INHOUD HOOFDSTUK 1. ALGEMENE INLEIDING............................. 1 1.1. Werkingssfeer................................................... 1 1.1.1. Handelingen onderworpen aan de btw...................... 1 1 De levering van goederen en diensten.................... 1 2 De intracommunautaire verwervingen................... 2 3 Invoer............................................... 3 1.2. Voorwaarden.................................................... 3 1.2.1. Handelingen onder bezwarende titel........................ 3 1.2.2. Hoedanigheid partijen..................................... 5 1.3. Praktische benadering............................................ 6 1.3.1. Analyse van een operatie inzake btw........................ 6 1 Wordt de handeling verricht door een belastingplichtige?... 7 2 Betreft het een belastbare handeling?..................... 7 3 Waar vindt de handeling plaats?......................... 8 4 Is er geen vrijstelling mogelijk?.......................... 9 5 Wie moet de btw voldoen?............................. 10 1.3.2. Andere gegevens die van belang zijn........................ 11 1 Tijdstip verschuldigdheid btw.......................... 11 2 Maatstaf van heffing.................................. 11 3 Btw-tarief........................................... 11 4 Aftrekbare btw....................................... 11 5 Maatregelen ter bestrijding van misbruik................ 11 1.4. Definities....................................................... 12 1.4.1. Geografisch toepassingsgebied............................. 12 1 Lidstaat............................................. 12 2 Gemeenschap........................................ 12 3 Derdelandsgebied.................................... 12 4 Binnenland.......................................... 12 1.4.2. Intracommunautair goederenvervoer....................... 15 1.4.3. Accijnsproducten........................................ 16 1.4.4. Gebouw................................................ 16 1.4.5. Maatregel ter bestrijding van misbruiken................... 16 HOOFDSTUK 2. BELASTINGPLICHTIGE............................. 19 2.1. Definitie....................................................... 19 2.1.1. Algemeen............................................... 19 vii
2.1.2. Hoedanigheid van de persoon............................. 19 2.1.3. Economische activiteit.................................... 20 2.1.4. Geregelde werkzaamheid................................. 24 2.1.5. Zelfstandige activiteit.................................... 26 A. Algemeen........................................... 26 B. Stagiairs............................................. 27 C. Familiale helpers..................................... 28 D. Lesgevers............................................ 28 E. Bestuurders/zaakvoerders/vereffenaars.................. 28 F. Journalisten en dagbladcorrespondenten................ 30 G. Stille handelsvennootschappen, tijdelijke handelsvennootschappen en feitelijke vennootschappen................. 30 1 Stille handelsvennootschap........................ 30 2 Tijdelijke handelsvennootschap..................... 31 3 Feitelijke vennootschap............................ 32 H. EESV............................................... 33 2.1.6. Met of zonder winstoogmerk.............................. 33 2.1.7. Hoofdzakelijk of aanvullend.............................. 33 A. Algemeen........................................... 33 B. Mede-eigendom Daden van behoud en beheer.......... 34 C. Loon- of weddetrekkers, gepensioneerden, studenten..... 35 2.1.8. Begin en einde van de belastingplicht....................... 35 A. Begin belastingplicht................................. 35 B. Einde belastingplicht................................. 37 2.2. Btw-eenheid.................................................... 38 2.2.1. Invoering............................................... 38 2.2.2. Omschrijving en algemene werking van de btw-eenheid...... 39 2.3. Incidentele belastingplichtigen.................................... 43 2.3.1. Verkoop van een nieuw gebouw............................ 44 A. Algemeen........................................... 44 B. Nieuw gebouw....................................... 45 C. Optie............................................... 46 1 Btw-controlekantoor.............................. 46 2 Medecontractant................................. 46 D. Aangifte............................................. 46 E. Aftrekbare btw....................................... 47 2.3.2. Verkoop van een nieuw vervoermiddel..................... 47 A. Vervoermiddel....................................... 47 B. Nieuwe vervoermiddelen.............................. 48 C. Aangifte............................................. 48 2.4. Niet-belastingplichtige rechtspersonen............................. 50 viii
2.4.1. Definitie................................................ 50 2.4.2. Belastingplicht.......................................... 51 2.4.3. Verplichtingen.......................................... 61 A. Intracommunautaire verwervingen..................... 61 B. Boekhouding........................................ 63 2.5. Belastingplichtigen zonder recht op aftrek.......................... 63 2.5.1. Omschrijving........................................... 64 A. Sommige vrije beroepen............................... 64 B. Medische beroepen................................... 65 C. Medische instellingen................................. 66 D. Zelfstandige groeperingen............................. 67 E. Maatschappelijk werk................................. 67 F. Sport............................................... 69 G. Onderwijs........................................... 71 H. Cultuur............................................. 74 I. Instellingen die geen winst beogen en religieuze instellingen.......................................... 77 J. Levering van goederen en diensten..................... 78 K. Onroerende goederen................................. 78 L. Verzekerings- en financiële diensten.................... 80 M. Weddenschappen.................................... 83 N. Openbare postdiensten................................ 84 2.5.2. Verplichtingen.......................................... 84 A. Intracommunautaire verwervingen..................... 85 B. Boekhouding........................................ 85 C. Mededeling door ontvanger dienst...................... 86 2.6. De kleine ondernemingen........................................ 86 2.6.1. Definitie................................................ 86 2.6.2. Uitsluiting van de vrijstellingsregeling...................... 87 2.6.3. Bepaling omzet.......................................... 87 A. Op te nemen......................................... 87 B. Uit te sluiten......................................... 87 2.7. Landbouwondernemers.......................................... 88 2.7.1. Algemeen............................................... 88 2.7.2. Personen onderworpen aan de bijzondere regeling........... 88 2.7.3. Toegelaten werkzaamheden............................... 89 2.7.4. Niet toegelaten werkzaamheden........................... 89 2.7.5. Teruggaaf van de btw op aankopen......................... 90 2.7.6. Aftrek van de betaalde forfaitaire compensatie............... 91 2.7.7. Teruggaaf van de betaalde forfaitaire compensatie........... 91 2.8. Bijzondere regeling voor het beleggingsgoud........................ 92 ix
HOOFDSTUK 3. BELASTBARE HANDELINGEN...................... 95 3.1. Levering van goederen........................................... 95 3.1.1. Goederen............................................... 95 A. Definitie............................................ 95 B. Gelijkstelling met lichamelijke goederen................ 95 C. Uitsluiting........................................... 95 1 Erfpacht in het kader van een onroerende financieringshuur........................................ 95 2 Hypotheekrecht en recht van bewoning.............. 96 3 Effecten aan toonder.............................. 96 4 Aandeel in vereniging............................. 97 5 Opleidingscheques................................ 97 6 Dienstencheques.................................. 97 D. Namaakgoederen.................................... 98 E. Grond.............................................. 99 3.1.2. Levering van goederen................................... 100 3.1.3. Worden eveneens als een levering van een goed beschouwd.. 100 A. Vordering door de overheid........................... 100 B. De afgifte van een goed als verbruiklening en de teruggaaf ingevolge een zodanige lening......................... 101 3.1.4. Recht grondstoffen uit een stuk grond te halen.............. 102 3.1.5. Waarborgverplichtingen................................. 103 3.1.6. Overdracht algemeenheid of bedrijfs afdeling............... 105 A. Algemeen.......................................... 105 B. Hoedanigheid overnemer............................ 106 C. Algemeenheid van goederen.......................... 106 D. Bedrijfsafdeling..................................... 107 E. Overdracht huurceel................................. 108 F. Vestiging zakelijk recht.............................. 108 G. Overdracht om niet.................................. 109 H. Overdracht nieuwe gebouwen......................... 109 I. Formaliteiten....................................... 110 3.1.7. Gelijkstelling met levering............................... 110 A. Algemeen.......................................... 110 B. Onttrekking roerend goed voor privédoeleinden........ 111 C. Onttrekking goed om het om niet te verstrekken........ 111 1 Handelsmonsters................................ 112 2 Handelsgeschenken van geringe waarde............ 112 3 Hulpacties...................................... 113 4 Gratis leveringen................................ 113 x
D. De ingebruikneming als bedrijfsmiddel................ 115 E. De ingebruikneming anders dan als bedrijfsmiddel...... 116 F. Beëindigen economische activiteit..................... 116 G. Vernietiging bedrijfsmiddel........................... 117 3.1.8. Onttrekking door een beroepsoprichter.................... 117 A. Beroepsoprichter.................................... 117 B. Onttrekking........................................ 117 3.1.9. De overbrenging........................................ 118 A. Gelijkstelling....................................... 118 B. Definitie........................................... 118 C. Niet beschouwd als overbrenging...................... 120 1 Levering met installatie of montage................ 120 2 De verkoop op afstand............................ 120 3 De levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of een trein tijdens het gedeelte van een binnen de Europese Unie verricht passagiersvervoer. 121 4 De levering ter uitvoer en de ermee gelijkgestelde handelingen, alsmede de vrijgestelde intracommunautaire leveringen.................................. 121 5 De verrichting van een dienst voor de belastingplichtige in verband met werkzaamheden aan een goed, die daadwerkelijk worden uitgevoerd in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed, voor zover de goederen na bewerking opnieuw worden verzonden naar deze belastingplichtige in België waarvandaan zij oorspronkelijk waren verzonden of vervoerd............................ 121 6 Het tijdelijk gebruik van een goed op het grondgebied van de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van het goed ten behoeve van een dienstverrichting door de in België gevestigde belastingplichtige........................................ 122 7 Het tijdelijk gebruik van een goed voor een periode van ten hoogste 24 maanden op het grondgebied van een andere lidstaat. Daartoe moet de invoer van hetzelfde goed uit een derde land, met het oog op tijdelijk gebruik, in aanmerking komen voor de regeling voor tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten......................................... 123 8 Gas en elektriciteit............................... 124 D. Register van niet-overbrengingen...................... 124 xi
E. Niet meer vervuld zijn van de voorwaarden............. 125 3.1.10. De commissionair...................................... 125 A. Aanmerking als koper/verkoper....................... 125 B. Gelijkstelling....................................... 125 C. Inkoop- en verkoopcombinaties....................... 126 D. Directe verkopen.................................... 126 3.2. Diensten...................................................... 127 3.2.1. Definitie............................................... 127 3.2.2. Vordering door of namens de overheid.................... 131 3.2.3. Overdracht algemeenheid van goederen of bedrijfsafdeling... 132 3.2.4. Onroerende financieringshuur............................ 133 A. Belastbaarheid...................................... 133 B. Voorwaarden....................................... 133 1 Belastingplicht van de leasinggever................. 133 2 Voorwaarden m.b.t. de gebouwen.................. 134 3 Voorwaarden m.b.t. het contract................... 136 C. Verkoop van de goederen aan de leasingnemer voor het verstrijken van de termijn............................ 139 D. Overdracht van de goederen voor het verstrijken van de termijn aan iemand anders dan de leasingnemer........ 140 E. De overdracht van huur.............................. 140 3.2.5. Roerende financieringshuur.............................. 141 3.2.6. Verlenen van het recht een beroepswerk zaamheid uit te oefenen................................................ 142 A. Definitie........................................... 142 B. Onderscheid met de onroerende verhuur............... 143 C. Aftrek.............................................. 147 D. Bijzondere gevallen.................................. 147 1 Reclame........................................ 147 2 Bedrijvencentra.................................. 148 3 Exploitatie van pompstations...................... 149 3.2.7. Gelijkstelling met een dienst............................. 150 A. Gebruik van een goed voor privédoeleinden............ 150 B. Werk in onroerende staat............................. 153 1 Definitie........................................ 153 2 Gelijkstelling met een dienst...................... 153 C. Antimisbruikmaatregel btw-eenheid................... 155 3.2.8. Commissionair bij diensten.............................. 156 3.2.9. Reisbureaus............................................ 157 3.3. Invoer........................................................ 160 3.3.1. Definitie............................................... 160 xii
3.3.2. Voorwaarden waaronder de goederen op het grondgebied van België mogen worden gebracht........................... 161 3.4. Intracommunautaire verwerving................................. 161 3.4.1. Definitie............................................... 161 A. Verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken......................................... 162 B. Lichamelijke roerende goederen....................... 162 C. Verzonden of vervoerd met als bestemming de afnemer............................................ 162 D. Verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat dan die waaruit het goed is verzonden of vervoerd........... 162 E. Vervoer door de verkoper, door de verwerver of voor hun rekening....................................... 163 3.4.2. Gelijkstelling met intracommunautaire verwerving......... 163 A. Algemeen.......................................... 163 B. Verbruiklening...................................... 163 3.4.3. Intracommunautaire verwervingen in België............... 164 A. Belastbaar in België.................................. 164 1 Hoedanigheid van de afnemer..................... 164 2 Hoedanigheid van de verkoper.................... 165 3 Goed niet geïnstalleerd of gemonteerd, geen verkoop op afstand...................................... 165 B. Uitsluiting.......................................... 165 1 De intracommunautaire verwervingen van goederen waarvan de levering in België krachtens artikel 42, 1, 2 en 3, 1 tot 6 van het Wbtw zou worden vrijgesteld, zijn niet aan de btw onderworpen........... 165 2 De intracommunautaire verwervingen van goederen, andere dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten, zijn niet aan de btw onderworpen indien de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn...... 168 3 Optie........................................... 169 4 Driehoeksverkeer................................ 169 3.4.4. Intracommunautaire verwerving van nieuwe vervoermiddelen.............................................. 172 A. Onderworpen aan btw............................... 172 1 Hoedanigheid van de verwerver................... 173 2 Nieuwe vervoermiddelen......................... 173 B. Vermoeden......................................... 173 3.4.5. Overbrenging.......................................... 173 A. Hoedanigheid van de overbrenger..................... 174 xiii
B. Hoedanigheid van de goederen........................ 174 C. Voor zijn economische activiteit....................... 174 D. Overbrenging gelijkgesteld met een levering............ 174 3.4.6. De toewijzing door het Belgische leger..................... 175 HOOFDSTUK 4. PLAATS VAN DE BELASTBARE HANDELINGEN.... 177 4.1. Levering van goederen.......................................... 177 4.1.1. Hoofdregel............................................. 177 4.1.2. Afwijkingen............................................ 177 A. De goederen worden vervoerd........................ 177 B. Levering met installatie of montage.................... 180 C. Levering aan boord van een schip, een vliegtuig of een trein........................................... 182 D. Gas en elektriciteit................................... 183 4.1.3. Levering door importeur................................. 184 4.1.4. Verkoop op afstand..................................... 187 A. Algemeen.......................................... 187 B. Verzending of vervoer naar België..................... 188 C. Verzending of vervoer vanuit België................... 190 D. Europese beslissing.................................. 191 4.1.5. Goederen verzonden vanuit een derdelandsgebied.......... 192 4.1.6. Vermoeden............................................ 192 4.2. Diensten...................................................... 193 A. Regeling van toepassing tot 31 december 2009 4.2.1. Hoofdregel............................................. 193 4.2.2. Afwijkingen............................................ 195 A. Onroerend goed..................................... 195 1 Plaats........................................... 195 2 Diensten die verband houden met een onroerend goed........................................... 196 3 Het schatten van een onroerend goed............... 198 4 Studiewerk m.b.t. een onroerend goed.............. 198 B. Roerend goed....................................... 199 C. Vervoersdiensten.................................... 201 1 Hoofdregel...................................... 201 2 Intracommunautair goederenvervoer............... 202 3 Tussenpersonen bij intracommunautair goederenvervoer......................................... 206 D. Diverse diensten.................................... 207 1 Diensten in verband met culturele, artistieke, sportieve, weten schappelijke, onderwijs- en vermake- xiv
lijkheidsactiviteiten of soort gelijke activiteiten, met inbegrip van die van de organisatoren van zulke activiteiten, alsmede van daarmee samenhangende diensten........................................ 207 2 Diensten in verband met het verschaffen van spijs en drank.......................................... 209 3 Diensten in verband met een activiteit die met het vervoer samenhangt............................. 210 E. Verhuur vervoermiddel.............................. 213 1 Vervoermiddel.................................. 213 2 Plaats........................................... 214 3 Toepassing op de verhuur van personenauto s zonder chauffeur....................................... 214 F. Bepaalde intellectuele diensten, verhuur roerende goederen, e.a........................................ 216 1 Algemeen....................................... 216 2 Dienst verleend aan een ontvanger die buiten de Europese Unie is gevestigd........................ 217 3 Dienst verleend aan een belastingplichtige die in de Europese Unie doch buiten het land van de dienstverrichter is gevestigd en handelt voor de doeleinden van zijn economische activiteit.................... 217 4 Vaste inrichting waarvoor de dienst wordt verricht... 218 5 Bewijsvoering van het feit dat de ontvanger van de dienst in het buitenland is gevestigd................ 218 6 Welke diensten?................................. 219 G. Tussenpersonen..................................... 228 1 Plaats........................................... 228 2 Tussenpersoon.................................. 229 3 De regeling is niet van toepassing op bepaalde diensten van tussenpersonen...................... 229 4 Intracommunautaire verwervingen................ 229 5 Levering van goederen en diensten die in de Europese Unie plaatsvinden....................... 230 H. Telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten............................................ 230 I. Langs elektronische weg verrichte diensten door niet- EU-ondernemingen aan niet-belastingplichtigen........ 231 4.2.3. Vermoeden............................................ 231 B. Regeling van toepassing vanaf 1 januari 2010 xv
4.3. Invoer........................................................ 238 4.3.1. Hoofdregel............................................. 238 4.3.2. Afwijkingen............................................ 238 A. Goederen geplaatst onder douaneregeling.............. 238 B. Goederen geplaatst onder intern communautair douanevervoer............................................. 239 4.4. Intracommunautaire verwerving................................. 239 4.4.1. Hoofdregel............................................. 239 4.4.2. Afwijking.............................................. 240 A. Principe............................................ 240 B. Correctie........................................... 240 C. Driehoeksverkeer................................... 240 4.4.3. Verwerving door een niet-belasting plichtige rechtspersoon na invoer.............................................. 242 4.4.4. Vermoeden............................................ 243 HOOFDSTUK 5. BELASTBAAR FEIT EN VERSCHULDIGDHEID VAN DE BTW...................................................... 245 5.1. Levering van goederen.......................................... 245 5.1.1. Algemeen.............................................. 245 A. Begrippen.......................................... 245 B. Belang van de begrippen............................. 245 5.1.2. Tijdstip van levering.................................... 245 A. Algemeen.......................................... 245 B. Het goed wordt verzonden of vervoerd door de afnemer.. 246 C. Wanneer het goed wordt verzonden of vervoerd door de leverancier....................................... 246 D. Het goed wordt geïnstalleerd of gemonteerd door de leverancier......................................... 246 E. Doorlopende levering................................ 247 F. Vervreemding nieuwe gebouwen...................... 247 G. Goed ter beschikking van de verkrijger................. 247 H. Goederen in consignatie.............................. 247 1 Toepasselijke principes in de btw-wetgeving......... 248 2 Consignatiezendingen vanuit een andere lidstaat naar België door een niet in België gevestigde btw-plichtige 248 3 Consignatiezendingen vanuit België naar een andere lidstaat......................................... 254 I. Huurkoop.......................................... 254 5.1.3. Vermoeden............................................ 255 xvi
5.1.4. Belastbaar feit/opeisbaarheid btw......................... 255 A. Tijdstip............................................ 255 B. Betaling of facturering............................... 255 C. Intracommunautaire leveringen....................... 255 1 Tijdstip......................................... 255 2 Uitreiking factuur............................... 256 D. Incassering......................................... 257 5.2. Diensten...................................................... 258 5.2.1. Tijdstip................................................ 258 A. Algemeen.......................................... 258 B. Doorlopende diensten............................... 258 5.2.2. Opeisbaarheid.......................................... 258 A. Algemeen.......................................... 258 B. Uitreiking factuur................................... 258 C. Incassering......................................... 258 D. Telecommunicatiediensten verricht na 31 mei 1997...... 259 E. Werken in onroerende staat........................... 259 5.3. Invoer........................................................ 260 5.3.1. Tijdstip................................................ 260 A. Algemeen.......................................... 260 B. Goederen afkomstig uit bepaalde gebieden............. 260 C. Goederen onderworpen aan bepaalde heffingen......... 260 D. Goederen niet onderworpen aan communautaire rechten 260 5.3.2. Voorschotten........................................... 260 5.3.3. Vermoeden............................................ 261 5.4. Intracommunautaire verwerving................................. 262 5.4.1. Tijdstip................................................ 262 A. Hoofdregel......................................... 262 B. Het goed wordt verzonden of vervoerd door de afnemer.. 262 C. Het goed wordt verzonden of vervoerd door de leverancier......................................... 262 D. Doorlopende levering................................ 262 5.4.2. Belastbaar feit.......................................... 263 5.4.3. Opeisbaarheid.......................................... 263 A. Principe............................................ 263 B. Uitreiking factuur................................... 263 C. Voorschotten....................................... 264 xvii
HOOFDSTUK 6. MAATSTAF VAN HEFFING......................... 265 6.1. Inleiding...................................................... 265 6.1.1. Binnenlandse handelingen............................... 265 A. Tegenprestatie in geld................................ 265 1 Algemeen principe............................... 265 2 Wettelijke uitsluitingen........................... 272 B. Tegenprestatie die niet uitsluitend uit geld bestaat....... 276 C. Binnenlandse handelingen zonder tegenprestatie........ 277 1 Handelingen gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel................................. 277 2 Uitbreiding van het begrip levering............... 277 3 Voordelen van alle aard........................... 278 4 Werken in onroerende staat voor de economische activiteit........................................ 279 5 Btw-eenheid.................................... 280 D. Handelingen verricht tussen partijen met een bijzondere band............................................... 280 E. Afronding van de btw................................ 282 6.1.2. Invoer................................................. 284 A. Douanewaarde.................................. 284 B. Vreemde munt.................................. 285 C. Invoer van postcolli.............................. 285 D. Invoer van software.............................. 286 6.1.3. Intracommunautaire verwervingen....................... 288 A. Algemeen....................................... 288 B. Vreemde munt.................................. 289 6.1.4. Bouwwaarde........................................... 290 HOOFDSTUK 7. TARIEVEN........................................ 291 7.1. Algemeen..................................................... 291 7.2. Tijdstip voor de vaststelling van tarieven.......................... 292 7.3. Tarief voor handelingen waardoor de staat van de behandelde goederen wordt gewijzigd....................................... 293 7.4. Aanbod van verschillende goederen of diensten voor een enige prijs.. 294 7.5. Onderhouds- en herstellingswerk................................. 294 7.6. Verpakken en herverpakken..................................... 295 7.7. Verpakkingsmateriaal.......................................... 295 7.8. Btw-tarieven in de Europese Unie................................ 295 7.9. Btw-tarieven in andere landen................................... 297 xviii
HOOFDSTUK 8. VRIJSTELLINGEN................................. 299 8.1. Inleiding...................................................... 299 8.2. Vrijstellingen wegens uitvoer.................................... 300 8.2.1. Uitvoer van goederen.................................... 300 A. Vervoer door of voor rekening van de verkoper.......... 301 1 Vrijstelling...................................... 301 2 Formaliteiten.................................... 301 3 Bewijs.......................................... 301 B. Vervoer door of voor rekening koper................... 303 1 Vrijstelling...................................... 303 2 Formaliteiten.................................... 304 3 Bewijs.......................................... 305 8.2.2. Diensten aan goederen die de Europese Unie verlaten....... 306 A. Vrijstelling......................................... 306 B. Formaliteiten....................................... 306 C. Bewijs............................................. 306 8.2.3. Leveringen i.v.m. internationaal reizigers verkeer............ 307 A. Voorwaarden....................................... 307 B. Bewijs............................................. 307 8.3. Vrijstelling voor goederen onder een douaneregeling................ 308 8.3.1. Welke regelingen?....................................... 308 8.3.2. Vrijstellingen........................................... 309 8.3.3. Voorwaarden........................................... 309 8.3.4. Voorlopig karakter...................................... 310 8.4 Vrijstelling voor goederen geplaatst onder een andere regeling van entrepot dan douane-entrepot (btw-entrepot)..................... 310 8.4.1. Bedoelde regelingen..................................... 310 8.4.2. Voorwaarden........................................... 311 8.5. Intracommunautaire leveringen.................................. 315 8.5.1. Intracommunautaire levering van goederen andere dan accijns producten en nieuwe vervoermiddelen.............. 315 A. Vrijstelling......................................... 315 B. Formaliteiten....................................... 317 C. Bewijs............................................. 317 1 Bewijs geldig btw-identificatienummer............. 317 2 Bewijs vervoer of verzending naar een andere lidstaat 319 8.5.2. De intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen.............................................. 323 8.5.3. De intracommunautaire levering van accijnsproducten...... 325 8.5.4. De overbrengingen...................................... 326 xix
8.6. Leveringen door taxfreeshops.................................... 327 8.7. Invoer en intracommunautaire verwerving........................ 327 8.7.1. Vrijstelling voor invoer en intracom munautaire verwervingen, indien de levering in het binnenland is vrijgesteld....... 328 8.7.2. Vrijstelling voor de definitieve invoer van goederen en voor intracommu nau taire verwervingen....................... 328 8.7.3. Vrijstelling voor de invoer van goederen die intracommunautair worden geleverd................................. 328 8.7.4. Wederinvoer........................................... 329 A. Wederinvoer van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd................................... 329 B. Wederinvoer van goederen in geval van passieve veredeling.......................................... 330 C. Omvang van de vrijstelling........................... 331 8.7.5. Invoer gas en elektriciteit................................ 331 8.8. Levering, verwerving en diensten aan goederen onder een bijzondere douaneregeling................................................ 331 8.8.1. Bedoelde regelingen..................................... 331 8.8.2. Vrijstellingen........................................... 332 8.9. Definitieve invoer van goederen in de persoonlijke bagage van reizigers en kleine zendingen zonder commercieel karakter......... 333 8.9.1. Persoonlijke bagage van reizigers......................... 333 A. Vrijstelling......................................... 333 B. Voorwaarden....................................... 333 8.9.2. Kleine zendingen zonder commercieel karakter............. 334 8.10. Intracommunautaire verwerving door buitenlandse belastingplichtigen..................................................... 335 8.11. Internationaal vervoer.......................................... 335 8.12. Diensten van makelaars......................................... 336 8.13. Diverse vrijstellingen van artikel 42 Wbtw........................ 336 8.13.1. Zeeschepen en binnenschepen............................ 336 8.13.2. Internationale luchtvaart................................ 338 8.13.3. Diplomaten en internationale instellingen.................. 338 8.13.4. Levering van goud...................................... 340 8.13.5. Leveringen aan erkende organisaties...................... 340 8.13.6. Parels en natuurlijke edelstenen........................... 340 xx
HOOFDSTUK 9. RECHT OP AFTREK................................ 341 9.1. Inleiding...................................................... 341 9.1.1. Omvang van het recht op aftrek........................... 341 A. Algemene beschouwingen............................ 341 B. Uitsluitingen van het recht op aftrek................... 350 1 Tabaksfabrikaten................................ 350 2 Geestrijke dranken............................... 350 3 Kosten van logies en van spijzen en dranken om ter plaatse te worden verbruikt....................... 350 4 Kosten van onthaal.............................. 352 5 Reisbureaus..................................... 355 6 Tweedehandse goederen.......................... 355 7 Bijzondere regeling beleggingsgoud................ 356 C. Beperking van het recht op aftrek...................... 358 1 Principe........................................ 358 2 Uitzonderingen.................................. 359 D. Specifieke gevallen................................... 363 1 Maaltijden...................................... 363 2 Terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen....... 363 3 Terbeschikkingstelling van een woning............. 364 4 Collectieve sociale voordelen...................... 364 5 Sociale voordelen van privéaard................... 364 6 Reis- en verblijfskosten........................... 365 7 Btw-eenheid.................................... 365 9.2. Uitoefening van het recht op aftrek............................... 366 9.2.1. Ontstaan van het recht op aftrek.......................... 366 9.2.2. Voorwaarden........................................... 367 A. Binnenlandse handelingen en intracommunautaire verwervingen....................................... 367 1 Conforme factuur................................ 367 2 Verlies/diefstal van de originele factuur............. 369 3 Specifiek geval: verlegging van heffing.............. 369 B. Invoer............................................. 370 9.2.3. Wijze van uitoefening van het recht op aftrek............... 370 9.2.4. Termijn van het recht op aftrek........................... 370 9.3. Herzieningen.................................................. 371 9.3.1. Begrip................................................. 371 9.3.2. Onderscheid herziening van aftrek en onttrekking.......... 372 9.3.3. Soorten herzieningen.................................... 372 xxi
9.3.4. Herziening van de gewone aftrek.......................... 373 A. De oorspronkelijke aftrek is onjuist berekend........... 373 B. Creditnota s........................................ 374 C. Wijziging van de oorspronkelijke bestemming.......... 374 D. Verlies van de hoedanigheid van belastingplichtige...... 374 9.3.5. Herziening van de aftrek m.b.t. bedrijfs middelen............ 375 A. Begrip bedrijfsmiddel................................ 375 B. Btw geheven van bedrijfsmiddelen..................... 376 C. Vijf- of vijftienjarige herzieningsperiode................ 377 D. Toepassing van de bijzondere herziening............... 378 1 Wijziging in het gebruik van het bedrijfsmiddel...... 378 2 Wijziging in de beoordelingsfactoren van de werkzaamheid....................................... 379 3 Verkoop of onttrekking van een bedrijfsmiddel...... 379 4 Bedrijfsmiddelen die ophouden in de onderneming te bestaan....................................... 380 5 Het verlies van de hoedanigheid van belastingplichtige........................................ 381 6 Btw-eenheid.................................... 382 E. Tabel van de bedrijfsmiddelen........................ 382 9.4. Gemengde belastingplichtige.................................... 383 9.4.1. Begrip gemengde belastingplichtige....................... 383 9.4.2. Algemeen verhoudingsgetal.............................. 384 A. Berekening......................................... 384 B. Voorlopig en definitief verhoudingsgetal............... 385 9.4.3. Werkelijk gebruik....................................... 386 9.4.4. Herziening van de aftrek................................. 388 A. Herziening van de aftrek van btw geheven van andere dan bedrijfsmiddelen................................ 388 1 Toepassing van het algemeen verhoudingsgetal...... 388 2 Toepassing van het werkelijk gebruik............... 389 B. Herziening van de aftrek m.b.t. bedrijfsmiddelen........ 389 1 Toepassing van het algemeen verhoudingsgetal...... 389 2 Toepassing van het werkelijk gebruik............... 391 HOOFDSTUK 10. VOLDOENINGSPLICHT........................... 393 10.1. Voldoeningsplicht in hoofde van de leverancier/dienst verrichter...... 393 10.1.1. De schuldenaar is een belgische belasting plichtige.......... 393 10.1.2. De schuldenaar is een niet in belgië gevestigde belastingplichtige............................................... 393 A. EU-ondernemingen................................. 393 xxii
B. Niet-EU-ondernemingen............................. 393 10.2. Voldoeningsplicht in hoofde van de intracommunautaire verwerver.. 394 10.2.1. Principe............................................... 394 10.2.2. Modaliteiten........................................... 395 A. De verwerver is een in België gevestigde belastingplichtige........................................ 395 B. De verwerver is een buitenlandse belastingplichtige.. 395 10.3. Voldoeningsplicht wegens aanrekening van btw.................... 395 10.4. De ontvanger van de dienst is schuldenaar van de btw.............. 396 10.4.1. Diensten gepresteerd in België op grond van artikel 21, 3, 7 Wbtw door een buitenlandse belastingplichtige............. 397 10.4.2. Diensten inzake intracommunautair goederenvervoer en van tussenpersonen gepresteerd door een buitenlandse belastingplichtige zonder vaste inrichting in België.................. 399 10.5. Voldoeningsplicht in hoofde van de medecontractant (verlegging van heffing).................................. 401 10.5.1. Driehoeksverkeer....................................... 401 a. Principe........................................ 401 b. Modaliteiten.................................... 401 10.5.2. Leveringen van goederen en diensten onder bijzondere douaneregelingen of onder het regime btw-entrepot......... 402 10.5.3. Leveringen en diensten door niet in België gevestigde belastingplichtigen...................................... 403 10.5.4. Leveringen van gas en elektriciteit........................ 403 10.5.5. Btw verschuldigd over de bijkomende maatstaf voor de oprichting of de overdracht van nieuwe gebouwen.......... 403 10.5.6. De Koning verplicht de medecontractant tot voldoening van de btw................................................. 404 A. Voorwaarden....................................... 405 1 Werk in onroerende staat......................... 405 2 De medecontractant is een belastingplichtige die ertoe gehouden is periodieke btw-aangiften in te dienen... 406 B. Modaliteiten voor de voldoening...................... 407 1 Verplichte vermelding op de factuur................ 407 2 Verwerking in de btw-aangiften................... 407 10.6. Hoofdelijke aansprakelijkheid.................................... 408 10.6.1. Principe............................................... 408 10.6.2. Gevallen van hoofdelijke aansprakelijk heid................ 409 A. In België verrichte belastbare leveringen en diensten..... 409 1 Hoofdelijke aansprakelijkheid..................... 409 2 Ontslag van de hoofdelijkheid..................... 409 xxiii
B. De ontvanger van de dienst is schuldenaar van de btw of bij KB werd bepaald dat de medecontractant de btw moet voldoen............................................ 410 C. In België verrichte verwervingen...................... 411 D. Regeling btw-entrepot............................... 411 E. Antimisbruikbepaling............................... 412 F. Leden btw-eenheid.................................. 412 10.7. Voldoening van de btw bij invoer................................. 412 10.7.1. Schuldenaars van de btw bij invoer........................ 412 A. De verkrijger of overnemer........................... 413 B. Optie door de verkoper, de overdrager of de vorige verkoper........................................... 413 C. De leverancier bij verkoop of installatie met montage.... 414 D. De eigendom of het vruchtgebruik is niet overgedragen.. 414 10.7.2. Voldoening van de btw bij invoer......................... 415 A. Zonder vergunning voor de verlegging van de heffing.... 415 B. Vergunning voor de verlegging van de heffing........... 415 HOOFDSTUK 11. TERUGGAAF..................................... 417 11.1. Teruggaaf van het saldo van de btw-aangiften...................... 417 11.1.1. Belastingplichtigen die periodieke aangiften indienen....... 417 A. Uitoefening van het recht op teruggave................. 417 B. Voorwaarden voor de teruggave....................... 418 C. Intresten bij niet-tijdige terugbetaling.................. 418 D. Maandelijkse terugbetaling........................... 418 E. Blokkering van teruggevraagde tegoeden............... 420 F. Teruggaaf btw-tegoed bij stopzetting................... 421 11.1.2. Belastingplichtigen die geen aangiften indienen............. 422 11.2. Teruggaaf van btw op verrichte leveringen en diensten en op invoer.. 422 11.2.1. Btw geheven op leveringen en diensten.................... 422 11.2.2. Btw geheven bij invoer................................... 424 11.2.3. Modaliteiten van het recht op teruggaaf.................... 425 11.3. Teruggaaf van buitenlandse btw.................................. 427 11.3.1. Inleiding............................................... 427 11.3.2. Teruggaafprocedure..................................... 428 11.3.3. Niet voor teruggaaf vatbare btw........................... 431 11.3.4. Btw-eenheid............................................ 431 xxiv
HOOFDSTUK 12. VERPLICHTINGEN INZAKE BTW................. 433 12.1. Belastingplichtigen met recht op aftrek............................ 433 12.1.1. Registratieverplichting.................................. 433 A. Aangifte bij de aanvang van een economische werkzaamheid............................................... 433 B. Aangifte bij wijziging van de economische werkzaamheid............................................... 435 C. Aangifte bij de stopzetting van de werkzaamheid........ 436 12.1.2. Factureringsplicht...................................... 437 A. De factureringsverplichting........................... 437 B. Ontheffing van de factureringsverplichting............. 438 C. Elektronische facturering............................. 441 D. Tijdstip van het uitreiken van de factuur............... 444 1 Leveringen en diensten........................... 444 2 Vrijgestelde intracommunautaire leveringen........ 445 E. Verplichte vermeldingen............................. 445 F. Bewaring van de facturen............................ 448 G. Taal van de factuur.................................. 449 H. Vervanging van de factuur........................... 450 1 Stuk opgemaakt door de medecontractant (selfbilling)......................................... 450 2 Openbare verkoop............................... 451 I. Verplichting tot het opmaken van stukken.............. 451 1 Overbrengingen................................. 451 2 Met leveringen en diensten gelijkgestelde handelingen.......................................... 452 3 Verkoop op proef, zending op zicht of in consignatie. 453 4 Stuk opgemaakt door de schuldenaar van de btw.... 453 5 Buitenlandse belastingplichtige.................... 454 6 Aankoop bij een niet-belastingplichtige............. 454 7 Overdracht van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling.............................. 454 8 Btw-eenheid.................................... 455 J. Verbeterende stukken en creditnota s.................. 456 K. Vereenvoudigde factuur.............................. 458 L. Uitreiken van ontvangstbewijzen...................... 458 12.1.3. De btw-boekhouding.................................... 461 A. Boek voor inkomende facturen........................ 462 1 Inhoud......................................... 462 2 Vormvoorwaarden............................... 462 xxv
B. Boek voor uitgaande facturen......................... 463 C. Dagboek van ontvangsten............................ 463 1 Inhoud......................................... 463 2 Kleine ondernemingen........................... 464 D. Registers........................................... 464 1 Register van niet-overbrengingen.................. 464 2 Register van ontvangen goederen.................. 465 3 Register van de garagisten........................ 465 12.1.4. De periodieke btw-aangifte............................... 467 A. Personen gehouden tot indiening van periodieke btwaangiften........................................... 467 B. Tijdvak van de periodieke btw-aangifte................ 468 1 Maandaangiften en kwartaalaangiften.............. 468 2 Overgang van één regeling naar een andere......... 468 C. Indienen van de periodieke btw-aangifte............... 469 1 Indieningsdatum................................ 469 2 Verplichte elektronische indiening................. 469 3 INTERVAT-toepassing........................... 470 4 Wijzigingen per 1 januari 2010.................... 473 5 Laattijdige indiening............................. 473 6 Bijlagen bij de periodieke btw-aangifte.............. 474 D. Invullen van de periodieke btw-aangifte................ 475 E. Betaling van de btw.................................. 475 1 Principe........................................ 475 2 Voorschotten.................................... 476 3 Uitstel van betaling.............................. 477 12.1.5. Jaarlijkse opgave der afnemers-belasting plichtigen.......... 478 12.1.6. Opgave van de intracommunau taire handelingen........... 480 A. Belastingplichtigen gehouden tot de indiening.......... 481 B. In de opgave op te nemen handelingen................. 482 C. Nieuwigheden vanaf 1 januari 2010.................... 483 12.2. Niet-belastingplichtige rechts personen en belastingplich tigen zonder recht op aftrek................................................. 485 12.2.1. Voorafgaande verklaring van het over schrijden van de verwervingsdrempel........................................... 485 12.2.2. Optie voor het belasten van alle intra communautaire verwervingen met btw......................................... 485 12.2.3. Toekenning van een btw-identificatie nummer.............. 486 12.2.4. Verplichte mededelingen................................. 486 A. Mededeling door een belastingplichtige zonder recht op aftrek die ontvanger is van een welbepaalde dienst....... 486 xxvi
B. Mededeling voor leveringen en diensten verstrekt door een buitenlandse btw-plichtige zonder Belgisch btwidentificatienummer................................. 487 C. Gevolgen........................................... 487 12.2.5. Bij gebreke aan een factuur opstelling van een stuk.......... 487 12.2.6. Bijhouden van documenten die het mogelijk maken het al dan niet over schrijden van de verwervingsdrempel te controleren............................................ 488 12.2.7. Bijhouden van een boekhouding waarin alle stukken voor de handelingen waarvoor zij schuldenaar zijn van de btw worden opgetekend..................................... 488 12.2.8. Bijzondere btw-aangifte.................................. 489 A. Handelingen waarvoor een bijzondere btw-aangifte moet worden ingediend................................... 489 1 Intracommunautaire verwervingen................ 489 2 Diensten waarvoor de ontvanger schuldenaar is van de btw.......................................... 489 3 ABC-transacties................................. 490 4 De leveringen en diensten verricht door een buitenlandse belastingplichtige die geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen, terwijl hij schuldenaar is van de btw......................... 490 B. Kwartaalaangifte.................................... 490 C. Invullen van de bijzondere btw-aangifte................ 490 12.3. Buitenlandse belastingplichtigen................................. 491 12.3.1. Erkenning van een aansprakelijke vertegenwoordiger....... 491 A. Verplichting tot erkenning............................ 491 B. Ontslag van de verplichting tot erkenning.............. 492 C. Hoedanigheid van de aansprakelijke vertegenwoordiger.. 492 D. Verplichtingen van de aansprakelijke vertegenwoordiger. 493 1 Indeplaatsstelling................................ 493 2 Facturering..................................... 494 12.3.2. Rechtstreekse btw-identificatie........................... 494 12.3.3. Specifieke btw-aangifte voor manifestaties, beurzen en merchandising......................................... 495 12.4. Bijzondere regeling voor langs elektronische weg verstrekte diensten.. 495 xxvii