I. Abstract I.1 Inleiding + Doelstelling. I.2 Onderzoeksmethodiek I.3 Resultaten I.4 Discussie + Conclusie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "I. Abstract I.1 Inleiding + Doelstelling. I.2 Onderzoeksmethodiek I.3 Resultaten I.4 Discussie + Conclusie"

Transcriptie

1 Inhoudsopgave I. Abstract... 2 II. Inleiding III. Doelstelling + onderzoeksvraag... 4 III.1 Correcte diagnose... 4 III.2 Correcte behandeling... 4 III.3 Screening COPD... 4 III.4 Haalbaarheid en kwaliteit... 4 III.5 Invloed van spirometrie op rookstopmotivatie... 4 IV. Literatuuronderzoek... 6 IV.1 Rookstop... 6 IV.1.1 Inleiding... 6 IV.1.2 De rol van spirometrie bij rookstopprogramma's... 6 IV.1.3 Gebruik van de Q-MAT schaal als maat voor de rookstopmotivatie IV.2 Spirometrie IV.2.1 Kwaliteit van spirometrie in de huisartspraktijk IV.2.2 Verschil in toestellen V. Onderzoeksmethodiek V.1 Studie-ontwerp en aanwerving deelnemers V.2 Gebruikte spirometrie-toestellen V.3 Afname spirometrie V.4 Analyse van de resultaten VI. Resultaten VI.1 Beschrijving populatie VI.2 Vergelijking van de rookstopmotivaties tussen groep A 0 en groep B 0 enerzijds en groep A 6m en B 6m anderzijds VI.2.1 Zijn de 4 groepen normaal verdeeld? VI.2.2 De Mann-Whitney U Test VI.3 Vergelijking van het verschil in rookstopmotivaties in paar A en paar B VI.3.1 Zijn de verschillen in rookstopmotivatie van paar A(A 0 -A 6m ) normaal verdeeld? VI.3.2 Zijn de verschillen in rookstopmotivatie van paar B(B 0 -B 6m ) normaal verdeeld? VI.3.3 De Wilcoxon Signed Rank Test voor gepaarde groepen VII. Discussie VII.1 Bespreking resultaten VII.1.1 Verklaring resultaten VII.1.2 Interpretatie resultaten VII.2 Beperkingen van de studie VIII. Conclusie en implementatie in de praktijk IX. Referenties X. Bijlagen X.1 Informed consent X.2 NHG-Patiëntenbrief rookstop X.3 Draaiboek X.3.1 Registratie door PO of Hibo X.3.2 Consultatie X.3.3 Opbellen na 6 maand

2 I. Abstract I.1 Inleiding + Doelstelling. Rookstop is de enige aangetoonde therapeutische interventie bij COPD patiënten die de ziekte vertraagt én symptomen verlicht. Verhogen van de rookstopmotivatie is dus de hoeksteen van de behandeling. Of spirometrie hierbij een rol kan spelen blijft onduidelijk en is het onderwerp van heel wat controverse in de medische literatuur. Meer bepaald handelt deze masterproef over de vraag of de confrontatie met een afwijkend spirometrieresultaat, in combinatie met standaard rookstopadvies, de rookstopmotivatie kan beïnvloeden. I.2 Onderzoeksmethodiek Gedurende vier weken, gespreid over vier maand, wordt in de vijf verschillende huisartspraktijken tijdens de consulten gescreend naar rokers tussen 40 en 70 jaar, of naar patiënten tussen 40 en 70 jaar die om een herhaalvoorschrift voor puffers komen. Bij elke roker wordt er, voorafgaand aan het spirometrie-onderzoek gepeild naar de rookstopmotivatie door middel van de Q-MAT vragenlijst. Na 6 maand wordt deze Q-MAT score opnieuw bepaald en kan men vervolgens de rookstopmotivaties, na 6 maand, in de groep met afwijkende spirometrie (paar B, 26 rokers) vergelijken met de motivaties in de groep met normale spirometrie (paar A, 42 rokers). Hiervoor werd het statistische sofware packet SPSS 16.0 gebruikt. I.3 Resultaten In de groep met normale spirometrie (A 0 ) vond men een gemiddelde rookstopmotivatie van 5,5952 ; na 6 maand steeg die naar 8,1667 (A 6m ). De groep die geconfronteerd werd met een abnormale spirometrie had een gemiddelde initiële rookstopmotivatie van 8,2692 (B 0 ); na 6 maand steeg deze naar 8,4615 (B 6m ). I.4 Discussie + Conclusie Uit deze studie blijkt er na 6 maand geen verschil in rookstopmotivatie tussen personen met een afwijkend spirometrieresultaat en degenen met normaal resultaat; initieel was de rookstopmotivatie bij personen met een normale spirometrie wel lager. 2

3 II. Inleiding Na hypertensie vormt roken de grootste belasting voor de volksgezondheid. Een raming, uitgevoerd door de wereldgezondheidsorganisatie, leert ons dat in Europa rookgedrag verantwoordelijk is voor een jaarlijks verlies van 18,6 miljoen years of life lost (YLL) 1. Ongeveer 20 % van alle sterfgevallen ten gevolge van kanker wordt veroorzaakt door roken 2. Het veroorzaakt ongeveer 80 tot 90 % van alle longkankers, is verantwoordelijk voor de meeste kankers van bovenste luchtwegen (tong, mond, keel, strottenhoofd en lippen) en speelt, voor een kleiner percentage, ook een rol in het ontstaan van slokdarm-, pancreas-, nier- en blaaskanker 3. Verder kan ongeveer 20 % van alle sterfgevallen ten gevolge van cardiovasculaire ziekten (zoals AMI, beroerte, cardiomyopathie,..) aan roken worden toegeschreven. Bovendien hebben rokers een gevoelig grotere kans om tal van andere pathologieën te ontwikkelen, waaronder aandoeningen aan het perifere vaatstelsel, cataract, maculadegeneratie, de ziekte van Crohn, maagzweren en heupfracturen. Ook de negatieve effecten op voortplanting en ontwikkeling zijn uitvoerig besproken in de literatuur 4-6. Eén van de vele aandoeningen die sterk geassocieerd wordt met roken is chronic obstructive pulmonary disease (COPD): meer dan 80 % van de chronische obstructieve longziekten kan aan roken worden toegeschreven 3. Het risico op het ontwikkelen van COPD vertoont in het algemeen een goede correlatie met de intensiteit en de duur van het rookgedrag 7,8. COPD veroorzaakt op den duur onherstelbare schade aan de longen waardoor soms al op relatief jonge leeftijd beperkingen in het dagelijks functioneren ontstaan door kortademigheid. Stoppen met roken vertraagt deze versnelde achteruitgang van de longfunctie en is daarom de hoeksteen van de behandeling. Heel wat patiënten in een vroegtijdig stadium van COPD zijn echter nog klachtenvrij en daarom moeilijk te motiveren tot rookstop. Longfunctie-onderzoek in de vorm van spirometrie geeft bij (vermoeden op) COPD de beste informatie over de aard en de mate van de luchtwegobstructie. Bovendien wordt dit onderzoek meer en meer haalbaar in de huisartspraktijk door de komst van kleine, draagbare spirometrietoestellen en doordat recent een nomenclatuur nummer beschikbaar gesteld is aan huisartsen voor het uitvoeren ervan. Men stelt zich dan ook de vraag of dergelijk longfunctie-onderzoek geen hulpmiddel kan zijn in de eerstelijnsgeneeskunde bij het verhogen van de rookstopmotivatie door patiënten te confronteren met hun verminderde longfunctie. De resultaten in de medische literatuur omtrent deze vraag blijven echter erg controversieel en spreken elkaar tegen... 3

4 III. Doelstelling + onderzoeksvraag Dit onderzoeksproject is een samenwerkingsverband tussen 5 studenten huisartsgeneeskunde met als gemeenschappelijk thema spirometrie. Doel van dit project is informatie te verwerven over het gebruik van spirometrie in de huisartsgeneeskunde. Volgende onderwerpen worden behandeld: III.1 Correcte diagnose Zijn de patiënten die behandeld worden met inhalatiemedicatie of bij wie de diagnose astma of COPD vermeld staat wel correct gediagnosticeerd? Welke diagnose zit achter het gebruik van puffers en is deze diagnose spirometrisch bevestigd? Volgens de richtlijnen is een spirometrie-onderzoek steeds noodzakelijk om tot de juiste behandeling te komen en correct te behandelen. (Ilse Decraemer) III.2 Correcte behandeling Alle richtlijnen voor astma en COPD baseren hun therapeutisch beleid op longfunctiemetingen. Toch wordt niet bij elke puffer een longfunctiemeting uitgevoerd. Men kan zich dus terecht afvragen of er, volgens de richtlijnen, niet over- of onderbehandeld wordt. (Bart De Bondt) III.3 Screening COPD Een vroegtijdige opsporing van COPD is van groot belang om de progressie van de aandoening te vertragen. Vaak echter wordt de diagnose van COPD pas in een laat stadium gesteld. Een spirometrie onderzoek is de gouden standaard in de diagnose van COPD maar een algemene screening naar COPD in de huisartspraktijk is praktisch niet haalbaar en veel te tijdsintensief. Zou er een deelpopulatie kunnen gedefinieerd worden waarbij screening wel degelijk effectief is? En kan het gebruik van spirometrie op die manier leiden tot een vroegtijdige opsporing van COPD. (Stephanie Van Den Braembussche) III.4 Haalbaarheid en kwaliteit Is het uitvoeren van een longfunctie-onderzoek in een huisartsenpraktijk niet té tijdsintensief? En hoe zit het met de kwaliteit van dergelijk onderzoek indien uitgevoerd door de huisarts? (Pauline Boeckxstaens) III.5 Invloed van spirometrie op rookstopmotivatie Rookstop is de enige aangetoonde therapeutische interventie bij COPD patiënten die de 4

5 ziekte vertraagt én symptomen verlicht 7,9-11. Verhogen van de rookstopmotivatie is dus de hoeksteen van de behandeling. Of spirometrie hierbij een rol kan spelen blijft onduidelijk en is het onderwerp van heel wat controverse in de medische literatuur. Meer bepaald handelt deze masterproef over de vraag of de confrontatie met een afwijkend spirometrieresultaat, in combinatie met standaard rookstopadvies, de rookstopmotivatie kan beïnvloeden. (Wouter Maes) 5

6 IV. Literatuuronderzoek IV.1 Rookstop IV.1.1 Inleiding Roken leidt tot belangrijke lichamelijke en psychische afhankelijkheid. De meeste rookstopprogramma's hebben dan ook een lage succesuitkomst. De literatuur maakt weliswaar vermelding van studies met ongelooflijk hoge rookstoppercentages, zoals de Lung Health Study met een 5-jaars rookstoppercentage van 22 % 7, maar deze studies dienen gerelativeerd te worden. De middelen en begeleidingsgraad die men in dergelijke studies voorhanden had, zijn immers onmogelijk uit te voeren op grote schaal. Uit de Grote Gezondheidsenquête van 2001 blijkt dat 81% van de Belgische bevolking het afgelopen jaar zijn huisarts heeft geraadpleegd 12. De huisarts bereikt dus de meerderheid van de rokers en is door zijn laagdrempeligheid de ideale spilfiguur om in te staan voorrookstopbegeleiding 3. Eén van de meest aangehaalde problemen door huisartsen is het gebrek aan tijd 13,14. Nochtans staat vast dat ook een eenmalig advies een positief effect heeft (OR: 1,27 (95%-BI: 1,11-1,45), overeenkomend met een absoluut verschil tussen interventie- en controlegroepen van 2,1%) 15. Dergelijk advies neemt slechts een 2-tal minuten in beslag en bestaat uit het nagaan van de rookstatus en een advies op maat. Een haalbare, iets uitgebreidere en effectieve methode speciaal ontwikkeld voor de huisarts is de Minimale Interventie Strategie (MIS). Deze methode omvat minimaal 2 consulten van ongeveer 10 minuten en is gebaseerd op de motivatiegraad van de patiënt. Door middel van twee vragen (ask en assess) krijgt men een goed inzicht in de rookstopmotivatie en kan men het rookstopconsult toespitsen op de gemotiveerde patiënt 3,16. Volgens een studie van Pieterse et al, zou het percentage patiënten die gestopt zijn na 6 maand 5 % hoger liggen dan in de controlegroep (8,2 vs 3,1) 17. Uit een kosten-baten analyse blijkt dat de aangehaalde rookstopinterventies zeer efficiënt zijn. Het is tot nu toe de beste handeling die een (huis)arts kan uitvoeren om de algemene gezondheid van de roker te verbeteren 18,19. IV.1.2 De rol van spirometrie bij rookstopprogramma's De graad van rookstopmotivatie bij de patiënt heeft een duidelijke effect op de succesratio van de rookstopinterventie. Men zoekt dan ook naar hulpmiddelen die de motivatie zouden kunnen verhogen. Eén van de mogelijke hulpmiddelen zou de spirometer kunnen zijn. De confrontatie met een afwijkende spirometrie zou bijvoorbeeld een bijkomend hulpmiddel kunnen zijn om de patiënt te motiveren tot rookstop. De toegevoegde waarde van 6

7 spirometrie als hulpmiddel bij rookstopprogramma's is echter nog onvoldoende duidelijk. De resultaten uit de beschikbare literatuur spreken elkaar tegen. Onderstaande literatuurresultaten werden bekomen door in pubmed volgende termen in te tikken: smoking cessation en spirometry. Daarna werden de referentielijsten van de reviews (Wilt et al., 2007 en Badgett en Tanaka., 1997) nagegaan om relevante RCT's op te sporen. Segnan et al. (1991) stellen in een Randomised Clinical Trial (RCT) vast dat er een gering maar niet-significant verschil is in rookstop tussen een groep die een rookstopprogramma volgt met spirometrie én counseling en een controlegroep met counseling alleen (5,5% vs 6,5) 20. Sippel et al. (1999) en Risser en Belcher (1990) onderzochten via een RCT een gecombineerde multifacet strategie waarin naast gedragsinterventies zowel spirometrie als CO-gegevens werden teruggekoppeld naar de patiënten. Uit de studie van Sippel blijkt geen effect van spirometrie 21, in de studie van Risser en Belcher lijkt de feedback enig verschil uit te maken (na één jaar 20 % stoppers vs 7%; p<0,06) 22. Badgett en Tanaka (1997) komen in een systematische review tot de conclusie dat spirometriescreening op zichzelf geen effect heeft op stoppen met roken. Verder besluiten ze dat rokers met afwijkende spirometrische resultaten in het daaropvolgende jaar minder kans hebben te stoppen dan andere rokers. Multifacet rookstopprogramma s waarvan spirometrie een onderdeel vormde, bleken wel effectief 23. Gorecka et al. (2003) tonen aan dat een jaar na een screening met feedback van spirometriegegevens gevolgd door een rookstop advies er geen significant verschil was in stopcijfers bij patiënten met of zonder longfunctiebeperking. Echter na stratificatie in ernst van de stoornis bleek de groep met matige en ernstige stoornis significant meer stoppers te bevatten dan de groep met een milde longfunctiebeperking (16.5% vs 6.4%, p < 0.001). Oudere leeftijd, een lager gebruik van sigaretten en een ernstigere longfunctiebeperking waren de predictoren die rookstop voorspelden 24. Buffels et al. (2005) komen in een RCT tot de conclusie dat spirometrie geen enkel gunstig effect heeft op rookstop na 6 maand, 1 of 2 jaar. Na training in rookstopadvies waren de huisartsen in staat om, gebruikmakend van enkel de MIS, bijna 20 % van de patiënten te motiveren tot rookstop. Met een succesratio van 19 % in het eerste jaar en 15 % in het tweede 25! Bednarek et al. (2006) tonen in een observationele, prospectieve studie aan dat rokers 7

8 met bewezen luchtwegobstructie meer geneigd zijn om te stoppen met roken dan die met normale longfunctie (16,3 % vs 12 %; p = 0,0003). Hieruit concluderen ze dat spirometrische screening naar COPD gekoppeld aan rookstopinterventie nuttig kan zijn 26. Stratelis et al. (2006) onderzochten in een prospectieve, gerandomiseerde studie de abstinentieratio van rokers met COPD en rokers met normale luchtwegobstructie. Ze concludeerden dat rokers met COPD significant meer stopten dan de rokers zonder COPD 27. Wilt et al. voeren in 2007 een systematische review uit van 7 RCT's, waarvan slechts 1 studie de invloed van spirometrie op rookstop onafhankelijk beoordeelt. In deze studie 17 is er een niet-significant verschil in rookstop tussen de interventiegroep (spirometrie en counseling) en de controlegroep (alleen counseling) na 1 jaar. Ook observationele studies worden samengevat, doch wegens gebrek aan controles is de interpretatie hiervan zeer moeilijk. Ze komen tot het besluit dat men met het beschikbare bewijsmateriaal onmogelijk kan vaststellen of confrontatie met spirometrieresultaat een meerwaarde blijkt in rookinterventie programma's 28. Parkes et al. (2008) onderzochten in een RCT of de zogenaamde longleeftijd een incentive kan zijn om met roken te stoppen. Het verschil tussen interventiegroep en controlegroep bleek statistisch significant (13,6 % vs 6,4 %; p = 0,005) 29. Het meedelen van de longleeftijd op zich, zou ervoor zorgen dat patiënten sneller stoppen met roken. En dit zowel voor personen met een normale longleeftijd als die met een oudere. Het mechanisme van dit verschijnsel is onbekend. Het blijkt heel moeilijk om uit de set van beschikbare en tegenstrijdige gegevens de juiste conclusies te trekken. Bovendien kan men niet zomaar alle resultaten uit de studies extrapoleren naar de Belgische situatie. Hieronder wordt getracht een antwoord te geven op enkele controversiële vragen. 1. Welke studies zijn speciaal ontworpen om de invloed van spirometrie alleen na te gaan op de rookstop? En wat kan men hieruit concluderen? De studies van Segnan et al. 20 en Buffels et al. 25 bestuderen beide de rol van spirometrie bij rookstopprogramma's in een eerste lijnsetting, onafhankelijk van andere interventies. Bovendien gaat het hier om RCT's waardoor de bewijskracht toch gevoelig hoger ligt in vergelijking met observationele studies waarbij de interpretatie steeds problematisch is, 8

9 gezien het gebrek aan een controlegroep. In beide studies beschrijft men een geringe maar niet-significante toename van rookstop in de interventiegroep. Verder onderzoek en grotere studies zijn dus aangewezen Zijn patiënten met ernstiger longlijden meer geneigd om te stoppen met roken of niet? De meeste studies lijken erop te wijzen dat patiënten met aangetoond longlijden vlugger geneigd zouden zijn om te stoppen met roken 24,26,27. Deze studies zijn echter allen observationeel en hebben dus een kleinere bewijswaarde. Badgett en Tanaka komen in een systematische review tot de vaststelling dat rokers met afwijkende spirometrieresultaten juist minder kans hebben om te stoppen met roken 23. Recent verscheen een zeer interessant artikel van Parkes et al. 29. Bedoeling was om na te gaan of het concept longleeftijd een invloed kan hebben bij rookstopinterventies. Er werd in beide groepen een spirometrie uitgevoerd. De interventiegroep kreeg het spirometrieresultaat te horen in functie van de longleeftijd en de controlegroep kreeg na 4 weken een uitprint van de FEV 1 zonder enige uitleg. Na 1 jaar was 13,6 % van de interventiegroep gestopt met roken (biochemisch gevalideerd) versus 6,4 % in de controlegroep. Opmerkelijk was het feit dat de rookstoppercentages dezelfde waren bij patiënten met normale als slechte longleeftijd. Er zijn aanwijzingen dat de rookstopmotivatie zwaar beïnvloed wordt door de mate waarin mensen de gegeven informatie kunnen begrijpen 30,31. Auteur + jaar Studie design Grootte Setting Conclusie Segnan et al RCT 923 Eerste lijn Gering effect van spirometrie (NS) Risser et al RCT 90 Derde lijn Gering effect van spirometrie (NS) Sippel et al RCT 250 Eerste lijn Geen effect van spirometrie Badgett et al review 3 RCT's Geen effect van spirometrie Gorecka et al observationeel 558 Derde lijn Geen effect van spirometrie Buffels et al RCT 221 Eerste lijn Gering effect van spirometrie (NS) Stratelis et al observationeel 512 Eerste lijn Effect van spirometrieresultaat Bednarek et al observationeel 4494 Derde lijn Effect van spirometrieresultaat Wilt et al review 7 RCT's Geen conclusie mogelijk Parkes et al RCT 561 Eerste lijn Effect van spirometrieresultaat Tabel 1: Relevante literatuur m.b.t. de invloed van spirometrie op rookstop 9

10 IV.1.3 Gebruik van de Q-MAT schaal als maat voor de rookstopmotivatie 16 Lagrue en Dupont hebben de Q-MAT schaal ontwikkeld om de rookstopmotivatie te bepalen. Deze schaal werd in 2002 gevalideerd aan de hand van twee validatie studies 32,33. Het is de bedoeling dat de roker deze schaal invult vóór het contact met de arts. De auteurs bevelen aan deze test te laten invullen door de patiënt vóór de consultatie, als bijkomende informatie bij de Fagerströmtest. Deze test kan worden beperkt tot de enige vraag Time To First Cigarette en de HAD-test om comorbiditeit van angst en depressie op te sporen 33. De Q-MAT schaal kan ook worden gebruikt op het moment dat de patiënt stopt met roken en tijdens de follow-up om de motivatie hoog te houden. Q-MAT schaal: evaluatie van de rookstopmotivatie (Lagrue 2002, Dupont 2003) Denkt u binnen zes maanden nog te zullen roken? 0 uw sigarettenverbruik al te hebben verminderd? uw sigarettenverbruik al sterk te hebben verminderd? te zijn gestopt met roken? 8 Hebt u momenteel zin om te roken? Helemaal niet 0 Een beetje 1 Veel 2 Ongelofelijk veel 3 Denkt u binnen vier weken nog te zullen roken? 0 Komt het soms voor dat u niet tevreden bent dat u rookt? uw sigarettenverbruik al te hebben verminderd? uw sigarettenverbruik al sterk te hebben verminderd? te zijn gestopt met roken? 6 Nooit 0 Soms 1 Dikwijls 2 Zeer dikwijls 3 Tabel 2: Q-MAT schaal: 6 punten: onvoldoende motivatie; 7 tot 12 punten: gemiddelde motivatie; 12 punten: goede tot zeer goede motivatie

11 IV.2 Spirometrie Het longfunctie-onderzoek is de gouden standaard in de diagnose van heel wat longaandoeningen en speelt een centrale rol in de opvolging en monitoring van COPDpatiënten 34. Sinds de komst van handige en draagbare spirometrietoestellen, merkt men een spectaculaire stijging van spirometrieën uitgevoerd in de eerste lijn. De detectie en behandeling van de meest voorkomende longaandoeningen gebeurt inderdaad meestal bij de huisarts. Bovendien wordt in de meest recente CBO en NHG richtlijnen het gebruik van spirometrie in de huisartspraktijk aanbevolen. Ondanks het stijgend gebruik van spirometrieën in de huisartspraktijk, zijn er toch maar weinig literatuurgegevens beschikbaar over de betrouwbaarheid en kwaliteit ervan... IV.2.1 Kwaliteit van spirometrie in de huisartspraktijk De validiteit van spirometrische tests uitgevoerd in de eerste lijn werden door Schermer et al.,2003 onderzocht door longfunctieresultaten in de huisartspraktijk te vergelijken met resultaten uitgevoerd in een longfunctielabo gebruikmakend van dezelfde spirometer. Na een specifiek trainingsprogramma ( 2 x 2,5 uur) speciaal ontwikkeld voor huisartsen kwamen de auteurs tot de conclusie dat de kwaliteit en validiteit van de spirometrietesten voldoende waren 35. Zanconat et al., 2005 kwamen tot gelijkaardige conclusies bij een populatie met kinderen 36. Andere onderzoekers (Hueto et al., Eaton et al. en Ponsioen et al.) kwamen tot minder gunstige resultaten met betrekking tot de uitvoering van spirometrieën in de huisartspraktijk: minstens één derde van de resultaten konden niet tegemoetkomen aan de kwaliteitscriteria die de longfunctielaboratoria vooropstelden Bovenstaande resultaten zijn niet noodzakelijk tegenstrijdig. Er is tussen de aangehaalde studies namelijk een grote discrepantie in het trainingsniveau van de eerstelijns zorgverleners. In het onderzoek van Hueto et al. was de kwaliteit van de spirometrie metingen in de eerste lijn het laagst: de ATS-reproduceerbaarheidscriteria met betrekking tot de FVC werden in 76 % van de gevallen niet gehaald 37. Dit kan echter voor een deel te verklaren zijn door de lage trainingsgraad van de gezondheidsmedewerkers (gemiddeld 10 uur). Schermer et al. ontwikkelden daarentegen voorafgaand aan hun onderzoek een intensief spirometrietrainingsprogramma op maat gesneden voor huisartsen. Zoals reeds aangehaald, waren hun resultaten wel bemoedigend voor de eerste lijn 35. In de RCT van Eaton et al. werd specifiek het effect van spirometrietraining nagegaan door de resultaten van een getrainde groep gezondheidswerkers te vergelijken met die van een ongetrainde groep. De getrainde groep, die een extra workshop volgde van 2 uur, deed het 11

12 significant beter. Toch werden de kwaliteitsvereisten ook in die groep niet gehaald 38. Vraag blijft of men geen betere resultaten had bekomen met een intensievere training. Concluderend kan men stellen dat een aantal studies aantonen dat kwalitatief longfunctieonderzoek in de huisartspraktijk mogelijk is mits een efficiënte training van de gezondheidswerker. IV.2.2 Verschil in toestellen Bij de uitvoering van de spirometrieën wordt afhankelijk van de huisartspraktijk gebruik gemaakt van 3 verschillende types spirometrietoestellen. Namelijk de Spirobank, de Microloop en de One-Flow. Deze spirometers behoren alle drie tot de zogenaamde office spirometers, speciaal ontworpen voor het gebruik in de huisartspraktijk en dragen alle drie het ATS-certificaat. Dit betekent dat het correct functioneren van deze toestellen door een computergestuurd pompsysteem in vitro geëvalueerd werd. Dit hoeft echter niet te gebeuren in een onafhankelijk laboratorium. In een recente studie vergelijkt men de betrouwbaarheid van in vivo metingen van deze spirometers met die in een longfunctielaboratorium 40. Men besluit in dit onderzoek dat de algemene kwaliteit van deze apparaten voldoende is. Toch werden wel degelijk verschillen waargenomen. Volgens de studie zou de precisiebias voor de FVC van de One-Flow meer dan 200 ml bedragen, waardoor sommige patiënten misschien verkeerd gediagnosticeerd zouden kunnen worden. De auteurs pleiten dan ook voor een tweevoudig evaluatiesysteem waarbij de capaciteiten van de spirometrietoestellen zowel in vivo als in vitro getest worden. Tegelijk worden de kleine verschillen tussen sommige toestellen sterk gerelativeerd. Dergelijke verschillen zijn misschien wel statistisch significant, maar hebben vaak geen relevantie voor de klinische praktijk. 12

13 V. Onderzoeksmethodiek V.1 Studie-ontwerp en aanwerving deelnemers Gedurende vier weken, gespreid over vier maand, wordt in de vijf verschillende huisartspraktijken tijdens de consulten gescreend naar rokers tussen 40 en 70 jaar, of naar patiënten tussen 40 en 70 jaar die om een herhaalvoorschrift voor puffers komen. Inclusiecriteria: Alle mannen en vrouwen 40 jaar en 70 jaar die OF roker (huidig roker of minder dan 1 jaar gestopt) of ex-roker (meer dan 1 jaar geleden gestopt met roken en in totaal meer dan 10 pack years gerookt) zijn. OF die om herhaalvoorschriften voor puffers komen Exclusiecriteria: Bronchiëctasieën, neoplasie, actieve tuberculose, gekend interstitieel longlijden. Niet-respiratoire aandoening met invloed op de longfunctie. Bijkomende problematiek die deelname in de weg staat. Via een informed consent (zie bijlage) wordt de patiënt geïnformeerd over het verloop van de studie en schriftelijk om zijn medewerking gevraagd. Indien hij/zij toestemt, wordt er een afspraak gemaakt voor een spirometrie-onderzoek. Bij de rokers wordt, voorafgaand aan dit onderzoek, steeds gepeild naar de rookstopmotivatie met behulp van de Q-MAT schaal. Nadat de spirometrieën zijn uitgevoerd, worden de rokers geconfronteerd met hun al dan niet afwijkend resultaat. Sowieso wordt steeds een kort standaard rookstopadvies gegeven in de vorm van een NHG-patiëntenbrief (zie bijlage). Na 6 maand worden alle rokers telefonisch gecontacteerd om opnieuw de Q-MAT vragenlijst te beantwoorden. Op die manier verkrijgen we dus 4 groepen waarvan we de gemiddelde motivaties kunnen vergelijken. Groep A 0 omvat de motivatiescores op basis van de Q-MAT vragenlijst afgenomen bij de patiënten met een normaal spirometrieresultaat op tijdstip 0 (dit is juist voor de longfunctiebepaling). Groep B 0 omvat de motivatiescores op basis van de Q-MAT schaal afgenomen bij de patiënten met een afwijkend spirometrieresultaat op tijdstip 0 (dit is juist voor de longfunctiebepaling). 13

14 Groep A 6m omvat de motivatiescores op basis van de Q-MAT vragenlijst afgenomen 6 maand na het spirometrie-onderzoek bij patiënten met een normaal spirometrieresultaat. Groep B 6m omvat de motivatiescores op basis van de Q-MAT vragenlijst afgenomen 6 maand na het spirometrie-onderzoek bij patiënten met een afwijkend spirometrieresultaat. Indien een patiënt gecontacteerd wordt na 6 maand en vermeldt dat hij gestopt is met roken, krijgt hij de maximale Q-MAT score (dit is een score van 20). Het studiedesign is dus een prospectieve, vergelijkende studie. V.2 Gebruikte spirometrie-toestellen Door de 5 hibo's worden volgende spirometrietoestellen gebruikt: One-Flow Spirobank Microloop Elk van deze toestellen beschikt over het ATS-kwaliteitslabel. V.3 Afname spirometrie Het longfunctie-onderzoek wordt uitgevoerd door één van de huisartsen in opleiding of hun praktijkopleiders (in 1 praktijk door een praktijkassistente). Na opfrissing van de theoretische basis volgde men een training van ten minste één voormiddag in het Gentse universitaire longfunctielabo om de praktische uitvoering van dit onderzoek onder de knie te krijgen. Pauline Boeckxstaens, Stephanie Van den Braembussche en Bart De Bondt zijn bovendien houder van het Pricaros attest. Omdat het voor een goede bepaling van de FVC en het FEV 1 essentieel is dat de patiënt een maximale inspanning levert, zijn goede instructies vooraf en luide aanmoediging tijdens de manoeuvres een voorwaarde voor een goede meting. Niet-professioneel uitgevoerd onderzoek leidt tot te lage spirometrische indices, die vervolgens gemakkelijk tot een foute beoordeling leiden. Bij een ongeoefende patiënt wordt elk deel van het protocol in alle rust voorgedaan en worden de eerste twee manoeuvres beschouwd als oefening. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar: De wijze waarop de patiënt de manoeuvres uitvoert. 14

15 Of er optimale inspanning wordt geleverd, dus explosief bij het begin. Of er haperingen zijn. Of er lekkage optreedt langs het mondstuk. Of het uitademingsmanoeuvre lang genoeg wordt voortgezet. De afgenomen spirometrieresultaten worden gecontroleerd op de correctheid van het uitgevoerde ademmanoeuvre (acceptatie) en op hun reproduceerbaarheid volgens de ATScriteria 41 : Controle van het uitgevoerde ademmanoeuvre: ACCEPTATIE: bij voorkeur geen aarzeling, hoest of glottisafsluiting, zeker niet in de eerste seconde van de expiratie. een expiratieduur van minder dan 6 seconden is acceptabel als al gedurende minstens 1 seconde geen volumeverandering meer optreedt Herhaling van de ademmanoeuvre: REPRODUCEERBAARHEID 3 acceptabele manoeuvres (in maximaal 8 pogingen) zijn nodig voor een reproduceerbare spirometrie. voor een reproduceerbare meting mogen de twee hoogste FEV 1 -waarden en FVC-waarden onderling niet meer dan 150 ml verschillen. Indien de Tiffeneau-index (FEV 1 /FVC) kleiner is dan 70% dan wordt een bijkomende reversibiliteitstest uitgevoerd om het onderscheid te kunnen maken tussen astma en COPD. Met behulp van een voorzetkamer dient men 400 µg salbutamol toe, vervolgens wordt 10 minuten gewacht vooraleer opnieuw een spirometrie te verrichten. Een toename van de FEV 1 na bronchodilatatie van 12% of meer ten opzichte van de eerste FEV 1 werd beschouwd als een positieve reversibiliteitstest. Nadat de spirometrieën zijn beoordeeld op voorgenoemde criteria wordt door de hibo, indien mogelijk, een diagnose gesteld. Volgende diagnoses werden gecodeerd in de database: normale spirometrie afwijkende spirometrie: CODP (Tiffeneau-index kleiner dan 70 en reversibiliteitstest negatief) Astma (reversibiliteitstest positief en Tiffeneau-index na de reversibiliteitstest genormaliseerd ) Vermoeden restrictief (afname van alle longvolumes, Tiffeneau-index normaal) 15

16 Gemengd ( i.e. reversibiliteitstest positief en Tiffeneau-index kleiner dan 70 na reversibiliteitstest ) resultaat niet interpreteerbaar (er konden geen acceptabele spirometrieën bekomen worden) V.4 Analyse van de resultaten De gegevens werden verwerkt gebruikmakend van het statistische softwarepakket SPSS Om de twee groepen voor en na confrontatie met spirometrieresultaat te vergelijken werd gebruik gemaakt van de niet-parametrische Wilcoxon signed ranks test voor gepaarde groepen. De Mann-Whitney U test werd gebruikt om de rookstopmotivaties van groep A 0 met die van B 0 te vergelijken enerzijds en die van A 6m met die van B 6m anderzijds. Een explorerende data-analyse met normaaltests (Kolmogorov-Smirnov en Shapiro-Wilk) werd uitgevoerd om te bepalen of de gegevens binnen de verschillende groepen normaal verdeeld waren. 16

17 VI. Resultaten VI.1 Beschrijving populatie In totaal werd aan 226 patiënten gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Hiervan werd bij 154 patiënten een spirometrie uitgevoerd, waarvan er 89 rokers zijn. Van deze 89 rokers waren 11 spirometrieën niet interpreteerbaar. Gezien men deze patiënten niet kon confronteren met een spirometrieresultaat, werden deze niet in de studie verwerkt. Vervolgens werd dit getal verder gereduceerd tot 68 rokers doordat 10 patiënten na 6 maand telefonisch niet meer gecontacteerd konden worden.. Hierdoor werd een vergelijking voor en na onmogelijk zodat ook deze patiënten geëxcludeerd werden. Van de 68 rokers die uiteindelijk geïncludeerd werden, weerhielden we 42 rokers met een normale spirometrie (paar A) en 26 rokers met een afwijkende spirometrie (obstructief-, restrictief- of gemengd longlijden) (paar B). Afbeelding 1: trial profile 17

18 De gemiddelde rookstopmotivatie volgens de Q-MAT schaal van groep A 0 bedroeg 5,5952. De gemiddelde rookstopmotivatie van groep B 0 bedroeg 8,2692. Zes maanden nadat men geconfronteerd werd met de spirometrie-uitslag werd elke groep opnieuw geëvalueerd door middel van de Q-MAT vragenlijst: - Groep A 6m had een gemiddelde rookstopmotivatie van 8,1667; 5 rokers waren gestopt met roken en kregen de maximale Q-MAT score van Groep B 6m had een gemiddelde rookstopmotivatie van 8,4615; 3 rokers waren gestopt met roken en kregen de maximale Q-MAT score van 20. Na 6 maanden merken we dus slechts een klein verschil in rookstopmotivatie tussen de groep met normale spirometrie en die met afwijkende spirometrie. VI.2 Vergelijking van de rookstopmotivaties tussen groep A 0 en groep B 0 enerzijds en groep A 6m en B 6m anderzijds VI.2.1 Zijn de 4 groepen normaal verdeeld? Alvorens we de rookstopmotivaties van de verschillende groepen met elkaar gaan vergelijken, moeten we weten of de data binnen de groepen normaal verdeeld is of niet. Dit gaat het snelst met behulp van een histogram. Een normaal verdeelde populatie volgt immers een typische klokvormige curve. Geen enkele van onderstaande histogrammen vertoont een typische Gausscurve. Afbeelding 2: histogram groep A O Afbeelding 3: Histogram groep B 0 Afbeelding 4: Histogram groep A 6m Afbeelding 5: Histogram groep B 6m 18

19 Met de Kolmogorov-Smirnov test en Shapiro-Wilk test werd vervolgens de normaal verdeling nagegaan. Voor kleinere groepen (N<2000) wordt de Shapiro-Wilk test aanbevolen 42. Groep A 0 Groep B 0 Groep A 6m Groep B 6m N Gemiddelde motivatie 5,5952 8,2692 8,1667 8,4615 Standaarddeviatie 4, , , ,37573 Shapiro-wilk Sig. 0,002 0,036 0,000 0,005 Kolmogorov-Smirnov Sig. 0,000 0,149 0,000 0,016 Tabel 3: Tests voor normale verdeling + beschrijving groepen In elke groep is de Shapiro-Wilk test significant. De nulhypothese die stelt dat deze data normaal verdeeld is, kan dus verworpen worden. Conclusie: de data is hoogstwaarschijnlijk niet-normaal verdeeld. VI.2.2 De Mann-Whitney U Test We merkten in vorig paragraaf op dat de gemiddelde rookstopmotivatie in groep A 0 (5,6) veel lager was ten opzichte van die in groep B 0 (8,3). Om de statistische relevantie hiervan te bepalen werd de niet-parametrische Mann-Whitney U test gebruikt. Uit deze analyse blijkt geen statistisch significant verschil (p-waarde = 0,066). Het verschil kan dus aan toeval toe te schrijven zijn. Uiteraard bleek ook het kleinere verschil tussen de rookstopmotivaties na 6 maand (8,2 vs 8,5) statistisch niet-significant. Ranks groep N Mean Rank Sum of Ranks Groep A , ,00 groep B , ,00 Totaal 68 Groep A 6m 42 32, ,00 Groep B 6m 26 37,23 968,00 totaal 68 19

20 Mann-Whitney U Test Statistics Groep A 0 en B 0 Groep A 6m en B 6m Z -1,838 -,899 Asymp. Sig. (2-tailed),066,369 Tabel 4:Mann-Whitney U test resultaten VI.3 Vergelijking van het verschil in rookstopmotivaties in paar A en paar B VI.3.1 Zijn de verschillen in rookstopmotivatie van paar A(A 0 -A 6m ) normaal verdeeld? In eerste instantie werd een explorerende data-analyse uitgevoerd van de individuele verschillen in rookstopmotivaties in paar A. Wat onmiddellijk opvalt is het grote verschil tussen gemiddelde en mediaan. Dit weerspiegelt zich in een hoge skewness (meer dan 2 x zijn standaardfout). Gemiddeld -2,5714 (,96281 = standaardfout) 95% Confidence Interval for Mean Lower Bound -4,5159 Upper Bound -,6270 Mediaan -1,0000 Variantie 38,934 Std. Deviatie 6,23970 Minimum -18,00 Maximum 9,00 Range 27,00 Skewness Kurtosis -,901 (,365 = standaardfout),754 (,717 = standaardfout) Tabel 5: Beschrijving verschil in rookstopmotivatie in paar A(groep A 0 - groep A 6m ) Deze asymmetrische verdeling laat zich gemakkelijker visueel beoordelen met behulp van een histogram. We merken een ruwe klokvormige curve, asymetrisch en met hoge piek. 20

21 Afbeelding 6: Spreiding van de verschillen in rookstopmotivatie in paar A Uiteindelijk werd met de Kolmogorov-Smirnov en de Shapiro-Wilk test de probabiliteit getest dat deze data afkomstig zijn uit een normaal verdeelde populatie. Beide tests waren significant (p < 0,05). De kans dat deze data normaal verdeeld zijn, is dus zeer klein. Kolmogorov-Smirnov (Lilliefors correctie) Shapiro-Wilk Verschil in motivatie in paar A Verschil in motivatie in paar B Statistic df Sig. Statistic df Sig.,195 42,000,909 42,003,155 26,107,933 26,090 Tabel 6: Overzicht normaaltesten voor motivatieverschillen paar A en paar B VI.3.2 Zijn de verschillen in rookstopmotivatie van paar B(B 0 -B 6m ) normaal verdeeld? Opnieuw werd een explorerende data-analyse uitgevoerd van de individuele motivatieverschillen in paar B. Hier lijken de gegevens wel normaal verdeeld te zijn: Gemiddelde en mediaan verschillen onderling veel minder. Ook de skewness ligt dichter tegen nul en is kleiner dan tweemaal zijn standaardfout. Deze analyse suggereert dus een symmetrische verdeling. 21

22 Gemiddeld 95% Confidence Interval for Mean Lower Bound -2,7264 Upper Bound 2,3418 -,1923 (1,23041= standaardfout) Mediaan -1,5000 Variantie 39,362 Std. Deviatie 6,27388 Minimum -12,00 Maximum 15,00 Range 27,00 Skewness Kurtosis,744 (,456 = standaardfout),330 (,887 = standaardfout) Tabel 7: Tabel 3: Beschrijving verschil in rookstopmotivatie in paar B (B 0 -B 6m ) De grafische analyse met histogram toont een ruwe klokvormige curve. De curve is echter niet helemaal symmetrisch. Afbeelding 7: Spreiding van de verschillen in rookstopmotivatie in paar B Met behulp van Kolmogorov-Smirnov test en de Shapiro-Wilk test werd de probabiliteit getest dat deze data normaal verdeeld zijn. Zoals blijkt uit tabel 6 zijn de p-waarden uit beide tests niet-significant. De nulhypothese die stelt dat deze data normaal verdeeld is, 22

23 kan bijgevolg niet verworpen worden. Omwille van de asymetrische curve, de lage p-waarden bij de normaaltesten (0,1 en 0,09) en het kleine aantal deelnemers in paar B (26) wordt niettemin besloten om deze verdeling als niet-normaal verdeeld te beschouwen. VI.3.3 De Wilcoxon Signed Rank Test voor gepaarde groepen Indien we de verschillen in rookstopmotivatie willen analyseren, dan moet hier een nietparametrische test gebruikt worden. De Wilcoxon Signed Rank Test voor gepaarde groepen is het meest aangewezen. De verschillen in rookstopmotivaties werden in beide paren vergeleken: - Paar A: verschil in motivatie van groep A 0 met groep A 6m - Paar B: verschil in motivatie van groep B 0 met B 6m In paar A is er na 6 maand een duidelijke stijging in motivatie meetbaar. De positieve Sum of Ranks is namelijk 520 versus een negatieve Sum of Ranks van 221. Het verschil in motivatie blijkt statistisch significant. We noteren een p-waarde van 0,029. De nulhypothese die stelt dat er geen verschil in motivatie is tussen de beide groepen, kan dus verworpen worden. In paar B vinden we slechts een marginale verandering in motivatie. De positieve Sum of Ranks is 171,5 versus een negatieve Sum of Ranks van 128,5. Na uitvoering van de Wilcoxon Test blijkt dit verschil dan ook niet statistisch significant. De p-waarde is 0,538 en dus kan het verschil in motivatie aan toeval toe te schrijven zijn. Ranks N Mean Rank Sum of Ranks Paar A: Rookstopmotivaties groep A 6m Rookstopmotivaties groep A 0 Negative Ranks 16 a 13,81 221,00 Positive Ranks 22 b 23,64 520,00 Ties 4 c Total 42 Paar B: Rookstopmotivaties groep B 6m Rookstopmotivaties groep A 0 Negative Ranks 10 d 12,85 128,50 Positive Ranks 14 e 12,25 171,50 Ties 2 f Tabel 8: Wilcoxon Sum of Rank resultaten Total 26 23

24 a. Rookstopmotivatie groep A 6m < Rookstopmotivatie groep A 0 b. Rookstopmotivatie groep A 6m > Rookstopmotivatie groep A 0 c. Rookstopmotivatie groep A 6m = Rookstopmotivatie groep A 0 d. Rookstopmotivatiesgroep B 6m < Rookstopmotivatie groep A 0 e. Rookstopmotivatie groep B 6m > Rookstopmotivatie groep A 0 f. Rookstopmotivatie groep B 6m = Rookstopmotivatie groep A 0 Wilcoxon Signed Ranks Test Statistics Rookstopmotivaties Groep A 6m Rookstopmotivaties groep A 0 Rookstopmotivaties groep B 6m Rookstopmotivaties groep A 0 Z -2,185 a -,615 a Asymp. Sig. (2-tailed),029,538 Tabel 9: Wilcoxon Z-waarde en significantie 24

25 VII. Discussie VII.1 Bespreking resultaten Intuïtief verwacht men een sterke stijging van de rookstopmotivatie in de groep die geconfronteerd wordt met een afwijkende spirometrie. Uit bovenstaande cijfers blijkt echter dat deze confrontatie met een afwijkend spirometrie-resultaat geen enkele verandering teweegbrengt op de rookstopmotivatie. In paar B stijgt de rookstopmotivatie na 6 maand met 0,2 punten op de Q-MAT schaal (i.e. Van 8,3 naar 8,5 punten). Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat deze stijging te wijten zou zijn aan het confrontatie-effect. Bovendien is deze stijging helemaal niet klinisch relevant. Verrassend is echter wel de sterke stijging van de motivatie in de controlegroep. De gemiddelde rookstopmotivatie stijgt hier van 5,6 naar 8,2 punten. Deze statistisch significante stijging lijkt ook enige klinische relevantie te hebben. Dupont 32 en Lagrue 33 delen de Q-MAT schaal immers als volgt in: - minder dan 6 punten: onvoldoende motivatie - tussen 7 en 12 punten: gemiddelde motivatie - boven 12 punten en meer: goed tot zeer goede motivatie De gemiddelde motivatie is dus in paar A één niveau gestegen. Men kan dus veronderstellen dat deze personen vatbaarder zijn geworden voor bijkomende motivatiegesprekken en sneller zullen overgaan tot een rookstoppoging. Opvallend is ook dat er na 6 maanden geen statistisch significant verschil in motivatie kon vastgesteld worden tussen de groep met normaal spirometrieresultaat en de groep met afwijkend spirometrieresultaat (8,2 vs 8,5). Hoe dienen nu bovenstaande resultaten geïnterpreteerd te worden en hoe kan de onverwachte stijging in groep A verklaard worden. Hieronder zal ik trachten een antwoord te geven op deze vragen. VII.1.1 Verklaring resultaten Wanneer we de gemiddelde rookstopmotivaties in de twee begingroepen bekijken, dan valt de lage beginmotivatie op van groep A 0 (5,6) in vergelijking met die van groep B 0 ( 8,3). De rokers met een normaal spirometrie-resultaat, (hetgeen op het moment van de Q-MAT afname nog onbekend is), zijn initieel dus veel minder gemotiveerd om te stoppen met 25

26 roken. Dit kan verklaard worden door volgende hypothese: hoogstwaarschijnlijk bevat groep A 0 veel zogenaamde happy smokers. Dit zijn tevreden rokers, zonder veel klachten die nog niet aan stoppen denken en dus een lage rookstopmotivatie hebben. In de groep met afwijkende spirometrieën zullen er mogelijks meer zware rokers zitten met klachten. Hun initiële motivatie zal bijgevolg ook veel hoger liggen, maar waarschijnlijk minder beïnvloed worden door een negatief longfunctieresultaat en meer door het verloop van hun klachten. Dit in tegenstelling tot de happy smoker die door de spirometrie mogelijks toch aan het denken gezet werd en zo naar een verhoogd motivatieniveau gebracht wordt. Het precieze mechanisme van dit verschijnsel is onbekend maar bij een normaal resultaat zouden vele rokers opgelucht zijn en het gevoel hebben dat het nog niet te laat is om te stoppen met roken 29. In het licht van bovenstaande bedenkingen kan de spectaculaire stijging van de rookstopmotivatie in paar A en het quasi status-quo in paar B verklaard worden. Laten we nu de verkregen resultaten uit deze studie toetsen aan de resultaten die in de literatuur reeds voorhanden zijn. Een recente studie met gelijkaardige resultaten is deze van Parkes et al. (2008) 29. In deze studie werden evenwaardige rookstoppercentages bekomen in de groep rokers met een normaal spirometrieresultaat ten opzichte van de groep rokers met een afwijkend spirometrieresultaat. Net zoals in deze studie waren de deelnemers dus na een normale spirometrie even zeer gemotiveerd om te stoppen met roken als na een afwijkende spirometrie. De auteurs komen tot de interessante conclusie dat het niet van belang is wàt het spirometrieresultaat is (normale of oude longleeftijd), maar wel de manier waarop het uitgelegd wordt (begrijpelijk of in medisch jargon). Ook in de studie van Badgett en Tanaka (1997) treffen we elementen aan die onze resultaten bevestigen. Hij komt namelijk tot de conclusie dat rokers met afwijkende spirometrische resultaten in het daaropvolgende jaar minder kans hebben te stoppen dan andere rokers. Dit stemt overeen met de beperkte stijging in rookstopmotivatie die we opmerkten in paar B. VII.1.2 Interpretatie resultaten Bij de interpretatie van de resultaten dient men enige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Het betreft hier een observationele studie met een klein aantal deelnemers. De kans op bias is bijgevolg vrij groot. In deze studie konden we na 6 maand geen significant verschil vaststellen in 26

27 rookstopmotivatie tussen personen met een afwijkend spirometrieresultaat en degenen met een normaal resultaat. Wel was er een grote stijging in rookstopmotivatie in de groep met normale spirometrie. De oorzaak van deze stijging kunnen we echter niet met zekerheid toeschrijven aan een confrontatie-effect omdat een controlegroep ontbreekt. Mogelijks is een bepaalde subgroep van rokers wel gevoeliger voor dit confrontatie-effect dan andere. Verder onderzoek naar onderliggende gevoeligheden of persoonskenmerken die de rookstopmotivatie kunnen beïnvloeden is zeker aangewezen. VII.2 Beperkingen van de studie Dit onderzoeksproject is een samenwerkingsverband tussen 5 studenten huisartsgeneeskunde met als gemeenschappelijk thema spirometrie. Om iedereen toe te laten zijn specifieke onderzoeksvraag te analyseren werd bij aanvang van de studie samen een protocol opgesteld. De gegevens die hieruit resulteerden werden later verzameld in één gemeenschappelijke database. De data-cleaning van deze gegevens gebeurde echter door elke hibo afzonderlijk. Hierdoor is het mogelijk dat er, afhankelijk van de onderzoeksvraag, kleine verschillen optreden in onderzoeksresultaten tussen de masterproeven. Dit hadden we kunnen voorkomen door gezamenlijk de data te uniformiseren Andere beperkingen van de studie situeren zich op het niveau van studiedesign: een observationele studie heeft bij het gebrek aan een controlegroep een kleinere bewijskracht. Ten slotte bestudeert dit onderzoek slechts een intermediair eindpunt: de rookstopmotivatie. In welke mate correleert die met een daadwerkelijke rookstop? 27

28 VIII. Conclusie en implementatie in de praktijk Spirometrie-onderzoek is ontegensprekelijk een aanwinst in de huisartspraktijk. Het laat correcte diagnostiek toe op een eenvoudige en snelle manier, waardoor adequate behandeling in een vroeg stadium mogelijk wordt. Op basis van de gegevens uit deze studie en uit de literatuur kunnen we het gebruik van longfunctiemetingen in de huisartspraktijk dan ook aanbevelen. Dit echter op voorwaarde dat de huisarts voldoende getraind is in de afname en interpretatie van spirometrieën. Wat rookstop betreft is de Minimale Interventie Strategie zonder twijfel de meest kosten-effectieve interventie. De toegevoegde waarde van het spirometrie-onderzoek bij rookstop blijft onvoldoende duidelijk. Uit deze studie blijkt na 6 maand geen verschil in rookstopmotivatie tussen personen met een afwijkend spirometrieresultaat en degenen met normaal resultaat. Wel konden we bij rokers met een normaal spirometrieresultaat een significante stijging in rookstopmotivatie vaststellen. Mogelijks wordt deze groep van happy smokers door hun spirometrieresultaat aan het denken gezet en hierdoor toch een beetje minder happy. Ten slotte dient men aandacht te hebben voor de manier waarop men het spirometrieresultaat aan de patiënt meedeelt. Een recente studie 29 heeft immers aangetoond dat een begrijpbare uitleg van het spirometrietrieresultaat een duidelijke stimulans kan zijn om te stoppen met roken. 28

29 IX. Referenties 1. The European tobacco control report 2007 WHO Europe 2. World Health Organization. The World Health Report Reducing risks, promoting healthy life. Geneva: World Health Organization, CBO richtlijn: behandeling van tabaksverslaving Poswillo D, Alberman E (eds). Effects of smoking on the foetus, neonate and child. Oxford: Oxford University Press, Anderson HR, Cook DG. Passive smoking and sudden infant death syndrome: review of the epidemiological evidence. Thorax 1997;52: Van der Velde WJ, Treffers PE. Smoking in pregnancy: the influence on percentile birth weight, mean birth weight,placental weight, menstrual age, perinatal mortality and maternal diastolic blood pressure. Gynecol Obstet Invest 1985;19: Anthonisen NR, Connett JE, Kiley JP, Altose MD, Bailey WC, Buist AS, et al. Effects of smoking intervention and the use of an inhaled anticholinergic bronchodilator on the rate of decline of FEV 1. The Lung Health Study. JAMA 1994;/ 272:/ Fabbri LM, Hurd SS. Global strategy for the diagnosis, management and prevention of COPD: 2003 Eur Respir J 2003; 22: Kanner RE, Connett JE, Williams DE, Buist AS. Effects of randomized assignment to a smoking cessation intervention and changes in smoking habits on respiratory symptoms in smokers with early chronic obstructive pulmonary disease: the Lung Health Study. Am J Med 1999;/106:/ Xu X, Weiss ST, Rijcken B, Schouten JP. Smoking, changes in smoking habits, and rate of decline in FEV1: New insight into gender differences. Eur Respir J 1994;/7:/ Parrot S, Godfrey C. ABC of smoking cessation. Economics of smoking cessation. BMJ 2004; 328: Institut Scientifique de la Santé Publique. Enquête de Santé par Interview ( épidémiologie. 13. McEwen A, Akotia N, West R. General practitioners views on the English national smoking cessation guidelines. Addiction 2001;96: Drossaert CHC, et al. Programmatische toepassing van de Interventie Strategie (MIS) stoppen met roken in een experimentele setting: evaluatie onder huisartsen en onder patiënten. Universiteit Twente, afdeling Communicatiewetenschappen,

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Evidence piramide. Gecontroleerde studies. Welk studie type? 19/02/2013. 3 me ta.eu. Niet dezelfde piramide voor elke vraag. me ta.eu. me ta.

Evidence piramide. Gecontroleerde studies. Welk studie type? 19/02/2013. 3 me ta.eu. Niet dezelfde piramide voor elke vraag. me ta.eu. me ta. Niet dezelfde piramide voor elke vraag Evidence piramide Gecontroleerde studies Welk studie type? 3 1 Effect van roken op longkaner Richard Doll 1951: prospectieve studie 2/3 mannelijke Britse artsen Goede

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) De SMOKE studie Achtergrond Chronisch obstructief longlijden, ook wel Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) genoemd, word gezien als een wereldwijd gezondheidsprobleem. Ten gevolge van onder andere

Nadere informatie

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets toetsende statistiek week 1: kansen en random variabelen week : de steekproevenverdeling week 3: schatten en toetsen: de z-toets week : het toetsen van gemiddelden: de t-toets week 5: het toetsen van varianties:

Nadere informatie

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2007

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2007 Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 27 Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding worden gebruikt (M. Heijmans, NIVEL, Oktober 27). LEVEN MET COPD VRAAGT OM LEF

Nadere informatie

More than lung cancer: automated analysis of low-dose screening CT scans

More than lung cancer: automated analysis of low-dose screening CT scans Onno Mets More than lung cancer: automated analysis of low-dose screening CT scans Er zijn sterke aanwijzingen dat de sterfte als gevolg van longkanker zal afnemen wanneer zware rokers gescreend worden

Nadere informatie

Werkwijze Interpretatie van spirometrie

Werkwijze Interpretatie van spirometrie Werkwijze Interpretatie van spirometrie Document ID NVLA 160620 ww IntSpir Document titel Interpretatie van spirometrie Publicatiedatum Juni 2016 Versie 1.0 Herzieningsdatum Juni 2021 Doel Het standaardiseren

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting amenvatting Het aantal mensen met dementie neemt toe. De huisarts speelt een sleutelrol in het (h)erkennen van signalen die op dementie kunnen wijzen en hiermee in het stellen van de diagnose dementie,

Nadere informatie

Externe validering van een chronic obstructive pulmonary disease (COPD) diagnostische vragenlijst

Externe validering van een chronic obstructive pulmonary disease (COPD) diagnostische vragenlijst Externe validering van een chronic obstructive pulmonary disease (COPD) diagnostische vragenlijst Daniel Kotz Maastricht University Department of General Practice School for Public Health and Primary Care

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting Binnen het domein van hart- en vaatziekten is een bypassoperatie de meest uitgevoerde chirurgische ingreep. Omdat bij een hartoperatie het borstbeen wordt doorgesneden en er meestal

Nadere informatie

E-health interventies voor stoppen met roken. Eline Meijer

E-health interventies voor stoppen met roken. Eline Meijer E-health interventies voor stoppen met roken Eline Meijer E-health interventies 1. Waarom e-health? 2. Hoe kiezen rokers een app? 3. Aanbevelingen van de herziene richtlijn Behandeling tabaksverslaving

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5 INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5 1. De onderzoekers van een preventiedienst vermoeden dat werknemers in een bedrijf zonder liften fitter zijn dan werknemers

Nadere informatie

Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts

Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts Oude situatie Referenties dateren uit de jaren 50-60 Groep mijnwerkers en staalarbeiders (ECCS) Vrouwen niet als referentie geïncludeerd (globaal

Nadere informatie

Indeling presentatie

Indeling presentatie Gho-Go COPD ketenzorg avond 10 september 2013 Norbert IJkelenstam Kaderhuisarts astma/copd 1 Indeling presentatie Aandachtspunten vanuit spiegelinformatie 2013 Het begrip ziektelast en de COPD ziektelastmeter

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Indeling presentatie

Indeling presentatie Gho-Go COPD terugkomdag COPD ketenzorg 7 oktober 2014 Norbert IJkelenstam Kaderhuisarts astma/copd 1 Indeling presentatie Aandachtspunten vanuit spiegelinformatie 2014 De nieuwe NHG COPD standaard 2015

Nadere informatie

Samenwerkingsinitiatief. regio Tielt

Samenwerkingsinitiatief. regio Tielt 2011 Samenwerkingsinitiatief rookstop regio Tielt De huisartsenkring t Oost van West-Vlaanderen en het St. Andriesziekenhuis te Tielt slaan de handen in elkaar. De werking van het rookstopaanbod in de

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

status meting in Ketenzorgproject COPD regio Dordrecht

status meting in Ketenzorgproject COPD regio Dordrecht http://www.torito.nl/agenda/http://www.torito.nl/agenda/health status meting in Ketenzorgproject COPD regio Dordrecht Artikel Caravisie / augustus N. de Graaf, verpleegkundig specialist longziekten; R.

Nadere informatie

Acetylcysteine bij ouderen met COPD. Reduceert acetylsteine exacerbaties?

Acetylcysteine bij ouderen met COPD. Reduceert acetylsteine exacerbaties? Home no. 3 Juni 2018 Eerdere edities Verenso.nl Acetylcysteine bij ouderen met COPD. Reduceert acetylsteine exacerbaties? Critical Appraisal of Topics Mariëlle Winters mariellewinters@gmail.com Aanleiding

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De levensverwachting van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is gemiddeld 13-30 jaar korter dan die van de algemene bevolking. Onnatuurlijke doodsoorzaken zoals

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

Najaar 2008. Rookstopcursus CM Leuven najaar

Najaar 2008. Rookstopcursus CM Leuven najaar Stoppen met roken en volhouden Najaar 2008 1 Kennismaking 1. Inleiding Groepsbegeleider: Geert Celis Prive: GSM: 0477/76 63 15 geert.celis2@telenet.be Werk: 016/34 03 70 geert.celis@uzleuven.be Relaxatietherapeute:

Nadere informatie

Bij gebrek aan bewijs

Bij gebrek aan bewijs Bij gebrek aan bewijs kennis is macht! internet in de spreekkamer P.A. Flach Bedrijfsarts Arbo- en milieudienst RuG 09-10-2006 1 3 onderdelen 1. Wat is EBM 2. Zoeken in PubMed 3. Beoordelen van de resultaten

Nadere informatie

Waarom was het onderzoek nodig?

Waarom was het onderzoek nodig? Helpt het toevoegen van olodaterol aan tiotropium kortademigheid te verlichten bij patiënten met COPD? Dit is een samenvatting van een klinisch onderzoek bij patiënten met chronische obstructieve longziekte

Nadere informatie

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial dr. T. Verbeek arts-epidemioloog Afd. Huisartsgeneeskunde en Epidemiologie 22 januari

Nadere informatie

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 Om de herkenning van patiënten met depressieve stoornis in de eerste lijn te verbeteren wordt wel screening aanbevolen. Voorts worden pakketinterventies aanbevolen om de kwaliteit van zorg en de resultaten

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

MASTERCLASS De datateam methode Examenresultaten Nederlands

MASTERCLASS De datateam methode Examenresultaten Nederlands MASTERCLASS De datateam methode Examenresultaten Nederlands Taal op koers 29 oktober 2014 Cindy Poortman en Kim Schildkamp Uitdagingen in de onderwijspraktijk Voortijdige schooluitval Gebrek aan praktische

Nadere informatie

De data worden ingevoerd in twee variabelen, omdat we te maken hebben met herhaalde metingen:

De data worden ingevoerd in twee variabelen, omdat we te maken hebben met herhaalde metingen: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 6 1. De 15 leden van een kleine mountainbikeclub vragen zich af in welk mate de omgevingstemperatuur een invloed heeft op hun

Nadere informatie

Bijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Bijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3 Bijsluiter gebruik astma (kinderen) indicatoren in de huisartsenpraktijk Fenna Schouten f.schouten@nhg.org 09-02-2017 Versie 3 Inhoud Overzicht van de indicatoren... 2 Populatie... 2 Monitoring... 2 Beschrijving

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Beschrijvende statistiek

Beschrijvende statistiek Beschrijvende statistiek Beschrijvende en toetsende statistiek Beschrijvend Samenvatting van gegevens in de steekproef van onderzochte personen (gemiddelde, de standaarddeviatie, tabel, grafiek) Toetsend

Nadere informatie

Frequentie Voor de frequentie van spirometrie bij de monitoring fase: zie hoofdstuk 12 en 13.

Frequentie Voor de frequentie van spirometrie bij de monitoring fase: zie hoofdstuk 12 en 13. Protocol Spirometrie Gebruik van dit protocol Gebruik dit protocol om een spirometrie bij een patiënt uit te voeren om: de diagnose astma of COPD te stellen of om deze diagnose(s) minder waarschijnlijk

Nadere informatie

Met behulp van de nieuwe draagbare. diagnostiek van obstructieve longaandoeningen g in de huisartspraktijk mogelijk.

Met behulp van de nieuwe draagbare. diagnostiek van obstructieve longaandoeningen g in de huisartspraktijk mogelijk. Met behulp van de nieuwe draagbare elektronische spirometer is betrouwbare diagnostiek van obstructieve longaandoeningen g in de huisartspraktijk mogelijk. Degryse J, Buffels J, et al. BPCRG Spring meeting

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Zowel beleidsmakers en zorgverleners als het algemene publiek zijn zich meer en meer bewust van de essentiële rol van kwaliteitsmeting en - verbetering in het verlenen van

Nadere informatie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie De onderzoeksresultaten van de pre- en post-vragenlijsten December 2011 Uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen, in opdracht van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 200 NEDERLANDSE SAMENVATTING Duizeligheid is een veel voorkomend probleem bij ouderen. Tot 30% van de thuiswonende ouderen van 65 jaar en ouder ervaart enige vorm van duizeligheid.

Nadere informatie

Samen voor ú. Samen COPD de baas

Samen voor ú. Samen COPD de baas Samen voor ú Samen COPD de baas Inhoudsopgave Samen COPD de baas! 3 Wat is COPD? 4 Wat is een zorgprogramma COPD en de zorggroep Syntein? 5 Wie maakt deel uit van het behandelteam in uw zorggroep? 6 Welke

Nadere informatie

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters Literatuuronderzoek Systematische Review Meta-Analyse KEMTA Andrea Peeters Waarom doen? Presentatie 1. Begrippen systematische review en meta-analyse 2. Hoe te werk gaan bij het opzetten van een review

Nadere informatie

Voorbeeld consultatieaanvraag: expertteam COPD/Astma

Voorbeeld consultatieaanvraag: expertteam COPD/Astma Voorbeeld consultatieaanvraag: expertteam COPD/Astma Veel praktijken weten het expertteam te vinden wanneer zij specialistische vragen hebben met betrekking tot de behandeling van een patiënt met Diabetes

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Examen Data Analyse II - Deel 2

Examen Data Analyse II - Deel 2 Examen Data Analyse II - Deel 2 Tweede Bachelor Biomedische Wetenschappen 10 januari 2011 Naam....................................... 1. De systolische bloeddruk (in mmhg) van 21 mannen is weergegeven

Nadere informatie

Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier.

Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier. Toets Stroom 1.2 Methoden en Statistiek tul, MLW 7 april 2006 Deze toets bestaat uit 25 vierkeuzevragen. Kruis per vraag slechts één vakje aan op het antwoordformulier. Vraag goed beantwoord dan punt voor

Nadere informatie

The Belgian Pulmonary Function Study: the Belgian Thoracic Society

The Belgian Pulmonary Function Study: the Belgian Thoracic Society The Belgian Pulmonary Function Study: the Belgian Thoracic Society Historische context Nomenclatuur van longfunctie onderzoek onder vuur Geen evidentie dat weerstandsmeting nuttig is in de diagnostiek

Nadere informatie

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten vormen een grote bedreiging voor de volksgezondheid.

Nadere informatie

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift

SAMENVATTING. Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift 153 SAMENVATTING Achtergrond en doelstellingen van dit proefschrift Angst en depressie zijn de meest voorkomende psychische stoornissen, de ziektelast is hoog en deze aandoeningen brengen hoge kosten met

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het aantal mensen met een gestoorde nierfunctie is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit betekent dat er steeds meer mensen moeten dialyseren of een niertransplantatie moeten

Nadere informatie

Minutenschema zorgprogramma COPD (excl. Astma) 2015-2016

Minutenschema zorgprogramma COPD (excl. Astma) 2015-2016 Minutenschema zorgprogramma COPD (excl. Astma) 2015-2016 Inleiding Het minutenschema voor ketenzorg COPD is gebaseerd op het zorgprofiel voor ketenzorg COPD van de Stichting Ketenkwaliteit COPD uit juni

Nadere informatie

EBM. Domein arts. Overwegingen bij domein arts

EBM. Domein arts. Overwegingen bij domein arts EBM Wetenschappelijke uitkomsten uit klinisch relevant prognostisch, diagnostisch en therapeutisch onderzoek. Kennis, ervaring, persoonlijke waarden en verwachtingen van de dokter zelf. De individuele

Nadere informatie

Bijsluiter gebruik astma-indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Bijsluiter gebruik astma-indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3 Bijsluiter gebruik astma-indicatoren in de huisartsenpraktijk Fenna Schouten f.schouten@nhg.org 09-02-2017 Versie 3 Inhoud Overzicht van de indicatoren... 3 Populatie... 3 Monitoring... 3 Behandeling...

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Longziekten en respiratoire revalidatie. Prof Dr W. Janssens

Longziekten en respiratoire revalidatie. Prof Dr W. Janssens Longziekten en respiratoire revalidatie Prof Dr W. Janssens Definitie Respiratoire revalidatie is gericht op patienten met chronische longaandoeningen met klachten en gereduceerde activiteiten van het

Nadere informatie

Resultaten uit vijf Vlaamse opleidingspraktijken

Resultaten uit vijf Vlaamse opleidingspraktijken Kwaliteit en haalbaarheid van spirometrie in de eerste lijn Resultaten uit vijf Vlaamse opleidingspraktijken P. Boeckxstaens, E. Vandedrinck, A. De Sutter Achtergrond Spirometrie is een valabel instrument

Nadere informatie

Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten

Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten 5 april 2017 Sarcoïdose ontsporing afweersyteem ophoping afweercellen: granulomen overal in lichaam: longen, lymfesysteem, huid,

Nadere informatie

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Chapter 11. Nederlandse samenvatting Chapter 11 Nederlandse samenvatting Chapter 11 Reumatoïde artritis (RA) is een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door ontstekingen van de gewrichten. Symptomen die optreden zijn onder andere pijn,

Nadere informatie

Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD Versie mei 2016

Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD Versie mei 2016 Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD Versie 2.0 30 mei 2016 Het NHG maakt Standaarden voor de huisarts. Voor het interne kwaliteitsbeleid van de huisarts(praktijk) maakt het NHG

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Astma & COPD Uitgangspunten LTA en locale werkafspraak: Controle-eis LTA: Diagnostiek astma/copd (door huisarts) Controle bij astma en COPD

Astma & COPD Uitgangspunten LTA en locale werkafspraak: Controle-eis LTA: Diagnostiek astma/copd (door huisarts) Controle bij astma en COPD Astma & COPD Uitgaande van de Landelijke Transmurale Afspraak (LTA) Astma & COPD van 2002 (coproductie NHG: Nederlands Huisartsen Genootschap en NVALT: Nederlandse Vereniging voor Artsen voor Longziekten

Nadere informatie

Het meten van ziektespecifieke kwaliteit van leven

Het meten van ziektespecifieke kwaliteit van leven Het meten van ziektespecifieke kwaliteit van leven Meetproblemen bij Tukkers Job van der Palen Universiteit Twente, Faculteit Gedragswetenschappen Vakgroep Onderzoeksmethodologie, meetmethoden en dataanalyse

Nadere informatie

Sneltesten voor respiratoire virussen: geschikt voor point-of-care? 13 juni 2017 Werkgroep Algemene Medische Microbiologie

Sneltesten voor respiratoire virussen: geschikt voor point-of-care? 13 juni 2017 Werkgroep Algemene Medische Microbiologie Sneltesten voor respiratoire virussen: geschikt voor point-of-care? 13 juni 2017 Werkgroep Algemene Medische Microbiologie Andrea Bruning, MD PhD AIOS Medische Microbiologie Overzicht Introductie - Point-of-care

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Samenvatting 11 Samenvatting Bloedarmoede, vaak aangeduid als anemie, is een veelbesproken onderwerp in de medische literatuur. Clinici en onderzoekers buigen zich al vele jaren over de oorzaken en gevolgen

Nadere informatie

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence,

icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, icoach, een Web-based en Mobiele Applicatie voor Stoppen-met-roken: Verschillen tussen Gebruikersgroepen, Beïnvloedende Factoren voor Adherence, en het Verband tussen Adherence en Effect icoach, a Web-based

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Depressie en comorbiditeit. Studies in de huisartsenpraktijk naar voorkomen en gevolgen voor de zorg.

Depressie en comorbiditeit. Studies in de huisartsenpraktijk naar voorkomen en gevolgen voor de zorg. Samenvatting Depressie en comorbiditeit. Studies in de huisartsenpraktijk naar voorkomen en gevolgen voor de zorg. Inleiding (hoofdstuk 1) Een depressie komt vaak tegelijkertijd voor met een chronische

Nadere informatie

Samenvatting COPD zorgprogramma 2019

Samenvatting COPD zorgprogramma 2019 Samenvatting COPD zorgprogramma 2019 Prestatie-indicatoren landelijke benchmark 1) % COPD patiënten in zorgprogramma met inhalatiemedicatie bij wie inhalatietechniek is gecontroleerd; 2) % COPD patiënten

Nadere informatie

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden. Samenvatting In hoofdstuk 1 hebben we het belang en het doel van het onderzoek in dit proefschrift beschreven. Wereldwijd vormen hart- en vaatziekten (HVZ) de belangrijkste oorzaak van sterfte. Volgens

Nadere informatie

Mondgezondheidsrapport

Mondgezondheidsrapport Mondgezondheidsrapport sensibiliseringproject Glimlachen.be 2014 Effectevaluatie van een 4-jaar longitudinaal sensibiliseringproject in scholen in Vlaanderen Samenvatting J Vanobbergen Glimlachen - Souriez

Nadere informatie

Tabak- en alcoholgebruik Clinical Assessment Protocol (CAP) = 1

Tabak- en alcoholgebruik Clinical Assessment Protocol (CAP) = 1 Tabak- en alcoholgebruik Clinical Assessment Protocol (CAP) = 1 De informatie over deze CAP-code wordt opgesplitst in drie delen: (I) Betekenis: De betekenis van code 1 bij de Tabak- en alcoholgebruik-cap.

Nadere informatie

Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk

Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk Opvolgrapport Aanbeveling voor goede medische praktijkvoering actieve opsporing van chlamydia trachomatis-infecties in de huisartspraktijk Auteur: Veronique Verhoeven Augustus 2009 Conclusie van deze opvolging

Nadere informatie

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen SPSS Introductiecursus Sanne Hoeks Mattie Lenzen Statistiek, waarom? Doel van het onderzoek om nieuwe feiten van de werkelijkheid vast te stellen door middel van systematisch onderzoek en empirische verzamelen

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Cover Page. Author: Kruis, Annemarije Title: The effectiveness of integrated disease management in COPD patients Issue Date:

Cover Page. Author: Kruis, Annemarije Title: The effectiveness of integrated disease management in COPD patients Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29980 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Kruis, Annemarije Title: The effectiveness of integrated disease management in

Nadere informatie

Transmurale werkafspraken

Transmurale werkafspraken Silvia Hiep GHO-GO COPD terugkomdag Transmurale werkafspraken verwijs en terugverwijsbeleid Programma Inleiding Verwijscriteria volgens de LAN / SLA Casuïstiek Discussie 2 1 Definitie volgens NHG standaard

Nadere informatie

Een case-finding onderzoek in de huisartsenpraktijk. 6-9 en case-finding 5-10. Beide methodes zijn complementair

Een case-finding onderzoek in de huisartsenpraktijk. 6-9 en case-finding 5-10. Beide methodes zijn complementair H U I S A R T S & O N D E R Z O E K V R O E G T I J D I G E D E T E C T I E V A N C O P D Een case-finding onderzoek in de huisartsenpraktijk J. VANDEVOORDE, S.VERBANCK, L.GIJSSELS, D.SCHUERMANS, D.DEVROEY,

Nadere informatie

SMART4U: een app om sociale contacten uit te breiden voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MScN

SMART4U: een app om sociale contacten uit te breiden voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MScN SMART4U: een app om sociale contacten uit te breiden voor mensen met ernstige psychische aandoeningen Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MScN Inhoud presentatie Wat is Smart4U Doel van het onderzoek

Nadere informatie

De ziektelastmeter COPD: de betrouwbaarheid en de ervaringen van huisartsen tot nu toe. Onno van Schayck. Cahag Conferentie 15-1-2015.

De ziektelastmeter COPD: de betrouwbaarheid en de ervaringen van huisartsen tot nu toe. Onno van Schayck. Cahag Conferentie 15-1-2015. De ziektelastmeter COPD: de betrouwbaarheid en de ervaringen van huisartsen tot nu toe Onno van Schayck Cahag Conferentie 15-1-2015 Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling Voor

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Samenvatting voor niet-ingewijden

Samenvatting voor niet-ingewijden voor niet-ingewijden Type 2 diabetes Diabetes is een ernstige chronische ziekte, die wordt gekenmerkt door te hoge glucosespiegels (de suikers ) in het bloed. Er zijn verschillende typen diabetes, waarvan

Nadere informatie

Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit. Mariëtte de Rooij

Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit. Mariëtte de Rooij Oefentherapie bij patiënten met knieartrose en comorbiditeit Mariëtte de Rooij Inhoud Artrose en comorbiditeit Aangepaste oefentherapie bij comorbiditeit Resultaten pilot studie Voorbeeld Conclusie Randomized

Nadere informatie

Astma/ COPD versie 2009 achtergronden casusschetsen

Astma/ COPD versie 2009 achtergronden casusschetsen Astma/ COPD versie 2009 achtergronden casusschetsen Voor: begeleider/presentator Voorstel wijzigingen bij herziening werkafspraak kunnen op de laatste pagina worden genoteerd. Interline januari 2010 INTERLINE

Nadere informatie

RESULTATEN KOTENQUÊTE

RESULTATEN KOTENQUÊTE RESULTATEN KOTENQUÊTE ACADEMIEJAAR 2005-2006 A. Algemeen De enquête werd afgenomen onder studenten van de UGent na de Paasvakantie van het academiejaar 2005-2006. Via de elektronische leeromgeving Minerva

Nadere informatie

Ruggespraak. Ruggespraak. Presentatie Ariette Sanders - Netwerkbijeenkomst Platform Gedeelde Besluitvorming - Maart 2013 RUGPIJN? agenda.

Ruggespraak. Ruggespraak. Presentatie Ariette Sanders - Netwerkbijeenkomst Platform Gedeelde Besluitvorming - Maart 2013 RUGPIJN? agenda. agenda Ruggespraak Kennismaking Achtergrond van het onderzoek Methode Resultaten Discussie Conclusie A.R.J. Sanders1, W.Verheul2, T.Magneé2, H.M.Pieters, P. Verhaak2, N.J. de Wit1,, J.M. Bensing2 RUGPIJN?

Nadere informatie

5.1.1. Beschrijving algemene patiëntenpopulatie... 32 5.1.2. Aantal spirometrie-onderzoeken... 33 5.1.3. Beschrijving studiepopulatie... 33 5.1.4.

5.1.1. Beschrijving algemene patiëntenpopulatie... 32 5.1.2. Aantal spirometrie-onderzoeken... 33 5.1.3. Beschrijving studiepopulatie... 33 5.1.4. Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Inleiding... 3 2. Literatuuronderzoek... 4 2.1. Prevalentie en ernst van chronische luchtwegaandoeningen... 4 2.2. Nut van opsporen en behandelen van astma en COPD...

Nadere informatie

Workshop voor apothekers en huisartsen Behandeling van COPD anno 2007

Workshop voor apothekers en huisartsen Behandeling van COPD anno 2007 Workshop voor apothekers en huisartsen Behandeling van COPD anno 2007 Voorbeeld Programma Maken van de ingangstoets Bespreking leerdoelen l en inleiding idi Presentatie van regionale voorschrijfcijfers

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING Hoofdstuk 1 is de algemene introductie over de inhoud van dit proefschrift. Depressie en angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen en brengen een grote

Nadere informatie

De beantwoordbare vraag (PICO)

De beantwoordbare vraag (PICO) 4. Interpretatie effect (relevantie) 5. Toepassen in de praktijk De beantwoordbare vraag (PICO) Welke patiënten? P Welke interventie? Welk alternatief (comparison)? Welke uitkomst (outcome)? I C O P I

Nadere informatie

Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD

Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD Indicatoren Kwaliteit Huisartsenzorg bij patiënten met COPD Versie 2.1 3 oktober 2016 Het NHG maakt Standaarden voor de huisarts. Voor het interne kwaliteitsbeleid van de huisarts(praktijk) maakt het NHG

Nadere informatie

Bijsluiter gebruik stoppen met roken -indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3

Bijsluiter gebruik stoppen met roken -indicatoren in de huisartsenpraktijk. Fenna Schouten Versie 3 Bijsluiter gebruik stoppen met roken -indicatoren in de huisartsenpraktijk Fenna Schouten f.schouten@nhg.org 09-02-2017 Versie 3 Inhoud Overzicht indicatoren... 2 Beschrijving per indicator... 3 Pagina

Nadere informatie

DIAGNOSE VAN COPD: EENVOUDIG OF COMPLEX

DIAGNOSE VAN COPD: EENVOUDIG OF COMPLEX DIAGNOSE VAN COPD: EENVOUDIG OF COMPLEX Wim Janssens Long- en revalidatiearts UZ Leuven BVP-SBP meeting 1 december 2018 Risk factors for COPD Smoking Passive smoking Occupational exposure airpollution

Nadere informatie

Onbekend maakt onbemind

Onbekend maakt onbemind Onbekend maakt onbemind Huisarts en preventie Pim Assendelft, hoogleraar Huisartsgeneeskunde Hoofd afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Radboudumc, Nijmegen 9 april 2015 Generalisme is ons specialisme NHG

Nadere informatie