Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology



Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Hogeschool INHOLLAND. Opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, bachelor Varianten: voltijd/duaal. Visitatiedata: 2 en 3 juni 2005

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Opleiding: Bedrijfskunde & Agribusiness, bachelor

Teamscan op accreditatiewaardigheid

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen opleiding derhalve voldoende.

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Informatie werkplekleren

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Hogeschool Rotterdam. Chemie, Chemische Technologie, Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Visitatiedata: 6 en 7 oktober 2004

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, hbo bachelor; Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Rotterdam/Den Haag

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

Hogeschool Journalistiek, Fontys Tilburg. Visitatiedata: 15 en 16 maart 2005

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Hanzehogeschool Groningen

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Commerciële Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd, deeltijd

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Zeeland. Postbus AJ VLISSINGEN

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Avans Hogeschool, s-hertogenbosch

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Hogeschool HBO Nederland

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hogeschool INHOLLAND, Haarlem

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Avans Hogeschool, s Hertogenbosch

Hogeschool Rotterdam Cluster Paramedisch Opleidingen: Ergotherapie, Fysiotherapie en Logopedie; hbo-bachelor Variant: voltijd

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Hanzehogeschool Groningen, Groningen

AVANS Hogeschool, Tilburg

Avans Hogeschool, Breda

Hogeschool INHOLLAND. Visitatiedatum: 8 november 2006

Hogeschool Zuyd, Sittard

Hogeschool Utrecht. Huidtherapie, hbo-bachelor. Farmakunde, hbo-bachelor. Visitatiedatum: 16 maart 2006

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Physician Assistant van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Technische Bedrijfskunde, bachelor Locatie: Arnhem Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Hogeschool Zuyd, Heerlen

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar

Besluit. College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM

Hogeschool Avans, Breda / Tilburg Academie voor Technologie en Management

Fontys Hogeschool Werktuigbouwkunde

Fontys Hogeschool, Venlo

ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Hogeschool Utrecht, locatie Utrecht

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Bijlage 2. Protocol toetsing Associatedegreeprogramma. 15 december 2009

Fontys Hogescholen. Opleiding: Financial Services Management hbo bachelor Varianten: voltijd, deeltijd, duaal Croho: Locatie: Eindhoven

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Avans Hogeschool, Tilburg

De Politieacademie Toets Nieuwe Opleiding Opleiding: Politiekundige, hbo bachelor Variant: voltijd. Visitatiedata: 7 en 8 juli 2005

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Vrijetijdsmanagement, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd. Visitatiedatum: 4 juni 2007

Hogeschool INHOLLAND, Diemen, Rotterdam en Den Haag

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar Regeling Externe toezichthouders bij examens

Hogeschool Larenstein, Deventer

Hogeschool Zuyd, Sittard. Opleiding: Commerciële Economie Niveau: hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Toets Nieuwe Opleiding Opleiding: Embedded Systems Engineering Variant: HBO-bachelor voltijd

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

Hanzehogeschool Groningen

AVANS Hogeschool, Den Bosch

Hogeschool INHOLLAND School of Technology

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool Utrecht. Opleidingen: HBO-V, bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal. Visitatiedata: 25 april 2006

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Hogeschool Zuyd, Heerlen

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Transcriptie:

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology Opleiding: Luchtvaarttechnologie, bachelor Variant: voltijd Visitatiedata: 5 en 6 april 2005 NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, augustus 2005

2 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen 12 1.7 Totaaloordeel 12 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 17 Onderwerp 3 Inzet van personeel 27 Onderwerp 4 Voorzieningen 30 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 33 Onderwerp 6 Resultaten 36 Deel C: Bijlagen 39 Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 41 Bijlage 2 Deskundigheden panelleden 43 Bijlage 3 Bezoekprogramma 46 Bijlage 4 Kengetallen 48 Bijlage 5 Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 51 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 3

4 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 5

6 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Onderwerpen 1.1 Voorwoord In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Luchtvaarttechnologie van de Hogeschool INHOLLAND heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 5 en 6 april 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer ing. H.G. van Loon (voorzitter en domeinpanellid Technologie); De heer ir. J.M.J.A. Nicolaes (domeinpanellid Luchtvaarttechnologie); Mevrouw L.G. Stoop (studentpanellid); De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De hogeschool INHOLLAND heeft ruim 40.000 studenten en circa 3.000 personeelsleden. De hogeschool is in 2002 ontstaan na een fusie van Hogeschool Alkmaar, Hogeschool Haarlem, Hogeschool Holland en Ichthus Hogeschool/Hogeschool Delft. De Hogeschool INHOLLAND biedt verschillende bacheloropleidingen aan, ondergebracht bij vijftien Schools. De bacheloropleiding Luchtvaarttechnologie wordt aangeboden bij de School of Agriculture and Technology in Delft en in Haarlem. De School is ontstaan na de fusie en de reorganisatie van hogeschool INHOLLAND. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 7

De School of Agriculture and Technology biedt vanaf het studiejaar 2004-2005 zes majors aan. 1. Major of Business & Technology 2. Major of Informatics 3. Major of Construction & Environment 4. Major of Technical Engineering 5. Major of Life Sciences 6. Major of Marketing De bacheloropleiding Luchtvaarttechnologie maakt deel uit van de Major of Technical Engineering. De opleiding Luchtvaarttechnologie leidt studenten op tot ingenieur Luchtvaarttechnologie en wordt alleen in voltijd aangeboden en telt op dit moment rond de 450 studenten. Het curriculum van de opleiding Luchtvaarttechnologie is in ontwikkeling van project gestuurd onderwijs naar competentiegericht onderwijs (CGO). Het competentiegerichte curriculum is in het eerste jaar geoperationaliseerd. Het tweede, derde en vierde jaar worden nog aangeboden in de vorm van project gestuurd onderwijs. Het competentiegerichte curriculum voor het tweede jaar is klaar en wordt in het komende schooljaar, 2005-2006 uitgevoerd. Het derde en het vierde jaar volgen respectievelijk in studiejaar 2006-2007 en 2007-2008. De opleiding is momenteel verspreid over de locaties Delft en Haarlem. De eerste twee cohorten van de opleiding zijn gehuisvest in Delft en de laatste twee cohorten in Haarlem. Naarmate de laatste twee cohorten doorstromen, zal de vestiging in Haarlem verdwijnen en zal de opleiding alleen in Delft worden aangeboden. 1.3 Werkwijze De visitatie van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport en de bijlagen een duidelijke basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden (maart 2005), zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek (april 2005). Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor 8 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement. Verder is gesproken met docenten en studenten. Met afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers zijn gezamenlijke gesprekken gevoerd voor de opleiding. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 9

kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. Optionele tekst bechmarking Wat betreft de benchmarking wordt een vergelijk gemaakt met andere soortgelijke opleidingen in Nederland. Voor de landelijke vergelijking maakt het panel gebruik van de centraal geregistreerde gegevens van het CRIHO, aangezien deze een vergelijkbaarheid mogelijk maken. Dit in tegenstelling tot opleidingseigen kengetallen met verschillen in definitie en registratie. 1.5 Oordelen per onderwerp 1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet oriëntatie hbo-bachelor is gewaardeerd met het oordeel goed. Aan de overige facetten is het oordeel voldoende toegekend. De doelstellingen die de opleiding hanteert, zijn afgestemd met het relevante werkveld. Gezien de opleiding Luchtvaarttechnologie is de enige hbo-opleiding op dit vakgebied is in Nederland, hierom wordt het werkveld erg nauw betrokken bij de opleiding. De oordelen op het onderwerp doelstellingen opleiding zijn derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten samenhang in het opleidingsprogramma, studielast, duur en afstemming vormgeving en inhoud zijn gewaardeerd met het oordeel goed. Aan de overige facetten is het oordeel voldoende toegekend. De oordelen op het onderwerp programma zijn derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet eisen hbo is gewaardeerd met het oordeel goed. Aan de overige facetten is het oordeel voldoende toegekend. De oordelen op het onderwerp inzet van personeel zijn derhalve positief. 10 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

1.5.4 Voorzieningen Aan de twee facetten van dit onderwerp is het oordeel voldoende toegekend. De oordelen op het onderwerp voorzieningen zijn derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten van dit onderwerp zijn als voldoende beoordeeld. De oordelen op het onderwerp interne kwaliteitszorg zijn derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Het facet gerealiseerd niveau is gewaardeerd met het oordeel goed. Aan het facet onderwijsrendement is het oordeel voldoende toegekend. De opleiding Luchtvaarttechnologie is uniek in zijn soort in Nederland waardoor vergelijking van het niveau niet direct mogelijk is, maar wel met andere opleidingen binnen de sector Techniek. De opleiding heeft rendementcijfers beschreven, deze heeft het panel in het kader van een benchmark vergeleken met rendementscijfers uit de sector Techniek. De oordelen op het onderwerp resultaten zijn derhalve positief. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 11

1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleiding Luchtvaarttechnologie Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Niveau bachelor Voldoende 1.2 Domeinspecifieke eisen Voldoende 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Voldoende 2.6 Duur Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo Goed 3.2 Kwantiteit personeel Voldoende 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en Voldoende beroepenveld Totaal oordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Onderwijsrendement Voldoende 6.2 Gerealiseerd niveau Goed Totaal oordeel Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen van het NVAO-beoordelingskader positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. 12 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Deel B: Facetten NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 13

14 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Facetten Onderwerp: 1 DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Facet 1.1 Niveau bachelor Voldoende Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding Luchtvaarttechnologie hanteert tien generieke kernkwalificaties van de hbobachelor om het hbo-niveau van de eindtermen en competenties te borgen. NQA heeft de generieke kwalificaties hbo-bachelor met de Dublin-descriptoren vergeleken en constateert dat deze overeen komen. In het document Aantonen hbo-kenmerken Luchtvaarttechnologie heeft de opleiding de kernkwalificaties in relatie gebracht met de opleidingsdoelen en leertaken: projecten, grote opdrachten en stages. Voor de cohorten tot en met 2003-2004 hanteert de opleiding eindkwalificaties gebaseerd op Eindtermen 1998 en voor de cohorten vanaf 2004-2005 hanteert de opleiding de twaalf competenties binnen de Major of Technical Engineering, vastgelegd in het document Competentiekaarten Luchtvaarttechnologie. De gehanteerde eindtermen zijn in Eindtermen 1998 in drie componenten weergegeven: Kennis & Inzicht, Vaardigheden en Attitudes. De twaalf major competenties zijn door middel van competentiekaarten verder uitgewerkt naar drie niveaus, waarin de mate van complexiteit en de mate van zelfstandigheid (minder sturing) toenemen. Voorts worden per niveau beheersingsindicatoren genoemd en worden de te verwerven kennis, vaardigheden en attitudes vermeld. De opleidingscommissie, bestaande uit enkele docenten en studenten van de opleiding, ziet er op toe dat het niveau van de programmaonderdelen aan de eindtermen en competenties voldoet. Het panel constateert dat de competenties Luchtvaarttechnologie aansluiten bij de Dublindescriptoren. De indeling in drie subniveaus maakt het monitoren van niveauontwikkeling bij studenten mogelijk. Het panel vindt de koppeling tussen de competenties en de Dublindescriptoren overtuigend. Voor de eindtermen is dit meer impliciet het geval. Vandaar dat het panel hier komt tot het oordeel voldoende. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 15

Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding leidt studenten op tot ingenieur Luchtvaarttechnologie. De eindkwalificaties van de opleiding zijn beschreven in de documenten Eindtermen 1998, Competenties Technical Engineering en Competenties Luchtvaarttechnologie. In 2004-2005 zijn majoren specialisatieminor competenties geformuleerd. Uitgangspunt daarvoor waren de landelijke competenties van het cluster Engineering van de HBO-raad. Vanaf het cohort 2003-2004 leidt de opleiding studenten op die beschikken over twaalf competenties: acht technische competenties met betrekking tot de product life cycle en vier algemene ingenieurscompetenties. Deze competenties zijn nader uitgewerkt in Competentiekaarten Luchtvaarttechnologie. Deze competenties zijn opgenomen in het Onderwijs en ExamenReglement (OER). De acht technische competenties omvatten samen de startkwalificaties voor een ingenieur Luchtvaarttechnologie. De competenties zijn verdeeld in drie categorieën en beschreven op drie niveaus met daaraan gekoppelde beheersingsindicatoren en aspecten met betrekking tot kennis en inzicht, vaardigheden en attitude. De drie categorieën zijn Ontwerpen, Produceren en Gebruik & Onderhoud. De algemene gedragscompetenties staan eveneens beschreven. Voor het huidige eerste studiejaar zijn deze in het programma opgenomen en geoperationaliseerd in twaalf themahandleidingen. De opleiding onderhoudt contacten met het werkveld en de Beroepenveldcommissie (BVC). De BVC heeft twee maal per jaar een vergadering waarin zij onder andere de doelstellingen en het niveau van de opleiding bespreekt. Het panel heeft enkele vertegenwoordigers van de BVC gesproken en vernam van hen dat zij instemmen met de competenties en de eindtermen zoals beschreven in Competentiekaarten Luchtvaarttechnologie en Eindtermen 1998. Ze spelen, aldus de BVC, in voldoende mate in op de ontwikkelingen in het werkveld. Voor het CGO-programma is in het zelfevaluatierapport duidelijk uiteengezet hoe de beoogde eindkwalificaties tot stand zijn gekomen. Het panel vindt dit goed. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat slechts enkele afgestudeerden werk in het buitenland vinden. Het merendeel van de afgestudeerden komt in Nederland te werken. Het panel vindt de internationale oriëntatie van de opleiding mager. De bedrijven in Nederland waar de afgestudeerden terecht komen zijn grotendeels internationaal georiënteerd. Gezien de aard van de opleiding en het domein waarvoor zij opleidt, vindt het panel het ontbreken van een internationale oriëntatie, bijvoorbeeld een samenwerkingsverband met vergelijkbare bachelor opleidingen, een gemiste kans. 16 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Facet 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Goed Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel goed wordt als volgt beargumenteerd: Het beroepsprofiel van de ingenieur Luchtvaarttechnologie is gebaseerd op het beroepsbeeld zoals geformuleerd in het zelfevaluatierapport Luchtvaarttechnologie 1998. Begin 2000 is dit beroepsbeeld bijgesteld op basis van diverse gesprekken met vertegenwoordigers van een tiental bedrijven uit het werkveld en de BVC. Het huidige beroepsprofiel bestaat uit een beschrijving van het werkveld, de ontwikkeling daarin en een beschrijving van mogelijke functies voor een afgestudeerde ingenieur. Dit heeft geresulteerd in het document Beroepsbeeld. De opleiding geeft aan dat de vertaling van Eindtermen 1998 naar de competenties is gebeurd op basis van gesprekken met bedrijven uit het werkveld en met inspraak van de BVC. De competenties hebben als uitgangspunt gediend bij het vernieuwen van het studieprogramma. Uit HBO-Monitor (2003) en alumni onderzoek (2004) blijkt dat ongeveer tweederde van de alumni tevreden is over de aansluiting tussen opleiding en hun huidige functie. Daarnaast blijkt uit het alumni-onderzoek dat de alumni hun eigen competenties als relatief goed beoordelen. Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties zijn afgestemd op de startende ingenieur Luchtvaarttechnologie. Onderwerp 2 PROGRAMMA Facet 2.1 Eisen hbo Voldoende Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied /de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 17

Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: Bij de invoering van de major-minor structuur en de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs is het didactisch concept van De Bie en De Kleijn gehanteerd. Daarin worden vijf leerlijnen onderscheiden. Er wordt uitgegaan van het principe dat de student kennis en vaardigheden ontwikkelt via het uitvoeren van leertaken die realistisch zijn (beroepspraktijk). Dit gebeurt via opdrachten en projecten in de integrale leerlijn. In de conceptuele leerlijn komen de achterliggende theorie en praktische toepassing van de theorie aan bod. In de vaardigheden leerlijn ontwikkelt de student beroepsvaardigheden waarover hij als professional moet beschikken. De ervarings- en reflectieleerlijn besteden aandacht aan de persoonlijke ontwikkeling van de student als aankomend ingenieur. Dit gebeurt aan de hand van stages in relevante bedrijven. In de studieloopbaanbegeleidingslijn volgt de student zijn eigen leerproces in samenwerking met een coach. Met dit didactisch concept wil de opleiding bevorderen dat studenten zelfstandig kennis leren verwerven en kennis en vaardigheden geïntegreerd kunnen toepassen. Tevens wil zij bereiken dat de student een ruime mate van zelfstandigheid ontwikkelt en zelf sturing geeft aan de eigen professionele ontwikkeling. Bestudering van het studiemateriaal laat zien dat vakliteratuur (boeken, dictaten, wetenschappelijke artikelen en digitale bronnen) wordt gebruikt bij het verwerven van kennis. Studenten geven aan dat de dictaten erg duidelijk zijn. De gebruikte software is bij de opleiding aanwezig. In de uitwerking van de opdrachten moet de student laten zien dat hij gebruik maakt van (nieuwe) concepten en theorieën. Dit wordt bij de opdrachten getoetst. In de afstudeeropdracht moet de student laten zien dat hij in staat is een plan of advies te onderbouwen vanuit een theoretisch concept. Het panel heeft dit ook in voldoende mate kunnen vaststellen in de afstudeeropdrachten. Hoewel de boekenlijst elk jaar wordt bijgesteld, komt in het STO (2003) naar voren dat het studiemateriaal voor verbetering vatbaar is (score 2,8 1 ). Het panel stelt vast dat met name het CGO-studiemateriaal aan de beroepspraktijk ontleend is. Dit is, aldus het panel, een verbetering ten opzicht van het PGO-studiemateriaal. Uit hetzelfde STO blijkt dat, in tegenstelling tot de studenten van de locatie Delft (score 3.2) de studenten van de locatie Haarlem matig tevreden zijn over de mate waarin de opleiding gebruik maakt van recente vakliteratuur (score 2.7). De opleiding geeft aan dat de dictaten in de postpropedeuse niet altijd inhoudelijk zijn aangepast aan recente ontwikkelingen binnen het vakgebied. De opleiding heeft, volgens het zelfevaluatierapport actie ondernomen door dictaten te vervangen door recente boeken of dictaten van de TU Delft. Studenten met wie het panel sprak, bevestigen dit. De opleiding maakt daarnaast gebruik van Engelstalige literatuur. De opleiding besteedt in het curriculum aandacht aan het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. Op basis van gesprekken en analyse van studiemateriaal en afstudeeropdrachten concludeert het panel dat interactie met (toegepast) onderzoek voldoende aan bod komt. Voorbeelden zijn de onderzoeksvaardigheden die in het tweede jaar aan bod komen in het hoogteroer-project en de interactie met toegepast onderzoek die plaatsvindt tijdens de afstudeerfase. Het panel heeft kunnen vaststellen dat onder andere onderzoeksprojecten zijn uitgevoerd bij TU Delft, Universiteit Twente, Erasmus 1 De scores hebben betrekking op een vijfpuntsschaal, tenzij anders vermeld. 18 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Medisch Centrum, Nederlands Luchtvaart- en ruimtevaartlaboratorium, TNO, Vereniging De Gasturbine, Energie Onderzoekscentrum Nederland, Dutch Space en Fokker Special Products Hoogeveen. Studenten hebben op verschillende manieren contact met de actuele beroepspraktijk. De eerstejaarsstudenten hebben practica bij de TU Delft. De studenten lopen in het tweede en het derde studiejaar een stage. In het vierde jaar voeren zij hun afstudeeropdracht uit. Zowel de tweede stage als de afstudeeropdracht mogen in het buitenland plaatsvinden. In het eerste, tweede en derde studiejaar hebben studenten (verplichte) excursies, weergegeven in het overzicht Excursies. Vanaf het eerste studiejaar hebben studenten gastcolleges (gastsprekers en gastdocenten). Verder voeren studenten opdrachten uit in het werkveld, in het kader van Studieloopbaanbegeleiding, onder andere gesprekken met afgestudeerden of vertegenwoordigers van het werkveld. De studenten zijn, blijkens het STO (2003), matig tevreden over de mate waarin zij in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk (score Delft 2.6, score Haarlem 2.8). De opleiding verklaart deze scores vanuit de beperkte contacten tussen studenten en de praktijk in het eerste studiejaar en geeft daarbij aan dat zij vindt dat studenten alleen een zinnige stage kunnen lopen als studenten beschikken over een gedegen basiskennis (facet 2.3 en 2.7). Het panel constateert dat studenten in voldoende mate in aanraking komen met de actuele beroepspraktijk via stages en opdrachten. Gedurende de gehele opleiding krijgen studenten gastcolleges, verzorgd door gastdocenten en gastsprekers. Gastlessen zijn opgenomen in het curriculum ten behoeve van specifieke programmaonderdelen. Gastsprekers worden wekelijks ingezet en behandelen thema s los van de lesstof. De studenten zijn tevreden over de gastdocenten en gastsprekers, met name over de wijze waarop ze de theorie met praktijkvoorbeelden weten te combineren. De opleiding besteedt volgens het panel voldoende aandacht aan internationalisering. Naast het gebruik van Engelstalige literatuur, boeken en artikelen zijn er mogelijkheden voor stages en afstudeeropdrachten in het buitenland. De opleiding geeft aan dat ongeveer elk jaar tussen de 10 en 20 procent van de stagiairs naar een buitenlandse stageplaats gaan. In het studiejaar 2003-2004 lopen 35 studenten stage in het buitenland (>10%). Verder is het programma internationaal gericht, doordat verschillende thema s of blokken geheel of gedeeltelijk in het Engels worden verzorgd. Bijvoorbeeld het thema Communicatie waarin de Engelse taalvaardigheid in de vorm van presentatietechnieken, verslagleggingen en rapportages wordt ontwikkeld. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 19

- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: De studie omvat vier studiejaren. Het curriculum is per studiejaar opgebouwd uit vier blokken. In het CGO is elk blok gericht op het bereiken van één of meer competenties. De competenties worden geoefend in een beroepssituatie hetzij beschreven in een aan de praktijk ontleende opdracht, hetzij in een stage- of afstudeeropdracht. Bij ieder blok behoren themahandleidingen voor de student. Hierin staan de competenties beschreven die een student minimaal moet beheersen. Met behulp van beheersingsindicatoren wordt aangegeven wat nodig is op het gebied van kennis & inzicht, vaardigheden en attitude. Deze bieden de student houvast om het beoogde niveau van de genoemde competenties te bereiken. Vanaf 2005-2006 wordt het CGO voor het tweede jaar geoperationaliseerd. Vanaf 2006-2007 wordt het competentiegericht onderwijs voor het derde en vierde jaar geoperationaliseerd. Het panel heeft uitwerkingen van het programma voor het CGO ingezien en beoordeelt deze positief. De twaalf competenties bestaan uit vakspecifieke competenties, verdeeld in vier categorieën. Categorie: Competentie: Ontwerpen: Configuratie voorontwerp. Systeemontwerp. Detailontwerp. Produceren: Assemblageschema. Systeemcomponent keuze specialisatie. Keuze productiemethoden. Gebruik & Onderhoud: Onderhoudsschema. Systeemmodificatie en onderhoudsvoorstel, modificatie-, reparatie- en inspectievoorstel. Algemene gedragscompetenties: Het systematisch aanpakken van problemen; Het werken in een taakgerichte groep; Het communiceren met elkaar en met anderen ook in conflictsituaties; Het ontwikkelen van een werk attitude en het creëren van een werksfeer. Studenten uit Delft met wie het panel sprak, hebben aangegeven dat de themahandleidingen goed zijn. Hierin staat duidelijk weergegeven wat er van hen verwacht wordt en waaraan zij moeten voldoen om het beoogde niveau te behalen. Een duidelijk resultaat van de onderwijsvernieuwing, aldus het panel. Het panel heeft zowel blokboeken, themahandleidingen en studiewijzers bestudeerd en constateert dat in alle documenten in voldoende mate de koppeling wordt gelegd tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen. Er wordt goed en gedetailleerd weergegeven wat er van de studenten verwacht wordt. Met name in de themahandleidingen vindt het panel dit goed weergegeven. 20 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

De leerlijnen waaruit het curriculum is opgebouwd geven inzicht in de wijze waarop projecten, practica en vakken gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. Het is duidelijk welke onderdelen van het programma bijdragen aan integratie van eindtermen, welke onderdelen vooral bijdragen aan kennisontwikkeling (theoretische onderdelen) en welke bijdragen aan het ontwikkelen van vaardigheden. De relatie tussen eindkwalificaties en de leerdoelen wordt bewaakt door de opleidingsmanager. Uit het STO (2003) blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de einddoelen op het programma. De studenten vinden dat zij de doelen van het programma hebben kunnen bereiken (score Delft 3.5, score Haarlem 3.1). Op grond van wat het panel heeft gezien en de gevoerde gesprekken, is het van oordeel dat het programma van de opleiding een adequate uitwerking geeft van de beoogde eindkwalificaties. De hbo-oriëntatie en de domeinspecifieke eisen komen er in voldoende mate in tot uitdrukking. Uit het zelfevaluatierapport wordt duidelijk dat het hbo-niveau vooral tot uiting komt door toenemende mate van complexiteit van opdrachten en de toename van de zelfsturing van het leerproces door de studenten. Het panel constateert dat dit ook is terug te vinden in handleidingen en opdrachten. Facet 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Goed Criteria: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel goed wordt als volgt beargumenteerd: De samenhang in het programma is terug te zien in de opbouw daarvan. Studiejaar één is gericht op beroepsoriëntatie, systematisch handelen. De student wordt sterk gestuurd. studiejaar twee omvat de kernfase. Deze is gericht op beroepsvorming, doelgericht handelen. De student wordt begeleid/globaal gestuurd. In studiejaar drie start de ingenieursfase. Deze is gericht op beroepsontwikkeling, betekenisgericht handelen, een student wordt begeleid/globaal gestuurd. In studiejaar vier vindt ingenieursfase twee plaats. Deze omvat de beroepsontwikkeling, betekenisgericht handelen waarbij de begeleiding van de student beschreven wordt als begeleide zelfsturing. In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding dat de rode draad in het curriculum, in het tweede, derde en vierde jaar, het vliegtuig is. Als voorbereiding moeten studenten in het eerste jaar een algemene technische basiskennis verwerven. In het tweede jaar wordt deze kennis toegepast op het vliegtuig. Het derde jaar is volledig ontwerpgericht. Naast deze lijn lopen de stages, waar de student kennis van de actuele beroepspraktijk opdoet. Het vierde jaar staat in het teken van verdieping. Daarin heeft de student de mogelijkheid om zelf onderdelen te kiezen. De samenhang wordt gerealiseerd door projecten en daarbij behorende theorie en trainingen (vaardigheden) op elkaar af te stemmen. Deze werkwijze is vastgelegd in de ontwerpeisen voor het ontwikkelen van studiemateriaal en studieactiviteiten. Daarnaast wordt de samenhang bewerkstelligd doordat de competenties in programmaonderdelen steeds weer aan bod komen. De student moet laten zien dat hij de competenties op een NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 21

steeds hoger/complexer niveau en in een grotere mate van zelfstandigheid beheerst. Voor de opbouw van de studieactiviteiten betekent dit: afnemende sturing door de docent en toenemende complexiteit van de projecten. De opleidingscommissie heeft als functie de opleiding te adviseren over onderwijsvernieuwing. Zij adviseert de opleiding over het niveau van programmaonderdelen en borgt de samenhang in het complete programma. Docenten vinden dat het competentiegericht onderwijs een verbetering is voor de samenhang tussen de verschillende, soms geïsoleerde, vakken. De praktijkgerichtheid die in het competentiegericht onderwijs verweven zit, zorgt er voor dat vakken integraal worden aangeboden. Studenten uit Delft met wie het panel heeft gesproken, bevestigen dit. Zij gaven aan dat zij een samenhang in het programma herkennen. Hierbij benoemden de eerstejaarsstudenten de leerlijnen en gaven de tweedejaarsstudenten aan dat de opbouw van complexiteit in het programma en de opbouw van practica heel herkenbaar zijn. Uit het STO (2003) blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het programma (Delft score 3.8, Haarlem score 3.2). Uit de blokevaluaties blijkt eveneens dat de studenten een duidelijke samenhang van de studieonderdelen ervaren. Blok 3: score jaar 1: 3.7, score jaar 2: 3.3, score jaar 3: 3.4. Blok 4: score jaar 1: 3.6 (Blokevaluaties 2003-2004). Het panel stelt op basis van gesprekken met docenten en studenten vast dat in het programma een ontwikkeling is waar te nemen van het verwerven van basiskennis naar verdieping, van het oplossen van eenvoudige problemen naar het oplossen van meer complexe problemen, van instructie naar het zelf vormgeven aan probleemoplossing. Het panel concludeert dat het curriculum een goede samenhang vertoont. Facet 2.4 Studielast Goed Criteria: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel goed wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding werkt met leerperioden van vier blokken per studiejaar. Studenten worden via diverse kanalen geïnformeerd over de studielast: via blokboeken, themahandleidingen en Blackboard. De student weet hoeveel tijd hij moet reserveren voor elk studieonderdeel. Ook heeft de student zicht op wat er aan het eind van een onderwijsperiode verwacht wordt (beheersen van competenties) en wat de eisen zijn bij de toetsing. De opleiding biedt de student voldoende informatie aan om zijn studie te plannen. In de roostering wordt de contacttijd zoveel mogelijk gelijkmatig verspreid over de week. De opleiding signaleert eventuele studiebelemmeringen door middel van blokevaluaties, gesprekken met opleidingscommissie en overleggen met klassenvertegenwoordigers. Zo houdt de opleiding zicht op de gerealiseerde studielast. 22 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

Uit het STO (2003) blijkt dat studenten redelijk tevreden zijn over de spreiding van de studielast (Delft score 3.8, Haarlem score 3.2). De studenten uit Haarlem geven aan dat het propedeusejaar voor de gemiddelde student prima te doen is in de tijd die ervoor staat (Haarlem score 3.7). Daarnaast geven zij aan dat de hoofdfase prima te doen is voor de gemiddelde student in de tijd die er voor staat (Haarlem score 3.7). Voorgaande vragen waren niet van toepassing op de studenten uit Delft, omdat zij in 2003 niet in de hoofdfase van de opleiding zaten. De opleiding spreekt twee maal per blok met de klassenvertegenwoordigers. In de eerste bijeenkomst worden belemmeringen in de studievoortgang benoemd en waar mogelijk zo spoedig mogelijk weggenomen. In de tweede bijeenkomst wordt het blok geëvalueerd. Studenten met wie het panel gesproken heeft, gaven aan dat de gesprekken tussen klassenvertegenwoordigers en docenten resulteren in het daadwerkelijk wegnemen van eventuele studiebelemmeringen in een vroegtijdig stadium van een programmaonderdeel. Wiskunde vormt volgens de studenten, docenten en de opleiding een struikelvak. De opleiding biedt een doorstroom-project voor mbo-studenten aan dat volgens studenten uit Delft een positief effect heeft. Ondanks dit project blijft het vak wiskunde een struikelvak. Studenten geven hierbij aan dat de individuele inzet mede bepaalt in welke mate wiskunde een struikelvak is of niet. Het panel heeft de indruk dat de inzet van de studenten hoog is. Facet 2.5 Instroom Voldoende Criteria: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen. De toelatingseisen staan beschreven in het Onderwijs- en ExamenReglement (OER). Bij de opleiding staan in totaal ruim 450 studenten ingeschreven (2003). De instroom is de afgelopen jaren gelijk gebleven. De opleiding sluit, aldus het zelfevaluatierapport, aan bij de vooropleidingen havo en vwo. De propedeuse is afgestemd op het studiehuis in het voortgezet onderwijs. De mboinstroom is, aldus het zelfevaluatierapport, meer en meer vertrouwd met de studiehuisaanpak. Door een sterke sturing en begeleiding in het begin van het eerste jaar worden aanpassingsproblemen met het studeren zoveel mogelijk ondervangen. Het programma is, aldus het zelfevaluatierapport, geënt op de instroom van havo- en vwo-gediplomeerden met de profielen Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek. Daarnaast worden vwo-gediplomeerden met het profiel Economie en Maatschappij toegelaten en mbo-niveau-4-gediplomeerden. Er bestaat geen direct verwante mboopleiding, MTS is het meest aansluitend. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 23

Het verschil tussen de verschillende instromen, met betrekking tot het belangrijke vak wiskunde is, aldus de opleiding, dat havisten bekend zijn met differentiëren, vwo ers bekend zijn met differentiëren en integreren en mbo ers met geen van beide bekend zijn. Naast deze verschillen beschrijft de opleiding de huidige ontwikkeling in het middelbaar onderwijs waaruit blijkt dat technische vakken steeds minder aan bod komen. Vakken als techniek en natuurkunde krijgen steeds minder aandacht. Het gevolg hiervan is dat het verschil tussen de opleiding Luchtvaarttechnologie en het middelbaar onderwijs groter wordt. De opleiding speelt vooralsnog, niet in op de hierboven beschreven opmerkingen. Volgens de studenten van de locatie Delft is de instroom vanuit het vwo goed. Het gaat deze groep studenten vrij gemakkelijk af waardoor de omschakeling van het eerste naar het tweede jaar juist voor deze groep als lastig wordt ervaren. Zij verklaren dit doordat in het tweede jaar meer diepgang in het programma komt en zij voor het eerst de praktijk in gaan. De mbo-studenten geven aan dat de aansluiting met hun vooropleiding niet optimaal is. Zij maken regelmatig gebruik van het eerder genoemde Doorstroomproject ten behoeve van het vak wiskunde. De vooropleiding havo sluit volgens de studenten goed aan op de opleiding vanwege de praktijkgerichtheid. Naast de hiervoor genoemde standaardinstroom kunnen studenten die aangetoond hebben te beschikkend over eerder verworven competenties een verkort programma volgen. De criteria staan beschreven in het OER. Verder biedt de opleiding een versnelde propedeuse aan. Studenten van andere hogescholen, universiteiten of mbo-studenten met een hbo-doorstroomprofiel kunnen hiervoor in aanmerking komen. Er wordt in de propedeuse aandacht besteed aan het selecteren van studenten. Zij die naar het oordeel van de opleiding niet geschikt zijn voor de opleiding stromen in een zo vroeg mogelijk stadium uit. Hiervoor heeft de opleiding criteria opgesteld en vastgelegd in het OER. Een student dient voor een bindend studieadvies in het eerste studiejaar minimaal 40 EC s en alle onderdelen van SLB te behalen. Het opleidingsmanagement geeft aan de voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van de instromende studenten meer te willen professionaliseren. Momenteel worden meeloop- en oriëntatiedagen voor studenten georganiseerd. Verder onderhoudt de opleiding contacten met verschillende toeleverende scholen op regionaal en individueel niveau. Facet 2.6 Duur Goed Criteria: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel goed wordt als volgt beargumenteerd: De studiepunten van de afzonderlijke studieonderdelen zijn vermeld in de studiegids van de opleiding. De totale studielast omvat blijkens de Studiegids 240 EC s. Het programma dat in september 2004 is gestart, bestaat uit een major (120 EC s), een minor specialisatie (60 EC s) en een minor differentiatie (60 EC s). In het 24 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

zelfevaluatierapport is nader gespecificeerd hoe de minor- en majoronderdelen zijn verdeeld over het vierjarige programma. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel goed wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch concept voor het CGO is vastgelegd in het document Visie op het didactisch concept. Dit document beschrijft de vijf leerlijnen zoals die sinds het studiejaar 2004 zijn opgenomen in het programma en het sluit aan op het hogeschoolbrede document Backbone Inbeeld. Het didactisch concept bevordert, aldus het zelfevaluatierapport, dat studieonderdelen in geïntegreerd verband worden aangeboden (competentieontwikkeling en integratie van onderwijs met de beroepspraktijk). Het concept biedt structuur en systematiek voor zowel de docent/onderwijsontwikkelaar als voor de student. Centraal staat dat studenten competenties ontwikkelen. Gedurende de loop van de studie dient de student de competenties op een hoger niveau te beheersen. Een verbetering met de situatie van vóór 2004 is de expliciete aandacht voor het niveau van de competenties (vastgelegd in competentiekaarten en beheersingindicatoren gedefinieerd op drie niveaus). De competenties worden in de loop van de jaren enkele keren getoetst. De student moet laten zien dat hij de competentie op een steeds hoger niveau beheerst. Binnen het project gestuurd onderwijs is het werken aan projecten een belangrijke werkvorm. Werkvormen als instructie colleges, werkcolleges en practica/trainingen geven hierbij een belangrijke ondersteuning. Naast de praktijkgerelateerde projecten binnen school, maakt de student in het tweede jaar kennis met het bedrijfsleven (stage). De visie van de opleiding op de stage is dat studenten met een gedegen basiskennis de stage in gaan. Het eerste studiejaar is daarom sterk op het verwerven van basiskennis gericht. In het derde jaar lopen de studenten hun tweede stage waarin zij als aspirant HTO-ingenieur functioneren in een bedrijf (in het binnen- of buitenland). De afstudeeropdracht in het vierde jaar heeft als doelstelling de techniek op integrale wijze in de praktijk te brengen. Werkvormen die in het CGO gebruikt worden zijn per leerlijn te benoemen. Bij de integrale leerlijn zijn praktijk (gerelateerde) projecten, casussen en opdrachten. Bij de conceptuele leerlijn horen probleemgestuurd onderwijs, werkcolleges en instructiecolleges. Bij de vaardigheden leerlijn horen workshops, trainingen en practica. Stage en reflectieverslagen horen bij de ervarings- reflectielijn en het bijhouden van een persoonlijk ontwikkelingsplan en een persoonlijk actieplan behoren bij de studieloopbaanbegeleiding. Het panel constateert dat de didactische opzet goed aansluit bij de uitgangspunten van de opleiding over onderwijs en de doelen van de opleiding (eindkwalificaties). De leerlijnen NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 25

waarborgen dat integratie van kennis, houdingen en inzichten op een systematische wijze aan bod komen (steeds op een hoger niveau). De werkvormen zijn geschikt voor het doel van de opleiding: kennis en kunde verwerven en integratie van kennis en kunde tot stand brengen. Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Criteria: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel voldoende wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding gebruikt een mix van toetsvormen. Deze zijn in een overzicht in het zelfevaluatierapport weergegeven en passen, aldus het panel, goed bij de vijf leerlijnen. Naast integrale toetsen zijn er ook instrumenten die afzonderlijk kennis en kunde toetsen. In de studiewijzer is beschreven op welke wijze er getoetst wordt en hoe het eindcijfer tot stand komt. Vanaf het studiejaar 2004-2005 toetst de opleiding het leereffect van de studieactiviteiten meer en meer via integrale toetsen. Het panel heeft werkstukken van de eerstejaars studenten ingezien en constateert dat deze volledig integraal zijn. De opleiding geeft aan de ontwikkeling van de student via de systematiek van een persoonlijk ontwikkelplan (POP) te volgen. De student legt de ontwikkeling vast in een (digitaal) portfolio. De resultaten van de POP s en portfolio s dienen nog gerealiseerd te worden. De opleiding hanteert het visiedocument Competentiegericht toetsen en beoordelen (2004) en heeft haar toetsbeleid (Toetsbeleid cohort 2004-2005) daarop gebaseerd. Deze wordt bij de beoordeling van projecten, stage- en afstudeeropdrachten reeds toegepast en omvat een actieve wijze van toetsing waartoe studenten worden gestimuleerd. Studenten worden gestimuleerd om zelf te reflecteren op het geleverde werk wat resultaat en proces betreft. Ook medestudenten worden in de beoordeling betrokken. Via beoordelingsformulieren tracht de opleiding zicht te krijgen op het functioneren van de student en de kwaliteit van het resultaat/ product. De oordelen van de student zelf, de medestudenten en de docent/ begeleider over de prestaties van de student worden besproken. De docent stelt het eindoordeel vast. De toetscriteria zijn beschreven in de themahandleidingen. Dit maakt het mogelijk, aldus het panel, toetsen en stage- en afstudeeropdrachten systematisch te beoordelen. Studenten uit Delft met wie het panel sprak, geven aan van te voren bekend te zijn met de eisen waaraan een project moet voldoen of op welke wijze ze bevraagd worden in een toets en wat ze moeten aantonen. Dit vinden zij terug in de themahandleidingen die ze voorafgaand aan een blok in hun bezit hebben. Het panel heeft stage-, afstudeerverslagen en projectverslagen ingezien. Zij constateert dat de beoordeling voldoende op de hierboven beschreven systematische wijze gebeurt. Beoordelingsformulieren zijn bijgevoegd, hoewel niet altijd volledig ingevuld. 26 NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie

De opleiding besteedt aandacht aan het tegengaan van meeliftgedrag in groepswerk, onder andere via het verstrekken van individuele opdrachten aan studenten binnen een groep. Studenten vinden dat de opleiding voldoende instrumenten heeft om dergelijk studiegedrag tegen te gaan en dat de opleiding daar ook in voldoende mate in slaagt. Het panel constateert dat de gebruikte toetsvormen overeenstemmen met de uitgangspunten van de opleiding. Zij bieden mogelijkheden om kennis en vaardigheden in combinatie te toetsen. De afstudeeropdracht wordt gezien als een verdiepingsslag. De student toont aan dat hij startbekwaam is voor de uitoefening van het beroep. Het niveau van afstuderen wordt bewaakt via twee wegen: niveau van de opdracht en niveau van de uitwerking van de opdracht. Het (hbo-)niveau wordt aan de hand van de mate van complexiteit van de opdrachten bepaald. De afstudeercommissie beoordeelt of de afstudeeropdracht voldoet aan het hboniveau en het beroepsprofiel. Met behulp van de competentiekaarten en de gedefinieerde niveaus is de opleiding, aldus het panel, in staat de opdrachten van te voren te beoordelen op de mate van complexiteit en hbo-niveau. Echter, het panel constateert dat één docent het niveau van de afstudeeropdracht bewaakt bij de vaststelling daarvan. Het resultaat van de uitvoering wordt door twee docenten beoordeeld waarbij gecommitteerden een adviserende rol vervullen. De opleiding constateert dat bedrijven opdrachten beoordelen vanuit de optiek of de opdracht een nuttig resultaat voor het bedrijf heeft opgeleverd. De opleiding is verantwoordelijk voor het bewaken van het hbo-niveau. Daartoe is recentelijk een beoordelingsformat ontwikkeld (opgenomen in het document Competentiegericht toetsen en beoordelen, 2004). Afstudeeropdrachten die het panel heeft ingezien zijn systematisch volgens een beoordelingsformulier beoordeeld. Het uiteindelijke eindoordeel over de afstudeeropdracht wordt door de opleiding gegeven. Daaraan voorafgaand vindt overleg plaats tussen de bedrijfsbegeleider en docent. Dit is bij buitenlandse afstudeeropdrachten niet altijd mogelijk. Het niveau van de stage- en afstudeeropdrachten die in het buitenland worden uitgevoerd, wordt geborgd door het feit dat studenten dezelfde eindproducten moeten leveren. In het geval van de afstudeeropdracht geldt dat eindverslagen moeten voldoen aan dezelfde eisen als de opdrachten die in Nederland worden uitgevoerd. Onderwerp 3 INZET VAN PERSONEEL Facet 3.1 Eisen hbo Goed Criteria: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. NQA - visitatie Hogeschool INHOLLAND, Delft, opleiding Luchtvaarttechnologie 27