Technisch Reglement. Bijlage 9. Rhönradturntaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Technisch Reglement. Bijlage 9. Rhönradturntaal"

Transcriptie

1 Technisch Reglement Bijlage 9

2 Inhoud I. Algemene grondbeginselen Lichaamsassen Positie t.o.v. het toestel Greepsoorten (rechtop geturnd) Fundamentele lichaamshoudingen... 5 II. Het rhönrad en zijn onderdelen III. Disciplines van het rhönradturnen Rechtuitrollen Spiralen Sprong B. Beschrijving van de elementen in rechtuit rollen en spiralen I. Uitleg van de begrippen en indeling van de elementen Basis indeling Onderdelen en omvang van een onderdeel In het toestel stappen Overgangen Uitsprongen Oefening II. Volgorde en schrijfwijze van de benamingen van de elementen Overzicht over de volgorde van de benamingen Standzone Schrede/spreiden Greepsoort Greepzone Eénarmig Bewegingsrichting van de turner Zonder riemen Kantelrichting van het rad (alleen bij spiralen) III. Bijzonderheden van de schrijfwijze bij elementverbindingen, decentrale elementen, overgangen, oefening en afsprongen In het toestel stappen Schrijfwijze van de elementverbindingen Schrijfwijze van decentrale elementen Schrijfwijze van de overgangen Schrijfwijze van een oefening Schrijfwijze van de uitsprongen IV. Beschrijvingen bij partner- en synchroonturnen Synchroonturnen Partnerturnen C. Catalogus van de elementen van het rechtuitrollen...20 I. Grondbeginselen van de houding II. In het toestel stappen III. Centrale elementen Basis elementen Bruggen Vrije vlucht Elementverbindingen IV. Decentrale elementen Basis voor houding en bewegingstechniek Decentrale elementen in de bovenste fase Decentrale elementen in de onderste fase Versie 2017 pagina 3

3 V. Catalogus van de overgangen in het rechtuit rollen Het begin van een oefening Positiewissel rechtop en onderste boven geturnd Richtingswissel in het rechtuit rollen Het ruimtelijke verloop van de overgangen D. Catalogus van de elementen bij het spiralen...59 I. Basishouding II. In het rad stappen (Zie C.II.)...59 III. Centrale elementen in de grote spiraal Basiselementen Bruggen Vrije vluchten Elementverbindingen in de grote spiraal IV. Centrale elementen in de kleine spiraal Voorover gekanteld geturnde elementen Achterover gekanteld geturnde elementen in de kleine spiraal V. Decentrale elementen in de grote spiraal VI. Decentrale elementen in de kleine spiraal VII. Overgangen Het aankantelen Het overkantelen Het afglijden Overgang van de kleine in de grote spiraal Het overeind - komen - tot - stilstand van het toestel Het in - lig - voeren van het toestel (stil leggen) De wissel E. Sprongen en afsprongen...69 I. Basisindeling...69 II. De fasen van de sprong Het in-beweging-zetten van het rad Wachten in gesloten stand Aanlopen Afzetten van de bodem Aanzweeffase Plaatsing van de bovenbenen, heupen of voeten op het rad Steunen, staan, zitten of liggen op het rad Afzetten van de handen of voeten van het rad Zweeffase Landing op de bodem (resp. op de mat)...71 III. Catalogus van de sprong (grondvorm) en hun beschrijving Spreid- en hurksprong Grote sprongen Overslagen...72 IV. Uitsprongen in het rechtuit rollen (resp. spiralen)...73 Versie 2017 pagina 4

4 A. Opmerkingen vooraf I. Algemene grondbeginselen. 1. Lichaamsassen. a. lengteas: van het hoofd tot de voeten. b. breedteas: van schouder tot schouder (resp. in gelijke richting aan de andere delen van het lichaam). c. diepteas: van de voorkant naar de achterzijde van het lichaam. lengteas diepteas breedteas 2. Positie t.o.v. het toestel. a. parallel(positie): de lichaamsbreedteas staat loodrecht op de sporten. b. dwars(positie): de lichaamsbreedteas is parallel met de sporten (tenminste met het hoofdbereik). c. borstlings: de voorkant van het lichaam is naar de greepzone gewend. d. ruglings: de achterkant van het lichaam is naar de greepzone gewend. 3. Greepsoorten (rechtop geturnd). a. bovengreep: de rug van de hand wijst in de zij- en voorgrip naar boven, in de bovengrip naar achteren, in de ruggrip naar onderen b. ondergreep: de rug van de hand wijst in de zij- en voorgrip naar onderen, in de bovengrip naar voren, in de ruggrip naar boven. c. buitengreep: de spaakbeenderen wijzen in de voorgrip naar boven, in de bovengrip naar achteren in de ruggrip naar onderen. Bij tweehandige uitvoering wijzen de handpalmen naar elkaar toe. d. ellegreep: de ellepijpen wijzen in de voorgrip naar boven, in de bovengrip naar achteren in de ruggrip naar onderen. Bij tweehandige uitvoering wijzen de ruggen van de handen naar elkaar toe. De ellegreep kan met endorotatie en exorotatie van de arm uitgevoerd worden. e. gemengde greep: beide handen hebben een andere greepsoort. 4. Fundamentele lichaamshoudingen. a. stand: het lichaam bevindt zich tenminste met een been in evenwicht. b. zit: het lichaam raakt het toestel met het zitvlak en/of met het bovenbeen. Versie 2017 pagina 5

5 c. steun: de schouderas resp. het grootste gedeelte van het lichaamsgewicht bevindt zich boven het fixeerpunt aan het toestel. Het lichaamsgewicht drukt op het toestel. Zowel de standaard uitvoering als de variaties kunnen in principe rechtop of ondersteboven (dan met vluchtige handenstand beschreven) geturnd worden d. hang: de schouderas resp. het grootste gedeelte van het lichaamsgewicht bevindt zich onder het fixeerpunt aan het toestel. Het lichaamsgewicht trekt aan het toestel. Zowel de standaarduitvoering als de variaties kunnen in principe rechtop of ondersteboven (dan met omgekeerde hang beschreven) geturnd worden. e. lig: het bovenlichaam bevindt zich ongeveer in horizontale houding. Het lichaam wordt voornamelijk rechtstreeks aan het gewichtsmiddelpunt door het toestel gesteund. Zowel de standaarduitvoering als de variaties kunnen in principe in buiklig of in rugligging uitgevoerd worden. Voor de standaarduitvoeringen van deze grondposities (zonder aanvulling op de beschrijving) gelden de volgende uitvoeringsprincipes: - de benen zijn gesloten en in het kniegewricht gestrekt. Het heupgewricht is bijna gestrekt. Voor de standaarduitvoering bij de varianten geldt: - bij stand,zit of lig wordt extra beschreven, wanneer de handen moeten pakken en - bij zit,hang en lig wordt extra beschreven, wanneer de voeten neergezet moeten worden. Versie 2017 pagina 6

6 Overzicht van de grondhoudingen stand zit steun handenstand basishouding hoeken hoekstand hoekzit hoeksteun handenstand hoeken bücken bücken bückzit bücksteun handenstand bücken hurken hurken hurkzit hurksteun handenstand hurken spreiden spreidstand spreidzit spreidsteun handenstand spreiden schrede schredenstand schredenzit schredensteun handenstand schrede Versie 2017 pagina 7

7 hang omgekeerde hang rugligging buikligging hoekhang omgekeerde hoekhang gehoekte rugligging gehoekte buikligging bückhang omgekeerde bückhang gebückte rugligging gebücke buikligging hurkhang omgekeerde hurkhang gehurkte rugligging gehurkte buikligging spreidhang omgekeerde spreidhang gespreide rugligging gespreide buikligging schredenhang omgekeerde schredenhang schrede rugligging schrede buikligging Versie 2017 pagina 8

8 Voorbeelden van gecombineerde lichaamshoudingen: Het volgende overzicht heeft alleen betrekking op de stand. Bij zit, steun, hang en lig kunnen de lichaamshoudingen analoog gecombineerd worden. (Bijvoorbeeld: spreidhoekzit). lichaamshouding lichaamshouding schrede en hoeken spreiden en hoeken schredenhoekstand spreidhoekstand schrede en bücken spreiden en bücken schredenbückstand spreidbückstand schrede en hurken spreiden en hurken schredenhurkstand spreidhurkstand schrede en spreiden spreiden en schrede schredenspreidstand Versie 2017 pagina 9

9 II. Het rhönrad en zijn onderdelen. Het rhönrad bestaat uit twee even grote met kunststof omgeven hoepels, die door zes sporten met elkaar verbonden worden: - twee planksporten, - twee spreidsporten en - twee greepsporten. Aan elke hoepel is een hoepelgreep aangebracht. Detail van planksport Detail van greepsport uitsparing voor de riem bij het rollen greepsport uitsparing voor de riem bij het rollen dwarsgreep zijgreep Versie 2017 pagina 10

10 III. Disciplines van het rhönradturnen 5. Rechtuitrollen. Het rhönrad wordt op beide hoepels rollend voortbewogen. De denkbeeldige verbindingslijnen van het raakvlak van de hoepels en de grond geven twee recht parallel lopende lijnen. Het denkbeeldige radmiddelpunt voert daarbij een rechtlijnige beweging uit. Deze translatiebeweging wordt overlapt door een rotatiebeweging van het om het radmiddelpunt rollende rad. De turner bevindt zich daarbij binnen het rad of op het rad en zorgt door (overeenkomstige) verplaatsing van het lichaamszwaartepunt voor een vaartvermeerdering of -vermindering van het rad. Voor deze verplaatsing van het zwaartepunt (afgekort: LZP) is het "verticaalvlak (loodrecht op de grond) door de denkbeeldige radmiddel as" (kort gezegd: verticaalvlak) belangrijk. Wordt het LZP uit dit verticaalvlak bewogen, dan ontstaat een versnelling, die een horizontale beweging van de radmiddelas in de overeenkomstige richting bewerkstelligd. Deze beweging wordt sterker versneld, naar mate het LZP zich verder van het verticaalvlak verwijdert. Komt het LZP weer terug in het verticaalvlak, dan blijft de radmiddelas in een gelijkvormige beweging. Wordt het LZP naar de andere kant van het verticaalvlak teruggevoerd, dan wordt de radbeweging geremd (dat heet negatief versneld). Het rad wordt sterker geremd, naar mate het LZP verder van het verticaalvlak verwijderd wordt (vaartverlies door wrijving wordt niet in acht genomen). 6. Spiralen. Het rhönrad wordt op één hoepel rollend voortbewogen. De denkbeeldige verbindingslijn van het raakvlak tussen hoepels en grond beelden een (bijna) cirkelvormige baan uit. Ook het radmiddelpunt beschrijft een (bijna) cirkelvormige baan. Deze cirkelbeweging van het radmiddelpunt wordt overlapt door een andere rotatiebeweging, welke om de middenas rollende rad wordt uitgevoerd. De turner bevindt zich daarbij in het rad en zorgt door een overeenkomstige LZPverplaatsing voor de radbeweging. Belangrijk is daarbij -overeenkomstig als bij het rechtuit turnen - een verplaatsing van het LZP uit het verticaalvlak (door de denkbeeldige middenas van het rad), welke een versnelling of remming bewerkstelligt. Door versnelling wordt de rolsnelheid van het rad verhoogd. De daarmee samenhangende verhoging van de middelpuntvliedende kracht bewerkstelligt een vergroting van de op de bodem beschreven cirkelbaan en de hellingshoek. Voor de hellingshoek is het zwaartepunt van de gezamenlijke systemen (turner plus rad) belangrijk. Zijn verbindingslijn met het (voortdurend wisselende) raakvlak van het rad en grond bepaald met de grond de hellingshoek. Daar bij spiralen (meer als bij rechtuit rollen) vaartverlies door wrijving optreedt, is om dit op te heffen nog een kleine versnelling nodig om het rad in een gelijkvormige cirkelbeweging te houden. Versie 2017 pagina 11

11 In de "kleine spiraal" worden nog meer krachten werkzaam gevraagd. Door wisselend omhoogtrekken en neerduwen van bepaalde raddelen worden aanvullende impulsen gegeven, die de door wrijving afnemende beweging of in gang houden of weer versnellen, zo dat ook het overeind komen van het rad mogelijk is. In de grote spiraal is de diameter van de op de grond beschreven cirkelbaan groter dan de diameter van het rad en de hellingshoek van het systeem boven de 60. In de kleine spiraal is de diameter van de cirkelbaan kleiner dan de diameter van het rad en de hellingshoek kleiner dan Sprong. De sprong wordt met aanloop uitgevoerd over het door de turner in beweging gebrachte en op beide hoepels rollend rad. Versie 2017 pagina 12

12 B. Beschrijving van de elementen in rechtuit rollen en spiralen. I. Uitleg van de begrippen en indeling van de elementen. 8. Basis indeling. Op grond van gelijke of gelijksoortige houding resp. bewegingstechniek van de turner komt men tot de volgende indeling: a. Centraal element. Daarbij blijft het lichaamszwaartepunt tijdens alle elementen overwegend in het centrum van het rad en/of de raakvlakken van de turner met het rad liggen ver uit elkaar. b. Decentraal element. Daarbij beweegt zich het lichaam tijdens alle elementen overwegend aan de rand van het rad en/of de raakvlakken van de turner met het rad liggen dicht bij elkaar. Decentrale elementen worden in de bovenste en onderste fase geturnd. In de bovenste fase bevindt zich het grootste gedeelte van het lichaamsgewicht boven de horizontaal door het radmiddelpunt en in de onderste fase onder deze horizontaal. Iets nauwkeuriger gezien moeten de grenzen tussen bovenste en onderste fase zoals in de volgende schets lopen: bovenste fase rad middelpunt hoogte onderste fase rolrichting 9. Onderdelen en omvang van een onderdeel. a. Onderdelen in het rechtuit rollen. Bij centrale elementen wordt een onderdeel binnen een rad omwenteling geturnd. Daarbij maakt men onderscheid tussen elementen, die tijdens een gehele radomwenteling geturnd worden en elementverbindingen waarbij meerdere elementen met een positiewissel onderste boven geturnd tot een onderdeel samengevoegd worden. Bij decentrale elementen bevat een onderdeel een bovenste en een onderste fase, die direct na elkaar volgen daarbij moet het rad minstens 3/4 omwenteling maken. b. Onderdelen in het spiralen. In de grote spiraal wordt een onderdeel binnen twee radomwentelingen geturnd. Daarbij maakt men onderscheid tussen elementen, die tijdens twee radomwentelingen geturnd worden elementverbindingen, waarbij meerdere elementen met een Versie 2017 pagina 13

13 positiewissel rechtop en/of onderste boven geturnd tot een onderdeel samengevoegd worden. In een kleine spiraal duurt een onderdeel drie tot vijf seconden. 10. In het toestel stappen. Het in het toestel stappen omvat het naderen van het toestel, het inspringen en vasttrekken van de riemen. 11. Overgangen. Overgangen stellen de verbindingen tussen de elementen voor. Tot de overgangen behoren: a. het begin van het onderdeel (vaart halen), b. de positiewissel, die rechtop geturnd twee onderdelen verbindt, c. de positiewissel binnen een elementverbinding en d. de richtingswissel in het rechtuit rollen. Bij spiralen zijn er aanvullend de volgende overgangen: e. het aankantelen, f. het overkantelen, g. het afglijden (de overgang van de grote in de kleine spiraal), h. de overgang van de kleine in de grote spiraal, i. het overeind komen tot stilstand van het toestel, j. het stil leggen (het in lig voeren van het toestel) en k. de wissel. 12. Uitsprongen. Een uitsprong is het verlaten van het toestel door een zweeffase buiten het rad. 13. Oefening. Een oefening is een samenvoeging van onderdelen, verbindingen door overgangen en beëindigd door een afsprong. Voor wedstrijden zijn verplichte en/of vrije oefeningen voorgeschreven (zie de oefenstof van de KNGU). II. Volgorde en schrijfwijze van de benamingen van de elementen. 14. Overzicht over de volgorde van de benamingen. 1. basisbeschrijving van de elementen (zie zowel CIII en IV als DIII tot VI), 2. standzone, 3. schrede, 4. greepsoort, 5. greepzone, 6. éénarmig, 7. bewegingsrichting van de turner, 8. zonder riemen en 9. kantelrichting van het rad (bij spiralen). 15. Standzone. De aangegeven richting voor resp. achter, in samenhang met plankje, spreidsport, greepsport, hoepelgreep of hoepels, wordt door de houding van de turner in het toestel bepaald en niet door de rolrichting. In twijfelgevallen, waarbij bijv. twee gelijksoortige sporten, beiden voor resp. achter de turner zijn, wordt de bovenste resp. onderste sport genoemd. Versie 2017 pagina 14

14 Op resp. in staat kortweg voor staand op resp. staand in. In beide riemen valt deze toevoeging weg. In een riem wordt het plankje aangegeven, op welke de voet in de riem zit. In parallelstand wordt het genoemd: op het plankje in (resp. tegen) de rolrichting. In dwarsstand wordt op het voorste (resp. achterste) plankje genoemd. Wordt niets aangegeven t.o.v. de vrije voet, dan wordt deze naast de voet in de riem gezet. (zie CI) In het rechtuit rollen betekent de toevoeging zonder riemen (zonder verdere beschrijving van de standzone) dat de voeten op de plankjes staan. De toevoeging op de hoepels (resp. op een hoepel) (zonder verdere beschrijving) betekent, dat de voeten midden tussen de plankjes staan. In het spiralen betekent de toevoeging zonder riemen (zonder verdere beschrijving), dat de voeten zich op de rolhoepel midden tussen de plankjes bevinden. Andere toevoegingen kunnen bijv. zijn: in de hoepelgrepen of op de voorste greepsport. De standzone op de hoepel(s) worden met voor (achter of bij) de...sport beschreven. Hierbij mag de voet hoogstens 20 cm. van de beschreven sport verwijdert neergezet worden. Tussen de sporten A en B beschrijft het totale bereik, en midden tussen... enkel een 20 cm. zone. Bij stand op de dwarsgreep resp. hoepelgreep is de totale greep als standzone toegestaan. Bij stand op een sport is de totale sport als standzone toegestaan. 16. Schrede/spreiden. De beschrijving richt zich naar de richting van de beenbeweging (resp. -positie) t.o.v. het bovenlichaam: met...spreiden wordt de voet niet neergezet, zo onderscheiden we voorspreiden, achterspreiden, zijwaartsspreiden en gekruist spreiden. Bij gekruist spreiden (vroeger tegenstrijden) wordt het spreidbeen voor het standbeen langs gekruist. Daarnaast is er nog voorgebogen spreiden, zijgebogen spreiden en piccadilly spreiden. Wordt bij elementen in een riem of zonder riemen op een plankje resp. op de hoepels (tussen de plankjes) de voet op een spreidsport neergezet, zo wordt op toegevoegd: vooropspreiden, achteropspreiden, zijwaartsopspreiden en gekruist opspreiden. Bij een andere standzone van de eerste voet of wanneer op een andere plaats opgespreid wordt, beschrijft men de plaats, waar opgespreid wordt, met op... bijv. parallelstand met vooropspreiden op de voorste hoepelgreep. In parallelpositie moet eventueel aangegeven worden, wanneer 'tegen de rolrichting in' gespreid wordt. 17. Greepsoort. De beschrijving begint met: met... (boven-, onder-, buiten-, elle- of gemengde greep) (zie ook AI3). Wordt met gekruiste armen geturnd, dan wordt het bijv. met gekruiste bovengreep genoemd. Voor variaties van de in hoofdstuk C en D beschreven elementen geldt: een bijzondere beschrijving van de greepsoort volgt alleen als deze van de basisuitvoering afwijkt. 18. Greepzone. Hier geldt vanzelfsprekend als bij de standzone (zie BII2) aan... staat afgekort voor met greep aan. 19. Eénarmig. In parallelstand volgt eventueel de toevoeging: pak tegen de rolrichting in. In dwarsstand eventueel tegenhand pakt. Versie 2017 pagina 15

15 20. Bewegingsrichting van de turner. In dwarsstand beweegt zich de turner in de rolrichting van het rad voorwaarts, als de voorkant van het lichaam zich eerst in de rolrichting beweegt en achterwaarts, als de achterkant van het bovenlichaam zich eerst in de rolrichting beweegt. Beweegt de turner zich bij decentrale elementen met een draai om de breedteas van het lichaam tegen de rolrichting van het rad, zo betekent 'voorwaarts tegen de rolrichting in': de voorkant van het bovenlichaam beweegt zich in de draairichting van de turner, het rad beweegt zich echter uit het zicht van de turner achterwaarts en 'achterwaarts tegen de rolrichting in' de achterkant van het bovenlichaam beweegt zich eerst in de draairichting van de turner, het rad beweegt zich achter uit het zicht van de turner voorwaarts. Elementen in parallelstand worden naar rechts of links geturnd. Deze toevoeging vervalt. 21. Zonder riemen. De toevoeging kan vervallen, als geen misverstanden mogelijk zijn, bijv. bij de hurkrol. In de verplichte- of vrije oefeningen moet de toevoeging zonder riemen hoogstens bij het eerste element verschijnen. 22. Kantelrichting van het rad (alleen bij spiralen). De kantelrichting kan door voorwaarts gekanteld (tot nu toe borstlings) resp. achterwaarts gekanteld (tot nu toe ruglings) beschreven worden. Wordt voorwaarts gekanteld geturnd, dan zijn de tenen dichter bij de grond dan de hielen. Uitzonderingsgeval: bij spagaat is alleen de teen van de achterste voet dichter bij de grond dan de hiel. Zijn beide voeten parallel aan de rolhoepel, dan is de borst dichter bij de grond dan de rug. Wordt achterwaarts gekanteld geturnd, dan gaat het voorgaande omgekeerd op. De toevoeging voorwaarts gekanteld vervalt, de toevoeging achterwaarts gekanteld moet echter altijd toegevoegd worden. Bij elementverbindingen moet de toevoeging achterwaarts gekanteld eventueel alleen bij het eerste element van de verbinding toegevoegd worden (daar het niet is toegestaan, binnen een elementverbinding van kantelrichting te wisselen. Bij decentrale elementen vervalt een onderscheiding. Versie 2017 pagina 16

16 III. Bijzonderheden van de schrijfwijze bij elementverbindingen, decentrale elementen, overgangen, oefening en afsprongen 23. In het toestel stappen. Het in het toestel stappen wordt in normale gevallen niet beschreven. Uitzonderingen zijn mogelijk bij partner- en synchroonturnen. 24. Schrijfwijze van de elementverbindingen. Bij de beschrijving van elementverbindingen worden de volgende verbindingswoorden gebruikt: a. Bij rechtuit rollen. Van... (1e element) in... (2e element) resp. Van... (1e element) over... (2e element) in... (3e element).aanvullingen over de soorten positiewissels kunnen tussen haakjes voor het volgende verbindingswoord toegevoegd worden bijv. van de schroefstand achterwaarts (vrij) in de schroefstand voorwaarts (zie verder onder 4). b. Bij spiralen (alleen in de grote spiraal). Bij spiralen worden beide radomwentelingen met elementverbindingen afzonderlijk beschreven. RO 1. = eerste radomwenteling; RO 2. = tweede radomwenteling. Vindt de positiewissel binnen een radomwenteling plaats onderste boven geturnd, dan geldt de gelijke schrijfwijze als bij rechtuit rollen, bijv. RO 1: van... (eventueel over) in... Een aanvulling over de soort positiewissel staat tussen haakjes en aansluiting op het voorgaande element. Dat geldt zowel bij positiewissel rechtop als onderste boven geturnd. Bij elementverbindingen, die in een riem geturnd worden, wordt alleen in het eerste deel van de beschrijving de standzone aangegeven, waarop de voet staat, tenzij de elementverbinding een wissel van de standzone bevat.(nb. Heeft de turner binnen een onderdeel een voet uit de riem gehaald; dan is het niet mogelijk de voet weer in de riem te steken). Ontstaat door een positiewissel (bijv. door indraaien, onder de arm doordraaien) een afwijking van de normale uitvoering van het volgende element, bijv. een variatie op de greepzone, dan moet dit beschreven worden. 25. Schrijfwijze van decentrale elementen. a. Bij de bovenste fase begint de beschrijving met Boven:..., en bij de onderste fase met Onder:... b. Bij de decentrale elementen moet altijd de eindpositie eenduidig aangegeven worden, waarin de turner na de uitvoering van een element komt (dit kan natuurlijk ook een centraal element zijn). Daarbij geldt de volgende schrijfwijze: Boven resp. Onder:... (beschrijving van het element) in... (beschrijving van de eindpositie). Bijv. Boven: Heupopzwaai achterwaarts aan de bovenste spreidsport in de spreidzit op de hoepels in het bereik van de spreidsporten. Versie 2017 pagina 17

17 c. Vinden bewegingseinden binnen een fase gelijktijdig plaats, dan worden ze door met... verbonden; vinden ze na elkaar plaats, dan worden ze door komma's van elkaar gescheiden. d. Bij decentrale elementen, die in parallelpositie geturnd worden, wordt bij de basisbeschrijving van het element de toevoeging parallel neergezet, bijv. Boven: Parallelrol achterwaarts aan de dwarsgrepen (zie CIV). e. De meeste decentrale elementen in de bovenste fase kunnen gehurkt of met gestrekte benen worden uitgevoerd. Bij de uitvoering met gestrekte benen vervalt deze toevoeging,tenzij de gehurkte uitvoering deze beschrijving direct bij de basisbeschrijving toegevoegd wordt. Bijv. Boven: Rol gehurkt achterwaarts (zie CIV). f. Elementen, die zowel boven, als ook onder het hoepelvlak geturnd kunnen worden, bevatten hoge..., als ze in de bovenste fase resp. boven het hoepelvlak geturnd worden, daardoor kan geen andere uitleg optreden bijv. Hoge rol, Hoge ligsteun. 26. Schrijfwijze van de overgangen. a. Overgangen kunnen uit meerdere bewegingseinden bestaan. Vinden bewegingseinden in een overgang gelijktijdig plaats, dan worden ze door met... verbonden. Vinden ze na elkaar plaats, dan worden ze door een komma van elkaar gescheiden. b. Bij positiewissels rechtop geturnd tussen twee elementen worden aanvullingen over de soort positiewissel tussen haakjes in aansluiting op het voorgaande element toegevoegd of voorafgaand aan het volgende element. Bijv. 1. Schroefstand achterwaarts (vrij) 2. Ligsteun voorwaarts. Voor positiewissels onderste boven geturnd bij elementverbindingen geldt de onder BIII2 beschreven schrijfwijze. Is de soort van overgang door het voorgaande en volgende element eenduidig vastgelegd, dan kan een toevoeging volledig vervallen. Dat geldt bijv. bij de gevallen, waarin de positiewissel alleen uit het loslaten van een resp. twee handen bestaat, of uit de riemen halen van een voet, of het bijzetten resp. opspreiden van een voet. c. Richtingswissels in rechtuit rollen worden door een schuine streep '/' in aansluiting op het laatste element van de baan gekenmerkt. Aanvullingen over de soort van de richtingswissels kunnen eventueel tussen haakjes achter de schuine streep toegevoegd worden. Bijv. 1. Vrije vlucht achterwaarts (vrij), 2. Ligsteun voorwaarts 3. Kleine hoepelbrug achterwaarts. d. 1/4 draai en 1/2 draai om de lengteas worden alleen dan beschreven, als ze niet eenduidig uit het voorgaande of het volgende element ontstaan. Omvat de draaibeweging meer dan 1/2 draai (3/4, 1/1 of 1 1/2e draai), dan wordt dit in ieder geval beschreven. e. Niet afzonderlijk beschreven wordt het vaart halen. De overgangen in spiralen (aankantelen, voorover, resp. achterover kantelen, tot-stand-overeind-komen) Versie 2017 pagina 18

18 worden eveneens tussen () haakjes toegevoegd en in hoofdstuk DVII beschreven. 27. Schrijfwijze van een oefening. Bij een oefening worden de onderdelen genummerd en in de voorziene volgorde onder elkaar geschreven. Voor ieder nieuw onderdeel wordt een nieuwe alinea gekozen. Zie voor de schrijfwijze van overgangen en richtingswissels hierboven. 28. Schrijfwijze van de uitsprongen. De uitsprong wordt zonder nummering in aansluiting op een oefening in een nieuwe zin gezet. Ook hier kunnen bewegingseinden door met of door een komma verbonden worden. IV. Beschrijvingen bij partner- en synchroonturnen 29. Synchroonturnen Bij het synchroonturnen worden de beschrijvingen van het rechtuit rollen van een turner (bij synchroonspiralen, die van het spiralen) overgenomen, daar beide turners altijd synchroon hetzelfde turnen. 30. Partnerturnen. Bij partnerturnen worden de onderdelen van turner A beschreven. Bij elk onderdeel wordt tussen haakjes () de eventueel afwijkende onderdelen van turner B aangegeven. Bijv.: schroefstand voorwaarts (achterwaarts). Versie 2017 pagina 19

19 C. Catalogus van de elementen van het rechtuitrollen In dit hoofdstuk zijn de basisbeschrijvingen van alle elementen samengevat. Hier worden bijzonderheden van de lichaamshouding en eventueel noodzakelijke speciale techniek en bijzondere varianten van de grondelementen opgesomd. Bepaalde varianten komen bij veel elementen voor. Niet bijzonder genoemd worden de elementen welke, éénarmig,op een been of met spreiden geturnd worden. Extra aangegeven zijn daarentegen elementen met afwijkende greep- en/of standzone. De voor het rechtuitrollen gezamenlijk geldende basishoudingen zijn niet bij elk element specifiek, echter vooraf- algemeen geldig- aangegeven. I. Grondbeginselen van de houding. Het hoofd wordt in rechtlijnige verlenging van de wervelkolom gehouden. De kijkrichting is loodrecht op de schouderassen. 1. In de dwarspositie zijn de vrije armen gestrekt en worden zijwaarts omhoog gehouden en bestrijken met het lichaam een vlak.daarbij bevinden de ellebogen zich tussen schouder- en ooghoogte. De handen zijn een rechtlijnige verlenging van de armen en zijn gesloten. De vingers zijn gestrekt, de duimen zijn er langs gelegd. De handpalmen wijzen rechtop turnend naar de grond. In de parallelpositie zijn de vrije armen gebogen en worden aan de voorzijde van het lichaam in het heupgebied neergezet. Daarbij maken de handen een rechtlijnige verlenging van de onderarmen. De ellebogen bevinden zich op een vlak met de voorzijde van het lichaam, de handen zijn gesloten, de vingers gestrekt, de duimen steunen - naar achteren gespreid - op het voorste begin van het heupbot aan de overeenkomstige armzijde. 2. In de dwarspositie wijzen de tenen van de voet (beide voeten) in de riem naar buiten en wordt over de buitenkant van het plankje tegen het plankje geduwd, zo dat de riem strak getrokken wordt (=voetdruktechniek). In de parallelpositie wijzen de tenen van een voet (beide voeten) in de riem naar voren. De tenen van de voorste voet wordt over de buitenkant van het plankje,die van de achterste voet over de binnenkant van het plankje, tegen het plankje geduwd (=voetdruktechniek). De vrije voet wordt bij elementen in de dwarspositie bij de voet in de riem aangesloten. Bij elementen in de parallelpositie wordt hij met zijn binnenkant schuin tegen de hak van de voet in de riem gezet. Bevindt zich een voet (beide voeten) buiten de riem, dan geldt: de gehele voet is standvlak (bv. stand op de bal van de voet, stand op de zool, stand op de tenen). In de regel zijn armen, benen en heupen gestrekt. Uitzonderingen in afzonderlijke gebieden zijn apart aangegeven. Versie 2017 pagina 20

20 II. In het toestel stappen. Voor het begin van een oefening wordt het rhönrad eerst door de turner en/of de begeleider in de gewenste uitgangspositie op de wedstrijdvloer geplaatst. Daarbij behoort ook eventueel een korte controle van de rieminstelling. De turner nadert het toestel en stelt zich in parallelstand achter het rad op (armen langs het lichaam), waarbij hij het toestel fixeert door de tenen op de dichtst bijzijnde hoepel te zetten. Nadat het jurylid het teken voor het beginnen van de oefening gegeven heeft, pakt de turner in bovengreep de dichtstbijzijnde hoepel vast, links en rechts van de hoepelgreep, heft de voeten gelijktijdig door de armen te buigen in parallelstand op de plankjes. Daarbij wordt een opsprongbeweging vermeden. Voor het vasttrekken van de riemen, maakt de turner een romp buiging, waarbij hij de knieën buigen mag en de voeten meerdere malen in de riemen draaien kan, totdat ze in de juiste positie gebracht zijn. Daarna richt de turner zich in de parallel- of dwarspositie op, waarbij de armen nog langs het lichaam kunnen blijven. De correcte armpositie wordt dan met het vaart maken ingenomen. III. Centrale elementen. 31. Basis elementen. a. Parallelstand. Houding: Parallelpositie, ondergreep aan beide dwarsgrepen, bovenarmen en schouders vormen één lijn. Techniek: De steunarm (arm in rolrichting) wordt gestrekt en gelijktijdig wordt de hangarm (arm tegen rolrichting) gebogen. Binnen het bereik rechtop turnend vindt een lichaamsverplaatsing plaats door het buigen van, de eerder gestrekte arm (nu hangarm) en gelijktijdig strekken van de eerder gebogen arm (nu steunarm). Bij alle parallelstanden zonder riemen worden ondersteboven turnend de armen kort gestrekt. Voorbeelden van bijzondere varianten: - parallelstand aan de hoepelgrepen (bovengreep, armen gebogen, de hand in rolrichting pakt naar de achterste hoepelgreep en - parallelstand aan een hoepelgreep (zie boven, beide handen pakken de voorste of de achterste hoepelgreep). Voorbeelden van bijzondere varianten zonder riemen: - parallelstand op de hoepels (=spreidstand op beide hoepels midden tussen de plankjes), - parallelspreidstand (=spreidstand op de hoepels, telkens tussen de plankjes en de spreidsport), - parallelspreidstand op een hoepel aan dezelfde hoepel (bovengreep, telkens midden tussen de greepsport en de hoepelgreep), Versie 2017 Pagina 21

21 - spagaat in parallelstand (parallelstand op de spreidsporten, bovengreep aan de hoepels, telkens midden tussen de hoepelgreep en de greepsport en - spagaat in parallelstand aan een hoepel. b. Ligsteun. Houding: dwarspositie, bovengreep aan de voorste dwarsgreep (andere greepsoort wordt eventueel aangegeven). Techniek: het verloop van het onderdeel heeft twee fasen: Ligsteun achterwaarts: 1. hangfase, 2. steunfase. Ligsteun voorwaarts: 1. steunfase, 2. hangfase. Zolendruk op het plankje in rolrichting voor het onderste boven turnen en op het plankje tegen de rolrichting na het ondersteboven turnen. Lichaamsverplaatsing door een heupbeweging naar voren met gelijktijdig terugtrekken van de schouders in de hangfase. Voorbeelden van bijzondere varianten: - ligsteun aan de hoepelgrepen (buitengreep), - zijwaartse zweefstand op een plankje (= balansligsteun. Daarbij vormen de vrije arm en het spreidbeen een rechte lijn. - ligsteun ruglings op een plankje (ondergreep aan de achterste dwarsgreep) en - ligsteun ruglings op een plankje met buitengreep aan de hoepels onder de achterste greepsport. c. Schroefstand. Houding: Voeten in dwarspositie, schouderbereik in parallelpositie, ondergreep aan de dwarsgrepen, als de linkervoet voor is, moet de rechterhand de voorste dwarsgreep pakken (en omgekeerd), bovenarmen en schouders vormen een rechte lijn. Techniek: (zie ook onder parallelstand) steunarm gestrekt en hangarm gebogen. 32. Bruggen. Alle bruggen in het rechtuitrollen worden in de dwarspositie geturnd (de schroefbrug minstens met het voetenbereik). De romp is gespannen overstrekt. Heupen,armen en minstens het achterste been zijn gestrekt. Het hoofd is tussen de armen, bij éénarmige uitvoering op gelijke hoogte naast de arm die vast heeft en bij de schroefbrug op gelijke hoogte naast de achterste arm. De aanvulling schrede - bij bruggen in twee riemen of (zonder riemen) op de plankjes vervalt. Volgt op grote, kleine of hoepelbrug geen aanvulling, dan wordt de brug in beide riemen geturnd. Als op een plankje moet worden geturnd, dan is dit plankje altijd aangegeven. Bij bruggen met stand binnen het bereik van de plankjes wordt door de greepzone onderscheiden met kleine, grote en reuzenbrug. Bij bruggen, die met stand op een andere plaats geturnd worden, onderscheidt men enkel tussen reuzenbrug en brug. Het onderscheid kleine en grote brug vervalt. a. Grote brug Houding: in beide riemen, buitengreep aan de hoepelgrepen, het voorste been is gebogen. Techniek: het onderdeel bestaat uit 3 fasen: Grote brug voorwaarts: 1. hang-, 2. trek-, 3. steunfase Versie 2017 Pagina 22

22 Grote brug achterwaarts: 1. trek-, 2. steun-, 3. hangfase De lichaamsverandering vindt plaats door een krachtige trek beweging van de armen in de trekfase en stevige zolendruk van de achterste voet in de steunfase. Bij grote bruggen zonder riemen vervallen de hang- en trekfase. Daarvoor komt een aanvullende ligsteunfase in de plaats. Voorbeelden van bijzonder varianten: - grote brug zonder riemen en - grote brug op de hoepels (midden tussen de plankjes). b. Kleine brug en kleine hoepelbrug. Houding: in beide riemen, beide benen zijn gestrekt. Bovengreep aan de achterste dwarsgreep (kleine brug), resp. buitengreep aan de hoepels achter de achterste greepsport, beide handen op gelijke hoogte kleine hoepelbrug). Techniek: het onderdeel bestaat uit 2 fasen: Kleine brug voorwaarts: 1. hangfase, 2. steunfase. Kleine brug achterwaarts: 1. steunfase, 2. hangfase. Hetzelfde geldt ook voor de kleine hoepelbrug. De lichaamsverandering vindt plaats door een heupbeweging. Bij voorwaarts turnen: in de hangfase naar voren, bij de overgang tussen beide fasen naar achteren, in de steunfase naar voren. Bij achterwaarts turnen: in de steunfase naar voren, in het begin van de hangfase naar voren, aan het einde van de hangfase naar achteren. c. Schroefbrug op de plankjes. Houding: ondergreep aan de voorste- en bovengreep aan de achterste dwarsgreep; bij de schroefbrug op het voorste plankje en rechtervoet in de riem, dan pakt de linkerhand voor. Bij de schroefbrug op het achterste plankje en rechtervoet in de riem, dan pakt de rechterhand voor (resp. overeenkomstig geldt dit als de linkervoet in de riem staat). Techniek: het onderdeel bestaat uit 2 fasen: Schroefbrug voorwaarts: 1. hangfase, 2. steunfase Schroefbrug achterwaarts: 1. steunfase, 2. hangfase. (M.b.t. het lichaam en achterste arm). Lichaamsverandering: zie kleine brug. Voorbeelden van bijzondere varianten: Schroefbrug op de onderste spreidsport aan de bovenste spreidsport en de naaste dwarsgreep en Schroefbrug op een greepsport, in een dwarsgreep of op een dwarsgreep aan het naaste plankje en de tegenoverliggende spreidsport. d. Reuzenbrug en reuzenhoepelbrug. Houding: op het achterste plankje; bij reuzenbrug bovengreep aan de voorste dwarsgreep; bij de reuzenhoepelbrug buitengreep aan de hoepels bij de voorste greepsport. Techniek: het verloop van het onderdeel heeft 3 fasen: Reuzenbrug voorwaarts: 1. hang-, 2. trek-, 3. steunfase. Reuzenbrug achterwaarts: 1. trek-, 2. steun-, 3. hangfase. Versie 2017 Pagina 23

23 De lichaamsverandering vindt plaats door een krachtige trekbeweging van de armen in de trekfase en stevige zolendruk in de steunfase. Bij reuzenbruggen zonder riemen vervallen de hang- en trekfase bij het voorwaarts turnen zoals de hangfase bij het achterwaarts turnen. Daarvoor in de plaats komt een aanvullende ligsteunfase. Alle reuzenbruggen kunnen, in plaats van met bovengreep aan een greep of een sport, ook met buitengreep aan de hoepels bij de overeenkomstige sporten (beide handen op gelijke hoogte) geturnd worden en worden dan als reuzenhoepelbrug beschreven. Voorbeelden van bijzondere varianten: - reuzenbrug op de hoepels bij de achterste planksport, - reuzenbrug op de onderste spreidsport aan de bovenste spreidsport (plankjes voor), - reuzenbrug op de onderste spreidsport aan de bovenste spreidsport (plankjes achter), - reuzenbrug op de voorste greepsport of op of in de voorste dwarsgreep aan het achterste plankje, - reuzenbrug op de achterste greepsport of op of in de achterste dwarsgreep aan de voorste spreidsport - reuzenbrug op de voorste spreidsport aan de bovenste dwarsgreep. e. Spagaat. Houding: dwarspositie, op de spreidsporten, buitengreep aan de hoepelgrepen. Techniek: het onderdeel bestaat uit 2 fasen: Spagaat voorwaarts: 1. hangfase, 2. steunfase Spagaat achterwaarts: 1. steunfase, 2. hangfase. De lichaamsverandering vindt plaats door voet- en schouderbeweging. Bij voorwaarts turnen in de hangfase naar voren en bij de overgang tussen beide fasen naar achteren en in de steunfase naar voren. Bij achterwaarts turnen in de steunfase naar voren, in het begin van de hangfase naar voren en aan het einde van de hangfase naar achteren. Voorbeelden van bijzondere varianten: - spagaat aan de hoepels (buitengreep aan de hoepels achter de hoepelgrepen) en - spagaat aan de voorste dwarsgreep (bovengreep). f. Overige bruggen zonder riemen. Voorbeelden van bijzondere varianten: - hoepelbruggen in de hoepelgrepen met buitengreep aan de hoepels bij de achterste planksport, - hoepelbrug op de onderste spreidsport met voorspreiden op resp. in de achterste dwarsgreep aan de hoepels achter de bovenste spreidsport en - hoepelbrug op resp. in de voorste dwarsgreep met voorspreiden op de onderste spreidsport aan de hoepels achter de bovenste spreidsport. 33. Vrije vlucht. Techniek: na het vaart halen wordt het lichaamsgewicht met behoud van de gestrekte lichaamshouding op de voet in rolrichting gebracht. Daarbij wordt met deze voet een sterke druk op het plankje in de rolrichting en gelijktijdig met de andere voet een sterke trek aan het andere plankje uitgeoefend. Direct als de Versie 2017 Pagina 24

24 greepsport in rolrichting de grond geraakt heeft, wordt het lichaamsgewicht op de andere voet gebracht en de trek door de andere voet uitgeoefend. Bij de gewichtsverandering zal het lichaam alleen een geringe pendelbeweging uitvoeren (alleen binnen het bereik van de hoepelgrepen). a. vrije vlucht in parallelstand Houding: parallelpositie, armen in heupsteun (gebogen). Bijzondere varianten: bück in parallelstand (parallelpositie, gebückt, het voorhoofd tussen de knieën, de armen boven het hoofd, handen (vrij) tussen beide voeten. b. vrije vlucht. Houding: dwarspositie, armen hoog zijwaarts. Bijzondere varianten: bück dwarspositie, gebückt, voorhoofd bij de voorste knie, armen boven het hoofd, handen (vrij) ter hoogte van de voorste voet. 34. Elementverbindingen. a. Voorbeelden van elementverbindingen zonder draai om de lichaamslengteas. Met verandering van greep- / armhouding: - van vrije vlucht voorwaarts in de ligsteun eenarmig voorwaarts. Met verandering van de voetstand/ beenhouding: - vrije vlucht met schredenwissel (=van vrije vlucht op het achterste plankje met voorop spreiden voorwaarts in de vrije vlucht met achteropspreiden voorwaarts). Met verandering van de lichaamshouding: - van vrije vlucht achterwaarts over de bück achterwaarts in de vrije vlucht achterwaarts. - Valhang voorwaarts (=grote brug op een plankje voorwaarts in de ligsteun aan de hoepelgrepen voorwaarts). - kleine steunbrug voorwaarts (= van de kleine brug op het achterste plankje voorwaarts (met gebogen armen) over de hoge ligsteun aan de bovenste dwarsgreep voorwaarts (met gebogen armen) in de kleine brug voorwaarts). b. Voorbeelden van elementverbindingen met één vierde draai. Zonder draai van de voet: - van ligsteun op het voorste plankje voorwaarts in de parallelstand met gekruist opspreiden tegen de rolrichting, - van vrije vlucht in parallelstand op het plankje tegen de rolrichting met zijwaarts opspreiden (vrij) in de grote brug achterwaarts. Met draai van de voet: - van de parallelstand op het plankje in de rolrichting met gekruist opspreiden over de parallelstand met zijwaarts opspreiden in de vrije vlucht met vooropspreiden achterwaarts en - van de parallelstand (ompakken) in de ligsteun met ondergreep achterwaarts. c. Voorbeelden van elementverbindingen met een halve draai. Met ompakken: Versie 2017 Pagina 25

25 - van de schroefstand voorwaarts (ompakken over de ligsteun met ondergreep voorwaarts, parallelstand, ligsteun met ondergreep achterwaarts) in de schroefstand achterwaarts en - van de grote brug op het achterste plankje voorwaarts (ompakken over de achterste hoepelgreep) in de grote brug achterwaarts. Met vrije draai: - van vrije vlucht voorwaarts in de vrije vlucht achterwaarts en - van de schroefbrug op het voorste plankje voorwaarts (vrij) in de grote brug achterwaarts. Met onderdoor draaien: - van de kleine brug met ondergreep eenarmig (als de linkervoet voor is, pakt de linkerhand of omgekeerd) voorwaarts (onderdoor draaien) over de ligsteun éénarmig achterwaarts (ompakken) in de schroefstand achterwaarts, - van de zijwaartse zweefstand op het voorste plankje voorwaarts (onderdoor draaien) in de schroefbrug met ondergreep van de achterste hand achterwaarts. Met in- en/of uitdraaien: - van de kleine brug op het voorste plankje met gemengde greep (onder en bovengreep) voorwaarts (uitdraaien) over de ligsteun met voorop spreiden en met gekruiste gemengde greep achterwaarts in de vrije vlucht met vooropspreiden achterwaarts, - van ligsteun aan de hoepelgreep voorwaarts (indraaien) in de ligsteun met gekruiste ellegreep achterwaarts, - van ligsteun op het voorste plankje met gekruiste gemengde greep (onder- en bovengreep) voorwaarts (uitdraaien) in de kleine brug met gemengde greep achterwaarts. d. Voorbeelden van elementverbindingen met meervoudige draaien. Met tweevoudige draaien: - van de kleine brug achterwaarts (vrij) over de ligsteun éénarmig (tegenarm pakt ) voorwaarts (onderdoordraaien) in de kleine brug met ondergreep éénarmig achterwaarts, - van ligsteun met gekruiste ellegreep aan de hoepelgrepen achterwaarts (uitdraaien, ompakken over de ligsteun met ellegreep van de tegenarm voorwaarts, onderdoor draaien) in de schroefstand achterwaarts, - van de zijwaartse zweefstand op het voorste plankje met ellegreep achterwaarts (onderdoor draaien) over de kleine brug met zijwaarts opspreiden éénarmig voorwaarts (ompakken over de ellegreep aan de voorste, dwarsgreep, onderdoordraaien) in de schroefstand achterwaarts. Met drievoudige draaien: - van ligsteun éénarmig achterwaarts (onderdoor draaien) over de schroefstand met ondergreep van de achterste hand en ellegreep van de voorste hand voorwaarts (draaien onder de voorste arm door) en over de schroefstand met ellegreep van de voorste hand achterwaarts (draaien onder de voorste arm door) in de kleine brug éénarmig voorwaarts. - van de kleine brug met gemengde greep (onder- en bovengreep) voorwaarts (indraaien) over de ligsteun met gekruiste gemengde greep achterwaarts (vrij) en over de kleine brug met ondergreep van de tegenarm éénarmig voorwaarts (onderdoor draaien) en over de ligsteun éénarmig voorwaarts over de bück Versie 2017 Pagina 26

26 voorwaarts (ompakken in de ellegreep van de tegenarm aan de voorste dwarsgreep, onderdoor draaien) in de schroefstand achterwaarts. IV. Decentrale elementen 35. Basis voor houding en bewegingstechniek. a. Bij decentrale elementen gelden -zover overdraagbaar - de gelijke basishoudingen als bij centrale elementen (zie CI). b. Op grond van bijzondere veelvoud van de decentrale elementen moeten uitgangs- en eindpositie van het betreffende element in concrete gevallen altijd beschreven worden, voor zover ze niet door het voorgaande resp. navolgende element eenduidig vastgelegd zijn. c. Bij decentrale elementen in de bovenste fase zijn de benen in de normale uitvoering gestrekt. Moet een element gehoekt uitgevoerd worden, dan moet dat apart beschreven worden. Bij decentrale elementen in de onderste fase wordt de beenhouding altijd aangegeven. 36. Decentrale elementen in de bovenste fase. a. Rolbewegingen. Bij de rolbewegingen voert het lichaam een draaibeweging om de breedte as uit. De rol: De draaibeweging wordt tussen de armen door onder de grepen aan het rad uitgevoerd. De handen pakken de dwarsgrepen in bovengreep, aan de hoepels en de hoepelgrepen in buitengreep. De armen mogen tijdens de beweging gebogen worden. De benen zijn daarbij gesloten (tenminste dan als de benen de horizontaal bereikt hebben en tot de heupen ter hoogte van de armen gekomen zijn). In deze fase mogen de voeten noch de hoepels, noch de sporten, grepen of plankjes aanraken. De draaibeweging mag niet door een opsprong van het standvlak ingezet worden, maar door trek van de armen en het heffen van het lichaamszwaartepunt. Varianten: - Rol voorwaarts. - Rol voorwaarts tegen de rolrichting in. - Rol achterwaarts. - Rol achterwaarts tegen de rolrichting in. - Zijwaartse rol voorover. - Zijwaartse rol achterover. Voorbeelden: Versie 2017 Pagina 27

27 Rol voorwaarts Rol gehurkt achterwaarts Rol gehurkt achterwaarts tegen de rolrichting in: hoge rol De draaibeweging volgt ongeveer ter hoogte van de hoepels, waarbij zich het lichaamszwaartepunt langs de hoepels voortbeweegt. De bovenarmen of de schouders raken daarbij de hoepels. De rug kan op een sport liggen. De armen mogen tijdens de rol gebogen zijn. De benen worden direct na het verlaten van de uitgangspositie gesloten en de beenhouding wordt pas bij het bereiken van de eindpositie eventueel veranderd. De handen pakken in buitengreep van boven op de hoepels. Bij de hoge rol voorwaarts kan de turner ook aanvankelijk over de bovenarmen rollen en dan van buitenaf de hoepels pakken. De ellebogen blijven tijdens de draaibeweging altijd boven het hoepelvlak (in tegenstelling tot bepaalde varianten van de afzwaaibewegingen). Varianten: - Hoge rol voorwaarts. - Hoge rol voorwaarts tegen de rolrichting in. - Hoge rol achterwaarts. - Hoge rol achterwaarts tegen de rolrichting in. - Afrollen achterwaarts: Uit de rugligging achterwaarts op het rad, met steun van de handen (bovengreep) op een sport, worden de heupen gebogen en met een rolbeweging achterwaarts ingezet. De voeten worden op de grond neergezet en de handen blijven aan de sport (geen zweeffase). Voorbeelden: Versie 2017 Pagina 28

28 Hoge rol gehurkt voorwaarts Hoge rol voorwaarts tegen de rolrichting in Hoge rol gehurkt achterwaarts Hoge rol gehurkt achterwaarts tegen de rolrichting in Afrollen gehurkt achterwaarts tegen de rolrichting in Versie 2017 Pagina 29

29 b. Op-,af- en omzwaaibewegingen. Bij de op-, af- en omzwaaibewegingen voert het lichaam meestal een draaibeweging om een sport als draaias uit. Bij de opzwaaibewegingen is de uitgangspositie van het lichaamszwaartepunt lager dan de eindpositie. Bij de afzwaaibewegingen is de uitgangspositie van het lichaamszwaartepunt hoger dan de eindpositie. Bij de omzwaaibewegingen is de uitgangspositie van het lichaamszwaartepunt gelijk aan de eindpositie. Heupopzwaai. De afzet vanaf het standvlak kan met beide benen gebeuren of volgen op een voorspreiden van een been. Bij een afzet met beiden benen mogen de benen gehurkt opgeheven worden totdat de voeten het hoepelvlak bereikt hebben. Daarna moeten de benen gestrekt worden. Bij een afzet door middel van voorspreiden van een been moeten de benen gesloten worden, als het spreidbeen de horizontaal bereikt heeft. De armen zijn gebogen,de ellebogen bevinden zich langs het lichaam, zodat ze niet achter de hoepels blijven hangen. De heupen zijn gebogen. De handen pakken de sport in bovengreep. Varianten: - Heupopzwaai tegen de rolrichting in. Voorbeelden: Heupopzwaai Heupopzwaai tegen de rolrichting in Versie 2017 Pagina 30

Technisch Reglement. Rhönradturnen

Technisch Reglement. Rhönradturnen Technisch Reglement Rhönradturnen Bijlage 7 (deel B) Bijlage 7 Inhoudsopgave B-onderdelen rechtuit 65 Onderdelen zonder riemen 65 Bruggen in 1 riem 65 Bruggen zonder riemen 66 Elementverbindingen in twee

Nadere informatie

Technisch Reglement. Rhönradturnen

Technisch Reglement. Rhönradturnen Technisch Reglement Rhönradturnen Bijlage 7 (deel D) Bijlage 7 Inhoudsopgave D- onderdelen rechtuit 133 Centrale oefeningen 133 Onderdelen zonder riemen 133 Bruggen zonder riemen 133 Bruggen met bijzondere

Nadere informatie

INSTAP t/m JEUGD1 D5. Rayon Rotterdam Zuid

INSTAP t/m JEUGD1 D5. Rayon Rotterdam Zuid INSTAP t/m JEUGD1 D5 Rayon Rotterdam Zuid Gebaseerd op NTS 2017 SPRONG NIVEAU D5 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Rayon Rotterdam Zuid 2017 Categorie Toestel Sprong D-score Sprong nr. Instap D5 Verhoogd vlak 0,60

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema:

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong November 201 EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Instap Evenwichtsbalk

Nadere informatie

Technisch Reglement. Rhönradturnen

Technisch Reglement. Rhönradturnen Technisch Reglement Rhönradturnen Bijlage 5B Jurybepalingen Inhoud: Deel 1 Synchroonturnen A. Algemeen I. Samenstelling van de jury 1. De hoofdjury 2. De uitvoeringsjury 3. De gehaltejury 4. De karakteristieke

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU D3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover

SPRONG NIVEAU D3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover SPRONG NIVEAU D3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer Instap * Verhoogd Vlak (90 cm) Handstandoverslag tot ruglig 4.0 A Zweefrol 4.00 B Ophurken gevolgd door rol voorover

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong November 201 EVENWICHTSBALK NIVEAU Pupil 1 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU D4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover

SPRONG NIVEAU D4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer. Zweefrol 4.00 B. Ophurken gevolgd door rol voorover SPRONG NIVEAU D VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnummer Pupil 1* Verhoogd Vlak (90 cm) Handstandoverslag tot ruglig.0 A Zweefrol.00 B Ophurken gevolgd door rol voorover 3.0

Nadere informatie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Recreatie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Recreatie Oefenstof Kaag en Braassem cup 2019 Recreatie BRUG NIVEAU 1 REKSTOK/KLEINE ONGELIJKE BRUG Opsteunen voorover duikelen Achterover duikelen onder de rekstok, komen tot stand met gestrekte armen aan de rekstok

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde

Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Oefenprogramma revalidatie rechterzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde

Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Oefenprogramma revalidatie linkerzijde Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! In de oefengids

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 2 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema: Tinnen

Nadere informatie

(D) = met geteld worden als Dans Element

(D) = met geteld worden als Dans Element 1.000 - OPSPRONGEN 1.101 (D) Vrij opspringen tot stand op 1 been afzet vanaf één been arabesque houding moet aangehouden worden ( been minimaal op horizontaal) 1.201 (D) Vrij opspringen met 1/2 draai (180

Nadere informatie

Oefenstof T&F niveau 6 (afgeleid van pupil I D3)

Oefenstof T&F niveau 6 (afgeleid van pupil I D3) Oefenstof T&F niveau 6 (afgeleid van pupil I D3) Sprong Zie tabel minitrampoline. Brug (D= 4.50) - Overstrekte kurbethouding (hol) in stille hang (1 sec.) - Gesloten kurbethouding (bol) in stille hang

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong November 015 EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie.

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 3 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema: Tinnen

Nadere informatie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Selectie

Oefenstof. Kaag en Braassem cup Selectie Oefenstof Kaag en Braassem cup 2019 Selectie VLOER NIVEAU A 6-7 JAAR Aanloop voorbeweging radslag. Landing in schredestand. Doordraaien(met neus naar startpunt staan). Vluchtige handstand terug tot stand

Nadere informatie

Balk Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen

Balk Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen Balk Elementen 1.000 OPSPRONGEN 1.201 (D) 1.501 1.601 Spagaatsprong voorwaarts (180 ) 1.101 (D) Vrij opspringen tot stand op 1 been afzet vanaf één been arabesque houding moet aangehouden worden (been

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU JEUGD 1 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie.

Nadere informatie

REK Meisjes / Jongens

REK Meisjes / Jongens Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU REK Meisjes / Jongens Oefeningen 4, 5 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN REK D-niveau (meisjes/jongens): Algemeen: - Er wordt in het D-niveau gewerkt op laag rek (borsthoogte) en

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong

EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL 2 DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF. = opsprong. = afsprong EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF = opsprong = afsprong November 01 EVENWICHTSBALK NIVEAU PUPIL DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Evenwichtsbalk Choreografie. Thema: Tinnen

Nadere informatie

Statische rekoefeningen

Statische rekoefeningen Statische rekoefeningen Bovenlichaam Lage rugspieren Ga met je zitvlak op je hakken zitten. Duw je handen over de grond naar voren en buig je rug. Rek zover mogelijk uit. Kijk naar de grond. Houd deze

Nadere informatie

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3 Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN HERENBRUG E-niveau: Algemeen: - De oefening wordt uitgevoerd op een herenbrug van min. 1,50 m hoogte (mag aangepast

Nadere informatie

Oefenprogramma revalidatie

Oefenprogramma revalidatie Oefenprogramma revalidatie Dit oefenprogramma ontvangt u van uw revalidatiearts. Oefen dit programma bij voorkeur 2x per dag. Oefeningen moet u pijnvrij kunnen doen, en adem door! Schouder en arm oefeningen:

Nadere informatie

Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun

Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun Instap d3 balk Opspringen tot steun, 1 been overheffen tot rijzit (basis) of Ophurken, kwart draai in hurkzit, komen tot rijzit (+0,30) spreidhoeksteun Zitten op de balk; benen zijn gespreid en boven de

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT 4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT 4 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig.0

Nadere informatie

NIVEAU D : 8 punten. Lange Mat Voorgeschreven oefeningen versie augustus Niveau D 8 ptn : oefening 1

NIVEAU D : 8 punten. Lange Mat Voorgeschreven oefeningen versie augustus Niveau D 8 ptn : oefening 1 NIVEAU D : 8 punten Niveau D 8 ptn : oefening 1 1. Strekstand, armen afwaarts; armen voorwaarts heffen; 2. Benen buigen tot hurkstand, rechte rug, armen horizontaal voorwaarts; 3. Handen op de grond, onmiddellijk

Nadere informatie

Snelwandelen. Techniek en training van het snelwandelen

Snelwandelen. Techniek en training van het snelwandelen Snelwandelen Techniek en training van het snelwandelen Techniek van het snelwandelen De snelwandelaar moet zich aan internationaal bepaalde wedstrijdregels houden die onderscheid maken tussen het snelwandelen

Nadere informatie

SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT 4. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig 4.

SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT 4. Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig 4. SPRONG NIVEAU PUPIL & JEUGD 1 DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF SPRONG NIVEAU PUPIL 1 DISTRICT Categorie Toestel Sprong D-score Sprongnr. PUPIL 1 * Verhoogd vlak (0.90 m) Handstandoverslag tot ruglig.50

Nadere informatie

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT 1 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF CHOREOGRAFIELIJNEN = opsprong = afsprong April 0 EVENWICHTSBALK NIVEAU INSTAP DISTRICT VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Instap Evenwichtsbalk Choreografie.

Nadere informatie

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam:

Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam: Rekoefeningen onderlichaam Hieronder staan enkele voorbeeld rekoefeningen voor het onderlichaam: Bilspieren Ga op de rug liggen. Hef de rechterknie en houd deze met beide handen vast. Trek de rechterknie

Nadere informatie

sprong met drie dikke matten en plankoline handstandoverslag tot ruglig (4,50) zweefrol (3,80) ophurken, koprol (2,80)

sprong met drie dikke matten en plankoline handstandoverslag tot ruglig (4,50) zweefrol (3,80) ophurken, koprol (2,80) D2 Instap Sprong sprong met drie dikke matten en plankoline handstandoverslag tot ruglig (4,50) zweefrol (3,80) ophurken, koprol (2,80) D2 Instap Brug trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol,

Nadere informatie

Oefenbundel Einde. Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG. Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma

Oefenbundel Einde. Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG. Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma Oefenbundel Einde Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG : hol/bol maken van wervelkolom 10x. Stretching 1 knie: neem

Nadere informatie

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles!

kijkwijzers. De voortgezet onderwijs leefstijl cursus voor in de gymles! Schouders Ga met je linkervoet goed stevig op de dynaband staan en houd met je rechterhand de dynaband vast. Strek je arm naar de rechterzijkant uit tot boven je schouder en kijk je rechterhand na. Breng

Nadere informatie

NTS niveau 17. Balk Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand

NTS niveau 17. Balk Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand NTS niveau 17 Vanaf verhoging voor de balk op de balk stappen tot schredestand vanuit schredestand gaan op platte voeten tot het midden van de balk met armen wijd. hurken en weer komen tot schredestand.

Nadere informatie

Zomerfit Pagina 1 van 5

Zomerfit Pagina 1 van 5 Zomerfit Pagina 1 van 5 1. Brug in ruglig met calf raises Neem plaats in ruglig met de kniëen gebogen, waarbij de voeten plat op de mat staan. Til het bekken op tot een brugpositie en ga op de tenen staan.

Nadere informatie

Yogales maart 2019!! Bewust staan

Yogales maart 2019!! Bewust staan Yogales maart 2019 Bewust staan Ga staan met je voeten heupbreedte, voorvoeten licht naar binnen, voel hoe de hiel van je voet contact maakt met de grond, voel de buitenkanten van de voet op de grond voel

Nadere informatie

DEEL IV ELEMENTENTABEL. Toegevoegde A-elementen

DEEL IV ELEMENTENTABEL. Toegevoegde A-elementen DEEL IV ELEMENTENTABEL Toegevoegde A-elementen Augustus 2017 LTC Turnen BRUG ONGELIJK TOEGEVOEGDE A-ELEMENTEN Augustus 2017 LTC Turnen 1.000 OPSPRONGEN (TOEGEVOEGDE A-ELEMENTEN (TA)) 1.001 Borstwaartsomtrekken,

Nadere informatie

Yogales mei Ademoefening Prana Mudra!

Yogales mei Ademoefening Prana Mudra! Yogales mei 2019 Staan Plaats de voeten onder de heupen. Je voeten licht naar binnen gedraaid. Je voeten staan stevig op de grond. Voel je in verbinding staan met de aarde. De knieën zijn zacht. Ga met

Nadere informatie

andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van

andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de handen ter hoogte van het onderbeen, de enkel of de tip van 1) Zit, bekken voorwaarts gekanteld, 1 been gestrekt, het andere been wordt gebogen opzij gelegd. Met de romp en de armen reikt men voorwaarts op het gestrekte been, de handen ter hoogte van het onderbeen,

Nadere informatie

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5 Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN HERENBRUG D-niveau: Algemeen: - Zie richtlijnen herenbrug niveau E! Keuze oefening, samenstelling en inhoud: -

Nadere informatie

1.000 GYMNASTISCHE SPRONGEN A B C D E F/G Spagaatsprong voorwaarts met ½ draai (180º)

1.000 GYMNASTISCHE SPRONGEN A B C D E F/G Spagaatsprong voorwaarts met ½ draai (180º) 1.000 GYMNASTISCHE SPRONGEN 1.201 1.501 1.601 Spagaatsprong voorwaarts met ½ draai (180º) 1.101 Spagaatsprong voorwaarts - afzet van één been (180 beenspreiding) 1.301 Spagaatsprong voorwaarts met 1/1

Nadere informatie

Zijwaarts naar binnen. Zijwaarts naar buiten. Voorwaarts omhoog. Rugwaarts omhoog

Zijwaarts naar binnen. Zijwaarts naar buiten. Voorwaarts omhoog. Rugwaarts omhoog Posities zijn gerelateerd aan de richting waarin het paard gaat, deze eindigen op waarts Voorwaarts De voltigeur kijkt in de richting waarin het paard gaat Rugwaarts De voltigeur kijkt in de tegenovergestelde

Nadere informatie

TRAININGSPLAN STRETCHBANDEN

TRAININGSPLAN STRETCHBANDEN TRAININGSPLAN STRETCHBANDEN FITNESSBANDENSET TRAININGSHANDLEIDING Let op: Wees er voor de training van verzekerd dat uw training bij uw fysieke conditie aansluit. Consulteert u, bij twijfel, de huisarts.

Nadere informatie

Cardioschema (50 minuten)

Cardioschema (50 minuten) Cardioschema (0 minuten) Programma Programma minuten» niveau Fiets minuten» niveau à minuten» minuten niveau» minuten niveau» minuten niveau Crosstrainer 0 minuten» minuten wandelen» lopen minuten aan

Nadere informatie

Oefeningen. voor de lage rug

Oefeningen. voor de lage rug Oefeningen voor de lage rug Stretching Alle stretchingsoefeningen worden aan elke zijde 2x herhaald. De oefeningen worden 30 seconden aangehouden. 1. Stretching M. Gastrocnemius (kuitspier) Neem een voor-

Nadere informatie

(rekstok op borsthoogte) Springen tot steun voorwaarts ronddraaien vanuit hang koprol rugwaarts tussen de armen.

(rekstok op borsthoogte) Springen tot steun voorwaarts ronddraaien vanuit hang koprol rugwaarts tussen de armen. REKSTOK MEISJES Brevet A (rekstok op borsthoogte) Springen tot steun voorwaarts ronddraaien vanuit hang koprol rugwaarts tussen de armen. Brevet B (rekstok op schouderhoogte) Borstomtrek 1 been overzwaaien

Nadere informatie

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters Als er achter de sprong/oefening een cijfer tussen haakjes staat, dan is er voor deze sprong/oefening een uitleg beschikbaar. 4-7-1 4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden):

Nadere informatie

Core Stability - serie 1

Core Stability - serie 1 Inleiding Schaatsers zijn vaak zeer eenzijdig ontwikkeld, omdat veel trainingen die we voor het schaatsen doen, vooral gericht zijn op het verbeteren van de beenspieren. Met Core Stability train je je

Nadere informatie

GET FIT 2 HIKE Rompstabilisatie

GET FIT 2 HIKE Rompstabilisatie Rompstabilisatie Superman handen- en knieënsteun Ik strek mijn arm (of ) Ik strek mijn arm en tegenovergesteld elk / elke arm 2 seconden houden Superman met tikken handenen knieënsteun Ik strek mijn arm

Nadere informatie

BodyBow Gebruikersgids

BodyBow Gebruikersgids BodyBow Gebruikersgids De BodyBow wordt gebruikt voor drie doeleindes: * mobiliteit van wervelkolom, armen en benen te verhogen * kracht van wervelkolom, armen en benen te verhogen * stabiliteit van wervelkolom

Nadere informatie

Oefensessie ambulante cardiale revalidatie

Oefensessie ambulante cardiale revalidatie Oefensessie ambulante cardiale revalidatie Productiehuis Vervande Dewindt Laura, 1 e master Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie 2013-2014 Van Hoof Lore, 1 e master Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie

Nadere informatie

Statische stretching

Statische stretching Statische stretching We hebben een aantal statische stretchoefeningen op een rijtje gezet, gesorteerd op welke spieren je stretcht: 1. arm- en schouderspieren 2. onderarmen 3. borstspieren 4. schouders,

Nadere informatie

Algemene instructies oefeningen

Algemene instructies oefeningen Algemene instructies oefeningen o Lees eerst de disclaimer voordat u deze oefeningen begint. o Indien u pijnklachten vraag dan eerst uw arts of therapeut om advies o Zorg er voor dat de spieren niet koud

Nadere informatie

SEVA-Yoga. Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 6 (B6R2) Oefening 1

SEVA-Yoga. Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 6 (B6R2) Oefening 1 SEVA-Yoga Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 6 (B6R2) Oefening 1 - Gewoon rechtop staan (nekwervel in verlengde van rugwervel en volledig ontspannen) - Thuiskomen in je lichaam, alle

Nadere informatie

Uitgangshouding Uitvoering Aandachtspunten Ruglig, benen opgetrokken Eén hand in lordose van de lage rug

Uitgangshouding Uitvoering Aandachtspunten Ruglig, benen opgetrokken Eén hand in lordose van de lage rug Houding Low load o o o Ruglig, benen opgetrokken Eén hand in lordose van de lage rug Kantel je bekken naar achter en vlak hierdoor je rug af Kantel je bekken naar voor en maak hierdoor je rug hol Enkel

Nadere informatie

Stabiliteitstraining lage rug

Stabiliteitstraining lage rug Nr Oefening Beschrijving 1 Zet de lage rug in een neutrale stand, trek de navel in. 2 Zet de lage rug in een neutrale gebogen op, zonder rug te bewegen. 3 Zet de lage rug in een neutrale gestrekt op, zonder

Nadere informatie

Oefenstof Vaardigheidseisen

Oefenstof Vaardigheidseisen Oefenstof Vaardigheidseisen Versie 2017 Reglement De vaardigheidseisen bestaan uit 8 graden, oplopend in de moeilijkheidsgraad. De 1e graad is dan ook bedoeld voor de beginnende turner en turnster. Graad

Nadere informatie

Technisch plan Vrivo 2013/2014 2014/2015. Versie 1.0

Technisch plan Vrivo 2013/2014 2014/2015. Versie 1.0 Technisch plan Vrivo 2013/2014 2014/2015 Versie 1.0 Inhoudsopgave: Bladzijde 1: Inhoudsopgave Bladzijde 2: Het hoe en wat van een training Bladzijde 3: Techniek: Pass Bladzijde 5: Techniek: Bovenhands

Nadere informatie

(VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..)

(VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..) SEVA-Yoga Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 4 (B4R2) (VEEL AANDACHT VOOR DE CONTROLE VAN DE ADEMHALING DOCH DIT WORDT NIET IN DETAIL BESCHREVEN..) Oefening 1 - Gewoon rechtop staan

Nadere informatie

SPRONG Meisjes / Jongens

SPRONG Meisjes / Jongens Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU SPRONG Meisjes / Jongens Oefeningen 1, 2, 3 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN SPRONG E-niveau (meisjes/jongens): Algemeen: - De E-sprongen worden uitgevoerd over plinten in de breedte

Nadere informatie

Cambridge Health Plan Benelux BV

Cambridge Health Plan Benelux BV Wanneer doet u deze oefeningen? Doe deze minstens 3 keer per week en al vrij snel voelt u verandering in uw lichaam. Ook krijgt u meer zelfvertrouwen. Naast deze oefeningen zorgt een dagelijkse wandeling

Nadere informatie

Posities van de voeten

Posities van de voeten Posities van de voeten 1 e positie: De hielen aan elkaar, de voeten naar buiten gedraaid, gelijk aan de schouderlijn. De voeten staan met de hele voetzolen op de grond. 2 e positie: De voeten naar buiten

Nadere informatie

(Vanuit voorhup) overslag met bewegingshulp van verhoging (blok) - Overstrekte/gespannen lichaamshouding in de afzweeffase

(Vanuit voorhup) overslag met bewegingshulp van verhoging (blok) - Overstrekte/gespannen lichaamshouding in de afzweeffase Overslag Score Moment 9: Handstand tegen de muur oplopen - Armen gestrekt en op schouderbreedte - Oplopen tot boven heuphoogte - Gecontroleerd teruglopen tot hurkzit Vluchtige handstand - Gestrekte armen

Nadere informatie

Verder zijn in de voorgeschreven oefenstof een aantal aanpassingen, mede naar aanleiding van de opgevraagde feedback uit het land.

Verder zijn in de voorgeschreven oefenstof een aantal aanpassingen, mede naar aanleiding van de opgevraagde feedback uit het land. Voorgenomen aanpassingen wedstrijdzaken, juryzaken en oefenstof Turnen Heren 2018 In dit bestand zijn de voornaamste aanpassingen voor het seizoen 2018 opgenomen. De wijzigingen hebben grotendeels betrekking

Nadere informatie

PUPIL 2 - D1 TOESTEL SPRONG D-SCORE SPRON G NR TURNSTER SPRINGT BEIDE SPRONGEN 1X GEMIDDELDE TELT 1.00 PUPIL 2 - D2

PUPIL 2 - D1 TOESTEL SPRONG D-SCORE SPRON G NR TURNSTER SPRINGT BEIDE SPRONGEN 1X GEMIDDELDE TELT 1.00 PUPIL 2 - D2 GEMIDDELDE TELT 1. - D1 TOESTEL D-SCORE SPRON G NR TURNSTER SPRINGT BEIDE EN 1X HELE KAST + LANDINGSMAT (0.30 m) HANDOVERSLAG TOT STAN0 1.00 ARABIER TOT 3.80 1.20 2. LANDINGSMAT (0.30 M) SALTO VOOROVER

Nadere informatie

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 4, 5

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 4, 5 Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 4, 5 SPECIFIEKE RICHTLIJNEN BALK D-niveau (meisjes): Algemeen: - Zie richtlijnen balk niveau E! Keuze oefening, samenstelling en inhoud: - De gymnast

Nadere informatie

BASISHOUDINGEN (BH) - Geeft de indruk dat het lichaam maximaal horizontaal gestrekt is. Voorzijde van de romp ook aan de. waterspiegel.

BASISHOUDINGEN (BH) - Geeft de indruk dat het lichaam maximaal horizontaal gestrekt is. Voorzijde van de romp ook aan de. waterspiegel. BASISHOUDINGEN (BH) Bij alle basishoudingen zijn: a) de posities van de armen vrij; b) de voeten en tenen gestrekt; c) de benen, romp en hals volledig gestrekt tenzij anders is omschreven; d) de tekeningen

Nadere informatie

TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF

TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF TOELICHTING NIVEAU 8 VOORGESCHREVEN OEFENSTOF Inclusief intro bestaat dit muziekstuk uit 17 maten en een intro. In dit muziekstuk heeft niet iedere maat 8 tellen. Het muziekstuk is in een -kwarts-maat

Nadere informatie

LEERLIJN TUMBLING LEVEL 2 Vertaling leerlijn GBR (level 2)

LEERLIJN TUMBLING LEVEL 2 Vertaling leerlijn GBR (level 2) Overslag volt serie Vereisten: loopoverslag, handenstand overslag, volt Afstootafstand link Handen moeten achter de lijn door het rechte been staan heupen duwen steeds voorwaarts Armen blijven naast de

Nadere informatie

- Gewoon rechtop staan (nekwervel in verlengde van rugwervel en volledig ontspannen)

- Gewoon rechtop staan (nekwervel in verlengde van rugwervel en volledig ontspannen) SEVA-Yoga Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 2 (B2R2) Oefening 1 - Gewoon rechtop staan (nekwervel in verlengde van rugwervel en volledig ontspannen) Oefening 2 (6*) - Vertrekhouding

Nadere informatie

Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken.

Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken. Enkele tips : training en opwarming Trainingen : Ga naar je trainingen! De trainer helpt mee jouw zwakkere punten te ontdekken. Geef nooit op. Het kan best even duren voor je conditie op peil is. Het belangrijkste

Nadere informatie

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant.

Ga op de rug liggen. Buig de knieën en zet de voeten plat op de grond. Klap beide knieën naar één kant. BUIKSPIEREN Klap beide knieën naar één kant. Beweeg de kin naar de borst en kom met de romp een klein stukje recht omhoog. Houd 4 tellen vast en ga langzaam weer terug. Bij nekklachten, nek ondersteunen

Nadere informatie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie

Het doorbewegen bij een dwarslaesie. Tetraplegie Het doorbewegen bij een dwarslaesie Tetraplegie Inhoud Inleiding 3 Algemene opmerkingen 3 Zelfstandig doorbewegen 4 Doorbewegen door een hulppersoon 9 De Sint Maartenskliniek 24 Colofon 24 Inleiding In

Nadere informatie

Rayon Delfland. Oefenstof. Recreatie Wedstrijd

Rayon Delfland. Oefenstof. Recreatie Wedstrijd Rayon Delfland Oefenstof Recreatie Wedstrijd 1 Versie 1.0 d.d. januari 2019 1 Inleiding. Vanaf het seizoen 2014 heeft de rayoncommissie van Rayon Delfland gekozen voor een andere opzet van de individuele

Nadere informatie

O m t e b e g i n n e n : V e i l i g h e i d s r e g e l s : G e n i e t e n f o r c e e r n i e t s!

O m t e b e g i n n e n : V e i l i g h e i d s r e g e l s : G e n i e t e n f o r c e e r n i e t s! Wanneer doet u deze oefeningen? Doe deze minstens 3 keer per week en al vrij snel voelt u verandering in uw lichaam. Ook krijgt u meer zelfvertrouwen. Naast deze oefeningen zorgt een dagelijkse wandeling

Nadere informatie

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest 2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof Oefeningen voor een gezond lichaam en geest De Soldaat Dit is de eerste van de vier warming up oefeningen waarbij het doel is de hartslag te verhogen

Nadere informatie

Preventieve oefeningen voor de hardloper

Preventieve oefeningen voor de hardloper 1. Plankje. Uitgangspositie: Buiklig; steun op beide ellebogen. Uitvoering: Steun op beide ellebogen en beide knieën. Romp en benen maken een rechte plank. Foto 1. Aandachtspunten: - Let op rechte rug

Nadere informatie

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen

Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen Oefeningen menselijk lichaam Eenvoudige bovenbeen spieroefeningen Eenvoudige oefeningen voor de bovenbeen spieren bijvoorbeeld na een operatie aan het kniegewricht of immobilisatie van het kniegewricht.

Nadere informatie

Vloer - Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen

Vloer - Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen Vloer - Elementen 1.000 GYMNASTISCHE SPRONGEN 1.101 Spagaatsprong voorwaarts - afzet van één been (180 beenspreiding) 1.201 Spagaatsprong voorwaarts met ½ draai (180 ) afzet van één been 1.301 * Spagaatsprong

Nadere informatie

Oefenschema 'test atleet'

Oefenschema 'test atleet' Oefenschema 'test atleet' 19/07/2013 08:30 GLUTEUS MED ZIJLIG 1 Zijlig. 1 arm onder het hoofd, andere arm met de hand in de zij om de beweging van het bekken te evalueren. Beide knieën opgetrokken, voeten

Nadere informatie

SEVA-Yoga. Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 3 (B3R2) Oefening 1

SEVA-Yoga. Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 3 (B3R2) Oefening 1 SEVA-Yoga Elementaire basisbeschrijving van oefeningen REEKS nr. 3 (B3R2) Oefening 1 - Gewoon rechtop staan (nekwervel in verlengde van rugwervel en volledig ontspannen) Oefening 2 (4*) - Vertrekhouding

Nadere informatie

Oefenstof voor aquamove:

Oefenstof voor aquamove: Oefenstof voor aquamove: De oefenstof wordt opgedeeld in vijf verschillende onderdelen nl.: loopoefeningen, oefeningen in het ondiepe gedeelte, oefeningen in het diepe gedeelte, partneroefeningen en spelvormen.

Nadere informatie

Oefeningen bij schouderklachten

Oefeningen bij schouderklachten Oefeningen bij schouderklachten Uw behandelend arts heeft u geadviseerd oefeningen te doen om uw schouderklachten te helpen verminderen. Het is, in eerste instantie, niet nodig om de oefeningen onder begeleiding

Nadere informatie

Oefenstof meisjes. Verhoogd vlak 60 cm sprong 1. Verhoogd vlak 60 cm sprong 2

Oefenstof meisjes. Verhoogd vlak 60 cm sprong 1. Verhoogd vlak 60 cm sprong 2 Oefenstof meisjes Sprong: erhoogd vlak Er mag niet geplust of gemind worden bij sprong! Er wordt gesprongen met plankoline. Elk kind voert beide sprongen 1 keer uit. Beide sprongen tellen. Gemiddelde cijfer

Nadere informatie

Oefeningen voor beenspieren

Oefeningen voor beenspieren Oefeningen voor beenspieren Borstpass op één been Gooi de bal heen en weer. Staan op je rechtervoet betekent gooien met de linkerarm en andersom. Vang de bal met beide handen en gooi hem terug met één

Nadere informatie

Oefenstof meisjes recreanten

Oefenstof meisjes recreanten SPRONG: Verhoogd vlak Er mag niet geplust of gemind worden bij sprong! Er wordt gesprongen met plankoline. Elk kind voert beide sprongen 1 keer uit. Beide sprongen tellen. Gemiddeld cijfer is eindcijfer

Nadere informatie

10-lessenreeks Fitness

10-lessenreeks Fitness 10-lessenreeks Fitness Les 1 Opwarming 3 min doorstappen/ 1min rust/ 1 min crosstrainer 3 min lichte looppas / 1min rust/ 2 min crosstrainer 3 min lichte looppas/ 1min rust/ 3 min crosstrainer Fitness

Nadere informatie

Lenigheidtrainingsschema - niveau 1

Lenigheidtrainingsschema - niveau 1 Lenigheidtrainingsschema - niveau 1 Oefening 1 - back cat Aandachtsgebied: onderste en bovenste rugspier Ga op uw knieën zitten. Zorg dat deze onder uw heupen staan. Uw tenen wijzen naar achteren. Plaats

Nadere informatie

Hoogte: 260 cm vanaf de bovenkant mat, 280 cm vanaf de vloer

Hoogte: 260 cm vanaf de bovenkant mat, 280 cm vanaf de vloer Sectie 12 Ringen Hoogte: 260 cm vanaf de bovenkant mat, 280 cm vanaf de vloer Artikel 12.1 Beschrijving van de oefening Een oefening aan de ringen is samengesteld uit houdingen, zwaai- en krachtelementen

Nadere informatie

Oefenstof Teamcompetitie

Oefenstof Teamcompetitie Oefenstof Teamcompetitie Hieronder vind u de oefenstof en beoordeling voor sprong, brug, balk, vloer en ballet. Trampoline wordt van tevoren niet bekend gemaakt, dit zal bestaan uit een bewegingsbaan die

Nadere informatie

NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof

NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof Feb. 2011 Inhoud 1. D-score algemeen 2-3 2. E-score algemeen 4-5 3. Houding algemeen 5 4. Sprong 6 5. Brug 6-8 6. Balk 8-9 7. Vloer 9 8. Toestelbepalingen 10 Helpdesk

Nadere informatie

RUGREVALIDATIE THUISPROGRAMMA STRETCHING-MOBILISATIE-STABILISATIE. - Patiëntinformatie -

RUGREVALIDATIE THUISPROGRAMMA STRETCHING-MOBILISATIE-STABILISATIE. - Patiëntinformatie - RUGREVALIDATIE THUISPROGRAMMA STRETCHING-MOBILISATIE-STABILISATIE - Patiëntinformatie - Algemene richtlijnen Alle stretchingsoefeningen, mobilisatie-en stabilisatieoefeningen uitvoeren binnen de pijngrens

Nadere informatie

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint:

Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Belangrijke aanwijzingen voordat u met de oefeningen begint: Rek/Strek oefeningen mogen nooit pijn veroorzaken. Mocht u pijn krijgen stop dan onmiddellijk met de oefening. Het is belangrijk om de rek niet

Nadere informatie

Oefenstof Teamcompetitie

Oefenstof Teamcompetitie Oefenstof Teamcompetitie Hieronder vind u de oefenstof en beoordeling voor sprong, brug, balk, vloer en ballet. Trampoline wordt van tevoren niet bekend gemaakt, dit zal bestaan uit een bewegingsbaan die

Nadere informatie

trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai

trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai D4 Pré-Instap en Instap Brug trainer hangt turnster aan de hoge legger 3x hol/bol, bolle houding aanhouden neerspringen tot stand en streksprong ½ draai opspringen tot steun, mag met plank (+ borstwaartsom)

Nadere informatie

Bij alle oefeningen denk aan de juiste houding, fixatie in het bekken met goede rompspanning.

Bij alle oefeningen denk aan de juiste houding, fixatie in het bekken met goede rompspanning. Warming up Losdraaien schouders, handen op de schouders Losdraaien heupen, alleen draaien niet slingeren. Romprotaties Bij alle oefeningen denk aan de juiste houding, fixatie in het bekken met goede rompspanning.

Nadere informatie

D6 = Dynamisch; 6 keer vloeiende ontspannen beweging S6 = Statisch; 6 tellen aanhoudend lichte rek in de uiterste stand van het gewricht.

D6 = Dynamisch; 6 keer vloeiende ontspannen beweging S6 = Statisch; 6 tellen aanhoudend lichte rek in de uiterste stand van het gewricht. INLEIDING Naarmate men ouder wordt, zal de te behalen afstand bij het golfen minder worden. Afnemende flexibiliteit en mobiliteit door verminderde spierkracht is onvermijdelijk. Door oefening doen we ons

Nadere informatie

Programma Core Stability met accent op Side Bridge

Programma Core Stability met accent op Side Bridge Programma Core Stability met accent op Side Bridge 1. Algemene richtlijnen De oefeningen mogen niet pijnlijk zijn. Het aantal herhalingen en oefeningen wordt progressief opgebouwd. Ademhaling dient correct

Nadere informatie