INGEKOMEN 0 9 DEC DEC Paraaf Provinciesecretaris rijl^

Vergelijkbare documenten
Paraaf Provin. Onderwerp Uitgangspunten visie en strategie vergunningen, toezicht en handhaving

Verbreed bodembeleid

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van K. Verbeek en W. Dijkstra (CDA) (d.d. 26 januari 2009) Nummer 2239

Verzenddatum 1 9 APR^OIZ. 'ovlnciesecretaris. Onderwerp ontwerp 8e tranche Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (PMV)

Beleid ondergrond Provincie Noord- Brabant

BM NGEKOMEN 1 9 MEI MEI 2010 Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum Geheim 18 mei 2010 Nee. Paraaf Provinciesecretaris

SML NGEKOMEN 0 3 DEC Paraaf Provinciesecretaris

p t" c!! HOLLAND ZUID

5 -minuten versie voor Provinciale Staten

5 minuten versie voor Provinciale Staten

NGEKQMEN O 6 M. 2010

Grondwater in de omgevingsvisie

INGEKOMEN 0 8 DEC Verzenddatum - 8 DEC Paraaf Provinciesecretaris

2 5 MEI MEI Paraaf Provinciesecretaris. Voorstel van GS aan PS: vaststellen van bijgaande stukken op basis van Asv

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Gebiedsgericht Grondwater Beheer: het kan nu! Arne Alphenaar Regiobijeenkomst Kansrijke gebieden Zwolle 17 mei 2011

Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum Geheim. 28 oktober 2014 J j OKF ZOU

INGEKOMEN 2 5 JAN Verzenddatum. Paraaf Provinciesecretaris lluou^y

SML Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van actieve informatieplicht

Verzenddatum O 9 OKT Paraaf Provin. retaris. Onderwerp Zienswijze op NRD van het PlanMER Structuurvisie Windenergie op Land

Verbreding bodem -ruimte, water, groen grijs, rood Platform Overheid en kwaliteit Bodembeheer Provincies 25 nov 2010

PROVINCIALE COMMISSIE LEEFOMGEVING (PCL) UTRECHT

Startnotitie Nota Duurzaam Gebruik van de Ondergrond

Afstemming in de ondergrond

2 4 APR Paraaf Provinci. Onderwerp Brief aan de Stuurgroep Westlandse Zoom over glascompensalie Kwintsheul-Noord

5 minuten versie voor Provinciale Staten

NGEKOMEN 1 2 MEI 2010

LI 9 JUN Onderwerp Herontwikkelen Suikerfabriek terrein en bedrijfsterreinprogrammering Hoeksche Waard

Ons kenmerk: Z / mevrouw M.A. de Jong, de heer H. de Rijk

Programma. Governance dilemma s van de diepe ondergrond. Parallelsessie Kennisconferentie Duurzame Ontwikkeling Ondergrond.

Grondwater en ondergrond: een afweging waard!

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Verzenddatum 2 7 NOV Paraaf ProyinqBSecretaris

Bodemenergie in de gemeente Arnhem

STRONG Samen met decentrale

ONTWIKKEL EEN GEZAMENLIJKE VISIE OP HET DUURZAAM BODEMGEBRUIK. Bijeenkomst XXX dag-maand-jaar, Locatie

SML10-26 NGEKOMEN 1 6 «2010. Bijlagen Voordracht verzamelbesluit Incidentele subsidie e lijnsondersteuningsinstellingen

agendapunt Aan Verenigde Vergadering EVALUATIE BELEIDSNOTA GRONDWATERBEHEER

Verzenddatum 2 5 SEP Paraaf Provjnc. etans

2 5 NOV Paraaf Provinciesecretaris

a. Europeeslnationaallprovinciaal wettelijk en beleidskader

5 minuten versie voor Provinciale Staten

BM NGEKOMFN 1 9 OKT Verzenddatum 1.J. UiVi. I. U -J - Geheim Nee. Paraaf Provinciesecretaris

Verzenddatum 2 6 OK I Paraaf Provinciesecretaris

Een gedragen bodemvisie: belangen en kennis betrekken & doorwerking borgen

^'vrr^t^ HOLLAND ZUID

Paraaf Provinciesecretaris

Verzenddatum - 4 SEP 20. Onderwerp zienswijze op concept ontwikkelstrategiekader Oude Rijnzone

5 minuten versie voor Provinciale Staten

1 7 SEP, 2009 GWM Paraaf Provinciesecretaris 17 augustus 2009

portefeuillehouder A. Hazelebach

Onderwerp Samenwerkingsovereenkomst m.b.t. opdracht verdienmodellen Parkschap Nationaal Park De Biesbosch

Convenant bodem en ondergrond

De ondergrond als basis voor een duurzame toekomst.

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming.

5 -minuten versie voor Provinciale Staten

BM Aug. tm. Paraaf Provinciesecretaris. Onderwerp Motie 151 d.d Vermindering papierverbruik en documenten

Programma STRONG. landsdelige bijeenkomsten. Toets probleemstelling

201 1 om uur. Verzenddatum. Paraaf Provinciesecretaris Ff v,kw

2 2 MEI Paraaf Provin. Ondenwerp Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013

Verzenddatum 2 1 MRT Z013. Paraaf Provinciesepröaris. Onderwerp Aangaan overeenkomst HOV-NET Zuid-Holland Noord met Oegstgeest

GEKOMEN 1 6 Kt»" Paraaf Provinciesecretaris. Voorstel van GS aan PS: vaststellen van de Verordening advisering planschadeverzoeken Zuid- Holland.

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Projectplan Ondergrond versie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 september 2017;

Vakdag conditionering Workshop natuur en milieu(wetgeving): aanpak en benodigde onderzoeken. 6 maart 2014, prof. mr. A.A. Freriks

College van Burgemeester en wethouders gemeente Tynaarlo

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Gemeente Delft. college van B&W Gescand archief S. Brandligt E. van de Giessen fl 9 J(/y?niK W W

Verordening interferentiegebieden Bodemenergiesystemen gemeente Groningen 2018

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Verzenddalum O 5 FEB Paraaf Provincie

pikiekw,en O 3 NOV Paraaf Provinciesecretaris h-- Onderwerp start onteigening t.b.v. verlegging N456 en aansluiting A20 in de gemeente Zuidplas

De ordening van bodemenergie in de ondergrond

Statenvoorstel nr. PS/2015/867

Speerpunten Doel Actie/uitwerking Wanneer Wie Dekking kosten /financiering Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Welke meldingen en vergunningen zijn nodig bij onttrekkingen uit /infiltraties in grondwater? Een overzicht t.b.v. glastuinbouw en boomkwekerijen

ParaaTPfovInclesecretaris

Verkenning (stedelijk) grondwaterbeheer

Samenwerking in het grondwaterbeheer

POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken

Visie op Zuid-Holland

Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond

Statenvoorstel. Startnotitie Partiële wijziging 2018 Visie ruimte en mobiliteit, Programma ruimte en Verordening ruimte

Ordening ondergrond. Het is druk in de ondergrond GPKL en ondergrond

Statenvoorstel. Concept advies Bestuurlijke Regiegroep RTHA over regionaal draagvlak ontwikkeling Rotterdam The Hague Airport aan Staatssecretaris

Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen

5 minuten versie voor Provinciale Staten

INFOBLAD IMPULS LOKAAL BODEMBEHEER 2012

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Verzenddatum. 3 O JAN 2013 Paraaf Provinciesecj

Verzenddatum 2 6AUG Paraaf Provinc. étaris. Onderwerp Voorbereidingsbesluit vervanging Steekterbrug te Alphen aan den Rijn.

gelezen het advies van het dagelijks bestuur over herziening keur voor grondwater van 23 april 2013, nummer 13IT011855;

INGEKOMEN 1 3 OKT Portefeuillehouder Paraaf Provinciesecretaris Termijn Dwarshuis - van de Beek, HMC

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. categorie/agendanr. B. en W RA A 6 10/1028. Raad. Onderwerp: Vaststellen Visie op bodemkwaliteit 2012

c) de belangen die mogelijk invloed kunnen ondervinden van de installatie van bodemenergiesystemen

Verzenddatum >1 2 SEP iesecretans. Onderwerp Bestuurlijke overeenkomst RijnlandRoute tussen Ministerie van l&m en Provincie Zuid-Holland

Transcriptie:

provincie R o L L A N D ZUID INGEKOMEN 0 9 DEC. 2009 5 -minutenversie voor Provinciale Staten Directie DO Afdeling Bodemsanering Registratienummer PZH-2009-141193551 (DOS-2007-0009350) Datum vergadering Gedeputeerde Staten 8 december 2009 Verzenddatum - 9 DEC 2009 Geheim Nee Portefeuillehouder Heijningen, FD, van Paraaf Provinciesecretaris rijl^ Termijn 13 januari 2010 Onderwerp Startnotitie ondergronds ruimtegebruik Bijlagen Startnotitie afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik 24 november 2009 Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande startnotitie, waarin de kaders voor de beleidsontwikkeling voor ondergronds ruimtegebruik zijn vastgelegd. 1. Onderwerp in kort bestek In bijgaande startnotitie zijn de contouren van een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik op hoofdlijnen uitgewerkt. Dit is de start voor de verdere ontwikkeling van het afwegingskader. Met het afwegingskader geeft de provincie Zuid-Holland voor de korte termijn invulling aan haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor het ondergronds ruimtegebruik. Voor de langere termijn werkt de provincie vanuit de Provinciale Structuurvisie aan de ontwikkeling richting driedimensionale ruimtelijke ordening. Het afwegingskader wordt, aansluitend op de rollen van de provincie betreffende de ondergrond, vanuit de volgende invalshoeken ontwikkeld: d. Op grond van het kader moet de provincie vanuit haar rol als bevoegd gezag (vergunningverlening) een expliciete, onderbouwde en integrale afweging kunnen maken die gericht is op ondergrondse toepassingen rond het grondwater (tot een diepte van 500 meter, rondom de eerste en tweede watervoerende pakketten). Het betreft met name grondwateronttrekkingen, gietwateropslag, brijnlozingen en bodemenergiesystemen; Het kader moet bruikbaar zijn voor afwegingen rond het gebiedsgericht grondwaterbeheer en bij ondergrondse toepassingen in gebiedsprojecten (Greenports, IRP's en andere gebiedsprojecten waar de provincie bij betrokken is); Het kader moet als input dienen voor het later op te stellen ruimtelijk kader, dat verder wordt uitgewerkt vanuit de Provinciale Structuurvisie; Met het afwegingskader wordt het duurzaam gebruik van de ondergrond gereguleerd en gefaciliteerd, voor zover er sprake is van een duidelijke meerwaarde van provinciale betrokkenheid hierbij. 1/3

pr vr T n r^ HOLLAND ZUID De eerste prioriteit ligt bij de ontwikkeling van een afwegingskader voor de toepassing van bodemenergiesystemen. Dit onderdeel van het afwegingskader zal, in de vorm van interimbeleid, als eerste worden uitgewerkt. Gedurende de beleidsontwikkeling participeert de provincie in een aantal pilots voor ondergronds ruimtegebruik. De ervaringen die in deze pilots worden opgedaan, worden benut voor de ontwikkeling van het afwegingskader. Het betreft de volgende pilots: Regie Ondergrondse RO in het kader van de Duurzame Greenports (de provincie heeft bestuurlijk toegezegd een regiegroep te trekken); Toepassing bodemenergiesystemen in glastuinbouwgebied, gemeente Westland. Deze pilot wordt gekoppeld aan een pilot van het ministerie van VROM voor het toetsen van de redeneerlijn Ondergrond; Toepassing bodemenergiesystemen in stedelijk gebied, gemeente Den Haag; Gebiedsgericht beheer van verontreinigd grondwater, gemeente Rotterdam. 2. Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a. Europees/nationaal/provinciaal wettelijk en beleidskader In juli 2009 is het convenant 'Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties' getekend door het IPO, de VNG, de UvW en het Rijk. Een van de afspraken in dit convenant betreft de beleidsontwikkeling voor het duurzaam gebruik van de ondergrond. Als uitwerking van het bodemconvenant is het rijk voornemens begin 2010 een visie op het duurzaam gebruik van de ondergrond vast te stellen. De beleidsontwikkeling voor de provincie Zuid-Holland zal hierop worden afgestemd. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet Bodembescherming (Wbb), de Wro, de Waterwet, de KRW/GWR en de Wet Milieubeheer. Provinciale kaders voor het beleid voor de ondergrond worden gevormd door het Waterplan, de Provinciale Structuurvisie, de Bodemvisie, het Energiebeleid en Duurzame Greenports. b. Relatie andere interne beleidsterreinen Er is een relatie met de volgende interne beleidsterreinen: bodem, water, ruimtelijke ordening, milieu (energie) en economie (Duurzame Greenports). c. Relatie externe partijen Interprovinciaal worden de beleidsontwikkelingen afgestemd via het DOG-overleg van IPO (DOG staat voor Duurzame Ondergrond) en via de reguliere IPO- gremia. Ook de afstemming op de rijksvisie vindt plaats via het IPO. Op provinciaal niveau is afstemming voorzien met de betrokken waterschappen en de gemeenten. Hiervoor wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij lopende lokale en regionale initiatieven. Daarnaast zijn er provinciale belangengroepen (zoals de LTO, milieufederatie en drinkwaterleidingbedrijven) die bij de vaststelling de gelegenheid krijgen hun visie op het beleid te geven. 2/3

provincie H 0 L L A N D ZUID 3. Procesbeschrijving en rol Staten a. Voorgeschiedenis In juli 2009 is het convenant 'Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties' getekend. Hierin zijn afspraken gemaakt over de beleidsontwikkeling voor ondergronds ruimtegebruik. Provincies krijgen hiermee een verantwoordelijkheid om te komen tot een beleids- of afwegingskader. In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is geconstateerd dat nog onvoldoende kaders beschikbaar zijn voor ondergronds ruimtegebruik. Een integrale afweging ontbreekt, evenals een operationeel instrument om het gebruik van de ondergrond te reguleren. Aangekondigd is dat in 2010 een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik wordt ontwikkeld. In de Provinciale Structuurvisie is voor de langere termijn een ontwikkeling richting driedimensionale ordening voorzien. Verdere uitwerking hiervan vindt plaats vanuit de onderzoeksagenda van de Provinciale Structuurvisie. Het nu op te stellen afwegingskader dient mede als inpunt voor deze uitwerking. b. Waar staan we nu? Met de startnotitie is de verkenningsfase van de beleidsontwikkeling afgesloten en start de fase van visie- en strategiebepaling. c. Vervolgprocedure De eerstvolgende producten die worden opgeleverd, zijn een beleidsvisie voor ondergronds ruimtegebruik en een interim-beleidskader voor de toepassing van bodemenergiesystemen. De uitwerking van het beleid in de vorm van een integraal afwegingskader is volgens planning eind 2010 gereed. 4. Financiële aspecten (dekking en risico's) Er zijn voor de beleidsontwikkeling geen extra middelen nodig. Eventuele kosten worden vanuit bestaande programma's voor water, bodem en milieu gefinancierd. Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar Telefoon 070-441 74 81 F.P.A. (Frency) Huisman Kamer D431 3/3

Startnotitie Afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik Provincie Zuid-Holland 24 november 2009

1. Inleiding Achtergrond Door toenemende druk op de beschikbare ruimte in de bovengrond en door kansen die de ondergrond biedt, wordt de ondergrond voor steeds meer doeleinden gebruikt. Vormen van ondergronds gebruik zijn: 1. het winnen van delfstoffen; 2. watergebruik en -lozing (grondwateronttrekking, gietwateropslag, brijnlozingen, grond- en grondwaterverontreiniging, tijdelijke bemalingen); 3. het opslaan van afvalstoffen, C02 of andere gassen in de bodem; 4. ondergronds bouwen (ondergrondse infrastructuur, ondergrondse voorzieningen, kabels en leidingen); 5. bodemenergie (koude-warmteopslag en geothermie). Het toenemende gebruik van de ondergrond leidt tot knelpunten. Verschillende aanspraken op de ondergrondse ruimte kunnen elkaar tegenwerken of uitsluiten. Een voorbeeld hiervan is de reservering voor gietwateropslag in het eerste watervoerend pakket, die de toepassing van koudewarmteopslag in ditzelfde pakket uitsluit. Ook koude-warmteopslagsystemen onderling kunnen elkaar verstoren. Verder heeft het gebruik van de ondergrond effect op het bodem- en grondwatersysteem. Doel afwegingskader In deze notitie zijn de contouren van een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik op hoofdlijnen uitgewerkt. De notitie is bedoeld als startnotitie voor de verdere ontwikkeling van het afwegingskader. Hiervoor zijn meerdere bestuurlijke aanleidingen: 1. In het provinciaal Waterplan 2010-2015 is geconstateerd dat nog onvoldoende kaders beschikbaar zijn voor ondergronds ruimtegebruik. Een integrale afweging ontbreekt, evenals een operationeel instrument om het gebruik van de ondergrond te reguleren. Aangekondigd is dat in 2010 een afwegingskader voor ondergronds ruimtegebruik wordt ontwikkeld. 2. In juli 2009 is het 'convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoed locaties' getekend door het IPO, de VNG, De UvW en het rijk. Hierin wordt speciale aandacht gevraagd voor de ondergrond en de provinciale betrokkenheid daarbij. Provincies krijgen hiermee de verantwoordelijkheid om te komen tot een afwegingskader. 3. Het Rijk is voornemens begin 2010 een visie op het duurzaam gebruik van de ondergrond vast te stellen. De provincie Zuid-Holland participeert in IPO-verband in het rijksvisietraject. 4. In 2005 heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de Bodemvisie Zuid-Holland vastgesteld. In 2009 is de bodemvisie geëvalueerd. Eén van de aanbevelingen is om een handelingskader op te stellen voor de ondergrond als onderdeel van de lagenbenadering. Deze aanbeveling is door Gedeputeerde Staten overgenomen. Inmiddels is in de provinciale structuurvisie het belang van de ondergrond in de Ruimtelijke Ordening verankerd. Voor de langere termijn is een ontwikkeling richting driedimensionale ordening voorzien. Verdere uitwerking hiervan vindt plaats vanuit de onderzoeksagenda van de Provinciale Structuurvisie. 5. Voor verschillende onderdelen van het bestaande provinciale beleid is meer aandacht gewenst voor de ondergrond. Het betreft de uitvoering van het energiebeleid, het bodem- en grondwaterbeleid en de duurzame ontwikkeling van de Greenports waar behoefte is aan regie op de ontwikkeling van de ondergrond. De vraag naar een afwegingskader voor de ondergrond is vooral urgent voor de toepassing van bodemenergiesystemen, mede in relatie tot andere toepassingen in de ondergrond (zoals gietwateropslag).

Met het afwegingskader geeft de provincie Zuid-Holland invulling aan haar beleidsbetrokkenheid bij het ondergronds ruimtegebruik. In het convenant bodemontwikkelingsbeleid is aangekondigd dat het rijk voornemens is voor de ondergrond de provincies aan te wijzen als eerstverantwoordelijke partij voor bovenlokale afwegingen in het ruimtelijk economisch domein. Met het op te stellen kader geeft de provincie voor de korte termijn invulling aan haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor het ondergronds ruimtegebruik. Voor de langere termijn werkt de provincie vanuit de provinciale structuurvisie aan de ontwikkeling richting driedimensionale ruimtelijke ordering. Uitgangspunten 1. Het afwegingskader richt zich op het gebruik van de ondergrond c.q. de bodem, dat wil zeggen de grond, het grondwater en de in de bodem aanwezige gassen (definitie Wet bodembescherming). 2. Toepassing van het afwegingskader moet leiden tot een duurzaam en doelmatig gebruik van de ondergrond, waarbij de beschikbare ondergrondse ruimte en het grondwater optimaal worden benut voor verschillende gebruiksmogelijkheden en waarbij negatieve effecten op bodem en grondwater zoveel mogelijk worden voorkomen. 3. Er is een relatie tussen het ondergronds en het bovengronds ruimtegebruik. Het op te stellen afwegingskader dient als input voor de verdere ontwikkeling richting driedimensionale ruimtelijke ordening, waarin de afwegingen voor de ondergrond worden gekoppeld aan de provinciale belangen in de bovengrond. Deze ontwikkeling wordt ingezet vanuit het uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. 4. Het afwegingskader moet uitgaan van en aansluiten op het huidige provinciale beleid. Daar waar beleidswijzigingen nodig of gewenst zijn, zal dit expliciet worden aangegeven. Beleidsaanvullingen dienen zich vooral te concentreren op die toepassingen die (relatief) nieuw zijn. Het betreft: - de toepassing van bodemenergiesystemen; - de opslag van gassen en bodemvreemde stoffen in de diepe ondergrond; - ondergrondse waterberging; - het maatschappelijk gebruik van het grondwater (voor bodemenergiesystemen, gietwateropslag, drinkwatervoorziening, watervoorziening voor landbouw en industrie, gebiedsgerichte aanpak van grondwaterverontreiniging, bodemdaling en verzilting). 5. Het afwegingskader dient aan te sluiten op het nationale (wettelijke) beleid en de nationale beleidsontwikkeling (rijksvisie) hierin. 6. Het kader moet gebaseerd zijn op de principes van PNS (Provincie Nieuwe Stijl): er moet expliciet aangegeven kunnen worden wat de meerwaarde is van de provinciale betrokkenheid (t.o.v. van de rollen en taken van rijk en gemeenten/waterschappen) en er moeten waarborgen zijn voor effectief beleid. 7. De beleidsontwikkeling voor de ondergrond is relatief nieuw. Daarom moet er ruimte zijn voor ontwikkeling, dynamiek en leerervaringen. Het beleid wordt niet meteen vanaf de start dichtgetimmerd, de beleidsontwikkeling vindt stap voor stap plaats. De eerste mijlpaal is een afwegingskader voor de toepassing van bodemenergiesystemen. Dit kader wordt verder uitgewerkt tot een integraal afwegingskader voor activiteiten in de ondergrond. Op basis van ervaringen met de toepassing en externe ontwikkelingen zal het kader periodiek bijgesteld en aangevuld worden. 8. De ontwikkeling van het afwegingskader vindt integraal plaats. Alle relevante provinciale beleidsvelden worden hierin betrokken. Primair gaat het om de beleidsvelden bodem, water, ruimte en milieu. Daarnaast raakt de ontwikkeling aan andere beleidsvelden, zoals economie (ontwikkeling Greenports), cultuur (archeologie) en groen (landschappelijke en aardkundige waarden). -3

2. Krachtenveld In het krachtenveld zijn de volgende onderdelen te onderscheiden: 1. het maatschappelijke krachtenveld: de belangen en ontwikkelingen; 2. het interbestuurlijke krachtenveld (rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, regio's). Maatschappelijk krachtenveld In de publieke opinie heerst het besef dat we afhankelijk zijn van de bodem en (potentiële) bedreigingen van de bodem treffen dan ook vaak een gevoelige snaar in de publieke opinie. Vooral het opslaan van bodemvreemde stoffen/afval ligt gevoelig. Het beleid zal rekening moeten houden met deze gevoeligheid. De overheid wordt altijd aangesproken op mogelijk kwaliteitsverlies van de ondergrond en haar zorg hiervoor. Naast deze publieke gevoeligheid is er toenemend besef dat we veel meer meerwaarde kunnen halen uit de ondergrond met name door duurzame bodemenergiesystemen. Er is een groeiende behoefte aan ondergrondse toepassingen. Dit kan leiden tot belangentegenstellingen. Tegenstellingen kunnen zich gaan voordoen tussen het algemene publieke belang en potentiële gebruikers en tussen belanghebbenden onderling rond toepassingen. Er dient balans gezocht te worden tussen: Het bieden van speelruimte voor het gebruik van de ondergrond o waarbij het nuttig gebruik van de ondergrond wordt gestimuleerd; o Met zo weinig mogelijk bestuurlijke belemmeringen en administratieve lasten voor de aanvrager van zo'n ontwikkeling; Het rekening houden met de belangen van duurzaamheid o waarbij het beoogde gebruik niet gepaard gaat met onacceptabele (risico's op) aantasting van het bodem- en grondwatersysteem en de kwaliteit van de leefomgeving nu of in de toekomst; o toekomstige gewenste ontwikkelingen (boven- of ondergronds) zo weinig mogelijk worden ingeperkt; Het rekening houden met belangen van derden, in het bijzonder voor privaat- of publiekrechtelijk beschermde functies. Interbestuurlijk krachtenveld In de huidige bestuurlijke rol- en taakverdeling voor de ondergrond zijn het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen betrokken. De vergunningverlening voor verschillende activiteiten in de ondergrond valt onder de bevoegdheid van verschillende overheidsorganen. Dit staat een efficiënte overheidssturing op het ondergronds ruimtegebruik in de weg. In het proces van nationale visievorming zijn daarom veranderingen voorgesteld in de bevoegdheidsverdeling. De discussie over de bevoegdheidsverdeling spitst zich vooral toe op C02-opslag, geothermie en warmte-koude opslag. Voor C02-opslag en geothermie speelt de discussie over de bevoegdheidsverdeling tussen de provincies en het ministerie van EZ, voor warmte-koude opslag tussen de provincies, gemeenten en waterschappen. Voor activiteiten in de diepe ondergrond, zoals C02-opslag en geothermie, is het Rijk (ministerie van EZ) bevoegd gezag voor de vergunningverlening op grond van de Mijnbouwwet. De provincies en gemeenten hebben belangen bij de ruimtelijke inpassing van deze activiteiten. Het dilemma dat zich hierbij voordoet is dat het Rijk vanuit sectorale belangen beslist over de vergunningverlening (bijvoorbeeld vanuit doelstellingen voor C02-reductie en gaswinning) en daar prioriteit aan geeft, terwijl provincies en gemeenten vanuit een integrale afweging de prioriteit leggen bij de regionale of lokale ruimtelijke ontwikkeling. Voor de toepassing van warmte-koude opslag geldt een vergelijkbaar dilemma, alleen is hier de provincie bevoegd gezag voor de vergunningverlening op grond van de Waterwet en willen de gemeenten hun belang bij de lokale ruimtelijke inpassing borgen. Bijkomend dilemma hier is dat de provincies het merendeel van de operationale taken in het waterbeheer hebben

overgedragen aan de waterschappen. De vergunningverlening voor warmte-koude opslag valt hier (nog) niet onder, echter gelet op een heldere knip tussen kaderstelling en uitvoering in het waterbeheer is een overdracht hiervan naar de waterschappen op termijn een denkbare optie. Overdracht naar gemeenten past niet binnen deze ontwikkeling. In de discussie rondom de rijksvisie is voorgesteld de bevoegdheden voor geothermie en C0 2 -opslag over te dragen aan de provincies, en de bevoegheid voor warmte-koude opslag over te dragen aan gemeenten. Na verkenning van deze opties heeft het rijk zich nu op het standpunt gesteld dat in het kader van de rijksvisie op de ondergrond niet aan de bestaande bevoegdheidsverdeling wordt getornd. In het convenant bodemontwikkelingsbeleid is wel aangekondigd dat het rijk voornemens is de provincies aan te wijzen als eerstverantwoordelijke partij voor het maken van bovenlokale afwegingen in het ruimtelijk economisch domein. De locatiespecifieke afweging wordt in beginsel op gemeentelijk niveau gelegd. Omdat de bevoegdheidsverdeling voor het rijk niet ter discussie staat, worden deze verantwoordelijkheden binnen bestaande kaders uitgewerkt. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de systematiek van de Wro. Dit betekent dat rijk, provincies en gemeenten hun belangen voor het gebruik van de ondergrond moeten vastleggen in eigen ruimtelijke plannen en op basis daarvan een verklaring van geen bedenkingen kunnen verstrekken danwei weigeren. Alleen vastgelegd beleid biedt dan een weigeringgrond. Kortom, bestuurslagen die iets willen met de ondergrond, zullen in de visie van het rijk zelf beleid moeten ontwikkelen en dit vastleggen in eigen ruimtelijke plannen. In het rijksvisietraject worden de taken en rollen van andere overheden dan het rijk zelf, in tegenstelling tot eerdere aankondigingen hierover, niet verder uitgewerkt. De standpunten van IPO, VNG en de Unie van Waterschappen op deze ontwikkeling zijn op het moment van schrijven van deze startnotitie nog niet bekend. Vaststelling van de rijksvisie is voorzien begin 2010. Een specifiek aandachtspunt vormt het grondwaterbeheer. Voor de gebiedsgerichte aanpak van verontreinigd grondwater speelt dat de gemeenten feitelijk probleemeigenaar zijn, zonder dat ze zelf de bevoegdheden en middelen hebben om het probleem op te lossen. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het kwantitatief beheer, de provincies voor het voldoen aan de kwaliteitseisen. Er is nu geen integraal grondwaterbeheerder voor kwaliteit én kwantiteit. Overeenkomstig het advies van de LBOW worden oplossingen op dit punt gezocht in bestuurlijke samenwerking tussen gemeenten, provincie en waterschappen. Dilemma hierbij is dat het probleem hier niet zozeer in gebrek aan samenwerking zit, maar dat samenwerking veelal strandt door gebrek aan menskracht en financiële middelen. -5

Provinciale rol Rol van de overheid De overheid als geheel (rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) draagt zorg voor het bestemmen, inrichten en beheren van de ondergrond. Daarbij zorgt de overheid voor het zorgvuldig afwegen van verschillende belangen, het duurzaam beschermen van de kwaliteiten van de ondergrond en de leefomgeving en het behoud van ruimtelijke kwaliteit. 1. het zorgvuldig afwegen van belangen a. De overheid biedt ruimte voor het maatschappelijk gebruik van de ondergrond, door: - zoveel mogelijk uit te gaan van de principes van maatschappelijke zelforganisatie gericht op een duurzaam gebruik van de ondergrond; - toepassingen te stimuleren waar gewenst en nodig, met name gericht op de ontwikkeling van bodemenergiesystemen; - (administratieve) belemmeringen voor de aanvrager te voorkomen en het aanvraagproces waar mogelijk te stroomlijnen. b. De overheid houdt rekening met maatschappelijk (als zodanig beleefde) onacceptabele bedreigingen of aantastingen van de leefbaarheid. c. De overheid ziet er op toe dat op een zorgvuldige wijze rekening wordt gehouden met belangen van derden voor, tijdens en na de ingreep. Het betreft dan de belangen van eigenaren, rechthebbenden, omwonenden van boven- en ondergrondse functies. 2. een duurzame bescherming van de kwaliteiten van de ondergrond en de leefomgeving De overheid ziet er op toe dat bij aanvragen rekening wordt gehouden met publieke duurzaamheidsbelangen. Het gaat dan om risico's voor aantastingen van de ondergrond voor: a. publieke drinkwatervoorziening; b. het duurzame beheer van het beschikbare grondwater en overige bodemvoorraden; c. archeologische en landschappelijke waarden (bodemarchief); d. behoud van functionaliteit van de bodem en duurzaamheid van het grondwatersysteem (kwaliteit, kwantiteit); e. de aanpak van bestaande knelpunten in de bodem (bodemdaling, verzilting, verontreiniging); f. veiligheid (buisleidingen). 3. het behouden van de ruimtelijke kwaliteit De overheid zorgt voor behoud en zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte en de ruimtelijke kwaliteit door het beschermen van bestemde gebruiksfuncties en het behouden van potentieel toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, zowel boven- en ondergronds, met name voor publieke infrastructurele werken (tunnels, buisleidingen en dergelijke). Provinciale rol- en taakopvatting Welke rollen en taken de provincie dient te vervullen vraagt een nadere afweging. Op hoofdlijnen kan gesteld worden dat het rijk zich momenteel vooral bezig houdt met toepassingen in de diepe ondergrond (meer dan 500 meter diep), de provincie en waterschappen met toepassingen zo rond het eerste en tweede watervoerende pakket (tussen de 20 en 500 meter diep) en de gemeente met toepassingen tot de eerste 20 meter. De provinciale betrokkenheid spitst zich in de huidige rolverdeling vooral toe op ondergrondse toepassingen met mogelijke effecten op de bodem en het grondwater. De provincie vervult hier in ieder geval een rol als grondwaterkwaliteitsbeheerder. Hiermee heeft de provincie ook een nadrukkelijke rol in de gebiedsgerichte aanpak van (grootschalige) grondwaterverontreinigingen, zij het dat de verantwoordelijkheid voor de aanpak hiervan gedeeld wordt met gemeenten. 6-

Op grond van de Waterwet heeft de provincie een kaderstellende rol voor het (grond)waterbeheer, is de provincie bevoegd gezag voor de vergunningverlening voor openbare drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen en open bodemenergiesystemen en houdt de provincie toezicht op de waterschappen. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag voor de aanpak van bodem- en grondwaterverontreinigingen conform de Wbb. Specifiek voor bodemenergiesystemen is in de Crisisen herstelwet een aanpassing van de Wbb voorzien, op grond waarvan regels kunnen worden gesteld voor een doelmatig gebruik van bodemenergie. Dit wordt verder uitgewerkt in een nieuwe AMvB voor bodemenergiesystemen. Vanuit de verantwoordelijkheid voor de provinciale belangen in de ruimtelijke ordening dient de provincie zorg te dragen voor de afstemming tussen het bovengrondse en de ondergrondse gebruik. Door actief een ruimtelijk ontwikkelingskader op te stellen voor het ondergronds ruimtegebruik (bijvoorbeeld een aanvulling op of nadere uitwerking van de Provinciale Structuurvisie) kan de provincie de besluitvorming over activiteiten in de ondergrond (mede) sturen. De rol en verantwoordelijkheid van de provincie betreft een deel van de rol en verantwoordelijkheid van de overheid als hierboven beschreven, voor het eigen schaalniveau. De systematiek van de Wro is hiervoor leidend. Samenvattend moet het op te stellen afwegingskader invulling geven aan de volgende rollen van de provincie: bevoegd gezag voor open bodemenergiesystemen, drinkwaterwinning en grote industriële onttrekkingen, voor gietwaterinfiltratie en ontheffing brijnlozingen alsmede voor de aanpak van bodem- en grondwaterverontreiniging; kaderstellende rol voor grondwaterbeheer; - regievoeren voor ondergronds ruimtegebruik in gebieden (zoals greenports); het borgen van provinciale ruimtelijke belangen in de boven- en ondergrond; - stimuleren van duurzame energie en duurzaam gebruik van de ondergrond.

4. Ontwikkeling van het afwegingskader Beoogd resultaat Het afwegingskader wordt, aansluitend op de genoemde rollen van de provincie, vanuit de volgende invalshoeken ontwikkeld: a. Op grond van het kader moet de provincie vanuit haar rol als bevoegd gezag (vergunningverlening) een expliciete, onderbouwde en integrale afweging kunnen maken die gericht is op ondergrondse toepassingen rond het grondwater (tot een diepte van 500 meter, rondom de eerste en tweede watervoerende pakketten). Het betreft met name grondwateronttrekkingen, gietwateropslag en bodemenergiesystemen; b. Het kader moet bruikbaar zijn voor afwegingen rond het gebiedsgericht grondwaterbeheer en bij ondergrondse toepassingen in gebiedsprojecten (Greenports, IRP's en andere gebiedsprojecten waar de provincie bij betrokken is); c. Het kader moet als input dienen voor het later op te stellen ruimtelijk kader, dat verder wordt uitgewerkt vanuit de Provinciale Structuurvisie. Dit betekent dat het kader behulpzaam moet zijn bij het maken van een expliciete, onderbouwde en integrale afweging die gericht is op: het bewaken van de samenhang tussen bovengrondse en ondergrondse bestemmingen en de samenhang tussen ondergrondse bestemmingen onderling; het maken van locatiekeuzes van bodemenergiesystemen en (overige) grondwatertoepassingen (zoals voor drinkwatervoorziening en ondergrondse opslag van gietwater); d. Met het afwegingskader wordt het duurzaam gebruik van de ondergrond gereguleerd en gefaciliteerd, voor zover er sprake is van een duidelijke meerwaarde van provinciale betrokkenheid hierbij. Ruimtelijke Ordening & Beschermen Reguleringvan individuele aanvragen Gebiedsgerichte aanpak Organiseren duurzaamgebruik Figuur 1: vier invalshoeken voor afwegingen in de ondergrond

Planning en werkwijze Planning Gestart wordt met het opstellen van een interim-kader voor de toepassing van bodemenergiesystemen. Dit zal begin 2010 beschikbaar zijn. Het integrale afwegingskader zal eind 2010 gereed zijn. De planning hiervoor wordt nader uitgewerkt in een beleidsvisie voor ondergronds ruimtegebruik, vast te stellen in het voorjaar van 2010. Omdat de visie van het rijk op de ondergrond nog in ontwikkeling is, zal de provinciale beleidsontwikkeling in wisselwerking met het rijksbeleid worden opgesteld. Partijen betrekken in beleidsproces Interprovinciaal worden de beleidsontwikkelingen bij de verschillende provincies afgestemd via het zogenaamde DOG-overleg (Duurzame OnderGrond) en via de reguliere IPO-gremia. Ook de afstemming op de rijksvisie vindt plaats via het IPO. Op provinciaal niveau is afstemming gewenst met de betrokken waterschappen en de gemeenten. Daarnaast zijn er provinciale belangengroepen (zoals de LTO, milieufederatie of drinkwaterleidingbedrijven) die bij de vaststelling de gelegenheid krijgen hun visie op het beleid te geven. Gedurende de ontwikkeling van het afwegingskader worden vertegenwoordigers van gemeenten en waterschappen gevraagd deel te nemen in een klankbordgroep, zodat de gewenste afstemming gedurende de beleidsontwikkeling plaatsvindt. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij lopende lokale en regionale initiatieven in de ondergrond. Parallelle toepassing van het afwegingskader in pilots Tijdens het traject van de verdere uitwerking van het afwegingskader zullen delen van het afwegingskader worden toegepast. Dit gezien de grote behoefte om op korte termijn (een voorlopig) provinciaal afwegingskader voor bodemenergiesystemen gereed te hebben en de behoefte aan een afwegingskader in enkele gebiedsprojecten. Vooral in stedelijke gebieden en in Greenports is al sprake van ondergrondse drukte. Het betreft de Greenportprojecten Westland-Oostland en Duin en Bollenstreek. Voor beide gebieden zijn toezeggingen gedaan in het kader van Duurzame Greenports. De provincie gaat de projectleiding verzorgen voor de 'regiegroep ondergrondse RO' in beide Greenports. Daarnaast zal de provincie participeren in het gebiedsgericht beheer van (verontreinigd) grondwater voor Rotterdam en voor gebiedsgerichte aanpak rond bodemenergie samen met de gemeente Den Haag en de gemeente Westland. Projectorganisatie Een projectgroep is belast met de uitwerking en parallelle toepassing van het afwegingskader. Deze projectgroep bestaat uit medewerkers vanuit de betrokken beleidsvelden (bodem, ruimte, water, en milieu). De bestuurlijk opdrachtgever voor het opstellen van een afwegingkader is de gedeputeerde Milieu (E. van Heijningen). Voor de uitwerking van het afwegingskader wordt een projectplan opgesteld, vast te stellen door het directieteam. -9