Nr Deventer, 15 januari 2009

Transcriptie

1 ONTWERPBESLUIT VRIJSTELLING EX. ARTIKEL 19, LID 1 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING IN COMBINATIE MET EEN AANVRAAG BOUWVERGUNNING TBV HET OPRICHTEN VAN EEN RUNDVEESTAL Nr Deventer, 15 januari 2009 Burgemeester en wethouders van Deventer, Gezien de op 3 juni 2008 ingekomen aanvraag van de heer Marsman om een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak, gelegen op het perceel Breebroeksweg 15 te Lettele, kadastraal bekend als gemeente Deventer, sectie K, nr. 676, gelet op het bepaalde in artikel 40 en 44, lid 1 sub a t/m e van de Woningwet en de artikelen 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, overwegende dat: het bouwplan in strijd is met het ter plaatse van toepassing zijnde bestemmingsplan maar dat na het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwvergunning kan worden verleend; de vrijstelling is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing zoals blijkt uit de bij dit besluit gevoegde motivering; De gemeenteraad de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO in het raadsbesluit van 3 januari 2005 met nummer heeft gedelegeerd aan burgemeester en wethouders; het ter plaatse van toepassing zijnde bestemmingsplan ouder dan 10 jaar is; de gemeenteraad op heeft besloten dat voor het perceel een voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 Wro geldt, dat op in werking is getreden; het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken voor een ieder ter inzage zijn gelegd. gelet op de bij dit besluit behorende motivering en gezien de verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten van Overijssel d.d..., nr. B E S L U I T E N op grond van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan Buitengebied 1994 (Diepenveen) aangaande het oprichten van een rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak gelegen op het perceel Breebroeksweg 15 te Lettele. Burgemeester en wethouders van Deventer namens hen, de manager van het team Vergunningen S. van Hoorn

2 MOTIVERING VERLENING VRIJSTELLING ARTIKEL 19, LID 1 WRO IN COMBINATIE MET EEN AANVRAAG OM REGULIERE BOUWVERGUNNING TBV HET OPRICHTEN VAN EEN RUNDVEESTAL 1 Aanvraag Het gaat hier om een op 3 juni 2008 ingediende aanvraag om een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak gelegen op het perceel Breebroeksweg 15 te Lettele, kadastraal bekend als gemeente Deventer, Sectie K, nummer 676. Op grond van artikel 46 lid 3 van de Woningwet dient een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in artikel 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te worden geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden. 2 Weigeringsgronden Op grond van artikel 44, lid 1 en 3 van de Woningwet mag alleen en moet een bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen niet voldoet aan: 1. de voorschriften van het Bouwbesluit 2. de voorschriften van de Bouwverordening 3. het bestemmingsplan 4. redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria zoals vastgelegd in de door gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning toch moet worden verleend, alsmede indien 5. voor het bouwen een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. 3 Strijd met bestemmingsplan Het bouwplan is in strijd met het bepaalde in artikel 4 Agrarisch gebied met landschappelijke waarde van het bestemmingsplan Buitengebied 1994 (Diepenveen) dat op 23 juni 1994 door de raad is vastgesteld en op 14 februari 1995 door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. De op de plankaart als Agrarisch gebied met landschappelijke waarde aangewezen gronden, zijn onder andere bestemd voor agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van agrarische bedrijven met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen, kassen, agrarische bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen, andere bouwwerken, andere werken en open erven. Op de als Agrarisch gebied met landschappelijke waarde bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat de gebouwen, kassen en andere bouwwerken uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsvlakken mogen worden gebouwd. Het bouwplan voldoet hier niet aan omdat het oprichten van een rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak niet past binnen de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke waarde. De (binnenplanse) vrijstellingsmogelijkheden zijn ontoereikend om de gevraagde bouwvergunning te kunnen verlenen. Toepassing van artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in combinatie met artikel 20 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening behoort niet tot de mogelijkheden. Evenmin kan vrijstelling worden verleend op grond van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening omdat het plan niet past binnen de door Gedeputeerde Staten aangewezen categorieën van gevallen waarin deze vrijstelling kan worden verleend, zoals neergelegd in de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen, Provinciale vrijstellingenlijst, Artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van april Vandaar dat in dit geval slechts artikel 19 lid 1 WRO als enige optie overblijft om vrijstelling te kunnen verlenen. 4 Vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1 WRO Op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van

3 Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad van Deventer heeft deze bevoegdheid op 3 januari 2005 (nr ) gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uniforme voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zal worden gevolgd. Ter uitvoering hiervan zal het voornemen deze vrijstelling te verlenen worden gepubliceerd in de Deventer Post en zal het plan (dit ontwerpvrijstellingsbesluit) daarop gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage worden gelegd. BEHANDELING ZIENSWIJZE(N) p.m. VOOROVERLEG Gelet op de ondergeschikte betekenis van het plan is een formeel overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 achterwege gelaten. 5 Ruimtelijke onderbouwing Bestemmingsplan Het bouwplan is in strijd met het bepaalde in artikel 4 van het bestemmingsplan Buitengebied 1994 (Diepenveen). Verwezen wordt naar punt 3 strijd met bestemmingsplan. Deze bouwaanvraag valt niet onder de werking van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) omdat de aanvraag voor 1 juli 2008 is ingediend. Om deze reden wort een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) doorlopen. Ruimtelijke overwegingen Er is vrijstelling aangevraagd voor het bouwplan gelegen op het perceel Breebroeksweg 15 te Lettele. De locatie voor het bouwplan is globaal gelegen tussen de Harmelinksdijk, Bolinksweg, Spanjaardsdijk en Vlessendijk (gemeente Raalte). Het bouwplan betreft het oprichten van een rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak. Huidige situatie locatie De locatie heeft op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 1994 (Diepenveen) de volgende bestemming: Agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Dit geldt ook voor het gebied rondom de locatie. Ten oosten van de locatie bevinden zich gronden met de bestemming Bossen. Ten westen van de locatie bevinden zich twee percelen met de bestemming Woondoeleinden. Bouwplan Het bouwplan bestaat uit het oprichten van rundveestal gedeeltelijk buiten het bebouwingsvlak gelegen op het perceel Breebroeksweg 15 te Lettele. De stal krijgt een oppervlakte van ongeveer 1278 m 2. De stal krijgt een nokhoogte van ruim 9,50 meter, met een goothoogte van 3 meter. In de stal wordt ruimte gemaakt voor 128 ligboxen, een melkstal, een machinekamer en een tanklokaal. De overschrijding bedraagt ongeveer 430 m 2. Verwezen wordt naar de bouwtekeningen van 12 september Provinciale handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen: Bouwpercelen voor nieuwe en bestaande agrarische bedrijven Het is belangrijk dat volwaardige en duurzame agrarische bedrijven de ruimte krijgen die zij nodig hebben. Deze bedrijven moeten in staat zijn om te anticiperen op ontwikkelingen zoals schaalvergroting en extensivering van de landbouw of de noodzaak van aanvullende voorzieningen vanwege nieuwe wettelijke regels voor milieu, dierenwelzijn en gezondheid. Dat kan door het het wijzigen van de vorm of situering van een bouwperceel of het vergroten van een bouwperceel tot 1,5 hectare. Dit natuurlijk altijd in relatie tot het omringende gebied. Hierbij is het aantal nge s (Nederlandse grootte-eenheden) een hulpmiddel en is de concrete bedrijfssituatie van doorslaggevend belang. Als vuistregel geldt dat bedrijven met een omvang van circa 40 nge s tot 70 nge s in aanmerking komen voor een bouwperceel met een omvang van 0,5 tot 1 hectare.

4 Het agrarische bedrijf gelegen aan het perceel Breebroeksweg 15 heeft thans een omvang van 120,25 nge s en een oppervlakte van ongeveer 1 hectare. Ook met de komst van de nieuwe stal wordt de toegestane oppervlakte van 1,5 hectare niet overschreden. Stedenbouwkundig advies Aan de Breebroeksweg 15 in Lettele wordt een rundveestal gedeeltelijk buiten het bouwvlak geplaatst, hetgeen noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering. Na ruggespraak met de landschapskundige is geconcludeerd dat de boerderij gesitueerd is in een open landschap met in zijn omgeving geen structuurbepalend groen. Het bouwplan komt derhalve niet in conflict met structurerende elementen. Om nieuwe elementen ter camouflage (bijvoorbeeld een bomenrij) toe te voegen hoort niet bij dit landschap. Conclusie: De nieuwbouw gaat niet ten koste van groen en is landschappelijk goed inpasbaar. Om bovengenoemde redenen is het niet van belang dat er een inrichtingsplan wordt gemaakt. Ook in stedenbouwkundige zin sluit de nieuwbouw goed aan bij de bestaande bebouwing op het perceel. In het nu te actualiseren bestemmingsplan Buitengebied Deventer wordt het aangepaste bouwblok meegenomen. Welstand De adviesraad Welstand heeft op 16 september 2008 geconcludeerd dat het bouwplan niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. MILIEUTECHNISCHE OVERWEGINGEN EN EXTERNE VEILIGHEID Wet milieubeheer: Het bedrijf betreft een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Voor het bouwplan heeft het bedrijf een melding in het kader van het Besluit landbouw milieubeheer ingediend. De ruimtelijke procedure en bouwaanvraag hoeven niet aangehouden te worden, door deze meldingsplicht. Het plan heeft betrekking op het oprichten van een melkrundveestal. Vanuit vigerende stankwetgeving volgt dat er een minimale afstand van 50 m tussen het emissiepunt van de nieuwe stal en de gevel van omliggende bestaande geurgevoelige objecten (woningen) aangehouden moet worden. Aan deze eis wordt voldaan. Bodem: Ter plaatse van de geplande nieuwbouw is geen bodemonderzoek uitgevoerd en hebben voor zover bekend geen voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten plaatsgevonden. Op basis van de handreiking van de provincie is een bodemonderzoek niet nodig. Geluid: Een ligboxenstal is niet geluidgevoelig. Voor de ruimtelijke procedure hoeven er geen akoestische procedures gevolgd te worden. Aandachtspunt is wel de geluiduitstraling van het bedrijf naar de omgeving toe. De dichtstbijzijnde woning ligt op meer dan 200 meter van het bedrijf. Op grond hiervan worden er geen problemen verwacht. Het bedrijf dient uiteraard wel aan de geluidnormen uit de Wet milieubeheer te voldoen. Luchtkwaliteit: Het bouwplan betreft geen gevoelige bestemmingen, in de zin van de wijzigingswet van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) werktitel Wet luchtkwaliteit (Stb. 2007, 414). De 'Wet luchtkwaliteit' geeft aan dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben, de gestelde grenswaarden in acht dienen te nemen. Het gaat hierbij onder andere over de bevoegdheid op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer. De gemeente dient te beoordelen of medewerking aan het ruimtelijk plan nadelige gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Is dit het geval dan dient nagegaan te worden of de normstelling in acht genomen wordt en bij overschrijding van de normen dienen zodanige maatregelen te worden genomen dat de overschrijdingen worden weggenomen of in elk geval beperkt. Het plan betreft het oprichten van een melkrundveestal op een bestaand agrarisch bedrijf. Het meest relevant ten aanzien van de luchtkwaliteit is de invloed van de Bathmenseweg op het plangebied. Volgens de verkeersmilieukaart wordt ter hoogte van deze weg ruimschoots voldaan aan de normstelling volgens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Zowel in de huidige situatie (2008) als ook de toekomstige situatie (2010 en 2017). In de verkeersmilieukaart is een maximale toename van 1000 motorvoertuigen per etmaal toegevoegd voor het beoogde gebruik (een grove overschatting). Ook met

5 de gewijzigde verkeersintensiteiten worden de grenswaarden niet overschreden. Hiermee kan gesteld worden dat aan de normstelling voor luchtkwaliteit wordt voldaan en dat de mate van blootstelling aan verontreinigende stoffen geoorloofd is. Op grond hiervan vindt de gemeente Deventer het niet noodzakelijk dat de initiatiefnemer een luchtkwaliteitsonderzoek laat uitvoeren. Ecologie: Het plangebied is gelegen in een agrarische omgeving en is in gebruik als intensief gebruikt grasland. Het gebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of een beschermd natuurmonument ingevolge de Natuurbeschermingswet. Hierdoor zullen de natuurwaarden naar verwachting gering zijn. Wel zal de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en Faunawet) in acht genomen moeten worden. Om deze reden zal zoveel mogelijk geprobeerd moeten worden om te voorkomen dat er nadelige gevolgen zijn van het handelen voor de in het wild levende dieren en planten. (bijvoorbeeld het niet verontrusten of verstoren in kwetsbare perioden zoals de winterslaap, voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen). Ecologie vormt voor dit plan geen aandachtspunt. Externe veiligheid: Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van relevante objecten en/of risicovolle vervoersassen op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984, is externe veiligheid voor dit plan geen aandachtspunt. WATERTECHNISCHE ASPECTEN Het Waterschap Groot Salland adviseert om bij het oprichten van de rundveestal de afvoer van (relatief schoon) hemelwater te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi s geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan het hemelwater worden geloosd op het oppervlaktewater. Afstromend hemelwater afkomstig van agrarische bedrijven moet voldoen aan uitgangspunten gesteld in het Lozingenbesluit open teelt & veehouderij. Tevens dient op grond van het Lozingenbesluit de agrarische activiteit te worden gemeld bij het Waterschap Groot Salland. Voor het rechtstreeks lozen van hemelwater op het oppervlaktewater dient ook rekening gehouden te worden met de Keur van het Waterschap. Bij de bouw van de rundveestal dient speciale aandacht te worden besteed aan duurzaam bouwen en een duurzame inrichting rondom de rundveestal om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE De locatie van de nieuwe stal heeft een lage verwachting, alleen de uiterste zuidoosthoek van de stal ligt in een gebied met een matige verwachting. In de directe omgeving van de nieuw te bouwen stal liggen geen bekende historische elementen. Omdat de bodemverstoring zal plaatsvinden in een gebied met een lage en deels matige verwachting, is verder archeologisch onderzoek niet nodig. Eventuele archeologische vondsten dienen gemeld te worden bij de bevoegde overheid: de gemeentelijk archeoloog, zoals aangegeven in de Monumentenwet Indien niet van bouwtekeningen wordt afgeweken is archeologisch onderzoek niet nodig. Eventuele vondsten dienen te worden gemeld bij de gemeentelijk archeoloog.