Q&A naar aanleiding van vragen enquête toekomstbestendigheid BPL. Alternatieve pensioenvormen binnen BPL Deskundigheid en werkdruk bestuurders

Transcriptie

1 Q&A naar aanleiding van vragen enquête toekomstbestendigheid BPL. In deze Q&A geeft het bestuur antwoord op de vragen die door deelnemers en gepensioneerden zijn gesteld in het formulier enquête toekomstbestendigheid BPL. Soms heeft het bestuur ontvangen vragen iets aangepast (veralgemeniseerd), waardoor deze zich beter lenen voor beantwoording langs deze weg, met als voordeel dat de informatie breder kan worden gedeeld. Mocht uw vraag er onverhoopt niet (helemaal) bij staan, weet dan dat de bestuursleden altijd via de mail of bijeenkomsten bereid zijn om verdere uitleg te geven, als dat gewenst is. Alternatieve pensioenvormen binnen BPL 1. Zijn er mogelijkheden voor de invoering van een beschikbare premieregeling, maar dan wel collectief georganiseerd binnen BPL? 2. Zijn er met een DC-regeling niet minder buffers nodig? 3. Hebben we bij een DC-regeling niet meer vrijheid bij de invulling van het beleggingsbeleid? 4. Is het mogelijk om een aanvullend product te introduceren voor het inkomensgat tussen 60 en 67 jaar? Deskundigheid en werkdruk bestuurders 5. De druk op de loodsen in het bestuur van BPL wordt steeds hoger. Het is te overwegen om het BPL bestuur te professionaliseren? 6. Wint het bestuur van BPL wel voldoende deskundig advies in bij de uitvoering van haar taken? 7. Kan en wil het bestuur blijven investeren in deskundigheid? De vereiste kennis van pensioenen neemt alleen maar toe. Is men daartoe in staat? Risicomanagement 8. Zijn we voldoende voorbereid op de gevolgen van stagflatie? Houdt het BPL rekening met dit scenario, bijvoorbeeld binnen de beleggingsportefeuille? 9. Maken de grote onzekerheden in rente en koersverloop een goede inschatting van de juiste keuze niet erg moeilijk, zo niet onmogelijk? Kostenvoorziening 10. Kan het BPL vraag 6 uit de enquête nog eens toelichten? (Een eigen pensioenfonds is niet houdbaar indien de NLc besluit de toekomstige pensioenopbouw elders onder te brengen. De voorziening is voldoende om te zoeken naar een goed alternatief.) Inspraak en leeftijd 11. Een beginnend loods heeft direct een geformaliseerde stem met betrekking tot zijn pensioen. Een loods die met pensioen gaat verliest na pensionering direct die stem. Is dit wel rechtvaardig? 12. Door de versobering van de regeling in 2015 krijgen jongere deelnemers veel minder dan oudere deelnemers. Is dit wel rechtvaardig en kan BPL hier iets aan doen? 13. Is bij het onderwerp vergrijzing rekening gehouden met een toenemend aantal loodsen dat steeds langer blijft werken? 14. Waarom is het onderwerp keuzevrijheid wel of geen deelname voor jongere/startende deelnemers niet opgenomen in de enquête? Alternatieve uitvoering van de pensioenregeling 15. Waarom behoort een maritiem pensioenfonds op den duur niet tot de mogelijkheden? 16. Is het BPL eigenlijk zelf al eens 'gevraagd' om samen te gaan met een ander pensioenfonds? Zo ja: door wie? Wat was ons antwoord? Vervolg na de enquête 17. Wat doet het bestuur met de uitslag van de enquête? 18. Wat merken de deelnemers van de uitslag in de komende periode? 19. Het BPL is nu een goede keuze, maar blijft dit zo? 1

2 Alternatieve pensioenvormen binnen BPL Er is een aantal vragen gesteld over een alternatieve pensioenregeling, namelijk een DC-regeling, ook wel een beschikbare premieregeling genoemd. Voordat wij deze vragen beantwoorden lichten wij eerst kort het verschil tussen een DC-regeling en de huidige DB-regeling (middelloonregeling) toe. Het belangrijkste onderscheid tussen de soorten pensioenregelingen ligt in wát er wordt toegezegd. Bij de huidige Defined Benefit (DB) regeling (middelloonregeling) wordt een pensioen toegezegd. Jaarlijks wordt vastgesteld welke premie nodig is om dit pensioen te kunnen inkopen. Deze premies worden door het BPL belegd. Het pensioen wordt hierbij (zoveel mogelijk) zeker gesteld door het aanhouden van buffers. De risico s liggen hierdoor niet bij de individuele deelnemer. Eventuele tekorten en eventuele overschotten, bijvoorbeeld door (tegenvallende) beleggingsopbrengsten of langer leven, worden met het collectief gedeeld. Bij Defined Contribution (DC) geldt geen pensioentoezegging, maar een vastgestelde premie. Deze premies worden belegd. In zijn algemeenheid wordt in een DC-regeling belegd via een zogenoemde lifecycle, waarbij het beleggingsrisico afneemt naarmate u ouder wordt. Vooraf is niet zeker wat het uiteindelijke pensioen gaat worden. Alle risico s (plus en min) liggen veelal bij de individuele deelnemer. Er worden geen buffers aangehouden. Bij pensionering kunt u kiezen voor het omzetten van het opgebouwde pensioenkapitaal in een jaarlijkse pensioenuitkering of voor het doorbeleggen van uw kapitaal, voor zover dat nog niet voor een uitkering is aangewend. De mate van fluctuatie en de hoogte van uw pensioenuitkering na pensionering, is afhankelijk van de keuzes die u maakt. Samengevat zijn de verschillen tussen een DB- en een DC-regeling: Onderscheidende punten DB-regeling DC-regeling Toezegging/premie Pensioentoezegging, premie Geen pensioentoezegging, moet kostendekkend zijn vastgestelde premie Beleggen Door het fonds Door het individu Zekerheid (zoveel mogelijk) zeker gesteld door het aanhouden van buffers Niet zeker wat het uiteindelijke pensioen gaat worden. Er worden geen buffers aangehouden Risico Bij het collectief Individuele deelnemer Mee- en tegenvallende beleggingsrendementen Toename levensverwachting Lagere rente Heeft positief of negatief effect op dekkingsgraad Uitkering wordt zoveel mogelijk zeker gesteld door het aanhouden van buffers Leidt tot een hogere premie Voor opgebouwde en ingegane pensioenen komt dit ten laste van het collectief (lagere dekkingsgraad) Leidt tot een hogere reservering voor de pensioentoezeggingen, hetgeen een negatief effect heeft op de dekkingsgraad Leid tot een verhoging of verlaging van het gespaarde kapitaal, hetgeen een positief of negatief effect heeft op het pensioenresultaat Komt ten laste van het individu door een hoger prijs bij inkoop van pensioen, hetgeen een negatief effect heeft op het pensioenresultaat Komt ten laste van het individu door een hogere prijs bij inkoop van pensioen, hetgeen een negatief effect heeft op het pensioenresultaat 2

3 1. Zijn er mogelijkheden voor de invoering van een beschikbare premieregeling, maar dan wel collectief georganiseerd binnen BPL? De beroepspensioenvereniging is verantwoordelijk voor de vormgeving van de pensioenregeling. De NLc is met een beroepspensioenvereniging gelijk gesteld. Via de NLc kunnen Loodsen rechtstreeks invloed uitoefenen op de verplichtstelling van de pensioenregeling, de vormgeving van de pensioenregeling en de wijze waarop de pensioenregeling uitgevoerd wordt. Dit zorgt ervoor dat de pensioenregeling en de uitvoering daarvan kan worden afgestemd op de wensen van de (meerderheid) van de beroepsgroep. Indien de meerderheid van de beroepsgroep een zogenaamde DC-regeling wenst, zal deze regeling worden ingevoerd. 2. Zijn er met een DC-regeling niet minder buffers nodig? Binnen een DC-regeling is sprake van een individueel gespaard kapitaal en worden er geen buffers aangehouden gedurende de opbouwfase (voor pensionering). Het aanwezige kapitaal fluctueert hierdoor met de marktontwikkelingen. Uw pensioenuitkering is afhankelijk van uw gespaarde kapitaal en de keuzes die u maakt op de pensioendatum. Dit wijkt af van de huidige situatie, waarin uw pensioenuitkering in beginsel vast staat. De buffers, die momenteel door het BPL worden aangehouden, dienen om deze pensioenuitkering zo veel mogelijk zeker te stellen. 3. Hebben we bij een DC-regeling niet meer vrijheid bij de invulling van het beleggingsbeleid? De mate waarin beleggingsvrijheid bestaat binnen een DC-regeling is afhankelijk van de vormgeving van deze regeling. In zijn algemeenheid wordt binnen een DC-regeling belegd via een zogenoemde lifecycle, waarbij het beleggingsrisico afneemt naarmate u ouder wordt. Soms worden binnen een DC-regeling verschillende lifecycles geboden of is het mogelijk om onder voorwaarden - zelf een keuze te maken voor een mix van vastgestelde beleggingsfondsen. Dit wijkt af van de huidige situatie, waarbij het beleggingsbeleid wordt vastgesteld door het bestuur van het BPL. 4. Is het mogelijk om een aanvullend product te introduceren voor het inkomensgat tussen 60 en 67 jaar? De huidige pensioenregeling is een fiscaal maximale pensioenregeling. Dit betekent dat er geen fiscaal gefaciliteerd product geïntroduceerd kan worden voor het inkomensgat tussen 60 en 67. Indien de meerderheid van de beroepsgroep dat wenst, zou de NLc kunnen besluiten om een zogenaamde netto-regeling op te zetten om dit inkomensgat gedeeltelijk te dekken. De premie hiervoor dient dan gefinancierd te worden uit uw netto inkomen, de uiteindelijke uitkering is dan niet belast. Er zou dan in beginsel sprake zijn van een vrijwillige verzekering. Hierbij zou elke Loods voor zichzelf moeten afwegen of een netto regeling voldoende voordelen biedt Deskundigheid en werkdruk bestuurders 5. De druk op de loodsen in het bestuur van BPL wordt steeds hoger. Het is te overwegen om het BPL bestuur te professionaliseren? Indien het lastig blijkt om capabele mensen te vinden voor het bestuur of de organen, dan wel wanneer Regionale Loodsencorporaties niet langer bereid zijn de benodigde manuren ter beschikking te stellen, dan wel wanneer het bestuur van mening is dat de vereiste deskundigheid niet langer door beroepsgenoten kan worden verzorgd, is professionalisering van het BPL 3

4 bestuur naar de mening van het bestuur een optie. Het bestuur is echter van mening dat het totaal aantal externe bestuurders binnen het bestuur lager zou moeten zijn dan het aantal (ex) loodsen binnen het bestuur. Met een volledig professioneel bestuur verliest het BPL het van, voor en door karakter. 6. Wint het bestuur van BPL wel voldoende deskundig advies in bij de uitvoering van haar taken? Het bestuur laat zich adviseren door diverse adviseurs. Bij elke vergadering van het bestuur is de adviserend actuaris aanwezig. Bij elke vergadering van de beleggingscommissie is de onafhankelijke beleggingsadviseur aanwezig. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van pensioenjuristen en van deskundigen op het gebied van communicatie, ICT en compliance. Per saldo betekent dit dat voor vrijwel alle besluiten deskundig advies wordt ingewonnen door het BPL bestuur. 7. Kan en wil het bestuur blijven investeren in deskundigheid? De vereiste kennis van pensioenen neemt alleen maar toe. Is men daartoe in staat? Het bestuur investeert in het behouden van de deskundigheid door het volgen van opleidingen. Het bestuur van het BPL evalueert jaarlijks de missie, visie en strategie van het fonds in relatie tot de op dat moment actuele ontwikkelingen en ophanden zijnde wet- en regelgeving en de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds. In die beoordeling staat de vraag centraal of het BPL nog steeds de beste partij is voor de pensioenuitvoering. Onderdeel hiervan is de vraag of de vereiste deskundigheid nog door beroepsgenoten kan worden verzorgd, binnen de door de Regionale Loodsencorporaties ter beschikking gestelde manuren. Jaarlijks staat het bestuur bij deze vraag stil tijdens de zelfevaluatie. Risicomanagement 8. Zijn we voldoende voorbereid op de gevolgen van stagflatie en houdt het BPL rekening met dit scenario, bijvoorbeeld binnen de beleggingsportefeuille? Het beleggingsbeleid van het BPL wordt zorgvuldig gekozen. De toekomstige economische ontwikkelingen zijn echter onzeker. Daarom worden veel verschillende economische ontwikkelingen geanalyseerd, alvorens een beleggingsbeleid wordt gekozen. Hierbij wordt onder andere ingezoomd op de consequenties van een stagflatie-scenario. Het BPL houdt de economische ontwikkelingen nauw in de gaten. 9. Maken de grote onzekerheden in rente en koersverloop een goede inschatting van de juiste keuze niet erg moeilijk, zo niet onmogelijk? Het beleggingsbeleid van het BPL wordt zorgvuldig gekozen. De toekomstige economische ontwikkelingen zijn echter onzeker. Daarom worden veel verschillende economische ontwikkelingen geanalyseerd, alvorens een beleggingsbeleid wordt gekozen. Hierbij vindt een afweging plaats tussen de risico-rendement verhouding van verschillende beleggingsmogelijkheden in verschillende scenario s. Het BPL houdt de economische ontwikkelingen nauw in de gaten en kan hierdoor tussentijds bijsturen, indien nodig. 4

5 Kostenvoorziening 10. Kan het BPL vraag 6 uit de enquête nog eens toelichten? (Een eigen pensioenfonds is niet houdbaar indien de NLc besluit de toekomstige pensioenopbouw elders onder te brengen. De voorziening is voldoende om te zoeken naar een goed alternatief). Een aantal deelnemers heeft opgemerkt dat deze vraag feitelijk uit 2 vragen bestond, namelijk: Een eigen pensioenfonds is niet houdbaar indien de NLc besluit de toekomstige pensioenopbouw elders onder te brengen De kostenvoorziening is voldoende om te zoeken naar een goed alternatief Het bestuur heeft bij deze vraag de intentie gehad om de bovengenoemde eerste vraag te stellen. De vraag was derhalve of actieven en gepensioneerden de mening van het bestuur delen, dat - indien de toekomstige pensioenopbouw niet wordt ondergebracht bij het BPL - de op dat moment bij het BPL opgebouwde pensioenen elders ondergebracht dienen te worden. Mocht deze situatie zich voordoen, dan zal het BPL deze vraag opnieuw voorleggen aan de actieven en gepensioneerden. Inspraak en leeftijd 11. Een beginnend loods heeft direct een geformaliseerde stem met betrekking tot zijn pensioen. Een loods die met pensioen gaat verliest na pensionering direct die stem. Is dit wel rechtvaardig? De stem van een gepensioneerde blijft bestaan. In het bestuur en in het verantwoordingsorgaan van het BPL hebben zowel actieve Loodsen als gepensioneerden zitting. De gepensioneerde leden van het verantwoordingsorgaan worden door de VNoL aangewezen. Indien een vacature bestaat voor één van de twee bestuurszetels voor gepensioneerden kan de VNoL een kandidaat voordragen en kunnen gepensioneerde Loodsen zich individueel kandidaat stellen. De taak van het bestuur is te zorgen voor evenwichtige afweging van de belangen van alle deelnemers, zowel actieven als gepensioneerden, bij de vaststelling van het (premie-, indexatie-, kortingen- en beleggings)beleid en in de besluitvorming. Het bestuur legt hierover verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan is adviesgerechtigd t.a.v. belangrijke wijzigingen. Deze adviesrechten zijn uitgebreider dan de wet voorschrijft en vastgelegd in de statuten van BPL (zie voor een overzicht van de adviesrechten en de door het VO uitgebrachte adviezen het jaarverslag). Bij belangrijke besluiten, die alle deelnemers aangaan, kan het bestuur daarnaast besluiten om ook de mening van de gepensioneerden expliciet uit te vragen. Het bestuur heeft er in dit kader bewust voor gekozen om met betrekking tot de toekomst van het BPL niet alleen de actieven, maar ook de gepensioneerden te enquêteren. Aantal gepensioneerden in het VO: 4 van de 6. Dit is gebaseerd op de verhouding gepensioneerden/actieven binnen het fonds, hetgeen wettelijk is voorgeschreven. De samenstelling van het VO is vastgelegd in de statuten van BPL. Aantal gepensioneerden in het bestuur van BPL: 2 van de 7. Voor het opnemen van gepensioneerden in het bestuur geldt geen wettelijke verplichting. De samenstelling van het bestuur is vastgelegd in de Pensioenverordening voor registerloodsen. 12. Door de versobering van de regeling in 2015 krijgen jongere deelnemers veel minder dan oudere deelnemers. Is dit wel rechtvaardig en kan BPL hier iets aan doen? De versobering van de regeling in 2015 is het gevolg van fiscale wijzigingen. Het BPL kan hier helaas niks aan doen. 5

6 Indien de meerderheid van de beroepsgroep dat wenst, zou de NLc kunnen besluiten om een zogenaamde netto-regeling op te zetten om de pensioenachteruitgang te dekken. De premie hiervoor dient dan gefinancierd te worden uit uw netto-inkomen, de uiteindelijke uitkering is dan niet belast. Er zou dan in beginsel sprake zijn van een vrijwillige verzekering. Hierbij zou elke Loods voor zichzelf moeten afwegen of een netto regeling voldoende voordelen biedt. 13. Is bij het onderwerp vergrijzing rekening gehouden met een toenemend aantal loodsen dat steeds langer blijft werken? Op dit moment wordt in de prognoses ervan uitgegaan dat Loodsen op 60-jarige leeftijd stoppen met werken. Omdat oudere Loodsen een hoger pensioen opgebouwd hebben dan jongere Loodsen zullen opbouwen (door de wijzigingen in de fiscale regelgeving vanaf 1 januari 2015) zal voorlopig sprake blijven van een situatie waarin het merendeel van het vermogen van het BPL behoort bij de oudere deelnemers. Het vergrijsde karakter van het pensioenfonds blijft daarmee voorlopig bestaan. 14. Waarom is het onderwerp keuzevrijheid wel of geen deelname voor jongere/startende deelnemers niet opgenomen in de enquête? De pensioenregeling van Loodsen is een verplicht gestelde pensioenregeling voor het inkomen tot Daarboven kunnen Loodsen ervoor kiezen om een pensioen te verzekeren op individuele basis. Indien de meerderheid van de beroepsgroep dat wenst, zou de NLc kunnen besluiten om de verplichtstelling af te schaffen en de pensioenregeling (tot ) om te zetten in een regeling waarbij deelname vrijwillig is. Dit kan echter niet met de huidige vormgeving van de pensioenregeling (DB-regeling). Er dient dan een DC-regeling ingevoerd te worden. Het nadeel van een vrijwillige individuele beschikbare premieregeling is dat individuele keuringen nodig zijn voor het dekken van het overlijdensrisico en arbeidsongeschiktheidsrisico. Alternatieve uitvoering van de pensioenregeling 15. Waarom behoort een maritiem pensioenfonds op den duur niet tot de mogelijkheden? Het aansluiten bij een ander pensioenfonds vraagt om een nauwgezet selectieproces. Bij voorkeur zou het overnemende pensioenfonds op het BPL moeten lijken qua pensioenregeling, beleid (o.a. risicohouding) en dekkingsgraad. Het bestuur heeft op hoofdlijnen onderzocht welke pensioenfondsen in aanmerking zouden kunnen komen als overnemend pensioenfonds. Het bestuur heeft vooralsnog niet gesproken met de betreffende fondsen. In de enquête heeft 94% van de actieven en 96% van de gepensioneerden aangegeven dat het BPL als zelfstandig pensioenfonds door moet gaan. Daarom heeft het bestuur besloten om het aansluiten bij een ander pensioenfonds op dit moment niet verder te onderzoeken. Het bestuur ziet een maritiem pensioenfonds op den duur echter als een reële optie. Uit het toekomstrapport blijkt dat bij de natte fondsen sprake lijkt te zijn van een aantal mogelijke samenwerkingspartners. In de komende periode zal het bestuur onderzoeken of het samenwerken met andere pensioenfondsen mogelijk is en voordelen oplevert. 16. Is het BPL eigenlijk zelf al eens 'gevraagd' om samen te gaan met een ander pensioenfonds? Zo ja: door wie? Wat was ons antwoord? Nee, het BPL is niet gevraagd om samen te gaan met een ander pensioenfonds. 6

7 Vervolg na de enquête 17. Wat doet het bestuur met de uitslag van de enquête? De uitslag van de enquête heeft het bestuur gesterkt in haar eigen gedachten met betrekking tot de toekomst van het BPL. Het bestuur heeft na de ontvangst van de enquête-uitslagen haar missie, visie en kernwaarden herijkt en heeft een strategiedocument opgesteld voor de komende jaren. Dit document is opvraagbaar. 18. Wat merken de deelnemers van de uitslag in de komende periode? Het strategiedocument is de basis voor de komende jaren. Via het jaarverslag zal u worden geïnformeerd over de voortgang op de in het strategiedocument genoemde punten. 19. Het BPL is nu een goede keuze, maar blijft dit zo? Het bestuur van het BPL evalueert jaarlijks de missie, visie en strategie van het BPL in relatie tot de op dat moment actuele ontwikkelingen en ophanden zijnde wet- en regelgeving en de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds. In die beoordeling staat de vraag centraal of het BPL nog steeds de beste partij is voor de pensioenuitvoering. Het bestuur is van mening dat in elk geval een nieuwe toekomstverkenning zal worden uitgevoerd, indien: Het aantal actieve deelnemers daalt met meer dan 10% sinds 2015 Het fiscaal maximaal pensioengevend inkomen wordt verlaagd De uitvoeringskosten per deelnemer significant stijgen Het lastig blijkt om capabele mensen te vinden voor het bestuur of de organen, dan wel wanneer Regionale Loodsencorporaties niet langer bereid zijn de benodigde manuren ter beschikking te stellen, dan wel wanneer het bestuur van mening is dat de vereiste deskundigheid niet langer door beroepsgenoten kan worden verzorgd. Op het moment dat er een nieuw pensioenstelsel wordt geïntroduceerd Wanneer de Algemene Pensioenfondsen 5 jaar historie hebben opgebouwd en is gebleken dat dit een goed alternatief zou kunnen zijn voor het eigen pensioenfonds. 7