Crossmedia Workshop Congres Creativity Means Business 27 Januari 2009, Hogeschool Utrecht. Harry van Vliet Kees Winkel

Transcriptie

1 Crossmedia Workshop Congres Creativity Means Business 27 Januari 2009, Hogeschool Utrecht Harry van Vliet Kees Winkel

2

3 CROSSMEDIA

4 TV - Internet - Mobiel - InStore

5 Print - Internet - InStore - Events

6 InStore - Print - TV - Internet - Events

7 Muiderslot: welke fysieke elementen kunnen we gebruiken?

8 Event - Gaming bedankt! naar realisatie...

9 Internet - DVD - Print - Radio

10 Wat is Crossmedia? Analyse: Stap 1

11 Er is sprake van crossmedia wanneer er een kruisbestuiving bestaat van verschillende media en deze media elk een mediumspecifieke betekenis communiceren die deel uitmaakt van een verhaal. Indira Reynaert, Universitair Docent Universiteit Utrecht en Adviseur Existenz Wij zien crossmedia simpelweg als het benutten van media, voor datgene waar ze goed in zijn. De mix aan media moet in dienst staan van het grote campagne-idee om zo de impact optimaal te maximaliseren. Peter de Lange, creative director LEMZ Crossmedia is het op elkaar laten aansluiten van media, waarbij gebruik wordt gemaakt van de individuele kracht van elk medium. Om zo de behoeften van de doelgroep zo goed mogelijk te vervullen. Crossmedia is niet perse een campagne strategie, maar kan ook een product- of merkinvulling zijn. Elk mediumtype vult dan andere producteigenschappen in. Lianne van der Kruk, marketing manager Ilse Media Een crossmediaal concept is een intensieve doelgroepbenadering waarbij effectief en creatief gebruik wordt gemaakt van verschillende mediatypen. Synergie en toegevoegde waarde zijn hierbij de sleutels voor succes. Ingrid Kluvers, Jurylid Crossmedia Awards

12 Crossmedia content is het gebruik van twee of meerdere kanalen met ieder specifieke eigenschappen voor de verspreiding van content die vanuit een eenmalige productie of in ieder geval vanuit een gedeelde communicatiedoelstelling is gecreëerd.

13 Traditioneel multimedia model TV format staat centraal, overige extensies worden i.s.m. zenders ontwikkeld of vermarkt outdoor RTV concept TV online mobile print instore DM event

14 Crossmediamodel Concept staat centraal, toepassing en mediakeuze o.b.v. het concept en/of behoefte van opdrachtgever outdoor event RTV DM concept online instore mobiel print

15 Crossmedia succes story Succesvol merk genereert (extra) revenue via verschillende kanalen. Deal or no deal staat in de top 3 Endemol format wereldwijd (17 landen).

16 Regel 1: Drie relaties van content iconisch indexicaal symbolisch

17

18 Wat is Crossmedia? Analyse: Stap 2

19 Regel 2: Kanaalspecifieke eigenschappen

20 Een overzicht van kanaaleigenschappen TV Internet Events Mobiel Print conceptueel mediabeleving Betrouwbaarheid Bereik Multimedialiteit Herkenning Geraaktheid Gesprekstof Connectiviteit Interactiviteit Virtualiteit Bruikbaar Informatie Enthousiasmeert Authenticiteit Betrokkenheid Sociaal Nabijheid Gesprekstof Communicatie Context-aware Location-based Onmiddelijkheid Persoonlijk Selectiviteit Informatiedichtheid Identificatie Bruikbaarheid Tijdverdrijf

21 Wat is Crossmedia? Analyse: Stap 3

22 Regel 3: De rol van de consument one-way read-only monologue organization controlled observation structured interaction well defined process market research, surveys centralised push upfront designed one way marketing consumers two-way read-write dialogue user-controlled participation spontaneous interaction controlled chaos online social communities decentralised pull emergence viral propagation prosumers see also: What is web 2.0?

23

24

25 Samenvattend 1. De content in de verschillende kanalen staat in relatie tot elkaar: relatie is iconisch, indexicaal en/of symbolisch sturing mogelijk door orkestratie 2. Kanalen hebben specifieke eigenschappen: conceptueel en in beleving sturing mogelijk door in te spelen op sterktes 3. Relatie producent - consument verandert: consument meer mogelijkheden tot communicatie en participatie sturing door consument bewust (niet) te betrekken.

26 Business Modellen

27 Wat is een businessmodel? de beschrijving van een nieuwe dienst 2. de manier waarop je geld kan verdienen 3. een samenwerking tussen partijen 4. de implementatie van een nieuwe technologie 5. all of the above 6. none of the above

28 service innovatie, een 4D model new service concept technological options new client interface new service delivery system i.e. human resources, information systems Source: Den Hertog 2000

29 service, 3 trends 1. services dominate advanced western economies (EU, US) 2. the need for competitiveness in EU services 3. Innovation in services is poorly understood and less visible

30 service development, requires 1. service innovation strategy 2. service innovation approach 3. service management and development methods 4. innovation culture and learning

31 KLPD: communicatie-synchronisatie

32 business modeling, S.T.O.F. business model service domain e.g. value proposition, target groups S value for customers technology domain e.g. value proposition, target groups T finance domain e.g. revenue model, financial arrangements F organization domain e.g. division roles, network strategy O value for service providers

33 waarde-propositie

34 service domain service domain previous versions T previous experience influences expected value influences have context co-determines customers, end users effort (ease of use) perceived value have financial arrangements F tariff (pricing) are part of market segment revenue source F bundling technological functionalities T co-determine delivered value co-determine value activities O value proposition delivers technical architecture T puts requirements on intended value puts requirements on value network O

35 technology domain technology domain actors O own and invest in technical architecture generates costs F consists of is used in data is used in applications devices service platforms access networks billing platform customer data platform produce delivered value delivers S puts requirements on backbone infrastructure deliver customer data platform

36 organization domain organization domain strategies and goals to participate in relations resources and capabilities have have value network consists of may grow into consists of actors have interactions perform negociate / enforce define oranozational arrangements financial arrangements F define value activities combine to roles generate technical architecture T investment sources F costs F delivered value S

37 financial domain financial domain value activities O investement sources provide capital technical architecture T is a cost sources generate costs are devided among actors according to performance indicators financial arrangements determine pricing S delivered value S is a revenue sources generate revenues are devided among actors according to co-determines market segment S risk sources generate risk

38 analyse, een voorbeeld

39 Doelgroepen

40 Mediagebruik Nederland

41 Jongeren op Internet Activiteit Naar informatie zoeken of surf 94,1% 88,1% MSN-en 84,2% 86,4% Spelen van online games 76,7% 73,8% en - 74,3% Downloaden van muziek, films, foto s, software 68,4% 71,8% CU2, Sugababes, Superdudes, Hyves (etc.) 27,2% 36,3% Weblog maken bezoeken 42,2% 28,5% Habbo Hotel 25,3% 21,2% Chatten in Chatrooms 18,5% 16,2%

42 De mythes van de Net -generatie

43 no HARD evidence

44 Doelgroepsegmentatie, twee benaderingen

45

46 mentaliteiten mentaliteit conformisme socialiteit ambitie perfectionisme hedonisme innovatie kern groter belang rationeel groep voor ego behoudend vrienden belangrijk vrienden voor ego altruïsme openheid streng naar zelf doorzetten toekomstgericht persoonlijke ontwikkeling zelfvertrouwen kwaliteit leergierig onafhankelijk leven is zoals het is vrijheid geluk spontaniteit creatief open voor nieuwe dingen ideologisch aandacht uiting anderen helpen, compromissen sluiten, zelf wegcijferen voor groep, succesvol maar niet ten koste van anderen, conservatief, anderen op de eerste plaats, vrijwillig, behulpzaam, vertrouwen in anderen, empathie, zorgzaam succesvol willen zijn, hard werken, resultaat gericht, wil beloning, niet snel tevreden, gepassioneerd, controle hebben fundamentalistisch, precies, aandacht voor detail, geïnteresseerd, bevlogen, overbrengen van kennis zo jong zijn als je je voelt, tevreden met wie je bent, genoegdoening halen uit, plezier hebben, expressief, uitgaand, fantasierijk, wereldverbeteraar, creatief, loyaal, opvallen, vernieuwing

47 Zijn er nog vragen?