INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT IK SPEEL DUS IK BEN

Transcriptie

1 INFORMATIE VOOR DE LEERKRACHT IK SPEEL DUS IK BEN Leerlijn Theater Thema Identiteit Groep 5 en 6 26 april 2016

2 Cultuuronderwijs op zijn Haags Leerlijn Theater Thema Identiteit Groep 5 en 6 26 april Dit document wordt regelmatig geactualiseerd. Kijk voordat u ermee aan de slag gaat op voor de nieuwste versie. Informatie voor de leerkracht is opgesteld ter verduidelijking van en aanvulling op de bijbehorende projectbeschrijving. Met beide documenten kunt u zelf uw lessen voorbereiden. Het project kan worden uitgevoerd in maximaal 68 lesuren van 45 minuten. Leerdoelen In hoofdstuk 3 vindt u de leerdoelen. Gezien de vakoverstijgende opzet van dit project, kunt u een aantal van deze doelen ook gebruiken bij het registreren van doelen bij andere leergebieden. Elementen binnen dit project die in andere leergebieden aan de orde komen, kunt u ook terugvinden in hoofdstuk 10 (Nederlandse taal) en in hoofdstuk 11 (Gerelateerde leergebieden). Benodigdheden In hoofdstuk 5 vindt u een lijst met benodigdheden die u kunt gebruiken bij het uitvoeren van dit project. In deze lijst kunt u materialen tegenkomen die niet in de projectbeschrijving staan. Deze extra materialen zijn opgenomen zodat u een keuze kunt maken uit meerdere mogelijkheden. Naast de lijst met benodigdheden vindt u een lijst met bronnen die overeenkomen met de genoemde bronnen in de projectbeschrijving. Didactische werkvormen Bij de beschrijvingen van de didactische werkvormen in hoofdstuk 6 kunt u werkvormen tegenkomen die niet letterlijk terug te vinden zijn in de projectbeschrijving. Ook hier zijn deze extra werkvormen opgenomen zodat u een keuze kunt maken voor de uitvoering van uw lessen. 2

3 Inhoudsopgave 1. Korte beschrijving van het project Leerinhouden Leerdoelen ste eeuwse competenties Benodigdheden Didactische werkvormen Projectplanning Bezoek culturele activiteit / culturele activiteit in de school Kunstenaar in de klas Nederlandse taal in het project Gerelateerde leergebieden Bronnen Beoordelen Promotie Van de Haagse collega s Ouderbetrokkenheid Bijlagen

4 1. Korte beschrijving van het project In dit theaterproject onderzoeken de leerlingen hoe ze zich kunnen transformeren in een personage. Het startpunt is een onderzoek naar zichzelf en het observeren van anderen. Leerlingen worden zich bewust van de verschillen tussen mensen. Hoe loop je, hoe praat je, hoe kleed je je? Door anderen te imiteren of na te doen ontstaan nieuwe personages. Met behulp van rekwisieten en kleding kun je een personage nog beter vormgeven. Deelopdracht 1 In deelopdracht 1 maken de leerlingen kennis met een aantal warminguptechnieken voorafgaand aan de spelvormen. In de spelvormen oefenen de leerlingen het imiteren van personages en het overdreven nadoen van personages. Hierbij is stemgebruik en lichaamshouding een belangrijk onderdeel. Na deze oefeningen spelen de leerlingen korte scènes vanuit improvisatie. Deelopdracht 2 Bij deelopdracht 2 gaan de leerlingen naar het theater en krijgen ze een rondleiding door de educatief medewerker of een acteur. De leerlingen ontdekken o.a. de mogelijkheden van het gebruik van licht in een theater en het effect daarvan op een scène. De leerlingen krijgen elk een attribuut en met gebruik van licht en kostuum spelen ze een korte scène. Voorafgaand aan dit bezoek doen de leerlingen uitgebreid onderzoek naar verschillende Haagse theaters en hun programmering. Wanneer u ervoor kiest om bij deelopdracht 2 niet naar het theater te gaan (of het theaterbezoek vindt al eerder plaats), gebruik dan de onderzoeksopdrachten van deelopdracht 2 bij de introductie. Deelopdracht 3 In de laatste deelopdracht verdiepen de leerlingen zich nog meer in verschillende personages. Nu gaan zij zelf personages verzinnen en uitwerken op papier. Daarbij komt een aantal beeldende materialen en technieken aan de orde. Daarna worden deze profielschetsen gebruikt voor een aantal spelvormen en presentaties. Leefwereld leerling Met het uitgebreide aanbod aan spelvormen in dit project krijgen de leerlingen steeds meer handen en voeten voor de mogelijkheden die er zijn om zich te uiten, te spelen en elkaar beter te leren kennen. Professionele kunst Door zowel een educatief bezoek aan een theater te brengen als een voorstelling te bezoeken, krijgen de leerlingen een compleet beeld van hoe een theater functioneert en hoe een voorstelling wordt gemaakt. Maatschappelijke relevantie/context Leerlingen van deze leeftijd zijn zich steeds meer bewust van de verschillen tussen mensen, zowel uiterlijk als met betrekking tot karakter. In dit project leren ze vanuit spelvormen met deze verschillen om te gaan. Ze ervaren ook de toegevoegde waarde van verschillen tussen mensen. 2. Leerinhouden rollenspel, personage, imitatie, fysieke transformatie, verbeelding, fysiek spel, emoties verbeelden, scènes maken, improviseren, presenteren, het theater, spelen, profielschets 3. Leerdoelen Kennisdoelen De leerling: kent de begrippen personage, imitatie en transformatie (algemeen); 4

5 benoemt naar aanleiding van het observeren van klasgenoten en/of mensen in de omgeving opvallendheden aan hun gezichtsuitdrukking, houding en/of beweging (algemeen); weet wat improvisatie inhoudt en dat theatersportprogramma s gebaseerd zijn op improvisatie (zie 3.1. Onderzoek, 3.2. Uitvoeren); kent enkele theaters in Den Haag en maakt kennis met de diversiteit aan programmering (zie 4.1. Onderzoek). Vaardigheidsdoelen De leerling: zet stemgebruik, beweging en lichaamshouding in voor het creëren van een personage (algemeen); gebruikt het observeren van klasgenoten en/of mensen in de omgeving voor het creëren van een personage (algemeen); zoekt, knipt en plakt verschillende monden uit tijdschriften en gebruikt deze om zijn stemkleur en intonatie mee te oefenen (zie 1. Introductie); spiegelt de houding, motoriek en stemgebruik van een medeleerling of leerkracht (zie 2. Oriëntatie, 3.1. Onderzoek); schrijft op wat hij weet van een klasgenoot, interviewt hem en bespreekt de overeenkomsten en verschillen met hem (zie 2. Oriëntatie); onderzoekt en observeert binnen en buiten de school de verschillende manieren waarop mensen bewegen en beschrijft zijn onderzoeksresultaten (zie 3.1. Onderzoek); maakt met een klasgenootje een scène waarin lichaamshoudingen en karaktereigenschappen extreem vergroot worden (zie 3.1. Onderzoek); leert diverse warminguptechnieken voorafgaand aan spelopdrachten (zie 3.2. Uitvoeren); maakt met een klasgenootje een reclameblok à la Tel Sell, waarin een product zeer positief tot zijn recht komt (zie 3.2. Uitvoeren); improviseert met klasgenootjes op basis van allitererende namen korte scènes waarin de positieve kenmerken van personages benadrukt worden (zie 3.2. Uitvoeren); improviseert met zijn klasgenootjes een scène op basis van een gegeven rol en situatie (zie 3.2. Uitvoeren); combineert een aantal improvisatietechnieken tot een best of en presenteert deze aan publiek (zie 3.3. Presenteren); onderzoekt en presenteert de programmering van diverse Haagse theaters (zie 4.1. Onderzoek); ervaart hoe het is om in een echt theater een korte scène op te voeren (zie 4.2. Uitvoeren); bedenkt met zijn klasgenootjes waar een ideaal theater aan moet voldoen en laat dit zien in een mindmap (zie 4.2. Uitvoeren) maakt in een groepje een reclamespot voor het ideale theater (zie 4.2. Uitvoeren); richt met zijn klasgenootjes het klaslokaal in tot het ideale theater (zie 4.2. Uitvoeren); presenteert het ideale theater in de klas en de reclamespots van het theater aan publiek (zie 4.3. Presenteren); maakt in woord en beeld een profielschets van een personage dat hij graag zou willen zijn (zie 5.1. Onderzoek); stelt zichzelf voor aan zijn klasgenootjes als zijn bedachte personage (zie 5.2. Uitvoeren); improviseert een passende situatie bij zijn personage beginnend met de zin Wat ik nou heb meegemaakt (zie 5.2. Uitvoeren); improviseert als zijn personage een ontmoeting met een ander personage uit de groep (zie 5.2. Uitvoeren); bereidt in een groepje een scène voor op basis van een beschreven rol, situatie en emotie (zie 5.2. Uitvoeren). Houdingsdoelen De leerling: kijkt en luistert met aandacht naar presentaties van medeleerlingen (algemeen); 5

6 accepteert en respecteert meningen, ideeën en gevoelens van anderen over zijn eigen spel (algemeen); kan zich binnen de context van het onderwerp/thema openstellen voor dramatisch spel in binnen en buitenschoolse activiteiten met al zijn zintuigen (algemeen); kan zijn persoonlijke ervaringen uit het dagelijks leven vertalen naar spelsituaties (algemeen); kan onder begeleiding meegaan in het spelidee van een ander (algemeen); kan onder begeleiding improviseren op spelimpulsen (algemeen); kan de spelelementen wie, wat, waar en wanneer in spel vormgeven (algemeen); kan alleen, of samen met zijn klasgenootjes, (eenvoudige) spelsituaties, rollen en verhalen spelen (algemeen); kan actief meespelen met diverse dramatische werkvormen (algemeen); neemt actief deel aan de diverse gesprekken in de klas (algemeen) ste eeuwse competenties Creativiteit een ondernemende en onderzoekende houding denken buiten de gebaande paden en nieuwe samenhangen zien risico s durven nemen en fouten zien als leermogelijkheden creatieve technieken kennen en hanteren Kritisch denken informatie interpreteren, analyseren en synthetiseren betekenisvolle vragen stellen openstaan voor alternatieve standpunten kritisch reflecteren op het eigen leerproces Communiceren doelgericht informatie uitwisselen communicatieve situaties en technieken hanteren Samenwerken onderhandelen en afspraken maken effectief communiceren rollen (h)erkennen hulp kunnen vragen, geven en ontvangen onderhandelen en afspraken maken functioneren in heterogene groepen Probleemoplossend denken en handelen problemen signaleren, analyseren en definiëren strategieën kennen en hanteren om met onbekende problemen om te gaan Sociale en culturele vaardigheden eigen gevoelens kunnen herkennen en gekanaliseerd en constructief kunnen uiten inlevingsvermogen en belangstelling voor anderen tonen 5. Benodigdheden Algemeen klaslokaal of speellokaal muziekinstallatie/digibord 6

7 digitaal foto en filmtoestel (kleuren)printer diverse verkleedspullen en attributen Introductie oude tijdschriften om uit te knippen scharen (behangers)lijm in potjes + lijmkwasten grote satéstokjes tape of plakband karton een aantal spiegels Oriëntatie schrijfgerei Deelopdracht 1 rollenkaartjes (zie Bijlage) schrijfgerei A3 of A2papier of dun karton voor reclamespot oude tijdschriften om uit te knippen scharen (behangers)lijm in potjes + lijmkwasten grijze tekenpotloden zachte kleurpotloden pastelkrijt zachte waskrijtjes (of bijvoorbeeld Pandakrijt) stiften eventueel het boek Middernachtspel van Květa Pacovskà (De Vier Windstreken, 1993) Deelopdracht 2 computers en/of tablets met internet voor de leerlingen schrijfgerei grijze tekenpotloden zachte kleurpotloden pastelkrijt zachte waskrijtjes (of bijvoorbeeld Pandakrijt) stiften oude tijdschriften om uit te knippen scharen (behangers)lijm in potjes + lijmkwasten A4 of A3papier (niet te dun) voor onderzoek theaters A3 of A2papier of dun karton voor reclamespot postervellen voor mindmaps benodigdheden voor het theater in de klas Deelopdracht 3 schrijfgerei briefjes met de namen van de personages (zie de ontmoeting) briefjes met personages, situatie en emotie (zie de brief) grijze tekenpotloden zachte kleurpotloden pastelkrijt zachte waskrijtjes (of bijvoorbeeld Pandakrijt) 7

8 6. stiften oude tijdschriften om uit te knippen scharen (behangers)lijm in potjes + lijmkwasten A3papier (niet te dun) Didactische werkvormen Instructievormen themaonderwerp inzichtelijk maken in de klas (algemeen) kennisquiz (algemeen) overeenkomsten en verschillen/bespreken: uitkomsten spelvorm ik ken je (zie 2. Oriëntatie) foto s en filmmateriaal maken: leerkracht maakt opnames van de spelvormen (algemeen) laten zien: voorbeelden op internet van theatersportprogramma s zoals De lama s (zie 3.1. Onderzoek) leerkracht in spel: presentator reclamespots (zie 3.2. Uitvoeren) rol in eindpresentatie (zie 5.3. Presenteren) beeldmateriaal bekijken: bekijken foto s/film van uitgevoerde spelopdrachten (zie 3.4., 4.4., 5.4. Evalueren) vragen en antwoordenwand: onderzoeksvragen met antwoorden per onderwerp ophangen in de klas (zie 4.1 Onderzoek) onderzoek/opzoeken: informatie op internet over Haagse theaters en hun programmering (zie 4.1. Onderzoek) kringgesprek: delen onderzoeksresultaten (zie 3.1. Onderzoek) Naar welk theater wil je het liefst? (zie 4.1. Onderzoek) nabespreking spelopdracht brief (zie 5.2. Uitvoeren) bezoeken theater: korte scène op het toneel met gebruik van licht/geluid, kostuums en attributen onder begeleiding van een acteur (zie 4.2. Uitvoeren) bezoeken voorstelling: nader te bepalen (zie 4.2. Uitvoeren) mindmap: van individuele mindmap naar klassenmindmap met ideeën voor een ideaal theater (zie 4.2. Uitvoeren) presenteren: ideale theater in de klas en de reclamespots (zie 4.3. Presenteren) evaluatiegesprekken (zie 3.4., 4.4., 5.4. Evalueren) Interactievormen (gesloten) vragen stellen: petje oppetje af (algemeen) feedback geven: toptiptop (algemeen) vragen stellen: filosofisch gesprek/reflectievragen (algemeen) kunstenaar in de klas: acteur met aandacht voor voorbereiding op een rol (zie 1. Introductie) delen/uitwisselen: profielschetsen (zie 5.1. Onderzoek) Opdrachtvormen maken/de mondenbak: monden uit tijdschriften op stokjes maken (zie 1. Introductie) tweetallen/ ik ken je : een leerling schrijft alles op wat hij weet van zijn klasgenoot en interviewt hem naar aanleiding daarvan (zie 2. Oriëntatie) tweetallen/kleren maken de man: verwisselen kledingstukken en elkaar imiteren (zie 2. Oriëntatie) observeren: de leerlingen observeren in hun omgeving hoe mensen bewegen en leggen dit vast door te schrijven (zie 3.1. Onderzoek) tweetallen/karikatuur: extreem vergroten van lichaamshouding en karaktereigenschappen (zie 3.1. Onderzoek) 8

9 onderzoek/programmering: onderzoeken van programmering van diverse theaters (zie 4.1. Onderzoek) onderzoek/presentatie: presentatie van de onderzoeksresultaten over de diverse Haagse theaters en hun programmering (zie 4.1. Onderzoek) reclamespot: maken van een reclamespot voor het ideale theater (zie 4.2. Uitvoeren) maken/profielschets: leerlingen tekenen, plakken/knippen en schrijven een personage dat ze graag willen zijn (zie 5.1. Onderzoek) Samenwerkingsvormen zie spelvormen en opdrachtvormen Spelvormen imiteren/mondenbak: imiteren van uitgeknipte monden op stokjes (zie 1. Introductie) oefenen/scène: in tweetallen een scène met uitgeknipte monden oefenen (zie 1. Introductie) speelkring/stemkleur en intonatie: oefenen met stemkleur en intonatie (zie 1. Introductie); bewegen door het lokaal/ik doe je na: leerlingen spiegelen elkaar in tweetallen (zie 2. Oriëntatie); speelkring/theatrale echoput: imiteren van verschillende personages (zie 2. Onderzoek); warmingup/spel zonder woorden: opdrachten uitvoeren zonder woorden te gebruiken (zie 3.2. Uitvoeren) warmingup/bevriesspel: lopen als een bepaald personage en een standbeeld worden bij het teken (zie 3.2. Uitvoeren) warmingup/wat ben je aan het doen?: in tweetallen stellen leerlingen elkaar vragen, geven antwoord en beelden uit (zie 3.2. Uitvoeren) reclamespot/tel Sell: tweetallen maken een reclameblok à la Tel Sell (zie 3.2. Uitvoeren) improvisatie/allitererende namen: improvisatie in groepjes waarin de positieve eigenschappen van personages verbeeld worden (zie 3.2. Uitvoeren) improvisatie/rol op een briefje: tweetallen improviseren een scene op basis van rollen vermeld op briefjes uit de bijlage (zie 3.2. Uitvoeren) improvisatie/best of: presentatie van een combinatie van improvisatietechnieken (zie 3.3. Presenteren) echte wereld in de klas: klaslokaal veranderen in een theater (zie 4.2. Uitvoeren) functierollen verdelen: rollen die nodig zijn in het theater in de klas (zie 4.2 Uitvoeren) speelkring/aangenaam: voorstellen als personage (zie 5.2. Uitvoeren) speelkring/soloimprovisatie: improvisatie van passende gebeurtenis bij personage beginnend met de zin Wat ik nou heb meegemaakt (zie 5.2 Uitvoeren) improvisatie/de ontmoeting: improvisatie van een ontmoeting tussen bedachte personages (zie 5.2. Uitvoeren) scène/brief: voorbereiden scène op basis van beschreven rollen, situatie en emotie (zie 5.2. Uitvoeren) presenteren/de ontmoeting en de brief: spelen van geoefende spelvormen in kring (zie 5.3. Presenteren) 7. Projectplanning Introductieproject Filosofisch gesprek Deelopdracht 1: Deelopdracht 2: Deelopdracht 3: 3045 minuten 3045 minuten 2 45 minuten 1 45 minuten + Voorstellingsbezoek (dagdeel) 1 45 minuten + presentatie 9

10 8. Bezoek culturele activiteit / culturele activiteit in de school Bij de uitvoering van het project is een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling van grote meerwaarde. Bij elk project is een wisselend aanbod van culturele activiteiten beschikbaar. Raadpleeg de website van CultuurSchakel voor het actuele aanbod of laat u informeren door de culturele instellingen. Bij dit project raden wij u aan om deelopdracht 2 uit te voeren in het theater. Vraag aan uw contactpersoon bij CultuurSchakel in welke theaters dit project uitgevoerd kan worden. De leerlingen worden hierbij in het theater ontvangen door een acteur die hen vervolgens een rondleiding geeft. Hierdoor ontdekken zij de mogelijkheden van het gebruik van licht en de effecten die dit kan hebben op een theaterscène. De leerlingen krijgen elk een attribuut en met gebruik van licht en kostuums spelen zij een korte scène. Wanneer u er voor kiest om geen theater te bezoeken (of het theaterbezoek heeft al eerder plaatsgevonden), kunt u de opdrachten uit de projectbeschrijving ook zelf uitvoeren op school. Gebruik dan de onderzoeksopdrachten van deelopdracht 2 bij de introductie. 9. Kunstenaar in de klas Bij de uitvoering van het project kan een kunstenaar betrokken worden. Raadpleeg hiervoor de website van CultuurSchakel. Specifiek voor dit project willen wij u aanbevelen om bij de introductie een acteur of schrijver uit te nodigen die werkt met monologen of een filmacteur. Besteedt bij het bezoek van de acteur in de klas aandacht aan hoe de acteur zich inleeft in een personage en hoe hij op gaat in het personage. Besteedt aandacht aan de begrippen personage, imitatie en transformatie. 10. Nederlandse taal in het project Vaktaal Begrippenlijst het rekwisiet, de rekwisieten de scène de stemkleur de rolverwisseling de lichaamshouding het reclameblok de situatie het standbeeld de warmingup de emotie de observatie de intonatie het personage de transformatie de imitatie het attribuut de belichting het fysiek spel de gezichtsuitdrukking de houding het stil spel de improvisatie het podium het theatergezelschap Nederlandse taal de collage het inlevingsvermogen de uiterlijke kenmerken de karaktereigenschappen extreem optimaal de alliteratie de voorkeur de profielschets in de huid kruipen van het aandachtspunt Werkwoorden transformeren improviseren observeren noteren (scherp) waarnemen 10

11 11. Gerelateerde leergebieden Taal (stellen): bedenken van verhalen, schrijven van korte teksten en woorden Taal (woordenschat): nieuwe woorden leren Taal (spreekvaardigheid): uitleggen, vertellen Beeldende vorming: tekenen, collagetechniek Techniek: licht en geluid in een theater 12. Bronnen Voor spelkaarten over emoties of personages ter inspiratie bij diverse opdrachten, zie carolijn.leisink.nl. Middernachtspel van Květa Pacovskà (De Vier Windstreken, 1993) 13. Tijdlijn Prehistorie 50 v. C 3000 v. C. 500 na C nu 14. Beoordelen Voor het beoordelen van de leerlingprestaties kunt u gebruikmaken van het beoordelingsformulier voor de leerkracht. De vier beoordelingscriteria zijn afgestemd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en de uitgangspunten van COH. De leerlingprestaties in het gehele project worden meegenomen in de beoordeling. Voor het gebruik van de formulieren is een korte toelichting beschikbaar. De beoordelingsformulieren voor de leerkracht en de toelichting op het beoordelingsmodel vindt u in de bijlagen van dit document. 15. Promotie Stel de ouders op de hoogte van het bezoek van de professionele acteur aan de klas. Maak filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite/klassenapp, etc. 16. Van de Haagse collega s Gebruik tijdens het project een of meerdere afleveringen van Het Klokhuis met het thema theater. Hierin zien de leerlingen dat er naast acteurs nog veel meer mensen in het theater werken. 17. Ouderbetrokkenheid Als toeschouwer bij presentatie en begeleider naar het theater. 11

12 18. Bijlagen Het beoordelingsformulier voor de leerkracht en leerling en de toelichting op het beoordelingsmodel vindt u op de volgende pagina s. 12

13 Beoordelingsmodel docent In te vullen door de leerkracht Naam leerling: Groep: School: Datum: Discipline: Project: ± nvt 1. Samenhang Oriëntatie, Onderzoek en Resultaat de samenhang tussen de verschillende fases in het creatief proces Toelichting: Zeggingskracht Resultaat en Presentatie de zeggingskracht van het werk en de wijze van presenteren Toelichting: Reflectie zinvol mondeling/schriftelijk reflecteren op Oriëntatie, Onderzoek, Resultaat & Presentatie Toelichting: Attitude concentratie, doorzettingsvermogen, inzet, nieuwsgierigheid en samenwerking Toelichting: Tops Het volgende is echt goed gegaan: Tip Wat zou kunnen verbeteren:

14 Beoordelingsmodel leerling In te vullen door de leerling Naam leerling: Groep: School: Datum: Discipline: Project: Resultaat en Presentatie Hoe vind je het resultaat en hoe vind je je presentatie ervan? nvt Toelichting: Ik vind het resultaat omdat en de presentatie vind ik omdat Onderzoeken Hoe heb jij je onderzoek aangepakt en in hoeverre is je dat gelukt? nvt Toelichting: Ik heb gekozen voor omdat Reflectie Hoe waren je antwoorden op de reflectievragen? nvt Toelichting: Werkhouding Hoe ging het werken aan je opdracht? nvt Toelichting: Tops en Tips Wat ging erg goed en wat kan beter? Tops: Tips: Extra Is er nog iets wat je wilt opmerken? Wat betekenen de smileys? goed of uitstekend ruim voldoende voldoende nog geen voldoende 14

15 Toelichting op het beoordelingsmodel 1. Samenhang Oriëntatie, Onderzoek en Resultaat Hier beoordeelt u de samenhang tussen de verschillende stappen uit het creatief proces. De leerling heeft zich met de groep georiënteerd op het project, o.a. door deelname aan het filosofisch gesprek. De leerling heeft in totaal drie onderzoekjes uitgevoerd. De leerling heeft een product gemaakt of resultaat bereikt. 2. Zeggingskracht Resultaat en Presentatie Hier beoordeelt u de zeggingskracht van het gemaakte product of het bereikte resultaat. De zeggingskracht wordt bepaald door de combinatie van de keuze en toepassing van de: 1. Betekenis: datgene wat het product uitdrukt, dat wat het betekent: het verhaal/de voorstelling. Het gaat om de betekenis die de leerling wil uitdrukken, maar ook om de betekenis die de beschouwer aan het beeld geeft. 2. Vorm: de vormgevingselementen die het resultaat bepalen: ruimte, kleur, textuur, compositie, vorm(soorten), herhaling, contrast, frasering, articulatie, etc. 3. Materiaal en techniek: het gebruik van de materialen, technieken, apparatuur, voorwerpen, attributen, belichting, geluid, kostuums, grime, decorstukken, instrumenten, etc. 3. Reflectie Bij elke stap van het creatief proces komt reflectie aan bod. Dat kan in de vorm van vragen die de leerling mondeling beantwoordt, een gesprekje of een schriftelijk verslag. Ook de zelfbeoordeling van de leerling kunt u hierin meenemen. 4. Attitude Hier beoordeelt u de verschillende aspecten van de werkhouding van de leerling: de concentratie, het doorzettingsvermogen, de inzet, de nieuwsgierigheid en de mate van samenwerking. 5. Tops Er zijn altijd positieve opmerkingen te plaatsen. Noem er twee. 6. Tip Noteer hier een aandachts of verbeterpunt. Dat kan over alle bovenstaande beoordelingspunten gaan. 15