blc language courses les 2

Transcriptie

1 blc language courses les 2

2 in deze les: - terugkijken - les 2: in geuren en kleuren - dialoog en vocabulaire - grammatica: adjectieven - grammatica: onregelmatige meervoudsvormen - praten over karaktereigenschappen en persoonlijkheid - uitspraak: -tie

3 1. Mag je met jouw paspoort nog reizen? (verlopen) 2. Ego sum via veritas et vita. (bedoelen) 3. Heb je al aan je moeder verteld dat je een kind krijgt? (tussen ons houden) 4. Vertel je altijd de waarheid? (liegen) 5. Hou je van het huishouden doen? (vervelend)

4 (2) 17, 18* adjectives: de-words definite de oude fiets indefinite een oude fiets de zwarte koffie zwarte koffie uncountable deze mooie tas die oude man demonstrative pron. demonstrative pron. de gouden lepel een gouden lepel substance

5 rood mooi groot hout Ik gebruik vandaag de pen. Wat een fiets! Ik wil graag die pizza bestellen. Giorgio zit op een stoel.

6 adjectives: het-words (2) 17, 18* definite het mooie huis indefinite een oud huis het zwarte geld zwart geld uncountable dit groene boek dat oude huis demonstrative pron. demonstrative pron. het gouden horloge een gouden horloge substance

7 blc language courses les 2 mooi moeilijk groen goud Ik luister naar het verhaal. We lezen een boek. Ik woon in dat huis. Mijn vriend heeft een horloge.

8 blc language courses les 2 (2) 17, 18* adjectives: no extra [e] (be aware: only for het-words!) 1 indefinite words 2 uncountable words 3 idiomatic combinations geen groot huis warm water het Centraal Station welk groot huis koud bier het Nederlands Elftal elk groot huis zwart geld

9 blc language courses les 2 groot mooi lekker koud Waarom heb je geen huis? Hij kijkt naar ieder schilderij. In dat restaurant hebben ze bier. Ik drink graag water.

10 cursist 1 cursist 2 cursist 3 nieuw een huis een nieuw huis Ik heb een nieuw huis.

11 (2) 17, 18* te + adjective/ adverb adjective Deze schoen is te klein. Ik heb een te hoge fiets. too adverb Ze rijdt te snel. Hij weet te veel. adjective + s iets, wat, niets, etc. Jan vertelt niets nieuws. Ze wil wat lekkers eten. with comparative Ik weet iets leukers. Heb je wat beters?

12 De schoenen zijn Het overhemd is

13 Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is Is het iets ronds? Is het iets groots? Is het iets s?

14 1. Heb je iets groens in je tas? 2. Kun je in het lokaal iets ronds zien? 3. Kun je iets leuks vertellen? 4. Welk eten vind je te lekker voor woorden? 5. Welke activiteit vind je te gevaarlijk? 6. Wanneer is iets te mooi om waar te zijn?

15 1. Welke eigenschappen vind je positief? Waarom? 2. En welke negatief? Waarom? 3. Welke eigenschappen horen bij Martin, Marieke, Xing en Anika, vind je? 4. Welke drie goede eigenschappen heb jij? 5. En welke drie negatieve? 6. Kun je ook voorbeelden geven bij die eigenschappen?

16 Marieke (31): Ik zoek een romantische, betrouwbare, lieve en rustige man. Geen macho. Ik ben een spontane, hardwerkende vrouw. Ik ben op zoek naar een serieuze relatie. Geen ONS/FWB.

17 Herinner je je je eerste liefde nog?

18 review this lesson - #dutchgrammar-1: lessons 39, 44, 45 - #dutchgrammar-2: lessons 17, 18 - Heb je zin? (2): episodes 3, 4, 5, 6 - learn the vocabulary of this chapter prepare for the next lesson - #dutchgrammar-1: lesson 28 - #dutchgrammar-2: lessons 19, 20, 23 - Heb je zin? (2): episodes 7, 8, 9, 10 - learn the vocabulary of the next chapter