12.2. Afleiding van de globale-aanbodcurve op korte termijn: de visies van Keynes en Friedman

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "12.2. Afleiding van de globale-aanbodcurve op korte termijn: de visies van Keynes en Friedman"

Transcriptie

1 423 Bemerk dat dit eerste effect van olieprijsstijgingen vergelijkbaar is met het effect van een verhoging van de belastingen door de overheid (tp op de werkgevers, ti of tw op de werknemers). Nu is het evenwel niet de overheid die beslag legt op een deel van de in de economie gecreëerde koopkracht, maar wel het buitenland. Het tweede effect van sterke olieprijsstijgingen zoals in 1973 en 1979 is dat een groot deel van de bestaande kapitaalvoorraad economisch onrendabel wordt, want te intensief olieverbruikend. De bruikbare kapitaalvoorraad daalt dan sterk waardoor grafisch een neerwaartse rotatie van de productiefunctie volgt, alsook een neerwaartse verschuiving van zowel PZL als LO. De normale arbeidsproductiviteit q daalt immers. Netto resulteert bijgevolg een sterke daling van de PZL-lijn. Het netto-effect op de LO-curve is onduidelijk. In figuur zijn we uitgegaan van een lichte neerwaartse verschuiving. Hoe dan ook zijn een afname van L*, een daling van de productiefunctie en een aanzienlijke terugval in het aanbodpotentieel van de economie onvermijdelijk Afleiding van de globale-aanbodcurve op korte termijn: de visies van Keynes en Friedman Bij de afleiding van de AS(LT)-curve hebben we een aantal strenge voorwaarden opgelegd. Op korte termijn hoeven deze evenwel niet vervuld te zijn: De prijsverwachtingen hoeven niet correct te zijn. De nominale lonen en prijzen kunnen nog een zekere starheid vertonen. De wisselkoers hoeft zich niet volledig aan te passen, waardoor de importprijzen en de consumptieprijzen anders kunnen evolueren dan de binnenlandse outputprijzen. In deze en in de volgende paragraaf onderzoeken we de relatie tussen het aanbod van goederen en diensten en het algemeen prijspeil die ontstaat wanneer de langetermijnvoorwaarden niet vervuld zijn. De resulterende curve is de globale-aanbodcurve op korte termijn, de AS(KT)-curve. We zullen vaststellen dat deze niet verticaal verloopt. Volgende paragraaf behandelt de nieuw-keynesiaanse AS(KT)-curve. Vooreerst zetten we in deze paragraaf evenwel de visie van Keynes en de visie van Friedman en de monetaristen op de globale-aanbodcurve op korte termijn uiteen 4. Zowel Keynes als 4. De visie van de klassieke economen vóór Keynes op de AS-curve wordt niet besproken om de eenvoudige reden dat volgens deze economen een hoge graad van loon- en prijsflexibiliteit er voor zorgde dat de economie zich steeds, behalve op de ultrakorte termijn, op AS(LT) bevond. Visies die hier zeer nauw bij aansluiten zijn deze van de nieuw-klassieke macro-economen en de real business cycle -economen. In de hoofdstukken 16 en 17 gaan we hier uitgebreid op in.

2 424 Analyse van de aanbodzijde Friedman gaan uit van perfecte concurrentie op de goederen-en-dienstenmarkt, en dus van prijsnemende bedrijven. Friedman veronderstelt bovendien perfecte concurrentie op de arbeidsmarkt. Voor de uiteenzetting van Keynes visie kunnen we dus gedeeltelijk teruggrijpen naar onze uiteenzetting van de perfect competitieve economie in paragraaf Voor de uiteenzetting van Friedmans visie kunnen we daar volledig naar teruggrijpen. In beide gevallen zullen we een gesloten economie veronderstellen. We sluiten deze paragraaf af met een beoordeling van deze twee visies. De gebreken die we zullen vaststellen, liggen aan de basis van enerzijds de nieuw-keynesiaanse benadering (paragraaf 12.3.) en anderzijds de nieuwklassieke en real business cycle -benaderingen (hoofdstukken 16 en 17). Zoals eerder vermeld in hoofdstuk 3, is de analyse van het globaal aanbod op korte termijn erg omstreden. De reden is duidelijk. Wanneer traditionele, evenals meer moderne nieuw-keynesianen soms pleiten voor stabiliserend vraagbeleid door de overheid, dan heeft dat in belangrijke mate te maken met hun visie op het verloop van AS(KT). En zo ook, wanneer Friedman en de monetaristen zich verzetten tegen stabilisatiebeleid, dan heeft dat in belangrijke mate te maken met hún visie op AS(KT) De globale-aanbodcurve op korte termijn: Keynes Een belangrijk element in Keynes verklaring van de depressie in de jaren 30 was zijn visie op de globale-aanbodcurve. Centraal daarin stonden prijsflexibiliteit op de goederen-en-dienstenmarkt (perfecte concurrentie) en neerwaartse nominale-loonrigiditeit op de arbeidsmarkt (imperfecte concurrentie). Figuur leidt Keynes globale-aanbodcurve op korte termijn af. We gaan hierbij ook uit van de context van conjuncturele vertraging en recessie waarin Keynes zijn analyse maakte. Consistent met de veronderstelling van perfecte concurrentie zijn de bedrijven prijsnemers en wordt hun optimaliserend gedrag voorgesteld door een klassieke negatief hellende arbeidsvraagcurve, zoals we die hebben afgeleid in paragraaf Het optimum van de bedrijven kenmerkt zich door de gelijkheid: Y W L = P (1+tp) waarbij Y/ L een negatieve functie is van de ingezette arbeidshoeveelheid L. Oorspronkelijk bevindt de economie zich in punt a, dat ook op de langetermijn-as-curve ligt. Het reëel aanbod van goederen en diensten is dus gelijk aan Y*. De corresponderende werkgelegenheid wordt bepaald door

3 425 Figuur De globale-aanbodcurve op korte termijn : Keynes benadering het snijpunt van de arbeidsvraagcurve en het effectief arbeidsaanbod. Ze bedraagt L*. Het reëel loon is W1/P1, waarbij P1 de hoogte van het algemeen prijspeil aanduidt en W1 de hoogte van het nominaal loon. Stel dat zich dan ingevolge een diepe recessie (cf. de jaren 30) een daling van het algemeen prijspeil tot P2 voordoet. Voor de eenvoud en duidelijkheid gaan we extreem uit van een daling met 50%. De impact hiervan manifesteert zich volgens Keynes in de eerste plaats op de vraag naar arbeid. Dalende prijzen maken arbeid voor een zelfde nominaal loon reëel duurder, waardoor de

4 426 Analyse van de aanbodzijde bedrijven minder arbeid gaan vragen. Op de arbeidsmarkt in paneel a evolueert de economie naar punt b. Het reëel loon verdubbelt tot W1/P2, de werkgelegenheid daalt tot LK. Er doet zich dus een beweging langsheen de arbeidsvraagcurve voor. Het resultaat is onvrijwillige werkloosheid. Immers bij het reëel loon W1/P2 zijn veel meer mensen bereid te werken (af te lezen in punt c op de Lse-curve 5) dan er aangeworven worden (af te lezen in punt b op de Ld-curve). Hierdoor komen de nominale lonen, en daardoor ook de reële lonen, onder druk te staan. In Keynes visie zal nominale-loondaling echter uitblijven (neerwaartse nominale-loonrigiditeit). Werknemers zullen zich tegen loondaling verzetten, waardoor de economie vast raakt in punt b. Wat het aanbod van goederen en diensten betreft, kan gemakkelijk worden afgelezen dat de terugval in de werkgelegenheid tot LK leidt tot een daling in het aanbod tot YK. De punten a en b op de goederen-en-dienstenmarkt bevinden zich op de Keynesiaanse kortetermijn-as-curve. Deze duidt, althans indien Y<Y*, alle combinaties aan van het algemeen prijspeil en het outputniveau dat de bedrijven aanbieden bij een gegeven nominaal loon. Keynes AS(KT)-curve is bijgevolg getekend voor een gegeven nominaal loonniveau (W1). Ze heeft een positieve helling: prijsdaling (bijv. van P1 naar P2) gaat gepaard met dalende aanbodbereidheid, prijsstijging (bijv. van P2 naar P1) met stijgende aanbodbereidheid. Samengevat luidt de redenering achter de oorspronkelijke Keynesiaanse AS(KT) dus als volgt. Prijsdaling (stijging) leidt tot reële-loonstijging (daling) omdat het nominaal loon constant blijft. Daardoor wordt arbeid een voor de producenten minder (meer) aantrekkelijke productiefactor. Bedrijven zullen uit winstoverwegingen de werkgelegenheid verminderen (uitbreiden), en bijgevolg ook de aangeboden reële output. De lagere (hogere) werkgelegenheid gaat gepaard met het ontstaan (verdwijnen) van onvrijwillige werkloosheid. Bemerk dat bovenstaande redenering geconditioneerd is door de veronderstelling van laagconjunctuur (Y<Y*). Eens volledige werkgelegenheid bereikt is, wordt Keynes AS-curve verticaal. Prijsstijgingen tot boven P1 zouden bij het gegeven nominaal loon (W1) het reëel loon doen dalen tot beneden W1/P1. Dit zou een vraagoverschot op de arbeidsmarkt veroorzaken (Ld >Lse) en de nominale en reële lonen doen stijgen tot opnieuw punt a en L* bereikt worden. Keynes veronderstelling van nominale-loonrigiditeit is dus asymmetrisch. Ze geldt enkel neerwaarts. Als verklaring voor de neerwaartse nominale rigiditeit wees Keynes op het verzet vanwege de werknemers tegen nominale-loonmatiging. Dit verzet zou niet zozeer te wijten zijn aan een afkeer van koopkrachtverlies in absolute termen (reële-loonmatiging), maar vooral aan een afkeer van koopkrachtverlies in relatieve termen (relatieve-loonmatiging). Werknemers, zo stelde Keynes, zouden zich niet 5. We veronderstellen correcte prijsverwachtingen, ook al was dit voor Keynes geen punt.

5 427 verzetten tegen een daling van hun koopkracht (W/P) wanneer dit zou gebeuren via een toename van het algemeen prijspeil. In dit geval zouden ze immers vrij zeker zijn dat iedereen, algemeen, zou inleveren. Tegen koopkrachtmatiging via een daling van W zou het verzet echter zeer groot zijn. In dat geval zouden werknemers immers zeker zijn zelf in te leveren, maar onzeker over het feit dat ook de anderen inleveren. De idee van neerwaartse nominale-loonrigiditeit vormde Keynes derde argument tegen de stelling van de klassieken in de jaren 30 dat de vrije markt er spontaan zou in slagen een probleem van recessie of depressie op te lossen. Indien er onderbesteding zou zijn, dan zouden de prijzen volgens de klassieken dalen, wat de vraag weer zou aanmoedigen. Keynes betwistte deze stelling. Twee van zijn argumenten kwamen in hoofdstuk 9 aan bod. De economie zou in de liquiditeitsval kunnen zitten of de investeringen zouden rente-ongevoelig kunnen zijn. In deze gevallen zou prijsdaling de vraag niet aanmoedigen. Het derde argument betreft de arbeidsmarkt en sluit aan bij bovenstaande uiteenzetting. Gegeven dat in Keynes visie de nominale lonen neerwaarts rigide zijn, zou iedere prijsdaling de arbeid reëel duurder maken en daardoor nog meer werkloosheid in de hand werken 6. Keynes oplossing was, zoals eerder gezegd, een budgettaire expansie. Deze zou niet alleen helpen in de liquiditeitsval en bij rente-ongevoelige investeringen (zie hoofdstuk 9), ze zou ook de arbeidsmarktproblematiek oplossen. Door de vraag te stimuleren zouden de prijzen immers weer gaan stijgen (perfecte concurrentie), waardoor het reëel loon zou dalen en arbeid goedkoper zou worden De globale-aanbodcurve op korte termijn: Friedman en de monetaristen 7 Fundamentele monetaristische kritiek op de Keynes AS(KT)-curve is dat deze aanvaardt dat de werknemers opereren naast hun aanbodcurve. Punt b ligt inderdaad niet op Lse. Voor monetaristische economen, die sterk geloven in de werking van de markt, zijn dergelijke uitkomsten moeilijk in te beelden. Typisch voor hen is dat ze steeds evenwichtsmodellen hanteren 6. De feiten van de jaren 30 leken hem trouwens niet tegen te spreken. Zo daalde het nominaal loon in de VS in niet ondanks de diepste recessie (een daling van het reëel BNP met 9 %). Na een toename van de werkloosheid tot meer dan 20 % in 1935, komende van 3.2 % in 1929, bedroeg de nominale-loondaling niet eens 7 %. De prijsdaling bedroeg ondertussen 14 %, wat een reële-loonstijging met 7 % impliceerde (zie R. Gordon, 1993, p. 173). 7. Het basiswerk is M. Friedman (1968). Voor een zeer goede uiteenzetting van Friedmans benadering, zie Carlin en Soskice (1990, hoofdstuk 3).

6 428 Analyse van de aanbodzijde ( market-clearing models ): marktuitkomsten kunnen enkel tot stand komen als evenwichten (snijpunten) van vraag- en aanbodcurven. Een tweede uitgangspunt achter de monetaristische AS(KT)-curve is de idee van imperfecte prijsinformatie en onzekerheid, vooral in hoofde van de werknemers. Gegeven deze twee uitgangspunten sluit de afleiding van Friedmans AS(KT)-curve volledig aan bij het competitief arbeidsmarktmodel dat we in paragraaf hebben uiteengezet. Toen hebben we er ook op gewezen dat de werknemers omwille van het informatiegebrek prijsverwachtingen zullen vormen om op basis daarvan de koopkracht te kunnen inschatten van het loon dat ze krijgen. Ze zullen hun arbeidsaanbod in functie van W/Pe bepalen. Voor de werkgevers is dit informatieprobleem, zoals gezegd, minder problematisch. De werkgevers kennen steeds vrij snel het voor hen relevant prijspeil. Dit prijspeil betreft immers slechts één of enkele producten, met name de producten die ze zelf verkopen. De werkgevers zullen hun arbeidsvraag dan ook in functie van W/P bepalen. Algebraïsch geeft dit aanleiding tot de volgende arbeidsvraag- en effectieve-arbeidsaanbodcurven (zie de vergelijkingen 8, 9 en 10 uit vorig hoofdstuk). Ld = a0 a1 W (1+tp) P Lse = s0 +s1 W (1 tw) W P (1 tw) = s0 +s1 e P (1+ti) P Pe (1+ti) Een belangrijke vraag is natuurlijk hoe de werknemers Pe zullen bepalen. Friedman stelt de hypothese van adaptieve verwachtingen voorop. Volgens deze hypothese worden de prijsramingen geleidelijk aangepast aan het feitelijk prijsverloop. De basisgedachte is dat de werknemers hun prijsverwachtingen zullen herzien telkens ex-post blijkt dat ze niet meer aan de realiteit beantwoorden. De aanpassing gebeurt meestal echter niet volledig, maar met een constante fractie van de gemaakte fout. Formeel uitgedrukt bekomt men: e Pe = Pe 1+ γ (P 1 P 1 ) (5) met: Pe : verwacht prijspeil voor de huidige periode (dit jaar) Pe-1 : prijspeil dat voor de vorige periode (vorig jaar) verwacht werd P-1 : feitelijk algemeen prijspeil in de vorige periode γ : aanpassingscoëfficiënt (0 γ 1) Men merkt dat het verwacht prijspeil gelijk is aan het prijspeil dat voor de vorige periode geraamd werd, gecorrigeerd met een fractie γ van de verwachtingsfout die in de vorige periode gemaakt werd (P 1 Pe 1 ). In het extreme geval dat γ =0 zijn de verwachtingen constant (Pe =Pe 1). In het ande

7 429 re uiterste (γ =1) volgt volledige aanpassing van de prijsverwachtingen aan het feitelijk prijspeil van de vorige periode (Pe =P 1). In wat volgt zullen we voor de eenvoud veronderstellen dat deze laatste situatie geldt. Figuur schetst de implicaties van deze uitgangspunten en leidt de monetaristische globale-aanbodcurve op korte termijn af. Het vertrekpunt is hetzelfde als in figuur 12.6., namelijk punt a, met Y=Y*, L=L*, P=P1, W=W1 en W/P=W1/P1. Bemerk dat Lse getekend is voor Pe =P1. In het uitgangspunt anticiperen de werknemers het prijspeil dus correct. Stel dat zich dan een daling van het prijspeil voordoet tot P2. Omwille van de eenvoud kiezen we opnieuw een extreem voorbeeld waarbij de prijs gehalveerd wordt. De effecten van deze prijsdaling zijn dubbel. Ten eerste is er een ongunstig effect op de arbeidsvraag. Bij onveranderd nominaal loon (W1) zal het reëel loon verdubbelen, waardoor arbeid veel duurder wordt. Dit leidt tot een beweging langsheen de arbeidsvraagcurve tot punt b (cf. Keynes). Een tweede effect betreft het arbeidsaanbod. Een cruciaal gegeven in Friedmans visie is dat de werknemers de prijsdaling niet doorhebben. Gegeven hun adaptieve verwachtingen gaan zij er nog steeds van uit dat het prijspeil P1 bedraagt. De werknemers weten dus niet dat het reëel loon is verdubbeld. Ze zullen tegen W1/P2 dan ook niet meer arbeid aanbieden dan aanvankelijk het geval was. Hun arbeidsaanbod blijft L*. Grafisch impliceert de misvatting van de werknemers (hun overschatting van het prijspeil en hun onderschatting van het reëel loon) een verschuiving van de Lse-curve naar boven. Om exact te zijn, komt de Lse-curve dubbel zo hoog te liggen. Omdat ze de halvering van het prijspeil niet inzien, gaan de werknemers in feite werken tegen een reëel loon dat dubbel zo groot is als ze denken. Het resultaat van deze twee initiële effecten, een gedaalde arbeidsvraag en een onveranderd arbeidsaanbod, is dat (onvrijwillige) werkloosheid ontstaat. Deze kan worden afgelezen tussen de punten b en d. In Friedmans visie zal deze werkloosheid de nominale en de reële lonen doen dalen. De nominale lonen zullen dalen van W1 tot W3, de reële lonen van W1/P2 tot W3/P2. Aan het werk zijn het marktmechanisme en de door Friedman en de monetaristen veronderstelde loonflexibiliteit. Door de reële-loondaling zal de vraag naar arbeid zich gedeeltelijk herstellen tot LM (beweging van punt b naar e) en zal het aanbod afnemen tot LM (beweging van d naar e). Het arbeidsmarktevenwicht wordt bijgevolg hersteld en de ontstane onvrijwillige werkloosheid verdwijnt weer (punt e). Bemerk dat in punt e minder dan L* mensen tewerkgesteld zijn. Het verschil tussen LM en L* zijn vrijwillig werklozen. Om dit duidelijk te maken, herhalen we dat de werknemers nog steeds uitgaan van het prijspeil P1. De nominale-loondaling die ze ondergaan van W1 naar W3, wordt door hen dan ook (foutief) ervaren als een daling van hun koopkracht. In de ogen van de werknemers is W/P in punt e lager dan in punt a, wat een aantal van hen vrijwillig doet besluiten minder

8 430 Analyse van de aanbodzijde arbeid aan te bieden. Samenvattend kunnen we over punt e, in vergelijking met punt a, stellen: Realiteit en observatie van de werkgevers (Foutieve) observatie van de werknemers nu voordien nu (punt e) (punt a) (punt e) W3/P2 > W1/P1 Ld L Lse W3/P1 < voordien (punt a) W1/P1 Eens de werkgelegenheid LM bepaald is, kan via de productiefunctie worden afgeleid dat het outputniveau dat de producenten zullen aanbieden YM bedraagt. Dit is hoger dan YK op figuur Friedmans AS(KT)-curve is dan ook steiler dan de Keynesiaanse. Een zelfde prijsdaling heeft een kleiner effect op de aangeboden output. Bewegingen in de werkgelegenheid en in het aanbod van goederen en diensten, en schommelingen in de conjunctuur, zijn in Friedmans visie dus volledig te wijten aan foutieve inschatting door de werknemers van het geldend prijspeil en dus van hun reëel loon 8. Bij dalende prijzen gaan de werknemers ervan uit dat hun reëel loon afneemt, terwijl het in realiteit eigenlijk toeneemt! Zo ook kan men aantonen dat bij stijgende prijzen een daling van het reëel loon volgt en een verhoogde vraag naar arbeid. Daardoor onstaat een tijdelijk vraagoverschot op de arbeidsmarkt en een stijging van de nominale lonen. De werknemers zullen deze stijging van de nominale lonen foutief interpreteren als een stijging van de reële lonen en meer arbeid gaan aanbieden. Dit is dan perfect in overeenstemming met de wensen van de bedrijven. Die begrijpen immers dat eigenlijk de reële lonen niet gestegen, maar gedaald zijn, waardoor ze meer arbeid wensen in te zetten en de productie wensen uit te breiden. Deze situatie is op figuur 12.7 aangeduid als punt g. Wanneer we terugkeren naar punt e in deze figuur, is het duidelijk dat de werknemers na verloop van enige tijd hun fout zullen inzien. Ze zullen beseffen dat het prijspeil eigenlijk P2 bedraagt en dus lager is dan wat zij geanticipeerd hadden. Ze zullen Pe verlagen en meteen ook begrijpen dat ze het feitelijk reëel loon dat ze ontvangen, onderschat hebben. Dit alles brengt hen tot een verhoging van hun arbeidsaanbod. De Lse-curve verschuift terug naar haar beginpositie, Lse (Pe =P). Het nominaal loon daalt verder (tot W2) en de arbeidsmarkt belandt opnieuw in punt a. Het reëel loon keert terug naar zijn oorspronkelijk niveau (W1/P1 = W2/P2). Op de goederen-en-dienstenmarkt leidt de aanpassing van de prijsverwachtingen door de werk8. Keynesiaanse economen omschrijven Friedmans model dan ook dikwijls als the fooling model. Het outputniveau kan slechts afwijken van Y* als de werknemers misleid ( fooled ) worden. Een neutralere benaming is the misperceptions model.

9 431 Figuur Friedmans globale-aanbodcurve op korte termijn. nemers tot een verschuiving naar rechts van AS(KT). Lagere prijsverwachtingen en de bereidheid van de werknemers te werken tegen lagere nominale lonen dan voorheen, brengen immers met zich mee dat de bedrijven bij ieder prijspeil meer zullen aanbieden dan voorheen. In tegenstelling tot Keynes AS(KT)-curve die getekend is voor een gegeven W, is Friedmans AS(KT) dus getekend voor een gegeven Pe! Beoordeling van Keynes en Friedmans benaderingen Als voorbereiding op de nieuw-keynesiaanse en de nieuw-klassieke benaderingen in latere paragrafen en hoofdstukken lijkt het ons niet overbodig de beperkingen en gebreken van de traditionele Keynesiaanse en klassieke

10 432 Analyse van de aanbodzijde (monetaristische) visies te verduidelijken. We doen dat in deze paragraaf. Een zwakke plek in beide benaderingen is hun conclusie dat dalende conjunctuur en prijsdaling gepaard gaan met reële-loonstijging. Zowel in figuur als gaat productiedaling samen met een beweging naar boven op de arbeidsvraagcurve, d.w.z. met hogere reële lonen. Omgekeerd zouden hoogconjunctuur en prijsstijging met reële-loondaling gepaard gaan. Het reëel loon zou dus anticyclisch evolueren, d.w.z. tegen de conjunctuur in. Het probleem is dat deze conclusie indruist tegen één van de stylized facts die de werking van de moderne economieën beschrijven, met name dat het reëel loon eerder acyclisch is of zelfs lichtjes procyclisch (zie paragraaf ). Een tweede gebrek in Keynes benadering is dat een overtuigende verantwoording voor loonrigiditeit ontbreekt. Bij vraagdaling worden in Keynes visie heel wat werknemers onvrijwillig werkloos. Zij willen werken, maar bij het heersende loonniveau zijn de patroons niet bereid hen aan te werven. De vraag die zich onvermijdelijk stelt, is waarom deze werklozen de werkenden niet onderbieden, d.w.z. aan de patroons aanbieden om tegen een lager loon te komen werken. En waarom gaan de patroons daar desgevallend niet op in? Wanneer traditionele Keynesianen stellen dat het marktmechanisme niet werkt, dan dient dit verklaard te worden. Verzet van de werknemers tegen loonmatiging is onvoldoende als verklaring. Zij zouden immers kunnen vervangen worden. Een andere kritiek op Keynes, doorgaans geformuleerd door klassieke economen, is dat Keynes irrationele werknemers veronderstelt. Deze staren zich bij manier van spreken blind op het nominaal loon en verzetten zich tegen wijziging (daling) hiervan, terwijl eigenlijk het reëel loon relevant is voor hun welvaart. Men spreekt van geldillusie: de werknemers zouden louter nominale grootheden met reële grootheden verwarren; ze verzetten zich tegen nominale wijzigingen alsof het reële wijzigingen zou betreffen. Andere auteurs, bijvoorbeeld Tobin (1993) en Snowdon, Vane en Wynarczyk (1994, p. 71), verwerpen echter deze kritiek op Keynes. In tegenstelling tot Friedmans, is het voor Keynes AS(KT)-curve totaal irrelevant of de werknemers de gewijzigde prijzen doorhebben of niet (zie ook onze voetnoot 5). Zelfs al zien ze perfect dat de prijzen dalen en hun reëel loon stijgt, dan nog zullen Keynes werknemers hun nominaal loon niet verlagen. Wat hen interesseert is immers niet zozeer hun reëel loon, wel hun relatief loon. Andere punten van kritiek op Friedmans benadering zijn: Friedmans theorie kan moeilijk verklaren dat afwijkingen tussen Y en Y* (L en L*) langer dan een paar maanden duren. De reden is dat de verklaring voor deze afwijking volledig gebaseerd is op imperfecte informatie, met name foutieve inschatting van de werkelijke prijzen door de werknemers. In realiteit kan dit hoogstens enkele maanden duren. Consumptie

11 433 prijzen worden immers maandelijks gepubliceerd. De consumptieprijsinflatie krijgt alle aandacht in de media. Afwijkingen tussen Y en Y* die langer dan enkele maanden duren, zijn aan de hand van het Friedmans model dan ook moeilijk in te beelden. Nochtans zijn deze langdurige afwijkingen in realiteit geen uitzondering, integendeel (zie figuur 1.2.). Keynesianen nemen het sterk klassiek geloof in de vrije-marktwerking en in evenwichtsmodellen zwaar op de korrel, zeker wanneer het over de arbeidsmarkt gaat. Vrije-marktwerking impliceert immers dat een vraagdaling geen onvrijwillige werkloosheid genereert. De werknemers zouden op hun aanbodcurve zitten. De afname in de werkgelegenheid bij vraagen prijsdaling zou samenhangen met het feit dat een aantal werknemers zich terugtrekken van de arbeidsmarkt, d.w.z. kiezen voor vrije tijd. Extreem gesteld impliceert dit bijvoorbeeld dat de laagconjunctuur in Europa en de daling van de werkgelegenheid in of niet echt problematisch waren, maar te wijten aan de keuze van heel wat werknemers voor meer vrije tijd 9. Indien dit zo zou zijn, kunnen de pleidooien van werkgevers voor loonmatiging enkel contraproductief uitdraaien: ze zouden de keuze voor vrije tijd verder stimuleren. De veronderstelling van adaptieve verwachtingen. Deze veronderstelling wordt vooral bekritiseerd door de nieuw-klassieke macro-economen. Adaptieve verwachtingen impliceren dat economische agenten bij het vormen van hun prijsverwachtingen enkel met de feitelijke prijsevolutie van e het verleden (P 1) en met hun prijsverwachtingen van het verleden (P 1 ) rekening houden. Adaptieve verwachtingen zijn verledengericht. De toekomst is afwezig. Wanneer de overheid bijvoorbeeld een anti-inflatoir beleid zou aankondigen of wanneer de OPEC-landen olieprijsstijgingen zouden vooropstellen, dan zou dit in eerste instantie geen enkel effect hebben op Pe. Erg realistisch is dit niet. De nieuw-klassieke macro-economen stellen rationele verwachtingen in de plaats. Deze worden niet alleen gevormd op basis van prijsvariabelen uit het verleden, maar weerspiegelen alle beschikbare relevante informatie, zowel wat het verleden als wat de toekomst betreft, zowel prijsvariabelen als andere (bijv. het overheidstekort, de geldgroei, de wisselkoers, het internationaal politiek klimaat, enz.). In hoofdstuk 16 gaan we uitgebreid in op de idee en de implicaties van rationele verwachtingen. 9. F. Modigliani (1977, p. 6) is scherp wanneer hij verwijst naar de hoge werkloosheid in de jaren 30. Als Friedman gelijk zou hebben, is what happened to the United States in the 1930s a severe attack of contagious laziness!

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

UIT De Phillips curve in het kort

UIT De Phillips curve in het kort Phillips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. Phillips stelde

Nadere informatie

Macro-economie examenvragen

Macro-economie examenvragen Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen

Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

HOOFDSTUK 16: DE ARBEIDSMARKT

HOOFDSTUK 16: DE ARBEIDSMARKT HOOFDSTUK 16: DE ARBEIDSMARKT 1. BEGRIPPE Brutoloon (w b ): contractueel overeengekomen bezoldiging voor het uitvoeren van een bepaalde arbeidsprestatie ettoloon (w n ): loon dat werknemer uiteindelijk

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een

Nadere informatie

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse

Nadere informatie

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je

Nadere informatie

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Proefexamen Macro-economie: verbetering Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.

Nadere informatie

UIT De Philips curve in het kort

UIT De Philips curve in het kort Philips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot en met eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. De theorie

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER 1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

20.1 Wat is economische groei?!

20.1 Wat is economische groei?! 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 2188 woorden 14 februari 2016 8,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Hoofdstuk 9: Schommelingen in de economie 9.1 Schommelingen

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod 6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: De Consument

Hoofdstuk 5: De Consument Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Universiteit Gent Analyse Bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1

Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Januari 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met

Nadere informatie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627

Nadere informatie

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen De voorbeelden in de casussen zijn verzonnen door de auteurs en komen niet noodzakelijkerwijs

Nadere informatie

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting door Marise 1679 woorden 6 maart 2017 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Conjunctuur en economisch

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo I

Eindexamen economie 1-2 vwo I Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 nivellering 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1 2 maximumscore

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Hoofdstuk 14 Conjunctuur Hoofdstuk 14 Conjunctuur Open vragen 14.1 CPB: groei Nederlandse economie valt terug naar 1% in 2005 In 2005 zal de economische groei in Nederland licht terugvallen naar 1% ten opzichte van een groei van

Nadere informatie

Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017

Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017 Veranderingen in de syllabus voor het eindexamenprogramma 2017 100% 100% Gini coefficient = A/A+B Gini =0 dan helemaal gelijke verdeling Gini = 1 dan helemaal ongelijke verdeling Ink Ink A A B B 0% personen

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst

Nadere informatie

Valutamarkt. fransetman.nl

Valutamarkt. fransetman.nl euro in dollar wisselkoers Wisselkoers (ontstaat op valutamarkt) Waarde van een munt uitgedrukt in een andere munt Waardoor kan de vraag naar en het aanbod van veranderen? De wisselkoers van de euro in

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Oefeningen vraag en aanbod

Oefeningen vraag en aanbod Oefeningen vraag en aanbod Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal

Nadere informatie

Inhoud. Hoofdstuk 1 Macro-economie en macro-economische vraagstukken 3

Inhoud. Hoofdstuk 1 Macro-economie en macro-economische vraagstukken 3 Inhoud Woord vooraf xix Deel 1 Algemene inleiding 1 Hoofdstuk 1 Macro-economie en macro-economische vraagstukken 3 1.1. Wat is macro-economie? 3 1.2. Macro-economische grootheden en verbanden 5 1.2.1.

Nadere informatie

Hoofdstuk 17. Macro-economische activiteit en conjunctuur Deel 2: de nieuw-klassieke benadering

Hoofdstuk 17. Macro-economische activiteit en conjunctuur Deel 2: de nieuw-klassieke benadering Hoofdstuk 17 Macro-economische activiteit en conjunctuur Deel 2: de nieuw-klassieke benadering In dit hoofdstuk bespreken we de nieuw-klassieke verklaring van de conjunctuur. In de loop van de voorbije

Nadere informatie

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering. Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Eindexamen economie 1-2 vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot: Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Errata Economie: oefeningen

Errata Economie: oefeningen 1 Errata Economie: oefeningen! Deze correcties gelden alleen voor de eerste druk van 2010! p. 11 Hoofdstuk 1 Open Vraag 1 e) We zetten nu voor het jaar 1990 het BBP van de randzone om in dollars. We delen

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie

Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie EUROPESE COMMISSIE PERSBERICHT Brussel, 3 mei 2013 Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie Na in 2012 in een recessie te hebben verkeerd, zal de EU-economie

Nadere informatie

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wat houdt het arbeidsvolume in? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14 Open vragen OEFENING 1 1) Op de markten van individuele goederen en diensten (inbegrepen de diensten van arbeid en kapitaal) wordt de vraag naar individuele goederen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1. Op de beurs van New York worden de volgende koersen genoteerd : 100 JPY = 0,8 USD ; 1 GBP = 1,75 USD en 1 euro = 0,9273 USD. In Tokyo is de notering 1 USD = 140 JPY. In Londen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie pilot 2013-I

Eindexamen vwo economie pilot 2013-I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 maximale winst als MO

Nadere informatie