening wordt hun toegekend door middel van een kapitaal in overeenstemming met de waarde van het vruchtgebruik, bepaald overeenkomstig artikel 745sexies, 3 BW. Een derde situatie betreft de toekenning van de concrete reserve aan de langstlevende echtgenote. De kinderen zullen dit moeten dulden maar ook hier voorziet de wetgever in een correctiemechanisme waarbij de kinderen een belastingvermindering genieten ten begrote van de inkrimping van hun voorbehouden erfdeel met dat vruchtgebruik. 69 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, nr. 334. 70 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 76. 71 MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 76. 22

HOOFDSTUK 6. VORDERING TOT INKORTING 64. De vordering tot inkorting, meer bepaald haar omvang, is afhankelijk van de reserve en het beschikbare gedeelte. Vooreerst moet dus de globale reserve in concreto gekwantificeerd worden aan de hand van het samenstellen van de fictieve massa (berekeningsbasis), vervolgens moet men daarop de giften aanrekenen en ten slotte kan men die giften inkorten die het beschikbare deel overschrijden. 1. BEREKENINGSBASIS RESERVE 65. Op het hersamengestelde vermogen (fictieve massa) van de erflater worden de mathematische breukdelen van de reserve toegepast om zo het globale reserve en beschikbare gedeelte van de nalatenschap te weten. Het vermogen wordt gereconstrueerd door het netto-actief van de goederen aanwezig in het vermogen van de erflater op moment van overlijden samen te voegen met de schenkingen gedaan tijdens het leven. De Erfwet laat dit beginsel in ere maar zorgt voor een technische oppuntstelling door uitdrukkelijk te bepalen dat de schulden moeten verminderd worden op de aanwezige goederen in de nalatenschap. Na deze verrichting kunnen de schenkingen toegevoegd worden. De wetgever beslecht hiermee uitdrukkelijk de discussie die in het huidige recht heerst en biedt een wettelijke verankering aan de wijze die reeds in de praktijk wordt toegepast 72. 66. Op een tweede punt voert de Erfwet wel een wijziging ten gronde door; namelijk door te bepalen dat de in de fictieve massa te brengen schenking moet worden gewaardeerd aan de geïndexeerde waarde op de dag van schenking. Dit evenwel onder voorbehoud van uitzonderingen en op voorwaarde van meesterschap. 72 Deze formule wordt door de rechtsleer weerhouden en werd door het Hof van Cassatie reeds in een arrest van 8 november 1963 geformuleerd (Cass. 8 november 1963, RW 1964-65, 816; Pas. 1964, I, 266.); Wanneer de nalatenschap deficiair is, is het van belang te weten of eerst de schulden moeten afgetrokken worden en vervolgens de schenkingen fictief bij het actief voegen of omgekeerd; R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE, E. ALOFS, Erfrecht en giften, 2017, nr. 428; MvT, Parl. St. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/001, 99. 23