Secretariaat: Xavier BERCKMANS (fr) 02/ Griet HANSSENS (nl) 02/

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Secretariaat: Xavier BERCKMANS (fr) 02/ Griet HANSSENS (nl) 02/"

Transcriptie

1

2 Het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid werd opgericht in 1995 en wordt gecofinancierd door het Europees Sociaal Fonds als één van de maatregelen van de doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het operationeel programma van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De opdracht van het Observatorium is het opvolgen van de evoluties van de werkgelegenheid en werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Via thematische analyses onderzoekt het Observatorium de veranderingen en transformaties in de arbeidswereld. Verantwoordelijke: Stéphane THYS (fr) 02/ Medewerkers: Amandine BERTRAND (fr) 02/ Sophie BYL (fr) 02/ Véronique CLETTE (fr) 02/ Mourad DE VILLERS (fr) 02/ Sharon GECZYNSKI (fr) 02/ Inge GOOSSENAERTS (nl) 02/ Guillaume JACOMET (fr) 02/ The Man LAÏ (fr) 02/ Emmanuelle POTTIER (fr) 02/ Khadija SENHADJI (fr) 02/ Bénédicte VAN EGEREN (fr) 02/ Dries VANGENECHTEN (nl) 02/ Sandy VAN RECHEM (nl) 02/ Secretariaat: Xavier BERCKMANS (fr) 02/ Griet HANSSENS (nl) 02/ De Brouckèreplein 12, 1000 Brussel Fax: 02/ ( studies@actiris.be website rubriek Arbeidsmarkt )

3 Inhoudstafel Voorwoord...7 Hoofdstuk I. De demografische context in het Brussels Gewest...8 Structuur van de Brusselse bevolking...8 De bevolkingsbewegingen...8 Hoofdstuk II: De Brusselse arbeidsmarkt...10 Inleiding...10 De internationale economische context...10 De Brusselse bedrijvigheid: bron van dynamiek en polarisatie...10 De beroepsbevolking en de arbeidsmarktindicatoren...11 De werkgelegenheid in het Brussels Gewest...14 De interne werkgelegenheid...14 De bezoldigde werkgelegenheid...16 De zelfstandige arbeid...18 De kwaliteit van het werk...21 De demografie van de ondernemingen...23 De geografische mobiliteit van de werknemers...26 Hoofdstuk III. De werkloosheid in het Brussels Gewest...29 De werkloosheidsgraad...29 De niet-werkende werkzoekenden...30 De door de RVA vergoede werklozen...32 De werkzoekenden met een leefloon...33 Hoofdstuk IV. Diversiteit op de arbeidsmarkt...34 Demografische aspecten van de diversiteit in het Brussels Gewest...34 Activiteitsgraad en inactiviteitsgraad van de personen van buitenlandse origine...35 Werk en diversiteit...36 Werkloosheid en diversiteit...37 Socio-economische mobiliteit van de personen van buitenlandse afkomst...38 Hoofdstuk V. De stedelijke dualiseringsfenomenen...39 Het grootstedelijk perspectief...39 De kerncijfers van het Brussels grootstedelijk gebied...40 De werkgelegenheid in het Brussels grootstedelijk gebied...40 De ondernemingen in het Brussels grootstedelijk gebied...43 De werkloosheid in het Brussels grootstedelijk gebied...44 De intraregionale ongelijkheden...44 De werkloosheid per gemeente...44 De werkgelegenheid per gemeente...46 Hoofdstuk VI. De beroepstrajecten...49 De socio-economische mobiliteit van de individu's...49 Jongeren na hun studies...50 De personen die een opleiding volgen...51 Besluit: synthese van de situatie op de Brusselse arbeidsmarkt in Bibliografie...57 Bijlage: Voornaamste arbeidsmarktindicatoren in de drie Gewesten (2012)

4 Lijst met grafieken Figuur 1: Evolutie van de toegevoegde waarde en de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest (2003 tot 2011) (index 100)...11 Figuur 2: De Brusselse arbeidsmarktindicatoren (2012)...12 Figuur 3: Evolutie van de activiteitsgraad volgens gewest (2008 tot 2012)...12 Figuur 4: Interne werkgelegenheid en werkende beroepsbevolking in het Brussels Gewest (afgerond op duizendtallen) (2012)...15 Figuur 5: Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid volgens gewest (2006 tot 2011)...16 Figuur 6: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens grootte van de onderneming en gewest (2011)...18 Figuur 7: Verdeling van de zelfstandigen volgens geslacht en gewest (2012) (%)...19 Figuur 8: Verdeling van de zelfstandigen volgens leeftijdsklasse en gewest (2012) (%)...20 Figuur 9: Verdeling van de zelfstandigen in het Brussels Gewest volgens bedrijfstak (2012)...20 Figuur 10: Evolutie van het aantal tijdelijke banen volgens gewest (2002 tot 2012)...22 Figuur 11: Gemiddeld brutomaandloon volgens activiteitensector in het Brussels Gewest (2010)...23 Figuur 12: Evolutie van het inkomend pendelpercentage in het Brussels Gewest (1992 tot 2012)...27 Figuur 13: Evolutie van het uitgaand pendelpercentage (%) voor het Brussels Gewest (1992 tot 2012)...28 Figuur 14: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad per gewest (2007 tot 2012)...30 Figuur 15: Evolutie van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde werklozen in de drie gewesten, in jaargemiddelden (2000 tot 2012) (basis 100 = 2000)...32 Figuur 16: Activiteitsgraad en inactiviteitsgraad van de 18- tot 60-jarigen in het Brussels Gewest volgens origine...36 Figuur 17: Werkzaamheidsgraad van de 18- tot 60-jarigen i n het Brussels Gewest volgens origine...36 Figuur 18: Werkloosheidsgraad van de 18- tot 60-jarigen i n het Brussels Gewest volgens origine...38 Figuur 19: Relatieve sectorspecialisatie van het Brussels Gewest ten opzichte van de Rand (2011)...42 Figuur 20: Werkloosheidsgraad per gemeente in het Brussels Gewest (2012)...45 Figuur 21: Werkloosheidsgraad per wijk in het Brussels Gewest (2009)...46 Figuur 22: Uitstroompercentage na 12 maanden voor de deelnemers aan een opleiding bij een partner van Bruxelles Formation (2011 tot 2012)...51 Figuur 23: Uitstroom na 6 maanden van de Brusselse stagiairs van de VDAB (2011)...52 Figuur 24: Uitstroom na 6 maanden van de Brusselse stagiairs van de partners van VDAB (2011)

5 Lijst met tabellen Tabel 1: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens beroepsstatuut en gewest ( )...17 Tabel 2: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens geslacht en gewest ( )...18 Tabel 3: Evolutie van het aantal zelfstandigen volgens statuut en gewest (2007 tot 2012)...19 Tabel 4: Evolutie van het aantal opgestarte en stopgezette activiteiten volgens gewest (2008 tot 2012)...21 Tabel 5: Evolutie van het aantal btw-plichtige ondernemingen volgens gewest (2007 tot 2012)...23 Tabel 6: Dynamiek van de ondernemingspopulatie volgens gewest (2007 tot 2012)...24 Tabel 7: Evolutie van de oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen volgens gewest (2007 tot 2012) (%)...24 Tabel 8: Evolutie van het aantal faillissementen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2007 tot 2012)...25 Tabel 9: Evolutie van het jobverlies als gevolg van faillissementen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2007 tot 2012)...25 Tabel 10: Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in het Brussels Gewest volgens diverse kenmerken (2007 tot 2012)...31 Tabel 11: Evolutie van het aantal bezoldigde en zelfstandige banen in het Brussels grootstedelijk gebied...41 Tabel 12: Sectorale verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid in het Brussels Gewest en in de Rand (2011)...41 Tabel 13: Kenmerken van de bezoldigde werkgelegenheid in het Brussels Gewest en in de Rand (2011)...43 Tabel 14: Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen (%) in het Brussels grootstedelijk gebied ( )...43 Tabel 15: Faillissementen en jobverlies als gevolg van faillissementen in het Brussels grootstedelijk gebied (2012)...44 Tabel 16: Bezoldigde werkgelegenheid en bevolking per gemeente in het Brussels Gewest (2011)...47 Tabel 17: Evolutie van het aantal bezoldigde arbeidsplaatsen per gemeente in het Brussels Gewest (2006 tot 2011)...48 Tabel 18: Socio-economische mobiliteit over 3 jaar van de personen op arbeidsleeftijd (15 tot 64 jaar) in het Brussels Gewest (2006 tot 2009)...49 Tabel 19: Uitstroom uit de werkloosheid (%) van jongeren na hun studies naargelang het studieniveau (2011 tot 2012)

6 Gegevensbronnen De FOD Economie ADSEI (Algemene Directie Statistiek en Economische informatie) is de belangrijkste leverancier van demografische gegevens. De referentiedatum is 1 januari 2012, behalve voor de informatie m.b.t. de migraties. Hiervoor werden oudere gegevens gebruikt (2009 voor de interne migraties en 2011 voor de internationale migraties). De gegevens van de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK), die worden bekendgemaakt door de FOD Economie ADSEI, vormden de berekeningsbasis voor de bevindingen aangaande de beroepsactieve bevolking, de interne werkgelegenheid en de arbeidsmarktindicatoren. Hier is het referentiejaar De gedecentraliseerde statistieken van de RSZ verschaften ons de gegevens om de bezoldigde werkgelegenheid te analyseren. De recentste beschikbare gegevens hebben betrekking op het laatste kwartaal van De situatie van de zelfstandige arbeid werd onderzocht op basis van de gegevens van de RSVZ voor het jaar Het hoofdstuk over de demografie van de ondernemingen is opgemaakt op grond van de gegevens 2012 uit de Kruispuntbank van Ondernemingen van de FOD Economie. De gegevens voor de analyse van het inkomend en uitgaand pendelverkeer en voor de bespreking van tijdelijke en deeltijdse arbeid zijn afkomstig uit de EAK van de FOD Economie ADSEI, referentiejaar Het punt betreffende de lonen berust op de gegevens van de Enquête naar de structuur en de verdeling van de lonen 2010, afgenomen door de FOD Economie ADSEI. Wat de werkloosheidsgraad betreft, vormden de gegevens van de NBB en de EAK (FOD Economie ADSEI) het uitgangspunt voor de berekening van de beroepsactieve bevolking. De gewestelijke werkloosheidscijfers werden vastgesteld aan de hand van de respectieve gegevens van Actiris, de VDAB en de Forem. De informatie m.b.t. de niet-werkende werkzoekenden is afkomstig uit het datawarehouse van Actiris en wordt uitgedrukt in jaargemiddelden voor Alle gegevens die worden voorgesteld in het hoofdstuk dat aan de diversiteit op de arbeidsmarkt is gewijd, zijn afkomstig van de gezamenlijke Socio-economische Monitoring van de FOD Werkgelegenheid en het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Het hoofdstuk dat de stedelijke dualiseringsfenomenen behandelt, is op verschillende bronnen geïnspireerd. Voor de analyse van de bezoldigde en zelfstandige arbeid in de Rand en per gemeente werden de gegevens van de RSZ (2011) en de RSVZ (2012) gebruikt. De werkloosheidsgraad in het Brussels grootstedelijk gebied kon worden berekend op basis van de gegevens van Eurostat voor het jaar De gegevens van Actiris, in combinatie met die van de NBB, de EAK en het Steunpunt lieten toe om de werkloosheidsgraad per gemeente te bepalen. Voor de opstelling van het laatste hoofdstuk i.v.m. de beroepstrajecten werden drie bronnen geraadpleegd: het datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) voor de socio-economische mobiliteit (referentiejaren 2006 en 2009), de gegevens van Actiris voor de analyse van de situatie van jongeren na hun studies (2011) en de gegevens van Bruxelles Formation en van de VDAB gecombineerd met die van Actiris voor de analyse van de personen die in 2011 een opleiding afrondden. 6

7 Voorwoord Deze situatieschets is ontstaan vanuit de wens om op regelmatige basis een balans op te maken van de evolutie van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hoewel het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid al een aantal vergelijkbare oefeningen heeft gemaakt, hadden die tot op heden geen systematisch en terugkerend karakter. Het voornemen is dus om op regelmatige basis de globale situatie te schetsen, aangevuld met een overzicht van de recente evoluties van de werkgelegenheid en de werkloosheid in Brussel en de Brusselse Rand. Dit verslag plaatst het thema van werk en werkloosheid in Brussel binnen de demografische context van het gewest (bevolkingsstructuur, verjonging van de bevolking en migratie) omdat de samenstelling van de bevolking op beroepsactieve leeftijd door die context wordt beïnvloed. Het rapport is opgebouwd uit twee grote hoofdstukken, die in het teken staan van de arbeidsmarkt enerzijds en de werkloosheid in het Brussels Gewest anderzijds. Zo wordt eerst ingezoomd op de kenmerken en de evolutie van de (bezoldigde en zelfstandige) arbeid en de demografie van de ondernemingen in Brussel en zijn periferie, en dit in het licht van de voornaamste economische performantieindicatoren van het gewest. Er gaat ook aandacht naar de kwaliteit van de jobs, een thema waar de Europese, de nationale en de gewestelijke politieke wereld zich steeds meer bewust van wordt. Vervolgens worden de bepalende factoren van de Brusselse werkloosheid onderzocht, door de evolutie van de problematiek over de laatste vijf jaar te beschouwen. Het vierde hoofdstuk reproduceert de belangrijkste resultaten, voor het Brussels Gewest, van de Socio-economische Monitoring van de positie van personen van buitenlandse origine op de arbeidsmarkt. Het vijfde hoofdstuk behandelt de fenomenen van "stedelijke dualisering", tussen Brussel en zijn periferie enerzijds en binnen Brussel anderzijds. Dit hoofdstuk benadert de Brusselse socioeconomische kwestie vanuit een grootstedelijk perspectief en legt tevens de intragewestelijke verschillen bloot. Het laatste deel van het rapport bestudeert de beroepstrajecten, aan de hand van de momenteel beschikbare en bruikbare gegevens (zo wordt met name de situatie van jongeren die uit het onderwijs komen en van personen die een opleiding hebben afgerond onder de loep genomen). Het is de bedoeling dat dit rapport van jaar tot jaar wordt aangevuld met informatie die via nieuwe analyse-instrumenten zal kunnen worden verzameld. Zo denken we meer bepaald aan de ontwikkelingen op het vlak van de prospectieve analyse van de sectoren en de beroepen of op het gebied van de longitudinale analyse van de werkzoekenden, om meer inzicht te verwerven in de schakelmomenten binnen het inschakelingstraject. 7

8 Hoofdstuk I. De demografische context in het Brussels Gewest Structuur van de Brusselse bevolking Het Brussels Gewest betekent: een oppervlakte van 161,4 km² (of 0,5% van het nationale grondgebied) een bevolking van inwoners (of 10,3% van de Belgische bevolking) een gemiddelde dichtheid van inwoners/km² een bevolkingstoename met inwoners tussen 2002 en 2012 Het Brussels Gewest beslaat een relatief klein gebied van 161 km² dat op 1 januari 2012 werd bewoond door ruim personen. Met meer dan inwoners per km² is Brussel het dichtstbevolkte gewest van België. Het feit dat het gewest administratief tot de 19 Brusselse gemeenten is beperkt, verklaart waarom de bevolkingsdichtheid er zo groot is. 35,0% vreemdelingen De Brusselse bevolking telt iets meer vrouwen dan mannen en vooral de jongeren hebben een relatief groot aandeel. Nagenoeg een derde van de Brusselse bevolking is immers jonger dan 25 jaar. Het gewest wordt bovendien gekenmerkt door een zeer opvallende bevolkingstoename. Zo zijn er de afgelopen tien jaar meer dan inwoners bijgekomen (of circa personen per jaar). Deze groei met 16,4% is duidelijk groter dan in Vlaanderen en Wallonië, waar zij respectievelijk 6,3% en 5,6% bedraagt. De grootste groei (+23,7% tussen 2002 en 2012) situeert zich weliswaar bij de jongste leeftijdscategorieën (min 15 jaar), maar ook de bevolking die in aanmerking komt voor de arbeidsmarkt (15- tot 64-jarigen) is in dezelfde periode sterk toegenomen (+19,2%). Het volledig Brussels grootstedelijk gebied (het Brussels Gewest, Vlaams- en Waals-Brabant samen) herbergt bijna een kwart van de totale Belgische bevolking (ongeveer 2,6 miljoen personen). De bevolking op arbeidsleeftijd in Brussel heeft een andere structuur dan in de Rand. In het Brussels Gewest zijn de jonge leeftijdsklassen sterker vertegenwoordigd, terwijl in Vlaams- en Waals-Brabant de hogere leeftijdsgroepen de meerderheid uitmaken. Voorts is het aandeel van de jongeren tussen 15 en 29 jaar in Brussel sterker gegroeid dan in de periferie. De bevolkingsbewegingen De bevolkingsaanwas in het Brussels Gewest is het gevolg van natuurlijke bewegingen (het verschil tussen geboortes en overlijdens), versterkt door belangrijke migratiebewegingen (het verschil tussen degenen die zich op het grondgebied komen vestigen en degenen die het gewest verlaten). Aan de ene kant is er dus het stijgende geboortecijfer in het Brussels Gewest (van 14,5% in 1999 tot 17,3% in 2009), met de gemeentes Sint-Jans-Molenbeek (22,1%), Sint-Joost (21,7%), Schaarbeek (20,8%) en Koekelberg (20,3%) voorop. Aan de andere kant is Brussel de belangrijkste toegangspoort voor wie ons land via migratie binnenkomt. In 2011 werden op het Brusselse grondgebied meer dan nieuwkomers geteld, wat ruim een derde van de totale landelijke immigratie uitmaakt. De grote omvang van de internationale migratie naar Brussel heeft een impact op de samenstelling van de Brusselse bevolking. Met 35,0% vreemdelingen ligt het aantal buitenlanders er duidelijk hoger dan in Vlaanderen (6,8%) en Wallonië (10,1%). Ongeveer 60% van deze buitenlandse bevolking is afkomstig uit de Europese Unie, 40% komt uit landen buiten Europa. De naturalisatiegolven in het Brussels Gewest in de laatste twee decennia 1 verklaren bovendien dat ook een belangrijk deel van de Brusselaars met de Belgische nationaliteit via immigratie in Brussel terechtkwam. Wat de interne migratie betreft, zien we dat de meeste inkomende en uitgaande bewegingen tussen Brussel en Vlaams- of Waals-Brabant plaatsvinden. Zo heeft 42,8% van de personen die Brussel in 1 Sinds het begin van de jaren 1990 werden in het Brussels Gewest ongeveer personen genaturaliseerd. 90% van de betrokkenen was afkomstig uit niet-europese landen. 8

9 hebben verlaten zich in Vlaams-Brabant gevestigd en is 18,7% naar Waals-Brabant getrokken. 35,7% van de nieuwe hoofdstedelingen is op zijn beurt afkomstig uit Vlaams-Brabant en 16,9% uit Waals-Brabant. Het Federaal Planbureau 3 voorspelt dat de bevolking in Brussel sneller zal blijven groeien dan in de twee andere gewesten. Daarenboven zullen de jongeren de komende decennia het sterkst vertegenwoordigd blijven in het Brussels Gewest en zal de veroudering van de bevolking zich daar minder laten gevoelen dan in Vlaanderen en Wallonië. Bovendien zullen in Brussel meer jongeren tot de arbeidsmarkt toetreden dan dat ouderen het werk zullen neerleggen, terwijl in de andere gewesten het omgekeerde geldt. Dit opent dus tewerkstellingsperspectieven voor de Brusselaars in Vlaanderen en in Wallonië, en in Vlaams- en Waals-Brabant in het bijzonder. 2 Dit zijn de laatste beschikbare gegevens. 3 Federaal Planbureau, Bevolkingsvooruitzichten , mei

10 Hoofdstuk II: De Brusselse arbeidsmarkt Inleiding De internationale economische context In 2012 had de crisis in de eurozone grote gevolgen voor de wereldeconomie en liet zich in alle continenten gevoelen. De financiële markten gingen minder risico's nemen en de export kelderde door de zwakke vraag uit de eurozone. De groei van het wereld-bbp bleef vertragen, tot een matig niveau van 3,2% op het einde van het jaar. Het expansieritme van de internationale handel duikelde bovendien van 5,9% naar 2,8%. In een klimaat van mondiale verslapping toonden de grondstoffenprijzen zich doorheen het jaar bijzonder onstandvastig en gingen zij, uitgedrukt in dollars, gemiddeld met 2,8% achteruit. De industriële grondstoffen, die gevoeliger zijn voor conjunctuurschommelingen, lieten met 15,9% de grootste prijsdaling optekenen. De prijzen voor voedings- en energiegrondstoffen daalden met respectievelijk 5,0% en 0,4%. Alle landen van het eurogebied gingen in 2012 gebukt onder de gevolgen van de neerwaartse conjunctuur. Toch trof deze achteruitgang sommige landen veel harder dan andere. Vooral de naties met een door grote macro-economische onevenwichten verzwakte basis, kregen rake klappen. Zij zagen hun binnenlandse vraag instorten en de werkloosheid de hoogte in schieten. Dit, in combinatie met minder gunstige financieringsvoorwaarden, stortte deze landen opnieuw in een recessie. Zo was de bbp-groei in 2012 in Spanje, Italië en Cyprus opnieuw ruimschoots negatief en bleef de bedrijvigheid in Portugal, maar vooral in Griekenland, enorm achteruitgaan. De Verenigde Staten konden het progressieve herstel dat in 2009 werd ingezet, blijven vasthouden en zagen hun bbp in de loop van het jaar met 2,3% toenemen. De binnenlandse vraag, en vooral de consumptie-uitgaven van de huishoudens en nieuwe investeringen van de bedrijfswereld, gaven de bedrijvigheid een duw in de rug. In België bleef de geleidelijke vertraging van de bedrijvigheid die zich in het tweede kwartaal van 2011 inzette, in 2012 aanhouden. Op jaarbasis ging het bbp gemiddeld met 0,2% achteruit. De afbrokkelende conjunctuur ging gepaard met een verminderde dynamiek van de interne werkgelegenheid (stijging van het aantal werkenden met 0,2%, tegen 0,7% in 2010 en 1,4% in 2011). Tot het tweede trimester van 2011 had de Belgische economie zich nochtans van de rest van het eurogebied onderscheiden door een sneller herstel na de economische en financiële wereldcrisis in De daling van het bbp in de loop van 2012 was hoofdzakelijk te wijten aan de inkrimping van de binnenlandse vraag, voornamelijk onder invloed van de verminderde uitgaves van de huishoudens. De investeringen in woningen gingen eveneens in dalende lijn voor het tweede opeenvolgende jaar (- 2,9% in 2012), ondanks de historisch lage rente die het afsluiten van een hypothecaire lening zeer voordelig maakte. De economische omstandigheden werkten ook in op de ondernemingen, die hun investeringen vanaf midden 2011 fors terugschroefden. Ook de interne werkgelegenheid kon niet aan de gevolgen van de conjuncturele neergang ontsnappen: in alle bedrijfstakken samen (de industrie, de bouw en de marktdiensten) gingen arbeidsplaatsen verloren. De Brusselse bedrijvigheid: bron van dynamiek en polarisatie In 2011 kende de economische activiteit een positieve evolutie in het Brussels Gewest, de toegevoegde waarde nam met 1,4% toe in volume. De meerderheid van de sectoren heeft bijgedragen tot deze groei, met opmerkelijke uitzondering van de financiële activiteiten en de verzekeringen en, in mindere mate, het hotelwezen. De sectoren die het meest hebben bijgedragen aan de verhoging van de toegevoegde waarde in Brussel zijn de gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten, de administratieve en ondersteunende activiteiten, het vervoer en de opslag alsook de informatie- en communicatiesector. 10

11 Het Brussels Gewest staat bekend als een stadsgewest dat een grote economische welvaart voortbrengt. Wegens zijn intensieve bedrijvigheid is Brussel in zijn eentje goed voor bijna een vijfde van het nationaal bruto binnenlands product (bbp), of de totale waarde van de in België gegenereerde welvaart. Het bbp per inwoner is er overigens bij de hoogste van Europa. Sinds de tweede helft van de jaren 1990 heeft het Brussels Gewest, net zoals andere grote Europese steden, een sterke economische groei herwonnen, na een periode van relatieve crisis als gevolg van de desindustrialisatie. Verschillende factoren lagen samen aan deze economische heropleving ten grondslag: de groei van nijverheidstakken met hooggeschoolde profielen (diensten aan bedrijven, financiën, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening enz.), de versteviging van de internationale positie van Brussel als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie naar 28 lidstaten, de ontwikkeling van de Brusselse Rand en de belangrijke gewestelijke bevolkingsaanwas onder invloed van specifieke demografische verschijnselen. Toch zijn de goede economische prestaties van het Brussels Gewest, in de hand gewerkt door de sterke aanwezigheid van pendelaars die er wel werken, maar niet wonen, niet noodzakelijk een afspiegeling van de sociale situatie van de Brusselse bevolking. Zo verhoudt de welvaartsproductie zich omgekeerd evenredig met de sociale indicatoren: de werkloosheidsgraad stijgt en de socioeconomische breuklijnen worden steeds zichtbaarder. De sociale ongelijkheid, uitgedrukt in gemiddelde inkomsten per huishouden, is de laatste twee decennia alleen maar toegenomen. Verschillende elementen kunnen helpen begrijpen hoe een dergelijke tweedeling kan ontstaan. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan het kwalificatieniveau van de arbeidskrachten in Brussel. Daarenboven lijdt het Brussels Gewest onder een dubbele ruimtelijke dualisering: tussen de verschillende wijken van de hoofdstad enerzijds en tussen Brussel en de Rand anderzijds. Ten slotte schept de Brusselse economische groei weliswaar hoog verloonde banen, maar die zijn beperkt in aantal en de arbeidscreatie blijft dus uiteindelijk laag. Grafiek 1 toont aan dat de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest de laatste jaren minder snel is gegroeid dan de toegevoegde waarde. Figuur 1: Evolutie van de toegevoegde waarde en de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest (2003 tot 2011) (index 100) Bronnen: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De beroepsbevolking en de arbeidsmarktindicatoren In 2012 telde het Brussels Gewest inwoners tussen 15 en 64 jaar. Deze "bevolking op arbeidsleeftijd" is de laatste vijf jaar sterk gegroeid (+ 8,6%) in vergelijking met de twee andere gewesten (+1,6% in het Vlaams Gewest en +1,9% in het Waals Gewest). De voornaamste verklaring voor deze evolutie is de belangrijke toename van het aantal nieuwkomers op het Brussels grondgebied. Om en bij een derde van de bevolking op arbeidsleeftijd heeft hoger onderwijs gevolgd, maar een iets groter aandeel is laaggeschoold. Met één op de vijf jongeren die het schoolsysteem vroegtijdig verlaten, is Brussel ook het gewest met het hoogste aantal drop-outs. Deze vaststellingen hebben hun weerslag op de kwalificatiestructuur van de Brusselse werkgelegenheid, zoals we verder zullen zien. 11

12 Figuur 2: De Brusselse arbeidsmarktindicatoren (2012) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Niet alle personen op arbeidsleeftijd zijn actief op de arbeidsmarkt. Sommigen onder hen studeren nog, anderen zijn huisvrouw of -man enz. Binnen de volledige bevolking op beroepsactieve leeftijd worden personen effectief als actief beschouwd. Dit wil zeggen dat zij werken of werk zoeken (werkloos zijn). Zo is de beroepsactieve bevolking de som van de werkende beroepsbevolking (WBB) en de niet-werkende beroepsbevolking. De eerste groep bestaat uit werkenden (loontrekkenden en zelfstandigen), de tweede groep uit werklozen. De activiteitsgraad (het aandeel van de bevolking op arbeidsleeftijd dat actief is op de arbeidsmarkt) bedraagt 65,4% in het Brussels Gewest, tegen 69,0% in het Vlaams Gewest en 63,7% in het Waals Gewest. Tussen 2008 en 2012 is de activiteitsgraad in Brussel lichtjes gedaald met 0,8 procentpunten (pp), waarmee dit het enige gewest is dat het niveau van voor de crisis niet opnieuw kon bereiken. Figuur 3: Evolutie van de activiteitsgraad volgens gewest (2008 tot 2012) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De activiteitsgraad ligt bij de mannen duidelijk hoger dan bij de vrouwen (72,5% tegenover 58,3%), wat aantoont dat vrouwen zich vaker uit het beroepsleven terugtrekken. We stellen tevens vast dat de activiteitsgraad bij jongeren onder de 25 jaar eerder zwak is (27,6%). Omdat veel jongeren nog studeren, is hun actieve aandeel op de arbeidsmarkt kleiner. Desalniettemin telt Brussel, in verhouding tot de andere twee gewesten, minder actieve jongeren. Verder is de activiteitsgraad het grootst bij de hooggeschoolden (83,3%) en het kleinst bij de laaggeschoolden (46,5%). We merken nog op dat de activiteitsgraad van niet-belgen sterk varieert naargelang zij uit de Europese Unie komen (77,6%) of uit een niet-europees land (55,6%). De werkzaamheidsgraad drukt het aandeel uit van de werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd en belicht de activiteitsgraad vanuit een andere hoek. De werkzaamheidsgraad ligt op 54,0% in het Brussels Gewest, op 65,9% in het Vlaams Gewest en op 57,3% in het Waals Gewest. Dit percentage is opnieuw hoger bij de mannen (59,4%) dan bij de vrouwen (48,6%). Dit is geen typisch Brussels verschijnsel, want in beide andere gewesten zien we dezelfde tendens. Het aandeel van de werkende jongeren (exclusief studenten) is daarentegen in Brussel wel zwakker (47,2%) dan in Vlaanderen (77,7%) en in Wallonië (59,7%). Zoals de activiteitsgraad laat veronderstellen, is de werkzaamheidsgraad eveneens het hoogst onder de hoogopgeleiden (75,8%) en het laagst onder de 12

13 laaggeschoolden (32,9%). De werkzaamheidsgraad bij de niet-europese vreemdelingen is duidelijk geringer (36,0%) dan bij de buitenlanders afkomstig uit de Europese Unie (68,1%). Tot slot verschuift de werkzaamheidsgraad opwaarts wanneer de cijfers voor Vlaams- en Waals-Brabant ook worden meegerekend, zoals we verderop zullen zien in het hoofdstuk dat aan het Brussels grootstedelijk gebied is gewijd. In dit verband merken we op dat de werkzaamheidsgraad op nationaal niveau als een indicator van de economische performantie kan worden beschouwd (m.a.w. het vermogen van de economie om banen te scheppen), terwijl hij op gewestelijk niveau eerst en vooral de arbeidsparticipatie weerspiegelt. In het geval van Brussel moet men, indien men de werkzaamheidsgraad als maatstaf voor het vermogen van de Brusselse economie om werk te creëren wil gebruiken, ook rekening houden met de wisselwerking tussen het stadscentrum en het Brusselse hinterland. Hoewel de werkende beroepsbevolking in het laatste decennium ( ) in het Brussels Gewest sterker is gegroeid (+18,6%) dan in Vlaanderen (+9,1%) en in Wallonië (+11,7), vertaalt dit zich niet in een stijging van de werkzaamheidsgraad. Aan het einde van de beschouwde periode is de werkzaamheidsgraad lichtjes teruggelopen (-0,5 pp) en is de werkloosheidsgraad in Brussel toegenomen. Om deze ogenschijnlijk tegenovergestelde evolutie te begrijpen, moet men haar in het licht van de Brusselse demografische ontwikkelingen bekijken en meer bepaald tegen de achtergrond van de bevolking op arbeidsleeftijd. Immers, aangezien de bevolking tussen de 15 en 64 jaar in tien jaar tijd sneller is toegenomen dan de werkende bevolking (+19,8% tegen +18,6%), is het aantal Brusselse werknemers onvoldoende gestegen om de werkzaamheidsgraad in het gewest de hoogte in te stuwen. 13

14 De werkgelegenheid in het Brussels Gewest De interne werkgelegenheid De notie interne werkgelegenheid doelt op het aantal arbeidsplaatsen gegenereerd door de ondernemingen op het grondgebied van het Brussels Gewest. In zekere zin geeft zij dus een indicatie van de economische dynamiek van het gewest en van zijn vermogen om banen te scheppen en tot de nationale rijkdom bij te dragen. De gegevens om de interne werkgelegenheid te berekenen, zijn afkomstig van twee bronnen: Volgens de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) vertegenwoordigt de interne werkgelegenheid arbeidsplaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in Volgens de Nationale rekeningen vertegenwoordigt de interne werkgelegenheid arbeidsplaatsen in het Brusselse Gewest in 2011 (recentste gegevens). De Brusselse interne werkgelegenheid is goed voor circa arbeidsplaatsen 4, of ongeveer 16% van de interne werkgelegenheid in het hele land. Aangezien deze arbeidsplaatsen niet uitsluitend door Brusselaars worden ingenomen, dekt de notie interne werkgelegenheid een andere lading dan het begrip werkende beroepsbevolking. Zo omvat de interne werkgelegenheid alle arbeidsplaatsen die zich in het Brussels Gewest situeren, los van het feit of zij door Brusselaars worden ingevuld. De werkende beroepsbevolking verwijst anderzijds naar het aantal Brusselaars dat aan het werk is, en dit ongeacht de plaats van tewerkstelling. Het onderscheid tussen deze twee benaderingen is essentieel, omdat het inzicht geeft in het pendelfenomeen, dat buitengewoon cruciaal is in het Brussels Gewest. We zullen hier later nog op terugkomen. Het schema hieronder illustreert de relatie tussen de interne werkgelegenheid en de werkende beroepsbevolking in het Brussels Gewest. 4 Het verschil in de berekening van de interne werkgelegenheid door de EAk enerzijds en het INR anderzijds kan verklaard worden door de verschillende bronnen van gegevens: de eerste betreft een trimesteriële enquête terwijl de tweede een administratieve databank betreft die jaarlijks wordt opgemaakt. Bovendien wordt het concept van interne werkgelegenheid ruimer gedefinieerd in het geval van de EAK. Tot slot omvatten de gewestelijke gegevens van het INT niet de buitenlandse loontrekkenden (in het bijzonder het personeel van internationale organisaties, die in Brussel omvangrijk zijn). 14

15 Figuur 4: Interne werkgelegenheid en werkende beroepsbevolking in het Brussels Gewest (afgerond op duizendtallen) (2012) 5 Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Meer dan de helft van de Brusselse banen vereist een hoog kwalificatieniveau (55,7%). Hiermee onderscheidt Brussel zich van de Vlaamse en de Waalse economie (38,5% en 37,8%), die meer ruimte bieden voor laag- en middengeschoolden. Het aandeel van de hooggeschoolde werknemers in het Brussels Gewest is in de loop van de laatste twee decennia de hoogte in geschoten (+18,8% tussen 1989 en 2012), terwijl het aandeel van de laaggeschoolde werknemers steeds verder wegzakte (-17,6%). De desindustrialisatie in Brussel, de opmars van de diensteneconomie en de overkwalificatie bij nieuwe aanwervingen liggen hieraan ten grondslag. Vandaag behoren ongeveer negen op de tien betrekkingen in het Brussels Gewest tot de tertiaire sector. De verhoging van het kwalificatieniveau van de arbeidsplaatsen wordt ook in andere Europese grootsteden waargenomen. Zo worden in Berlijn aan 40,3% van de betrekkingen, in Ile de France aan 45,2% en in Londen aan 56,1% hoge diplomavereisten gesteld. De kwalificatiestructuur van de werkgelegenheid in Brussel is niet meteen een afspiegeling van de Brusselse bevolking. Het Brussels Gewest wordt immers gekenmerkt door een uitgesproken polarisatie van zijn arbeidskrachten: aan de ene kant ligt het aantal gediplomeerden van het hoger onderwijs er bijzonder hoog (34,9% van de inwoners van 15 tot 64 jaar, tegen 27,6% in Vlaanderen en 26,3% in Wallonië), en aan de andere kant is het aantal laaggeschoolden niet te verwaarlozen (38,6%). Tussen 2008 en 2012 is de interne werkgelegenheid in het Brussels Gewest sterker gegroeid dan in de twee andere gewesten. In deze periode werden in Brussel immers 4,1 procentpunt meer banen opgetekend, terwijl de vooruitgang in Vlaanderen en Wallonië gematigder was (respectievelijk 2,2 pp en 0,9 pp). Het aantal arbeidsplaatsen is dus niet onder de crisis bezweken, maar is in tegendeel nog toegenomen. Deze evolutie is voornamelijk te danken aan de arbeidsplaatsen ingenomen door vrouwen, en in het bijzonder, zoals we verder zullen zien, aan de ontwikkeling van de dienstencheques. 5 In dit deel betreffen de gegevens aangaande de werkende beroepsbevolking (WBB) alle Brusselse werknemers van 15jaar of ouder, zonder leeftijdsgrens, hetgeen ongeveer personen vertegenwoordigt. Dit verklaart het verschil met de waarde van de WBB die eerder in de tekst werd aangehaald ( ), deze waarde had enkel betrekking had op personen tussen 15 en 64 jaar. 15

16 De bezoldigde werkgelegenheid De bezoldigde werkgelegenheid in Brussel betekent: arbeidsplaatsen, of 16,5% van de nationale bezoldigde werkgelegenheid , ofwel 12,7% van de Belgische ondernemingen een stijging met betrekkingen tussen 2008 en 2011 de sectoren die groeien: de administratieve en ondersteuningsdiensten (onder meer de dienstencheques), het onderwijs, het openbaar bestuur, de vastgoedactiviteiten de sectoren die krimpen: de bouwsector, de groothandel, de financiële activiteiten, de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, het transport en de logistiek, de informatie- en communicatiediensten, de verwerkende nijverheid Het Brussels Gewest telt ongeveer bezoldigde banen, wat neerkomt op 16,5% van de totale nationale bezoldigde werkgelegenheid. Bijgevolg wordt ongeveer 1 nationale job op 6 in Brussel uitgeoefend. De arbeid in loondienst is de voorbije vijftien jaar in het Brussels Gewest vrijwel gestaag blijven klimmen. Tussen 1996 en 2011 ging het aantal bezoldigde betrekkingen met meer dan stuks (of +13,6%) omhoog. Deze gunstige evolutie volgde op een periode van economische achteruitgang vanaf de jaren 1980 tot midden 1990, toen Brussel te lijden had onder de gevolgen van industrieel verval en de verschuiving van een deel van zijn economische activiteiten naar de Rand. Wanneer we de evolutie over een kortere periode beschouwen, dan zien we dat de bezoldigde werkgelegenheid de economische crisis globaal genomen relatief goed heeft doorstaan. Na een geringe inkrimping in 2009 (die iets meer uitgesproken was in Vlaanderen, waar de verwerkende nijverheid, die sterk afhankelijk is van de bedrijvigheid, de grootste sector uitmaakt), is de bezoldigde arbeid tot in 2011 in de drie gewesten aanhoudend blijven groeien. De vooruitgang was het kleinst in Brussel (+3,8% over vijf jaar) en het grootst in Wallonië (+6,0%). Figuur 5: Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid volgens gewest (2006 tot 2011) Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De vijf sectoren met de meeste loontrekkenden in het Brussels Gewest zijn, in dalende volgorde: de overheidsdiensten (17,4%), de handel (10,2%), de financiële instellingen en het verzekeringswezen (10,0%), de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening (10,0%) en het onderwijs (9,8%). Deze sectoren vertegenwoordigen samen bijna 60% van de gewestelijke bezoldigde werkgelegenheid. In het Vlaams Gewest is de verwerkende nijverheid de grootste leverancier van bezoldigde banen (16,3%) en in het Waals Gewest is dat de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening (16,2%). Tussen 2008 en 2011 bleef het voor alle industriële sectoren in het Brussels Gewest verder bergaf gaan, behalve voor de energiesector (gas en elektriciteit), die in deze periode 478 nieuwe banen kon scheppen (of +11,7%). Vooral de verwerkende nijverheid verloor terrein in de drie gewesten. De 16

17 bouwsector kreeg in deze drie jaar af te rekenen met een verlies van arbeidsplaatsen (of - 12,5%) in Brussel, terwijl in Vlaanderen een groei van +4,1% werd vastgesteld en de situatie in Wallonië stabiel bleef (+0,8%). We dienen echter op te merken dat het aantal zelfstandigen in de bouw gedurende deze periode toenam in Brussel. Bij de diensten was er een belangrijke toename bij de administratieve en ondersteuningsactiviteiten, waaronder ook de activiteiten in het kader van de dienstencheques worden gerekend. Deze toename strekt zich uit over het hele land, maar is het meest uitgesproken in het Brussels Gewest (+37,8% of extra plaatsen). Verder lieten ook de vastgoedactiviteiten een belangrijke progressie noteren (+41,6% of banen), onder andere dankzij het gunstige hypothecaire klimaat. Hierdoor hield de Belgische, en in het bijzonder de Brusselse vastgoedmarkt, tijdens de crisis beter stand ten opzichte van andere Europese hoofdsteden. Daar tegenover staat dat de handel in Brussel een daling van 3,5% of bezoldigde banen moest slikken. Er werd ook een achteruitgang opgetekend in de sectoren van de financiële instellingen (-4,8% of een verlies van arbeidsplaatsen), de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening (-6,7% of banen) en het transport en de logistiek. Hoewel de werkgelegenheid voor arbeiders onder invloed van de desindustrialisatie tot vijf jaar geleden een dalende tendens kende in het Brussels Gewest, is er de laatste vijf jaar een relatief belangrijke verbetering te merken (+7,6%). De vooruitgang is zelfs opmerkelijker dan in Vlaanderen (+1,4%) en in Wallonië (+6,9%). Zij is volledig toe te schrijven aan de vlucht die de tewerkstelling van vrouwen met het statuut van arbeider heeft genomen (+28,6%), aangezien het aantal mannelijke arbeiders in dezelfde tijdspanne met 3,2% is afgenomen. Deze evolutie vindt zijn voornaamste verklaring in de ontwikkeling van de dienstenchequeactiviteiten, wetende dat de industriële activiteiten, die traditioneel arbeidersbetrekkingen genereren, hun neerwaartse trend in Brussel voortzetten. Anderzijds is het aantal bedienden globaal genomen tussen 2006 en 2011 gestegen, zij het minder sterk in Brussel dan elders. Het aantal ambtenaren in het Brussels Gewest is dan weer stabiel gebleven. Gezien het feit dat de Brusselse openbare sector de laatste jaren is gekrompen, kan men hieruit afleiden dat deze inkrimping bijna uitsluitend contractuelen heeft getroffen. Als we de vergelijking met Vlaanderen maken, dan stellen we vast dat de situatie daar omgekeerd is. De overheidssector heeft er een geringe uitbreiding gekend (+0,9%), maar het aantal ambtenaren is in dezelfde periode gedaald. Dit betekent dat de laatste vijf jaar meer contractuele werknemers werden aangeworven in de openbare sector in het Vlaams Gewest. Tabel 1: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens beroepsstatuut en gewest ( ) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België 2011 Variatie Variatie Variatie Variatie Arbeiders , , , ,4 Bedienden , , , ,5 Ambtenaren , , , ,2 Totaal , , , ,9 Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Terwijl de mannelijke arbeid in loondienst op nationaal niveau rond hetzelfde peil bleef hangen en in Brussel in de beschouwde periode zelfs een lichte achteruitgang kende (-0,6%), geldt dit niet voor de vrouwelijke bezoldigde arbeid, die er in de drie gewesten op vooruit is gegaan. Deze tendens vindt zijn verklaring in de verhoogde vrouwelijke activiteit (onder andere doordat zij langer blijven werken om financiële redenen en doordat meer vrouwen de arbeidsmarkt opnieuw betreden), maar ook door de opmars van typisch vrouwelijke activiteiten in het kader van de dienstencheques, zoals wij eerder opmerkten. Het aandeel van de vrouwelijke werkgelegenheid in de bezoldigde arbeid blijft dus groeien, met cijfers die liggen op 47,2% in 2006 tegen 49,4% in 2011 wat het Brussels Gewest betreft. 17

18 Tabel 2: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens geslacht en gewest ( ) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België 2011 Variatie Variatie Variatie Variatie Mannen , , , ,7 Vrouwen , , , ,8 Totaal , , , ,9 Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Het aandeel van de arbeid in loondienst in zeer grote ondernemingen (meer dan 200 werknemers) is in Brussel bijzonder groot (48,9%, tegen 28,7% in Vlaanderen en 25,8% in Wallonië). De aanwezigheid van een aantal hoofdzetels in de hoofdstad vormt een deel van de verklaring. De kleine en middelgrote ondernemingen in het Brussels Gewest nemen daarentegen een beperkter aantal arbeidsplaatsen voor hun rekening. Ondanks hun sterke overwicht (64,5%) hebben de zeer kleine ondernemingen (minder dan 5 personen) een bijzonder klein aandeel in de Brusselse bezoldigde werkgelegenheid (6,1%). Figuur 6: Verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid volgens grootte van de onderneming en gewest (2011) Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De zelfstandige arbeid Zelfstandige arbeid in Brussel betekent: werkkrachten (of 9,6% van de nationale zelfstandige arbeid), waarvan zelfstandigen en helpers een toename met personen tussen 2007 en nieuwe activiteiten en stopzettingen Het Brussels Gewest telt bijna zelfstandigen, waarvan er een zelfstandige activiteit uitoefenen en iets minder dan de rol van helper vervullen. Terwijl de bezoldigde werkgelegenheid relatief geconcentreerd is in Brussel (16,5%), is dat anders voor de zelfstandige arbeid, die zich voor nog geen 10% in Brussel situeert. Toch is de zelfstandige arbeid in de laatste vijf jaar in het Brussels Gewest sneller gegroeid (+17,7%) dan in de twee andere gewesten (+8,5% in Vlaanderen en +7,6% in Wallonië). Vooral het aantal helpers is in Brussel de hoogte in geschoten (+47,8%), in contrast tot het Vlaams en het Waals Gewest, die allebei een daling lieten optekenen (respectievelijk -24,1% en - 16,1%). Deze relatief forse toename van het aantal helpers in Brussel is uitsluitend aan de mannen te danken, vermits het aantal helpende vrouwen is gezakt. Dit kan in relatie worden gebracht met de komst van nieuwe zelfstandigen, veelal mannen, die uit Oost-Europa hierheen komen om in de bouw te werken. 18

19 Tabel 3: Evolutie van het aantal zelfstandigen volgens statuut en gewest (2007 tot 2012) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest 2012 Variatie (A.W.) Variatie (%) Zelfstandigen ,3 Helpers ,8 Totaal ,7 Zelfstandigen ,6 Helpers ,1 Totaal ,5 Zelfstandigen ,7 Helpers ,1 Totaal ,6 Totaal België ,1 Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Verder zijn bijna vier op de vijf betrokkenen in Brussel zelfstandigen in hoofdberoep. In de twee andere gewesten ligt dit cijfer onder de 70%, wat betekent dat Vlaanderen en Wallonië een groter aantal personen met een bijkomende activiteit als zelfstandige tellen. Het vrouwelijke aandeel onder de zelfstandigen is het kleinst in Brussel (28,3%) in vergelijking met de andere twee gewesten (34,6%). Deze geringere vertegenwoordiging van vrouwen met een zelfstandige activiteit in Brussel geldt voor alle activiteitentakken, en in het bijzonder voor de industrie, waaronder de bouwsector ressorteert (10,4% tegen 15,7% in Wallonië en 19,0% in Vlaanderen), en de handel (26,5% ten opzichte van 35,0% in Wallonië en 36,2% in Vlaanderen). Figuur 7: Verdeling van de zelfstandigen volgens geslacht en gewest (2012) (%) Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid In het Brussels Gewest ligt de gemiddelde leeftijd van de zelfstandigen lager dan in de twee andere gewesten. We stellen inderdaad vast dat de groep jonge zelfstandigen in Brussel groter is dan in Vlaanderen en Wallonië. 28,5% van de zelfstandigen in de hoofdstad is jonger dan 35 jaar, tegen 20,2% in het Vlaams Gewest en 18,8% in het Waals Gewest. In dit opzicht is het interessant op te merken dat het aantal Brusselse zelfstandigen onder de 25 jaar in vijf jaar tijd meer dan verdubbeld is (+58,2%). 19

20 Figuur 8: Verdeling van de zelfstandigen volgens leeftijdsklasse en gewest (2012) (%) Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Meer dan een derde van de Brusselse zelfstandigen oefent een vrij beroep uit en een nagenoeg vergelijkbare groep is actief in de handel. Onder de vrije beroepen zijn de artsen en chirurgen, de advocaten en de paramedische beroepen (therapeuten, verplegers, psychologen enz.) het sterkst vertegenwoordigd, net zoals diverse intellectuele beroepen (bijvoorbeeld informatici). Bij de handelsactiviteiten gaat het vooral om functies in de kleinhandel en om commerciële tussenpersonen (onder andere vertegenwoordigers en makelaars en beroepen uit de horeca). De industriële sector verschaft op zijn beurt werk aan ruim een kwart van de Brusselse zelfstandigen. Hier is het de bouwsector (metselaars, loodgieters, plafonneerders, elektriciens ) die de grootste brok wegkaapt. Figuur 9: Verdeling van de zelfstandigen in het Brussels Gewest volgens bedrijfstak (2012) Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De onderstaande tabel geeft weer dat het aantal nieuwe zelfstandigen tussen 2008 en 2012 behoorlijk is gestegen. De stijging is bijzonder groot in het Brussels Gewest, waar op vijf jaar tijd 38,8% meer zelfstandigen werden ingeschreven. Deze opmerkelijke groei is deels te verklaren door de komst van nieuwe zelfstandigen uit Oost-Europa, met Bulgarije en Roemenië op kop. In de vorige periode registreerden we een belangrijke inkomende stroom van Poolse werknemers. Verder merken we op dat tussen 2008 en 2009 in de drie gewesten iets minder nieuwe activiteiten werden opgestart. Het aantal zelfstandigen dat zijn activiteit in de beschouwde periode heeft neergelegd, is dan weer toegenomen. Ook hier liggen de cijfers in Brussel het hoogst. De toename van het aantal stopzettingen blijft evenwel onder het groeipeil van de nieuwe activiteiten, wat betekent dat de zelfstandige arbeid over dezelfde periode in fine is gestegen. 20

21 Tabel 4: Evolutie van het aantal opgestarte en stopgezette activiteiten volgens gewest (2008 tot 2012) Opgestarte activiteiten Evolutie Opgestarte activiteiten Brussels Gewest ,8 Vlaams Gewest ,3 Waals Gewest ,8 België ,3 Stopgezette activiteiten Brussels Gewest ,1 Vlaams Gewest ,4 Waals Gewest ,3 België ,6 Bron: RSVZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De kwaliteit van het werk De kwaliteit van een betrekking wordt door verschillende aspecten beïnvloed. Zowel de kenmerken van het werk zelf als de context van de arbeidsmarkt hebben daarin hun aandeel. De werkorganisatie, loonelementen, zekerheid, flexibiliteit, competenties en leermogelijkheden op het werk zijn slechts enkele van de dimensies die de kwaliteit van een baan mee kunnen definiëren 6. Dit maakt dat de kwaliteit van het werk een complex gegeven is dat in moeilijk meetbare concepten kan worden uitgedrukt. In dit hoofdstuk zullen wij deze kwestie gedeeltelijk benaderen, vanuit een gemakkelijk kwantificeerbaar uitgangspunt, namelijk de contractuele dimensie van werk aan de ene kant en de loondimensie aan de andere kant. Dit laatste perspectief zal evenwel in de volgende rapporten verder kunnen worden uitgediept, aan de hand van indicatoren zoals het lageloonpercentage, de loonprogressie-index in functie van de leeftijd of de meting van de loonverschillen tussen verschillende sectoren. Tijdelijk en deeltijds werk We stellen vast dat tijdelijke overeenkomsten 7 in het Brussels Gewest vaker voorkomen dan in de andere twee gewesten. Personen met een tijdelijk contract vertegenwoordigen 11,9% van alle loontrekkenden in Brussel, tegen 6,6% in Vlaanderen en 10,2% in Wallonië. Ruim de helft van de tijdelijke overeenkomsten zijn overeenkomsten voor bepaalde duur. Uitzendovereenkomsten maken ongeveer 15% van alle tijdelijke overeenkomsten uit. In vergelijking met de andere gewesten is het aantal tijdelijke contracten in het Brussels Gewest de voorbije tien jaar explosief toegenomen (+63,3% tussen 2002 en 2012). Het aandeel van de tijdelijke arbeid in de totale arbeid is daarmee in deze periode met 3,4 procentpunt omhooggegaan, gaande van 8,5% naar 11,9%. Zowel mannen als vrouwen hebben vaker een tijdelijk contract. 6 VANDENBRANDE T., VANDEKERCKHOVE S., VENDRAMIN P., VALENDUC G., HUYS R., VAN HOOTEGEM G., HANSEZ I., VANROELEN C., PUIG-BARRACHINA V., BOSMANS K. en DE WITTE H., Kwaliteit van werk en werkgelegenheid in België, HIVA, februari De definitie van tijdelijk werk in de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) omvat alle contracten voor uitzendarbeid, PWA, bepaalde duur, opleiding, studentenarbeid, gelegenheidswerk en andere vormen van tijdelijk werk. 21

22 Figuur 10: Evolutie van het aantal tijdelijke banen volgens gewest (2002 tot 2012) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid In Brussel is één op de vijf arbeidsovereenkomsten deeltijds (20,3%), tegenover circa een kwart in de andere twee gewesten. In plusminus de helft van de gevallen heeft de deeltijdse werknemer niet vrijwillig voor deze situatie gekozen. Ofwel heeft hij geen voltijdse baan kunnen vinden, ofwel wordt de gewenste job alleen deeltijds aangeboden, ofwel heeft ook de ongunstige economische situatie een invloed. Het percentage deeltijdse arbeid is tussen 2002 en 2012 de hoogte in geschoten. In het Brussels Gewest blijft de stijging (+37,8%) niettemin onder de Vlaamse en Waalse cijfers (respectievelijk +41,1% en +46,2%). Twee specifieke groepen werknemers, de jongeren en de vrouwen, moeten het vaker met tijdelijke en/of deeltijdse banen stellen. Gezien hun positie van nieuwelingen op de arbeidsmarkt komen jongeren onder de 25 jaar vaker dan oudere werknemers in onstabiele jobsituaties terecht. Zij hebben immers meer dan het gemiddelde voor alle werknemers samen een tijdelijke baan (29,0%) of deeltijds werk (28,9%). Vrouwen moeten vaker dan mannen genoegen nemen met een tijdelijk contract: in Brussel wordt iets meer dan de helft van de tijdelijke banen door vrouwen ingevuld. Evenzo komt deeltijds werk relatief meer voor bij vrouwen dan bij mannen: ruim twee derde van de deeltijdse jobs komt op het conto van de vrouwen. In Vlaanderen en Wallonië is deze tendens nog veel treffender en ligt het vrouwelijke aandeel in het deeltijdse werk boven de 80%. We merken hierbij op dat vrouwen ruim in de meerderheid zijn onder de werknemers die ervoor kiezen om deeltijds te gaan werken om persoonlijke en familiale redenen (84,0%) of om de zorg voor de kinderen te dragen (92,8%). De lonen De inkomsten uit arbeid variëren naargelang het gewest waar men werkt. Zo is het gemiddelde brutomaandloon met euro het hoogst in het Brussels Gewest (tegen euro in Vlaanderen en euro in Wallonië). Het loon wordt bovendien beïnvloed door variabelen zoals geslacht, leeftijd, kwalificatieniveau en nijverheidstak. Zo blijken mannen gemiddeld meer te verdienen dan vrouwen en blijkt het gemiddelde loon te stijgen in verhouding tot de leeftijd en het kwalificatieniveau. Ook de activiteitensector speelt een rol. Zo zijn de hoogste lonen in Brussel te vinden in de sector van de financiële instellingen en in de productie en distributie van water, gas en elektriciteit (met gemiddelden boven de euro bruto per maand). De sectoren die daarentegen de laagste loongemiddelden weergeven, zijn de bouwsector enerzijds en het hotel- en restaurantwezen anderzijds (gemiddeld minder dan euro bruto per maand). 22

23 Figuur 11: Gemiddeld brutomaandloon volgens activiteitensector in het Brussels Gewest (2010) Bron: FOD Economie ADSEI (Enquête naar de structuur van de lonen) De demografie van de ondernemingen 8 De demografie van de Brusselse ondernemingen betekent: btw-plichtige ondernemingen (of 10,9% van alle Belgische btw-plichtige ondernemingen) een oprichtingspercentage van 11,9% en een stopzettingspercentage van 8,4% faillissementen en banen verloren als gevolg van een faillissement De economische dynamiek van het Brussels Gewest kan eveneens worden benaderd vanuit een analyse van de demografie van de ondernemingen en vanuit het volume ondernemingscreaties. Ondanks de economische crisis die in september 2009 de kop opstak, stellen we vast dat het aantal ondernemingen in de loop van de laatste vijf jaar in de drie gewesten van het land is gestegen. Het aantal btw-plichtige bedrijven is in Brussel zelfs sterker toegenomen (+11,7%) dan in Vlaanderen (+10,6%) en in Wallonië (+7,4%). In het Brussels Gewest worden trouwens meer ondernemingen opgericht dan elders. Tabel 5: Evolutie van het aantal btw-plichtige ondernemingen volgens gewest (2007 tot 2012) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest België Variatie Variatie in % 11,7 10,6 7,4 9,8 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De onderstaande tabel geeft een overzicht van de administratieve bewegingen die voor de btwplichtige ondernemingen werden geregistreerd. Het aantal eerste btw-inschrijvingen (of eerste onderwerpingen als btw-plichtige onderneming) is in 2008 en 2009 in Brussel flink gedaald, maar 8 Dit hoofdstuk baseert zich voornamelijk op de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen m.b.t. de btw-plichtige ondernemingen. In dit kader wordt het adres van de hoofdzetel of het adres van de verblijfplaats gebruikt om de statistieken per gewest op te maken. We merken hierbij echter op dat de economische activiteit niet altijd op dit adres plaatsvindt. Bovendien zijn een aantal demografische bewegingen aan correcties in de adressen toe te schrijven. De vergelijking van gegevens per geografische zone vereist dus enige voorzichtigheid. 23

24 vertoonde aan het einde van de beschouwde periode een groei van 2,5%. Het aantal btwherinschrijvingen (m.a.w. het aantal onderworpen ondernemingen die de titel van btw-plichtige verwerven nadat ze deze minstens een keer zijn verloren) is op zijn beurt in vijf jaar tijd fors gestegen (+48,9%), en dit in Brussel veel duidelijker dan in de andere twee gewesten. Anderzijds werden aanzienlijk meer stopzettingen opgetekend (+9,5%), ook al blijven zij onder het aantal inschrijvingen. Dit wijst erop dat er, ondanks de economische crisis, ondernemingen zijn bijgekomen. Ten slotte merken we op dat het Brussels Gewest een negatief saldo in- en uitwijkingen vertoont, terwijl dit saldo in Vlaanderen en Wallonië positief is. Administratief gezien zijn de bedrijven die het Brussels Gewest verlaten dus groter in aantal dan de bedrijven die er zich vestigen. Deze vaststelling moet echter worden genuanceerd, in die zin dat het negatieve migratiesaldo wordt gecompenseerd door een belangrijke dynamiek van bedrijfsoprichtingen (dit saldo vertegenwoordigt immers slechts ongeveer 5% van het totale aantal btw-inschrijvingen in Brussel). Tabel 6: Dynamiek van de ondernemingspopulatie volgens gewest (2007 tot 2012) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest 2012 Var. 07/ Var. 07/ Var. 07/12 Actieve ondernemingen eind T , , ,2 Eerste btw-inschrijvingen , , ,6 Btw-herinschrijvingen , , ,5 Stopzettingen , , ,9 Inwijking , , ,0 Uitwijking , , ,1 Saldo inwijking - uitwijking , , ,0 Actieve ondernemingen eind T , , ,4 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De tabel hieronder geeft weer dat in Brussel meer ondernemingen worden opgericht dan in Vlaanderen en Wallonië, ondanks een lichte terugval tussen 2007 en Bovendien blijft het verschil tussen de oprichtingen en de stopzettingen het meest positief in Brussel. Tabel 7: Evolutie van de oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen volgens gewest (2007 tot 2012) (%) Oprichtingen Stopzettingen Saldo oprichtingenstopzettingen Brussels Gewest 12,4 11,9 8,6 8,4 3,8 3,4 Vlaams Gewest 9,1 8,5 6,8 6,7 2,3 1,8 Waals Gewest 9,7 9,8 8,2 8,0 1,5 1,7 België 9,6 9,2 7,1 7,2 2,5 2,0 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid In 2012 waren er in Brussel faillissementen, wat iets meer dan een vijfde van het totale aantal faillissementen in België in dat jaar vertegenwoordigt. De meeste faillissementen vielen te noteren in de groot- en kleinhandel (27,7%), de horeca (17,5%) en de bouwsector (12,9%). In Brussel is het aantal faillissementen over de afgelopen vijf jaar het sterkst gestegen (52,4%, tegenover 34,1% in Vlaanderen en 34,8% in Wallonië). In absolute cijfers zijn het wederom dezelfde drie sectoren die de grootste toename laten optekenen (+148 eenheden of +59,7% in de horeca, +135 eenheden of +85,4% in de bouw en +132 eenheden of +26,7% in de handel). 24

25 Tabel 8: Evolutie van het aantal faillissementen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2007 tot 2012) 2012 Variatie Industrie ,7 Bouwnijverheid ,4 Groot- en detailhandel en reparatie van auto s en motorfietsen ,7 Vervoer en opslag ,2 Horeca ,7 Informatie en communicatie ,2 Financiële activiteiten en verzekeringen ,5 Vastgoedsector ,7 Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten ,8 Administratieve en ondersteunende diensten ,2 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening ,3 Kunst, amusement en recreatie ,0 Diversen ,8 TOTAAL ,4 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Alle faillissementen in het Brussels Gewest in 2012 samen, resulteerden in een verlies van banen. De sectoren die het zwaarst door dit jobverlies werden getroffen, zijn, in dalende volgorde: de handel (25,0%), de administratieve en ondersteunende activiteiten (18,7%), de bouw (12,3%) en de horeca (11,6%). De sectoren waar de afgelopen vijf jaar in absolute cijfers de meeste jobs verloren gingen als gevolg van faillissementen zijn de administratieve en ondersteunende diensten (+ 533 eenheden) en de handel (+392 eenheden). Tabel 9: Evolutie van het jobverlies als gevolg van faillissementen in het Brussels Gewest volgens activiteitensector (2007 tot 2012) 2012 Variatie Industrie ,3 Bouwnijverheid ,8 Groot- en detailhandel en reparatie van auto s en motorfietsen ,2 Vervoer en opslag ,2 Horeca ,2 Informatie en communicatie ,4 Financiële activiteiten en verzekeringen ,0 Vastgoedsector ,0 Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten ,3 Administratieve en ondersteunende diensten ,0 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening ,5 Kunst, amusement en recreatie ,9 Diversen ,5 TOTAAL ,5 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid 25

26 De geografische mobiliteit van de werknemers Te onthouden Het inkomend pendelpercentage drukt de verhouding uit tussen het aantal Vlaamse en Waalse werknemers in het BHG en de interne werkgelegenheid. Het bedraagt 51,1%. Het uitgaand pendelpercentage is het aandeel van de Brusselse actieve bevolking met een baan buiten het BHG. Het bedraagt 15,9%. Zoals eerder aangehaald, is het fenomeen van de stromen ingaand en uitgaand pendelverkeer (of de dagelijkse verplaatsingen van werknemers tussen Brussel en de twee andere gewesten) bepalend om de werkgelegenheidsproblematiek in het Brussels Gewest te begrijpen. Het is geweten dat Brussel een grote economische aantrekkingskracht uitoefent op een aanzienlijk aantal Vlaamse en Waalse werknemers, zowel loontrekkenden als zelfstandigen. Het overwicht van de diensten in de Brusselse economie en de hoge kwalificatie-eisen van de werkgevers verklaren de grote concurrentiedruk op het Brusselse tewerkstellingsbekken, dat in sterke mate buiten zijn grenzen rekruteert. Iets meer dan de helft (51,1%) van de arbeidsplaatsen in het Brussels Gewest wordt immers ingevuld door inwoners van de twee andere gewesten. Meer bepaald worden van de Brusselse banen door Vlamingen ingenomen (hoofdzakelijk Vlaams-Brabanders en op de tweede plaats Oost-Vlamingen) en worden betrekkingen door Walen bekleed (grotendeels afkomstig uit Henegouwen en Waals-Brabant). De persoonlijke keuze om naar het werk te pendelen, kan verschillende verklaringen hebben. De aantrekking van stedelijke centra, door hun intensieve economische activiteit en hun uitgebreide tewerkstellingsbekken, vormt een uiterst belangrijke factor. Vooral personen die in de Rand wonen en Brussel relatief vlot kunnen bereiken, laten zich hierdoor verleiden. Het is trouwens geweten dat een groot deel van de pendelaars die in de hoofdstad werken in Vlaams-Brabant woont. Anderzijds zetten de hoge vastgoedprijzen in het Brussels Gewest heel wat huishoudens, voornamelijk uit de middenklasse, ertoe aan om zich in de periferie te vestigen en intussen in Brussel te blijven werken. In dit opzicht is het belangrijk te benadrukken dat de hersamenstelling van de Brusselse bevolking als gevolg van binnenlandse migraties niet echt in het voordeel van het gewest uitdraait. We zien immers dat meer werknemers Brussel verlaten in verhouding tot de werknemers die er komen wonen. Zo verliest het Brussels Gewest ieder jaar meer dan actieve werkenden, wat voor de periode neerkomt op een totaal van ongeveer werknemers 9. Hoewel het saldo van de inwijkende en uitwijkende werklozen ook negatief is (ruim 700 werklozen minder per jaar), is dit verschil in verhouding kleiner. Een andere verklaring voor het pendelfenomeen is het loonniveau, dat in het Brussels Gewest globaal genomen boven het nationaal gemiddelde ligt. Om rendabel te zijn, moet de winst die het pendelen oplevert echter groter zijn dan de mobiliteitskosten (verplaatsingen, kinderopvang enz.). Dit kan verklaren waarom vooral hooggeschoolde werknemers naar Brussel pendelen: het gewin is voor hen immers groter. Op Belgisch niveau zijn er personen die omwille van het werk pendelen, wat overeenstemt met ongeveer 11,2% van het arbeidsvolume in België. Dagelijks verplaatsen personen zich voor het werk naar Brussel (wat neerkomt op 72,0% van alle intergewestelijke verplaatsingen van werknemers) en trekken arbeidskrachten voor het werk uit Brussel weg (13,2%). 85,2% van alle verplaatsingen tussen de gewesten, inkomende en uitgaande stromen samen genomen, hebben op die manier betrekking op het Brussels Gewest. De verplaatsingen tussen Vlaanderen en Wallonië vertegenwoordigen op hun beurt 14,8% ( personen). De volgende grafiek illustreert de evolutie van het inkomend pendelverkeer in het Brussels Gewest over de voorbije twintig jaar. Terwijl het inkomend pendelverkeer in de jaren 1990 een opwaartse tendens vertoonde, met een hoogtepunt van bijna 56% in 1999, is de stroom pendelaars naar Brussel het laatste decennium in dalende lijn gegaan. De daling van het inkomend pendelpercentage loopt gelijk met de stijging van het aantal Brusselaars onder de werknemers in het Brussels Gewest. Tussen 2002 en 2012 is het aantal Brusselse werknemers in de hoofdstad immers met personen gegroeid (of +17,1%), terwijl het aantal Waalse werkkrachten er minder sterk is gestegen (+9,7%) en het aandeel van de Vlamingen zelfs lichtjes is gekrompen (-0,4%). Dit betekent dat de groei van de interne werkgelegenheid vooral ten goede van de Brusselaars is gekomen. 9 Bron: KSZ, Datawarehouse arbeidsmarkt en Sociale Bescherming 26

27 Figuur 12: Evolutie van het inkomend pendelpercentage in het Brussels Gewest (1992 tot 2012) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De sectoren met het hoogste inkomend pendelpercentage zijn de financiële instellingen (73,0%), het openbaar bestuur (70,2%) en de transport en logistiek (60,9%) 10. De sectoren die daarentegen een ruim aandeel lokale werkkrachten in dienst hebben, zijn de horeca (waar het percentage inkomend pendelverkeer 24,3% bedraagt), de bouw (37,4%) en de sector kunst, amusement en audiovisuele activiteiten (37,8%). Het uitgaand pendelverkeer, of de mobiliteit van Brusselse werknemers naar één van de twee andere gewesten (of naar het buitenland) illustreert in welke mate de Brusselaars gebruikmaken van de economische mogelijkheden buiten de gewestgrenzen. In 2012 werkten ongeveer Brusselaars in Vlaanderen en Wallonië, wat neerkomt op 15,9% van de Brusselse werkende beroepsbevolking. Iets meer dan twee derde van de Brusselse pendelaars heeft een job in Vlaanderen (vooral Vlaams- Brabant) en iets minder dan een derde werkt in Wallonië. De Brusselaars die naar Wallonië pendelen, blijken voornamelijk hooggeschoold te zijn (62,4% heeft een diploma van het hoger onderwijs), maar voor het uitgaand pendelverkeer naar Vlaanderen is de situatie anders. Zo zijn de Brusselaars die in het Vlaams Gewest werken gemiddeld lager gekwalificeerd dan degenen die in Brussel of in het Waals Gewest werken. Grafiek 11 toont aan dat het uitgaand pendelpercentage de laatste twintig jaar betrekkelijk positief is geëvolueerd en dat een groeiend aantal Brusselaars aan de slag gaat in de twee andere gewesten ( meer dan in 1992 en meer dan in 2002). De verhouding uitgaande pendelaars versus inkomende pendelaars blijkt vandaag inderdaad gunstiger te zijn dan tien of twintig jaar geleden. Zij bedraagt 1 tegen 5,4 in 2012, ten opzichte van 1 tegen 6,8 in 2002 en 1 tegen 9,2 in Gemiddelde van de gegevens 2010, 2011 en 2012 (bron: ADSEI EAK). 27

28 Figuur 13: Evolutie van het uitgaand pendelpercentage (%) voor het Brussels Gewest (1992 tot 2012) Bron: FOD Economie - ADSEI (EAK), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Het is ook interessant om de evolutie van het uitgaand pendelverkeer over een kortere periode te bekijken, met in het achterhoofd dat het eerste samenwerkingsakkoord ter bevordering van de mobiliteit van de werknemers begin 2005 werd afgesloten en dat de eerste interacties tussen de openbare tewerkstellingsdiensten op basis van het actieplan van juni 2007 dateren. Zo is het uitgaand pendelverkeer tussen 2006 en 2012 met 26,3% toegenomen, wat betekent dat het aantal Brusselse pendelaars in verhouding sterker is gegroeid dan het aantal Brusselse werknemers in Brussel (+12,2%). Wat de pendelstroom naar Vlaanderen betreft, situeert deze groei zich voornamelijk bij de mannen (+35,3%, tegen +6,1% bij de vrouwen). Bij de woon-werkverplaatsingen van Brussel naar Wallonië heeft daarentegen de vrouwelijke mobiliteit een sterke opmars gekend (+68,3%, tegenover +7,3% voor de mannen). 28

29 Hoofdstuk III. De werkloosheid in het Brussels Gewest De werkloosheid in Brussel betekent: een administratieve werkloosheidsgraad van 20,1% en een geharmoniseerde werkloosheidsgraad (IAB) van 17,4% een administratieve werkloosheidsgraad van 30,9% bij de jongeren onder de 25 jaar niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in 2012, waaronder werkzoekenden die een uitkeringsaanvraag hebben ingediend (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd en andere NWWZ een stijging met NWWZ tussen 2007 en 2012 Het Brussels Gewest vertoont de typische kenmerken van grote steden: enerzijds creëren zij rijkdom, maar anderzijds zijn zij een vergaarbekken voor achtergestelde lagen van de bevolking die van deze rijkdom uitgesloten zijn. Het is immers een feit dat een belangrijk deel van de Belgische rijkdom in Brussel wordt geproduceerd, maar dat het gewest tegelijkertijd met grote armoedeconcentraties kampt. De relatief intensieve economische activiteit draagt er niet noodzakelijk bij tot een verbetering van de sociale indicatoren. Zo ligt de werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest bijzonder hoog (17,4%) en duidelijk boven het Belgisch en Europees gemiddelde (7,5% en 10,5%). Deze tegenstrijdigheid van het Brussels socio-economisch systeem is het gevolg van het stedelijke karakter van het Brussels Gewest (stedelijke gebieden trekken goederen, kapitaal en geavanceerde diensten aan, maar ook kansarme groepen die veel moeilijker tot de arbeidsmarkt toetreden) en van het feit dat het gewest zo'n kleine oppervlakte beslaat, beperkt tot de administratieve grenzen van de 19 gemeenten. In sommige andere grote steden in Vlaanderen en Wallonië ligt de werkloosheid ook boven het gewestelijk niveau. Dit is met name het geval in Antwerpen (14,5%), Luik (26,4%) en Charleroi (26,1%). Verder bewijst de intensiteit van de mobiliteit tussen Brussel en zijn Rand dat de socio-economische invloedzone van het Brussels Gewest zijn administratieve grenzen ver te buiten gaat. De slechte prestaties van Brussel krijgen dan ook een andere nuance wanneer we het gewest vanuit een grootstedelijk perspectief beschouwen, zoals we verderop zullen zien. In een context gekenmerkt door een hoge werkloosheid, blijkt dat bepaalde groepen meer dan andere met sociale en economische uitsluiting te maken krijgen. Terwijl het kwalificatieniveau van de banen in Brussel in stijgende lijn gaat, blijft een belangrijk deel van de Brusselse werkkrachten laaggeschoold. Deze laatsten hebben ofwel de tweede graad van het secundair onderwijs niet afgemaakt (28,3% van de NWWZ), of hebben buitenlandse studies gevolgd die in België niet worden erkend (38,5% van de NWWZ). Het Brussels Gewest telt in verhouding ook meer langdurig werklozen dan de twee andere gewesten. Zo heeft 45,2% van de Brusselse WZ al minstens twee jaar niet gewerkt. De jongerenwerkloosheid bereikt van zijn kant een zeer zorgwekkend niveau, met een gemiddelde van boven de 30%. De discriminatie bij aanwerving maakt bovendien, in de Brusselse multiculturele omgeving, heel wat slachtoffers onder de jobkandidaten van buitenlandse afkomst. De sociaalruimtelijke segregatie vormt nog een extra dimensie: vooral de centrale gemeenten en de gemeenten in de eerste kroon hebben sterk te lijden onder werkloosheid. In dit verband merken we op dat de werkloosheidsgegevens meer uitgebreid worden behandeld in het vijfde hoofdstuk, waar we de stedelijke dualiseringsfenomenen van dichterbij bekijken. De werkloosheidsgraad De werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest is tussen 2007 en 2012 gestegen van 19,6% tot 20,1% (berekeningen op basis van de administratieve gegevensbronnen). In 2010, op het hoogtepunt van de crisis, bereikte de werkloosheid een piek van 20,4%. Als gevolg van de crisis in 2008 ging de werkloosheid in de drie gewesten omhoog, al was de stijging gematigder in het Waals Gewest. Dit is trouwens het enige gewest waar de werkloosheid in 2012 lager lag dan voor de crisis (15,3%, tegen 16,4% in 2007). Het Vlaams Gewest bleek gevoeliger voor de ongunstige conjunctuur en zag zijn werkloosheidsgraad, net zoals het Brussels Gewest, gedurende deze periode stijgen (6,8% in 2012, tegen 6,2% in 2007). 29

30 Figuur 14: Evolutie van de administratieve werkloosheidsgraad per gewest (2007 tot 2012) Bron: NBB, FOD Economie - ADSEI (EAK), RVA, Forem, VDAB, Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid In Brussel sloeg de crisis het hardst toe onder de mannen, met een werkloosheidsgraad die op vijf jaar tijd met 1,2 procentpunt steeg van 18,3% in 2007 tot 19,5% in Bij de vrouwen ging de werkloosheid daarentegen met 0,4 procentpunt omlaag (van 21,1% in 2007 tot 20,7% in 2012). Op Belgisch niveau zien we dezelfde tendens en vooral op Waals niveau ging de vrouwelijke werkloosheid in dezelfde periode met 2,9 procentpunt naar beneden. Bij de jongeren onder de 25 jaar was de uitkomst eerder positief, met een afzwakking van de werkloosheidsgraad van 33,0% in 2007 tot 30,9% in 2012 (of -2,1 procentpunt). Deze evolutie is voornamelijk te danken aan de jonge vrouwen, die in de beschouwde periode een werkloosheidsdaling van 4 procentpunt lieten optekenen, terwijl deze daling bij de jonge mannen slechts 0,4 procentpunt bedroeg. De niet-werkende werkzoekenden In 2012 telde het Brussels Gewest niet-werkende werkzoekenden (NWWZ), of 19,2% van het totale aantal NWWZ over heel België. Het aantal NWWZ is in de loop van de laatste vijf jaar sterker gegroeid in Brussel (+15,1%) dan in Vlaanderen (+13,3%). Wallonië liet van zijn kant een daling noteren (-4,0%). Wanneer we ons tot het voorbije jaar beperken, dan zien we dat er in Brussel NWWZ bijkwamen (of + 1,3%). Onder de Brusselse NWWZ tellen we werkzoekenden die een uitkeringsaanvraag hebben ingediend (WZUA) (dit is 72,1% van het totaal), jongeren in beroepsinschakelingstijd (6,2%) en "andere" vrij of verplicht ingeschreven NWWZ (21,7%). 30

31 Tabel 10: Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in het Brussels Gewest volgens diverse kenmerken (2007 tot 2012) 2012 Verschil Verschil AW % AW % AW % WZUA , , ,2 Categorie Jongeren in beroepsinschakelingstijd , , ,2 Andere NWWZ , , ,6 Geslacht Mannen , , ,3 Vrouwen , , ,2 < 25 jaar , , , jaar , , ,7 Leeftijdscategorie jaar , , , jaar , , ,4 50 jaar > , , ,5 Belg , , ,1 Nationaliteit Buitenlanders EU , , ,7 Buitenlanders niet-eu , , ,4 Laag , , ,9 Studieniveau Middelmatig , ,3 69 0,3 Hoog , ,9 21 0,1 Andere studies , , ,6 < 6 maanden , ,8 66 0,3 Inactiviteitsduur 6 tot 11 maanden , ,8 4 0,0 12 tot 23 maanden , , ,2 = of > 24 maanden , , ,6 Totaal niet-werkende werkzoekenden , , ,3 Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Tussen 2007 en 2012 is het aantal NWWZ in de drie categorieën (WZUA, jongeren in beroepsinschakelingstijd en andere NWWZ) toegenomen, maar de groei was het grootst bij de "andere NWWZ" (+34,8%). De jongeren in beroepsinschakelingstijd kenden in dezelfde periode eveneens een sterke stijging (+20,6%). Deze stijging kan in verband worden gebracht met de verlenging van de beroepsinschakelingstijd, die nu voor iedereen 12 maanden duurt. Dit verklaart meteen ook waarom de toename zich het laatste jaar het sterkst liet voelen (+11,2%). Bij de WZUA bedroeg de stijging 9,9% over de ganse periode, al bemerken we een lichte verbetering in de loop van het voorbije jaar (-0,2%). De evolutie van de werkloosheid hangt ook samen met de leeftijd. Zo stellen we vast dat de NWWZ van boven de 50 het sterkst in aantal zijn toegenomen (+54,4%). Dit is het gevolg van de wetswijziging voor de oudere werklozen in 2002 (die de vrijstelling van inschrijving bij Actiris voor deze groep werklozen ophief). De impact van deze gewijzigde wetgeving lijkt evenwel sinds het eerste kwartaal van 2011 te temperen. De jonge NWWZ zagen hun aantal de voorbije vijf jaar daarentegen afnemen (-2,0%) en konden deze tendens aan het einde van de periode doortrekken (-0,7% tussen 2011 en 2012). Op nationaliteitsniveau trof de werkloosheidsstijging vooral de NWWZ afkomstig uit de landen van de Europese Unie (+39,3%). Bij de NWWZ met een niet-europese nationaliteit hield de toename gelijke tred met de werkloosheidsgroei onder de Belgische NWWZ (respectievelijk +12,1% en +12,2%). Een analyse van de evolutie van de NWWZ per studieniveau leert ons dat het aandeel van de werkzoekenden met buitenlandse studies die in België niet worden erkend (de "andere studies"), in vijf jaar tijd sterk is gegroeid (+40,3%). Ook de hooggeschoolde NWWZ lieten een relatief grote verhoging optekenen (+15,9%), terwijl de situatie van de laaggeschoolde NWWZ erop vooruitging (-3,6%), een ontwikkeling die zich het afgelopen jaar voortzette (-1,9%). Dat er meer hooggeschoolden in de 31

32 werkloosheid terechtkomen, kan worden verklaard door de algemene verbetering van het kwalificatieniveau van de arbeidskrachten. Tot slot zijn het de NWWZ met de kortste inactiviteitsduur die ook de grootste expansie kenden. Zo groeide het aantal NWWZ met een inschrijvingsduur beneden de zes maanden met 24,8% en ging het aantal NWWZ dat tussen de zes en de elf maanden was ingeschreven met 22,8% omhoog. Dit doet veronderstellen dat er een grote rotatie is in de voorraad NWWZ, wat de analyse van de bij Actiris ingeschreven arbeidsreserve overigens bevestigt. Van de werkzoekenden die in 2012 in de databank van Actiris voorkwamen (in totaal verschillende personen), heeft ongeveer twee vijfde zich in de loop van het jaar bij de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst ingeschreven (op 1 januari 2012 bevonden zij zich m.a.w. niet in de lijsten van Actiris) en is een vergelijkbaar aantal in de loop van datzelfde jaar uit de werkloosheid getreden. De door de RVA vergoede werklozen De gegevens van de RVA geven een beeld van de omvang en de evolutie van de betalingen aan werklozen 11. In 2012 telde Brussel uitkeringsgerechtigde werklozen, waarvan iets meer dan een vijfde een uitkering na studies (ook inschakelingsuitkering) kreeg. De meerderheid van de Brusselse werklozen zijn mannen (55,3%). Wat de twee andere gewesten betreft, waren personen werkloos in Vlaanderen en personen in Wallonië. Drie belangrijke factoren kunnen de evolutie van het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen verklaren: de conjunctuur, de demografische ontwikkelingen en de wijziging van de wetgeving inzake werkloosheid. De impact van deze factoren is voor de drie gewesten verschillend, wat meteen ook verklaart waarom het aantal werklozen sinds het begin van het millennium in Brussel, Vlaanderen en Wallonië anders is geëvolueerd. Het Vlaams Gewest is erg conjunctuurgevoelig. Zo heeft het aantal Vlaamse werklozen de neiging eerder fors aan te groeien in periodes van recessie (crisissen van 2002 en ) en weer te dalen wanneer het economisch klimaat zich herstelt. Het Waals Gewest werd minder hard door de economische crisis getroffen, hoewel het werkloosheidspeil er zeer hoog blijft. Het Brussels Gewest is ten slotte het meest onderhevig aan demografische veranderingen en aan de constante aanwas van zijn beroepsactieve bevolking. Zo is de Brusselse werkloosheid de afgelopen twaalf jaar behoorlijk toegenomen. Voor 100 Brusselse werklozen in 2000, tellen we er 149 in Tot slot merken we op dat de wijziging van de wetgeving in juli 2002, die meer 50-(pluss)ers aan het werk wilde krijgen door de vrijstelling van inschrijving als werkzoekende af te schaffen, een grote impact heeft gehad op de werkloosheid binnen deze leeftijdscategorie, vooral in Vlaanderen en in Brussel. Figuur 15: Evolutie van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde werklozen in de drie gewesten, in jaargemiddelden (2000 tot 2012) (basis 100 = 2000) Bron: RVA, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid 11 Deze gegevens hebben betrekking op de door de RVA vergoede volledig werklozen (UVW), waarvan het volume om methodologische redenen licht afwijkt van de WZUA ingeschreven bij Actiris. 32

33 De werkzoekenden met een leefloon In het Brussels Gewest waren er in 2012 gemiddeld iets meer dan gerechtigden op het leefloon. Ruim de helft van deze leefloners woont in vier gemeenten: Brussel-Stad (17,1%), Schaarbeek (14,7%), Molenbeek (13,7%) en Anderlecht (11,6%). De kruising van de NWWZ-gegevens per gewest met de gegevens afkomstig uit de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid 12 leert ons dat 10,0% van de Brusselse werkzoekenden een leefloon of equivalente financiële hulp van het OCMW krijgt. In Vlaanderen en Wallonië liggen deze percentages op respectievelijk 4,6% en 5,8%, waaruit we afleiden dat de precariteit onder het publiek van Actiris groter is dan elders in België. Daarbij is het niet onbelangrijk op te merken dat slechts 29,0% van de Brusselse OCMW-steuntrekkers bij Actiris is ingeschreven (een aandeel dat vergelijkbaar is met de twee andere gewesten) Gegevens van december Naar aanleiding van een recente omzendbrief van 15 februari 2014, zijn de OCMW s voortaan verplicht om hun steuntrekkers in te schrijven bij de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling. 33

34 Hoofdstuk IV. Diversiteit op de arbeidsmarkt De kwestie van etnische diversiteit op de arbeidsmarkt is bijzonder nijpend in het Brussels Gewest, waar multiculturaliteit de dagelijkse realiteit is. De meeste internationale migranten komen immers via Brussel het land binnen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het aantal personen met een vreemde nationaliteit of van buitenlandse origine er bijzonder hoog ligt. De beroepsinschakeling van "personen met een migratieachtergrond" is dan ook een actueel thema in een omgeving als de Brusselse, waar discriminatie bij aanwerving als een vaststaand feit wordt aangenomen sinds het onderzoek dat in opdracht van het Internationaal Arbeidsbureau naar dit onderwerp werd gevoerd 14. Het onderzoek naar deze problematiek liep lange tijd niet van een leien dakje. Door het ontbreken van statistieken m.b.t. origine, bood de variabele nationaliteit vaak het enige uitgangspunt voor een benadering van deze kwestie. Door de omvangrijke naturalisaties in het Brussels Gewest 15 en door de historische dimensie van de migratiestromen, die iedere analyse bemoeilijkt, is nationaliteit een weinig geschikt vertrekpunt om discriminatie te bestuderen. Immers, niet alleen vreemdelingen worden op de arbeidsmarkt omwille van hun origine anders behandeld, maar ook Belgen van buitenlandse afkomst die in België geboren en opgeleid zijn, delen dezelfde ervaring. Sinds kort bestaat er een nieuw analyse-instrument om de kwestie van diversiteit op de arbeidsmarkt te bekijken vanuit het perspectief van origine: de Socio-economische Monitoring, het resultaat van een samenwerking tussen het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), het Rijksregister en deskundigen uit de academische wereld. Het doel van deze publicatie, die in september 2013 is verschenen, is een beter inzicht geven in de positie die personen van buitenlandse nationaliteit of van buitenlandse herkomst op de arbeidsmarkt bekleden. Het gaat om een eerste oefening, die uiteraard herhaald en herbekeken zal moeten worden. De Monitoring maakt gebruik van twee sleutelvariabelen: origine 16 en migratieachtergrond 17. In dit hoofdstuk belichten we de voornaamste resultaten die deze studie voor het Brussels Gewest naar voren heeft gebracht. We merken op dat de gegevens van de KSZ die in deze monitoring werden uitgewerkt enkel betrekking hebben op de werknemers die onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid. De werknemers van internationale instellingen en/of gedetacheerden zijn dus niet in aanmerking genomen. Dit kan een vertekening opleveren voor bepaalde nationaliteitscategorieën (zoals personen van de Europese Gemeenschap of noord-amerikanen) en waarvoor de resultaten in termen van activiteit en werkgelegenheid zonder twijfel onderschat worden. Demografische aspecten van de diversiteit in het Brussels Gewest Het aandeel van personen van vreemde origine in de leeftijdsgroep van de 18- tot 60-jarigen is in het Brussels Gewest met 65,9% bijzonder groot in vergelijking met Vlaanderen (16,0%) en Wallonië (28,6%). Dit betekent dat de personen van Belgische origine in dezelfde leeftijdsklasse slechts een relatief beperkt aandeel hebben in de Brusselse bevolking (25,5%), de resterende 8,6% is van onbepaalde origine. De drie groepen die in Brussel onder de personen van buitenlandse afkomst het 14 ARRIJN P., FIELD S. en NAYER A., Etnische discriminatie bij de aanwerving. Belgische deelname aan het internationaal vergelijkend onderzoek van het IAB, DWTC, september In het Brussels Gewest werden tijdens de laatste twee decennia meer dan personen genaturaliseerd. In ruim 90% van de gevallen hadden deze personen een niet-europese nationaliteit. 16 De variabele "origine" omvat de volgende categorieën: Belg, EU-14 (Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Luxemburg, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Griekenland, Spanje, Portugal, Finland, Zweden en Oostenrijk), EU-12 (Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slovakije, Bulgarije en Roemenië), kandidaat-eu (Turkije, Kroatië en Macedonië), andere Europeanen, Maghreb, andere Afrikaanse landen, Noord-Amerika, Centraal- en Zuid-Amerika, Azië, Oceanië. 17 De variabele "migratieachtergrond" omvat de volgende categorieën: personen met de Belgische nationaliteit, geboren als Belg, met Belgische of buitenlandse ouders, buitenlanders die sinds meer of minder dan vijf jaar Belg zijn geworden en buitenlanders die sinds meer of minder dan vijf jaar in het Rijksregister zijn ingeschreven. 34

35 sterkst vertegenwoordigd zijn, zijn de buitenlanders afkomstig uit de EU-14 (33,3%), de personen afkomstig uit de Maghreb (26,8%) en de vreemdelingen afkomstig uit een ander Afrikaans land (9,5%). Wanneer we de migratieachtergrond van de Brusselse bevolking bekijken, dan stellen we vast dat 27,1% van de personen van 18 tot 60 jaar van Belgische origine zijn, waarmee hun aandeel duidelijk veel kleiner is dan in Vlaanderen (80,2%) en in Wallonië (64,6%). Omgekeerd wonen in het Brussels Gewest heel wat vreemdelingen ingeschreven in het Rijksregister (37,7%) en een groot aantal vreemdelingen die tot Belg zijn genaturaliseerd (29,4%). Activiteitsgraad en inactiviteitsgraad van de personen van buitenlandse origine Het statuut "actieven" in het datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming van de KSZ omvat de tewerkgestelde personen (of werkenden) 18 en de werkzoekenden (of vergoede werklozen 19 ). Het statuut "inactieven" dekt van zijn kant de personen die als "inactieven" 20 en als "andere" 21 worden gekwalificeerd. Volgens de resultaten is 61% van de personen tussen 18 en 60 jaar in het Brussels Gewest actief en is 39% inactief. Het aandeel actieven varieert echter volgens origine. De Brusselaars van Belgische origine maken de grootste groep uit (79%), de personen afkomstig uit Noord-Amerika vertegenwoordigen het kleinste aandeel (33%). Het resultaat voor deze laatste groep moet genuanceerd worden doordat een groot deel van hen tewerkgesteld is in een ambassade of internationale instellingen en bijgevolg niet in rekening zijn gebracht bij deze gegevens. We merken tevens op dat het aandeel van de personen afkomstig uit een kandidaat-eu-land (Turkije, Kroatië en Macedonië) 61% bedraagt en dat van de personen uit de Maghreb 58%. Uit de analyse volgens migratieachtergrond maken we op dat de activiteitsgraad in het Brussels Gewest het hoogst is bij Belgen met een Belgische afkomst (79%). De zwakste activiteitsgraad zien we bij de vreemdelingen uit niet-eu-landen die minder dan 5 jaar in het Rijksregister zijn ingeschreven (28%) of die langer dan 5 jaar zijn ingeschreven (39%). 18 Deze categorie omvat zowel de loontrekkenden als de zelfstandigen en de helpers. 19 Deze categorie omvat niet de jongeren in beroepsinschakelingstijd, alsook niet de andere NWWZ, die ondergebracht zijn in de categorieën van inactieven of in de categorie «andere». 20 De categorie "inactieven" verzamelt verschillende statuten: personen met volledige loopbaanonderbreking, werkzoekenden vrijgesteld van de inschrijving als werkzoekende, personen met een leefloon, niet-werkende pensioentrekkers, volledig bruggepensioneerden, rechtgevende kinderen voor kinderbijslag en personen die arbeidsongeschikt zijn. 21 De categorie "andere" groepeert alle personen die noch loontrekker, noch zelfstandige, noch werkzoekende, noch inactief zijn. Het gaat om een heterogene groep waarin onder meer de grensarbeiders die in het buitenland werken, werknemers van internationale organisaties, huisvrouwen en mannen, geschorste werklozen en renteniers zijn ondergebracht. 35

36 Figuur 16: Activiteitsgraad en inactiviteitsgraad van de 18- tot 60-jarigen in het Brussels Gewest volgens origine Bron: datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, berekeningen FOD WASO Werk en diversiteit De werkzaamheidsgraad ligt hoger bij personen van Belgische origine (70,9%) dan bij personen van buitenlandse afkomst. Bij de Europeanen afkomstig uit de EU-12 is de werkzaamheidsgraad bovendien groter (49,5%) dan bij de andere vreemdelingen. De laagste werkzaamheidsgraad wordt waargenomen bij de personen afkomstig uit een Europees land dat niet tot de Unie behoort (34,4%). Daarna volgen de personen afkomstig uit de Sub-Saharaanse landen (37,8%) en de Aziaten (39,6%). Bovendien blijkt de werkzaamheidsgraad systematisch lager te liggen bij personen wier migratieachtergrond aan een land buiten de Europese Unie kan worden gekoppeld. Zo is deze graad bijzonder zwak bij niet-europese vreemdelingen die sinds minder dan 5 jaar in het Rijksregister zijn ingeschreven (25,2%) en bij degenen die al langer zijn ingeschreven (28,3%). Figuur 17: Werkzaamheidsgraad van de 18- tot 60-jarigen i n het Brussels Gewest volgens origine Bron: datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, berekeningen FOD WASO De analyse brengt tevens aan het licht dat personen van verschillende origine ook terug te vinden zijn in verschillende activiteitensectoren. Zo is de meerderheid van de werknemers van Belgische origine die in het Brussels Gewest werken, actief in het openbaar bestuur. De meeste werknemers afkomstig 36

37 uit de Maghreb en uit landen die tot de EU willen toetreden, zijn te vinden in de administratieve en ondersteunende diensten, waaronder ook de schoonmaakactiviteiten vallen. De werknemers uit andere Afrikaanse landen en uit de EU-12 zijn het sterkst vertegenwoordigd in de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. De werknemers die uit een ander Europees land komen, situeren zich hoofdzakelijk in de handel en de werknemers van Aziatische afkomst zijn voor het merendeel in het hotel- en restaurantwezen terug te vinden. De verdeling van de arbeid in loondienst naar statuut (arbeider, bediende of ambtenaar) varieert eveneens in functie van het land van herkomst. Zo heeft het merendeel van de in Brussel werkende mannen afkomstig uit een kandidaat-eu-land (65,4%) en uit een Maghrebland (57,8%) het statuut van arbeider. Onder de mannen van Noord-Amerikaanse herkomst is het bediendestatuut het frequentst (73,8%). Ook bij de mannen van Belgische origine komt dit statuut vaak voor (57,2%). Tot slot is 16,4% van de mannen van Belgische oorsprong ambtenaar, terwijl dit statuut bij de werknemers van buitenlandse herkomst nauwelijks wordt aangetroffen. Vrouwen die afkomstig zijn uit een Europees land van de EU-12 of uit een Zuid- of Midden- Amerikaans land werken het meest onder het statuut van arbeider (respectievelijk 52,3% en 48,5%). Vrouwen met het bediendestatuut hebben vaker een Belgische (67,7%) en Noord-Amerikaanse origine (77,8%). Net zoals bij de mannen zijn ambtenarenfuncties het frequentst onder de vrouwen van Belgische afkomst (17,0%). Wat de lonen betreft, blijkt uit de studie dat de loontrekkenden van Belgische origine het sterkst vertegenwoordigd zijn in de hogere loonklassen en het minst vertegenwoordigd zijn in de lagere loonklassen. Personen afkomstig uit een kandidaat-eu-land zijn gemiddeld het meest benadeeld wanneer het om verloning gaat: bij de lage lonen zijn zij in de meerderheid en bij de hoge lonen in de minderheid. Vanuit het oogpunt van de migratieachtergrond, bevinden de niet-europeanen die sinds minder dan 5 jaar tot Belg zijn genaturaliseerd zich in een vergelijkbare positie. Zo zijn zij duidelijk oververtegenwoordigd onder de lage lonen en het minst aanwezig onder de veelverdieners. De vreemdelingen ingeschreven in het Rijksregister vormen dan weer de grootste groep in de lage looncategorieën. Ten slotte blijken personen van Belgische origine er het best in te slagen om een arbeidsplaats duurzaam te bekleden. Ongeveer drie van de vijf personen van Belgische afkomst heeft immers tussen 2003 en 2008 vijf jaar of langer gewerkt. Onder de personen van buitenlandse herkomst, zijn het de Europeanen uit de EU-14-landen die verhoudingsgewijs het meest gedurende minstens vijf jaar hebben gewerkt (bijna twee op vijf). Daartegenover staat dat het aandeel personen die in deze periode totaal niet hebben gewerkt het grootst is onder de Europeanen uit de niet-eu-lidstaten. In het licht van de migratieachtergrond vormen de niet-europese vreemdelingen ingeschreven in het Rijksregister de enige groep waar het aantal personen dat tussen 2003 en 2008 helemaal niet heeft gewerkt hoger is dan het aantal personen dat in die periode wel heeft gewerkt (ongeacht de duur van de tewerkstelling). Het is ook interessant te benadrukken dat er bij de nieuwe Belgen grote verschillen zijn tussen de personen afkomstig uit de Europese Unie en degenen afkomstig uit andere landen. De eersten hebben een langere tewerkstellingsduur dan de tweeden en trekken zich tevens minder vaak uit het beroepsleven terug. Werkloosheid en diversiteit In Brussel, alsook in de twee andere gewesten, laten de personen uit de Maghreblanden en de kandidaat-eu-lidstaten de hoogste werkloosheidsgraad optekenen (respectievelijk 31,1% en 31,0%). Bij de personen afkomstig uit de EU-12 ligt dit percentage daarentegen het laagst (5,3%). Dit kan worden verklaard door het feit dat de migratie bij deze categorie van buitenlanders recenter is, waardoor zij niet altijd voldoen aan de voorwaarden om tot de werkloosheid te worden toegelaten. Een andere reden heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat personen afkomstig van de EU-12 vaker aan het werk zijn dan andere categorieën personen van vreemde origine en dit onder diverse vormen (loontrekkende, zelfstandige, gedetacheerde, enz.). De werkloosheidsgraad onder de personen van Belgische origine is relatief gering (10,1%) in vergelijking met de andere categorieën. 37

38 We onderlijnen nog dat de werkloosheidsgraad van personen van Sub-Saharaanse origine ongetwijfeld onderschat wordt. Een groot deel van hen is onder het OCMW ondergebracht en bijgevolg niet in rekening gebracht bij de categorie werklozen zoals deze gedefinieerd is door de KSZ. Figuur 18: Werkloosheidsgraad van de 18- tot 60-jarigen i n het Brussels Gewest volgens origine Bron: Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming, KSZ, berekeningen FOD WASO Wanneer we de migratieachtergrond bekijken, dan zien we dat het werkloosheidscijfer voor de niet- Europese vreemdelingen die in België zijn geboren bijzonder hoog is in het Brussels Gewest (meer dan 40%). Daarentegen hebben de Europese vreemdelingen die minder dan 5 jaar in het Rijksregister zijn ingeschreven de beste werkloosheidsgraad (minder dan 5%). Over het algemeen kunnen we stellen dat de kloof in termen van werkloosheidsgraad ten opzichte van personen van Belgische origine systematisch in het nadeel is van personen met een niet-europees migratieverleden. De personen afkomstig uit de Maghreblanden (73,7%) en de kandidaat-eu-lidstaten (73,5%), evenals de personen van Belgische origine (73,1%) 22 gaan in Brussel het hardst gebukt onder langdurige werkloosheid (meer dan een jaar). De groepen die het minst onder langdurige werkloosheid lijden, zijn daarentegen de personen van Sub-Saharaanse afkomst (66,6%), de Zuid- en Midden-Amerikanen (67,0%) en de onderdanen uit de EU-12 (69,0%). Socio-economische mobiliteit van de personen van buitenlandse afkomst De evolutie van het socio-economisch statuut tussen 2006 en 2008 varieert sterk naargelang het land van origine. De analyse leert ons, voor het Brussels Gewest, dat het aandeel personen die zowel bij het begin als op het einde van de periode aan het werk zijn, het grootst is onder de personen van Belgische afkomst, die minder vaak dan personen van buitenlandse origine in de werkloosheid of inactiviteit verzeilen. Dit aandeel is daarentegen het kleinst bij de Afrikanen afkomstig uit landen ten zuiden van de Sahara, die zich aan het einde van de periode vaker dan de andere categorieën in een werkloosheids- of inactiviteitssituatie bevinden. Onder degenen die in 2006 werkten en in 2008 werkloos waren, zijn de personen uit de landen die zich bij de EU willen aansluiten, uit de Maghreblanden en uit Sub-Saharaans Afrika verhoudingsgewijs het sterkst vertegenwoordigd, en zijn de personen van Belgische origine het minst vertegenwoordigd. 22 Gegevens voor het 4e kwartaal van

39 Hoofdstuk V. De stedelijke dualiseringsfenomenen Als hoofdstad van Europa en hoofdstad van België oefent het Brussels Gewest een grote aantrekkingskracht uit. Aan de ene kant zijn er tal van internationale instellingen gevestigd en aan de andere kant is Brussel de toegangspoort voor grote stromen van migranten uit andere, meestal minder rijke landen. Deze tweeledige internationaliseringsbeweging in Brussel wordt door bepaalde waarnemers dan ook als mondialisering "van bovenaf" en "van onderuit" bestempeld. Hoewel deze openheid naar de buitenwereld in zekere zin een bron van rijkdom is, plukken de Brusselaars daar onvoldoende de vruchten van. Het gewest lijdt immers onder een dubbele vorm van dualisering: tussen het centrum en de Rand (Brussel en zijn hinterland) aan de ene kant en tussen de verschillende Brusselse gemeenten onderling aan de andere kant. Het grootstedelijk perspectief Doordat de Brusselse economische invloed tot ver buiten de administratieve grens van de 19 Brusselse gemeenten reikt, heeft het Brussels Gewest meer weg van een metropool dan van een stad. Deze "metropolisering" is een fenomeen dat zich voordoet in de belangrijkste Europese stedelijke gebieden, die samen 19% van de oppervlakte van de Europese Unie beslaan, maar 72% van het Europese bbp leveren. Het bestaan van een Brussels grootstedelijk gebied (BGG) vindt zijn voornaamste verklaring in de fenomenen van stadsvlucht en geografische spreiding van de huishoudens: omwille van de hoge woonprijzen in de hoofdstad beslist een groot aantal werknemers (vooral uit de middenklasse) om de stad in te ruilen voor de Rand. De uitwijking van een groeiend aantal ondernemingen naar de andere gewesten vormt een bijkomende verklaring: steeds meer bedrijven kiezen ervoor om Brussel te verlaten om zich bij voorkeur in de bedrijvenparken in de Rand te vestigen (bijvoorbeeld in Zaventem). Verschillende aspecten werken deze mobiliteit in de hand: de minder voordelige fiscale voorwaarden voor de bedrijven in het Brussels Gewest, de relatief hogere terreinkosten, de dwingende stedenbouwkundige regels, evenals de mobiliteitsproblemen die inherent zijn aan een stadsgewest met een beperkte oppervlakte. De socio-economische analyse van Brussel tot zijn administratieve grenzen beperken, heeft om deze redenen niet veel zin. Gezien de talrijke bewegingen tussen het Brussels Gewest en zijn periferie 23 (54% van het pendelverkeer tussen Brussel en de twee andere gewesten speelt zich af binnen Vlaams- en Waals-Brabant) kunnen we niet anders dan ook stil te staan bij het grootstedelijk gebied. Dit stelt ons tevens in staat om een vergelijking te maken tussen Brussel en de Rand. Bovendien zullen er, volgens de demografische vooruitzichten, tegen 2020 meer oudere werknemers de Vlaamsen Waals-Brabantse arbeidsmarkt verlaten dan dat er jongeren zullen bijkomen. Dit opent tewerkstellingsperspectieven voor de Brusselaars in de Rand. 23 Voor deze analyse verstaan we onder "Brusselse periferie" Vlaams-Brabant en Waals-Brabant, of de oude Vlaamse provincie Brabant. Deze administratieve eenheden leveren immers de meeste administratieve gegevens. 39

40 De kerncijfers van het Brussels grootstedelijk gebied Brussels Gewest Vlaams- Brabant Waals- Brabant Grootstedelijk Gebied België Oppervlakte (km²) Bevolking (2012) Evolutie van de bevolking ( ) +16,4% +7,0% +8,7% +11,2% +7,0% Interne werkgelegenheid (2012) Activiteitsgraad (2011) 64,1% 70,3% 66,1% 67,0% 66,4% Werkgelegenheidsgraad (2011) 53,1% 67,9% 62,0% 60,5% 61,7% Werkloosheidsgraad (2011) 17,1% 3,5% 6,7% 9,7% 7,2% Aandeel geproduceerde rijkdom (2011) 18,9% 10,4% 3,8% 33,1% 100% Bronnen: NBB, FOD Economie ADSEI(EAK), Eurostat, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Het Brussels grootstedelijk gebied vertegenwoordigt een oppervlakte van km², of meer dan een tiende van het nationale grondgebied. Het gebied telt ongeveer 2,62 miljoen inwoners en zag zijn bevolking in het laatste decennium met 11,2% stijgen. Deze bevolkingsgroei was relatief gezien groter in het Brussels Gewest (+16,4%) dan in Vlaams-Brabant (+7,0%) en Waals-Brabant (+8,7%). Wanneer we ons beperken tot de personen op arbeidsleeftijd, dan stellen we vast dat er in Brussel meer jongeren tussen 15 en 29 jaar aan de slag gaan dan dat ouderen tussen 50 en 64 jaar de arbeidsmarkt verlaten. In de periferie is het omgekeerde waar. Het grootstedelijk gebied verschaft werk aan bijna 30% van de Belgische loontrekkenden, wat neerkomt op ruim een miljoen bezoldigde werknemers in meer dan vestigingen. Als we daar de zelfstandigen bijtellen, dan bekomen we een arbeidsvolume dat binnen het grootstedelijk gebied de 1,3 miljoen arbeidsplaatsen nadert. Door het Brussels Gewest naar zijn grootstedelijk gebied uit te breiden, komt de interne werkgelegenheid op arbeidsplaatsen te liggen, of 29,1% van de nationale interne werkgelegenheid. Circa van deze arbeidsplaatsen situeren zich in Vlaams-Brabant en een betrekkingen bevinden zich in Waals-Brabant. De interne werkgelegenheid in het grootstedelijk gebied is de afgelopen vijf jaar verhoudingsgewijs precies evenveel gestegen als in het Brussels Gewest (+4,1%). De klassieke arbeidsmarktindicatoren doen het op alle vlakken beter op het niveau van het grootstedelijk gebied dan op Brussels niveau. De grootste verschillen doen zich voor tussen Vlaams- Brabant en het Brussels Gewest, zowel wat de activiteitsgraad betreft (70,3% tegen 64,1%), als op het vlak van de werkzaamheidsgraad (67,9% tegen 53,1%). De werkloosheidsgraad bedraagt 9,7% in het volledige gebied, tegen slechts 3,5% in Vlaams-Brabant, een bijzonder laag cijfer dat nog onder het Vlaamse werkloosheidspercentage blijft. Hiermee ligt het Brussels grootstedelijk gebied wat de werkloosheid betreft in de lijn van andere Europese grootstedelijke gebieden zoals het Bekken van Parijs (9,4%), Berlijn (11,9%) of groot-londen (9,6%). De werkgelegenheid in het Brussels grootstedelijk gebied We constateren dat de bezoldigde werkgelegenheid over de laatste vijf jaar in het Brussels Gewest minder sterk is gegroeid (+3,8%) dan in Vlaams-Brabant (+5,0%) en vooral in Waals-Brabant (+14,2%). Omgekeerd was de ondernemingsdynamiek in het Brussels Gewest de voorbije jaren groter dan in de periferie. Het aantal zelfstandigen nam er met 17,7% toe, tegen +11,4% in Vlaams-Brabant en +12,3% in Waals-Brabant. 40

41 Tabel 11: Evolutie van het aantal bezoldigde en zelfstandige banen in het Brussels grootstedelijk gebied Loontrekkenden Zelfstandigen 2011 % België Var % België Var Brussels Gewest ,5 3, ,6 17,7 Vlaams-Brabant ,5 5, ,8 11,4 Waals-Brabant ,2 14, ,3 12,3 Brussels grootstedelijk gebied ,2 5, ,7 13,9 België ,0 4, ,0 9,1 Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De sectorale verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid varieert gevoelig tussen Brussel en zijn Rand. Zowel in Vlaams-Brabant als in Waals-Brabant komt de handel op de eerste plaats (respectievelijk 19,3% en 16,1% van de totale provinciale bezoldigde werkgelegenheid), terwijl het grootste deel van de bezoldigde arbeid in het Brussels Gewest bij het openbaar bestuur is geconcentreerd. Ook andere sectoren, zoals de bouw, de winning van delfstoffen en de verwerkende nijverheid, zijn in de Rand sterker vertegenwoordigd dan in Brussel. Tabel 12: Sectorale verdeling van de bezoldigde werkgelegenheid in het Brussels Gewest en in de Rand (2011) Vlaams-Brabant Waals-Brabant Brussels Gewest Aantal % Totaal Aantal % Totaal Aantal % Totaal Winning van delfstoffen en verwerkende nijverheid , , ,4 Bouwnijverheid , , ,6 Handel , , ,2 Vervoer en opslag , , ,5 Logies en maaltijden , , ,2 Informatie en communicatie , , ,2 Financiële activiteiten en verzekeringen , , ,0 Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten , , ,9 Administratieve en ondersteunende diensten , , ,2 Openbaar bestuur , , ,4 Onderwijs , , ,8 Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening , , ,0 Kunst, amusement en recreatie , , ,4 Andere dienstenactiviteiten , , ,7 Diversen , , ,6 TOTAAL , , ,0 Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De sectorspecialisaties van het centrum (Brussel) ten opzichte van de Rand worden duidelijker in de onderstaande grafiek. Om de vergelijking te kunnen maken, werd voor iedere sector een specialisatiecoëfficiënt berekend voor Brussel, voor Vlaams- en voor Waals-Brabant 24. De waarden groter dan 1,00 wijzen op een sectorale oververtegenwoordiging. Zo zien we dat het Brussels Gewest gespecialiseerd is in sectoren zoals de financiële activiteiten en verzekeringen, het openbaar bestuur, de andere dienstenactiviteiten (individuele en collectieve diensten van de privésector, bijvoorbeeld beroepsfederaties, vakbonden, herstelling van huishoudartikelen ), de horeca en de informatie en communicatie. 24 De sectorale specialisatiecoëfficiënt wordt berekend door het aandeel van een gegeven sector in de totale werkgelegenheid in het Brussels Gewest (of in Vlaams- of Waals-Brabant) te delen door zijn aandeel in het volledig Brussels grootstedelijk gebied. 41

42 Zoals gezegd, is het openbaar bestuur de grootste sector op Brussels niveau. Door zijn gewestelijk en nationaal belang is Brussel immers de thuishaven van talrijke overheidsdiensten. De financiële activiteiten vormen een andere sleutelsector van de Brusselse economie. Het Brussels Gewest is een groot aantal financiële instellingen en hoofdzetels rijk, die een relatief groot aandeel hebben in de bezoldigde werkgelegenheid. De toeristische aantrekkingskracht van het Brussels Gewest (vooral op zakenlui) en zijn statuut van hoofdstad en verzamelpunt van internationale instellingen, verklaren bovendien dat de horeca er een belangrijke plaats inneemt. De Rand is op zijn beurt eerder gespecialiseerd in de winning van delfstoffen en de verwerkende nijverheid (vooral Waals-Brabant), de handel, de bouw en vervoer en opslag (Vlaams-Brabant). Verschillende factoren dragen bij tot de uitgesproken aanwezigheid van deze sectoren in de Rand: de aanhoudende ontstedelijking van de verwerkende industrie die zich decennia geleden heeft ingezet, de massale stadsvlucht van de Brusselaars die tot een expansie van de bouwnijverheid in de Rand heeft geleid, de aanwezigheid van grote verdeelcentra gespecialiseerd in de groothandel of nog de nabijheid van de nationale luchthaven en zijn impact op de ontwikkeling van de transport- en logistieksector. Figuur 19: Relatieve sectorspecialisatie van het Brussels Gewest ten opzichte van de Rand (2011) Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Een aantal specifieke kenmerken onderscheiden de bezoldigde arbeid in het Brussels Gewest van die in de Rand. Wat het statuut betreft, stellen we vast dat er in Vlaams- en Waals-Brabant meer jobs voor arbeiders zijn. Gezien de typische sectorspecialisaties in de Rand (bouw, vervoer en opslag, verwerkende nijverheid enz.) is handenarbeid in de periferie sterker vertegenwoordigd. Het Brussels 42

43 Gewest telt dan weer meer ambtenaren, doordat de overheidsdiensten er zo'n belangrijke plaats innemen. Anderzijds is de bezoldigde werkgelegenheid in Brussel relatief evenwichtig tussen de geslachten verdeeld, terwijl de Rand meer jobkansen biedt voor mannen. Dit is vooral het geval in Vlaams-Brabant (54,3%). Tot slot brengt een analyse van de grootte van de ondernemingen verschillen aan het licht tussen de Brusselse economische structuur en die van zijn hinterland. Het Brussels Gewest wordt immers gekenmerkt door de massale aanwezigheid van zeer grote bedrijven, vermits ongeveer de helft van de Brusselse vestigingen meer dan 200 mensen in dienst heeft. In de Rand treffen we daarentegen voornamelijk kleine en middelgrote bedrijven aan. Opvallend voor Waals-Brabant is de sterkere vertegenwoordiging van zeer kleine ondernemingen met minder dan 5 personeelsleden (9,3%, tegen 6,8% in Vlaams-Brabant en 6,1% in het Brussels Gewest). Tabel 13: Kenmerken van de bezoldigde werkgelegenheid in het Brussels Gewest en in de Rand (2011) Vlaams-Brabant Waals-Brabant Brussels Gewest 1) Statuut Bediende 58,8 57,6 61,0 Arbeider 30,6 30,7 20,2 Ambtenaar 10,6 11,7 18,8 2) Geslacht Mannen 54,3 51,8 49,4 Vrouwen 45,7 48,2 50,6 3) Bedrijfsgrootte Minder dan 5 werknemers 6,8 9,3 6,1 5 tot 19 werknemers 14,7 18,2 12,3 20 tot 49 werknemers 17,4 18,4 12,8 50 tot 199 werknemers 27,2 27,8 19,9 Meer dan 200 werknemers 33,9 26,3 48,9 Totaal 100,0 100,0 100,0 Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De ondernemingen in het Brussels grootstedelijk gebied In de Rand worden minder bedrijven opgericht dan in het Brussels Gewest. De bedrijfscreatie ligt op 9,2% in Vlaams-Brabant (of iets boven de 8,5% voor heel het Vlaams Gewest) en op 8,5% in Waals- Brabant, tegenover 11,9% in Brussel. Tegelijkertijd zijn er in de hoofdstad ook meer ondernemingen die hun activiteiten stopzetten dan in de twee omringende provincies. Deze gegevens wijzen erop dat de ondernemingsdynamiek in het Brussels Gewest sterker is dan in de Rand. Tabel 14: Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen (%) in het Brussels grootstedelijk gebied ( ) Vlaams-Brabant Waals-Brabant BHG BGG België Oprichtingen 9,1 9,2 8,6 8,5 11,2 11,9 9,8 10,1 9,2 9,2 Stopzettingen 6,6 7,0 6,4 6,6 8,3 8,4 7,3 7,5 7,1 7,2 Saldo oprichtingenstopzettingen 2,5 2,2 2,2 1,9 3,0 3,4 2,6 2,6 2,1 2,0 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid In 2012 werden 647 faillissementen geteld in Vlaams-Brabant en 408 in Waals-Brabant. In het volledige grootstedelijk gebied waren er in totaal faillissementen. De laatste vijf jaar is het aantal bedrijven dat failliet ging in het Brussels Gewest iets sneller gestegen dan in de Rand. In Waals- Brabant gingen als gevolg van faillissementen opmerkelijk meer jobs verloren, met de administratieve en ondersteunende activiteiten en ook de verwerkende nijverheid als grootste slachtoffers. 43

44 Tabel 15: Faillissementen en jobverlies als gevolg van faillissementen in het Brussels grootstedelijk gebied (2012) Vlaams-Brabant Waals-Brabant BHG BGG Faillissementen , , , ,6 Verloren banen , , , ,0 Verloren banen/faillissementen 2,3 3,8 2,0 2,3 Bron: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De werkloosheid in het Brussels grootstedelijk gebied Het fenomeen van de metropolisering van Brussel komt eveneens tot uiting in de werkloosheid. Om verschillende redenen concentreert de stadskern immers meer werklozen dan de Rand. Vooreerst zijn er de demografische factoren. Enerzijds oefenen grote steden vaak meer aantrekkingskracht uit op migrerende werkkrachten uit andere landsdelen of uit het buitenland. Anderzijds groeit de bevolking op arbeidsleeftijd in Brussel sneller dan in de twee andere gewesten en dus dan in de Rand. Daarnaast zorgt de stadsvlucht er ook mee voor dat het werkloosheidspeil in de centrale stad hoog blijft, aangezien het vooral actief werkenden zijn die de stad verlaten en naar de Rand trekken. Tot slot vertoont de Brusselse werkloosheid een aantal specifieke kenmerken die maken dat de werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest relatief hoger is dan in de periferie. Zo is de kwalificatiestructuur van de Brusselse arbeidskrachten zeer gepolariseerd (aan de ene zijde een grote groep hooggeschoolden en aan de andere zijde een grote groep laaggeschoolden) terwijl de werkgevers steeds hogere kwalificatie-eisen stellen. Verder laat de tweetaligheid onder de Brusselse werkzoekenden te wensen over, gaat het multiculturele karakter van het Brussels Gewest hand in hand met discriminatie bij de aanwerving enz. Hoewel het Brussels Gewest een relatief hoge werkloosheidsgraad (IAB) heeft (17,5%), werpt een uitbereiding naar het volledig grootstedelijk gebied een ander licht op de zaak. Zo is de werkloosheidsgraad in Vlaams-Brabant bijzonder laag (4,4%) en blijft hij zelfs iets onder het niveau van het Vlaams Gewest (4,6%). In Waals-Brabant ligt de werkloosheid op 7,0%, wat eveneens beter is dan het gemiddelde voor het Waals Gewest (10,1%). Wanneer we het hele grootstedelijk gebied in beschouwing nemen, dan zakt de Brusselse werkloosheidsgraad tot 10,4%. Hiermee wordt het Belgische gemiddelde (7,6%) lichtjes overschreden, maar houdt de Brusselse werkloosheid gelijke tred met het gemiddelde van de Europese Unie (10,6%). Anderzijds is de werkloosheid de laatste vijf jaar minder snel gegroeid in Vlaams-Brabant (+0,2 pp) en Waals-Brabant (+0,5 pp) dan in het Brussels Gewest (+1,4 pp). De intraregionale ongelijkheden Net zoals andere grote Europese steden wordt Brussel gekenmerkt door een belangrijke socioeconomische polarisatie. De evolutie van werkgelegenheid en werkloosheid op gemeentelijke schaal verloopt uiteraard niet altijd parallel. De plaatselijke werkscheppende dynamiek vertaalt zich niet noodzakelijk in een verbetering van de plaatselijke arbeidsparticipatie. De bewegingen van de werknemers tussen de verschillende gemeenten, bovenop de bewegingen van pendelaars, maken van deze analyse een moeilijke opgave en verklaren waarom werk en werkloosheid op gemeentelijk niveau verschillend evolueren. Niettemin geeft de analyse op gemeenteniveau ons inzicht in de ontwikkelingen en de eventuele tendensomkeringen die zich voltrekken op intraregionaal niveau. De werkloosheid per gemeente Uit de analyse van de gemeentelijke werkloosheidscijfers blijkt dat er redelijk grote verschillen bestaan tussen de gemeenten van het Brussels Gewest. We stellen vast dat de werkloosheidsgraad relatief hoger dan gemiddeld is in de gemeenten van de eerste kroon, en vooral in Sint-Joost (29,9%) en Molenbeek (28,3%). Het zijn ook deze gemeenten die het grootste aandeel laaggeschoolde werkzoekenden hebben (circa driekwart van de NWWZ) en de hoogste jeugdwerkloosheid (respectievelijk 37,3% en 36,7%). De zuidoostelijke Brusselse gemeenten laten daarentegen allemaal 44

45 een redelijk lage werkloosheid optekenen: 13,0% in Ukkel, 12,0% in Watermaal-Bosvoorde, 11,7% in Oudergem, 11,6% in Sint-Lambrechts-Woluwe en 9,8% in Sint-Pieters-Woluwe. Figuur 20: Werkloosheidsgraad per gemeente in het Brussels Gewest (2012) Bronnen: NBB, FOD Economie, ADSEI (EAK), Actiris Steunpunt WSE, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Tussen 2007 en 2012 is de werkloosheid in het Brussels Gewest met 0,9% toegenomen. De gemeenten waar de werkloosheid in deze periode het sterkst is gestegen, liggen allemaal in de tweede kroon: Evere (+2,3%), Vorst (+2,2%), Ganshoren (+1,8%) en Sint-Agatha-Berchem (+1,6%). De wijken met de slechtste werkloosheidscijfers liggen in hartje Brussel, vooral langs het kanaal (de oude Brusselse industriële as) en rondom de Vijfhoek. Niet alleen de hoge werkloosheid is typerend voor deze wijken. Ook de hoge bevolkingsdichtheid (bijna twee keer boven het gewestelijk gemiddelde), de relatief sterke vertegenwoordiging van vreemdelingen en/of bevolkingsgroepen van buitenlandse origine, een inkomen per inwoner dat duidelijk onder het gewestelijk gemiddelde ligt en de grotere aanwezigheid van oude en sociale woningen ten opzichte van de rest van het gewest, zijn tekenend voor de socio-economische precariteit van deze buurten. Bovendien ligt het geboortecijfer er boven het Brusselse gemiddelde, maar is er tegelijkertijd een nijpend tekort aan opvangstructuren voor jonge kinderen en wordt het onderwijs er als minder prestigieus beschouwd dan in de zuidoostelijke wijken, die de meer gegoeden als woonplaats verkiezen. 45

46 Figuur 21: Werkloosheidsgraad per wijk in het Brussels Gewest (2009) Het tweeledige fenomeen van de Brusselse mondialisering "van bovenaf" en "van onderuit" versterkt deze sociaalruimtelijke dualisering. Enerzijds halen de Brusselaars weinig profijt uit de aanwezigheid van Europese en internationale instellingen, omdat die uiterst gekwalificeerde profielen tewerkstellen. Anderzijds komen veel vreemdelingen uit landen buiten Europa, die over het algemeen lager geschoold zijn dan Europese migranten en die meer moeite hebben om een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren, in de achtergestelde centrale buurten van de hoofdstad terecht. De werkgelegenheid per gemeente De gemeente Brussel-Stad genereert nagenoeg 40% van de gewestelijke bezoldigde werkgelegenheid, terwijl slechts 15% van de Brusselse bevolking deze gemeente als woonplaats heeft. Ook Sint-Joost-ten-Node en Sint-Gillis tellen op hun grondgebied meer bezoldigde arbeidsplaatsen dan inwoners. De gemeenten die na Brussel-Stad het grootste aandeel in de gewestelijke bezoldigde werkgelegenheid hebben, zijn Anderlecht (8,0%), Schaarbeek (6,7%) en Elsene (6,5%). 46

47 Tabel 16: Bezoldigde werkgelegenheid en bevolking per gemeente in het Brussels Gewest (2011) Bezoldigde arbeid Bevolking 2011 % BHG 01/01/2012 % BHG Anderlecht , ,8 Oudergem , ,8 Sint-Agatha-Berchem , ,0 Brussel , ,6 Etterbeek , ,0 Evere , ,2 Vorst , ,7 Ganshoren , ,1 Elsene , ,3 Jette , ,3 Koekelberg , ,8 Sint-Jans-Molenbeek , ,2 Sint-Gillis , ,3 Sint-Joost-ten-Node , ,4 Schaarbeek , ,2 Ukkel , ,0 Watermaal-Bosvoorde , ,1 Sint-Lambrechts-Woluwe , ,6 Sint-Pieters-Woluwe , ,5 Brussels Gewest , ,0 Bron: RSZ, FOD Economie - ADSEI, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De grootste sectoren in Brussel-Stad zijn het openbaar bestuur (22,2%), de financiële activiteiten (13,4%), de administratieve en ondersteunende diensten (9,5%) en de handel (8,3%). In Anderlecht staat de handel bovenaan de lijst (20,1%) en in Schaarbeek en Elsene komen respectievelijk de informatie- en communicatiediensten (25,0%) en het onderwijs (20,6%) op de eerste plaats. De groei met bezoldigde arbeidsplaatsen in het Brussels Gewest tussen 2006 en 2011 verliep geografisch gezien erg onregelmatig. Zeven Brusselse gemeenten zagen het aantal bezoldigde betrekkingen op hun grondgebied in de loop van de laatste vijf jaar dalen (Elsene, Vorst, Etterbeek, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Lambrechts-Woluwe, Evere en Sint-Pieters-Woluwe). In de andere gemeenten ging het aantal arbeidsplaatsen dan weer de hoogte in. Onder deze laatste treffen we meerdere centrale gemeenten of gemeenten van de eerste kroon aan: Koekelberg (+38,5%), Sint- Gillis (+22,5%), Sint-Joost (15,4%), Schaarbeek (+8,1%) en Brussel-Stad (+6,4%). Wat de zelfstandige arbeid betreft, stellen we vast dat de groei van 17,7% tussen 2007 en 2012 voor het Brussels Gewest in zijn geheel, in bepaalde gemeenten sterker was dan in andere. Zo nam het aantal zelfstandigen in Anderlecht met 35,5% toe, in Schaarbeek met 33,4% en in Molenbeek met 33,2%. Het is geen volkomen toeval dat de ondernemingsdynamiek de laatste jaren vooral in de gemeenten van "de arme sikkel" een vlucht heeft genomen. In een moeilijke economische situatie kunnen personen die traditioneel lastiger werk vinden (met name langdurig werklozen, laaggeschoolden en/of personen van buitenlandse afkomst) in het ondernemerschap immers een alternatief zien voor de vertrouwde logica van de arbeidsmarkt, geregeerd door loonarbeid en de contractuele verbintenis tussen de vraag naar werk en het werkaanbod BARUTEL L., L entrepreneuriat en Région de Bruxelles-Capitale : accompagnement, financement et innovations, Pour la Solidarité, Collection Working Paper, december

48 Tabel 17: Evolutie van het aantal bezoldigde arbeidsplaatsen per gemeente in het Brussels Gewest (2006 tot 2011) Bezoldigde arbeid Zelfstandige arbeid 2011 Variatie Variatie Anderlecht , ,5 Oudergem , ,3 Sint-Agatha-Berchem , ,1 Brussel , ,3 Etterbeek , ,1 Evere , Vorst , ,6 Ganshoren , Elsene , ,6 Jette , ,5 Koekelberg , ,5 Sint-Jans-Molenbeek , ,2 Sint-Gillis , ,4 Sint-Joost-ten-Node , ,8 Schaarbeek , ,4 Ukkel , ,7 Watermaal-Bosvoorde , ,4 Sint-Lambrechts-Woluwe , ,3 Sint-Pieters-Woluwe ,2 Brussels Gewest , ,7 Bron: RSZ, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Vijf gemeenten zijn samen goed voor ruim de helft van de Brusselse zelfstandige arbeid: Brussel-Stad (14,1%), Schaarbeek (10,7%), Ukkel (10,5%), Anderlecht (8,8%) en Elsene (8,7%). In Elsene en Ukkel maken de vrije beroepen bijna de helft van alle zelfstandige banen uit. In de andere drie gemeenten zijn ook de handel en de industrie sterk vertegenwoordigd. 48

49 Hoofdstuk VI. De beroepstrajecten Dit laatste hoofdstuk kadert in de groeiende tendens tot het gebruik van dynamische gegevens om de evoluties van de arbeidsmarkt en de werkloosheid te analyseren en te bevatten. Onder verwijzing naar diverse noties zoals traject, parcours, mobiliteit of doorstroming, trachten dergelijke analyses een verklaring te geven voor de veranderingen die zich kunnen voordoen in de werk-, werkloosheids- en inactiviteitssituatie en de switch tussen twee werkgevers. De gegevens waarover wij vandaag beschikken, zijn weinig uitgewerkt, maar geven ons toch een algemeen beeld van de kwestie. Het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid ontwikkelt momenteel nieuwe methodes om een longitudinale analyse te kunnen maken (vertrekkende vanuit de DmfA-gegevensstroom), zodat meer rekening kan worden gehouden met elementen zoals de duur, de stabiliteit en de kwaliteit van de tewerkstelling (in termen van werktijden, getrouwheid aan dezelfde werkgever enz.). De socio-economische mobiliteit van de individu's De gegevens betreffende de socio-economische mobiliteit 26 van de individu's laten ons toe de situatie van de personen op arbeidsleeftijd te vergelijken tussen 2006 en Wanneer we de personen die in 2006 aan het werk waren, beschouwen, dan zien we drie jaar later dat de helft (52,8%) nog steeds werkt, dat 12,4% werkzoekend is en dat 27,3% inactief is (dit betekent in de meeste gevallen dat zij werkonbekwaam zijn, vrijgesteld zijn van de inschrijving als werkzoekende of een leefloon krijgen). Van de personen die in 2006 werk zochten, heeft slechts 14,2% na verloop van drie jaar nog steeds het statuut van werkzoekende. 41,1% werkt in 2009 en 36,3% is inactief (meestal werkonbekwaam, leefloontrekker of vrijgestelde werkzoekende). Tabel 18: Socio-economische mobiliteit over 3 jaar van de personen op arbeidsleeftijd (15 tot 64 jaar) in het Brussels Gewest (2006 tot 2009) Statuut 2009 Werkend Werkzoekend Inactief Andere Statuut 2006 Werkend 52,8 12,4 27,3 7,5 Werkzoekend 41,1 14,2 36,3 8,4 Inactief 36,5 14,0 39,6 10,0 Totaal 45,5 13,2 32,8 8,5 Bron: KSZ (datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming), berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid De resultaten voor de jongeren onder de 25 jaar tonen aan dat de werksituatie van deze laatsten minder stabiel is. In vergelijking met de volledige bevolking op arbeidsleeftijd zijn immers meer jongeren die in 2006 aan het werk waren drie jaar later in de werkloosheid verzeild (16,9% tegen 12,4%). 26 Deze gegevens zijn afkomstig uit het datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming van de KSZ. In dit kader zijn drie grote socio-economische situaties gedefinieerd: de werkenden (zowel de loontrekkenden als de zelfstandigen en de helpers); de werkzoekenden (alleen de WZ die een uitkering ontvangen). De jongeren in de beroepsinschakelingstijd behoren dus niet tot deze categorie; de inactieven. Deze categorie verzamelt verschillende statuten: volledige loopbaanonderbreking, vrijstelling van inschrijving als werkzoekende, leefloon/financiële hulp van het OCMW, pensioentrekkend, volledig bruggepensioneerd, rechtgevende kinderen voor kinderbijslag, arbeidsongeschiktheid, personen met een gehandicaptenuitkering. 49

50 Jongeren na hun studies In dit deel analyseren we de inschakeling van jongeren die uit het onderwijs komen en bekijken we hoe de overstap van studeren naar werken voor hen verloopt. We volgen met andere woorden de instap in het beroepsleven van jongeren die hun initiële opleiding afronden en zich bij Actiris komen inschrijven. Hoewel jongeren die tot de arbeidsmarkt toetreden vaak in een precaire jobsituatie terechtkomen, zullen we zien dat het welslagen van de beroepsinschakeling van deze nieuwkomers door tal van factoren wordt beïnvloed, waaronder ook het studieniveau. In de praktijk bestaat deze analyse in een longitudinale opvolging van de jongeren die zich na hun studies bij Actiris hebben ingeschreven over een periode van een jaar. Onder schoolverlaters wordt hier verstaan de Brusselse werkzoekenden die niet meer schoolplichtig zijn en die zich als werkzoekende in de beroepsinschakelingstijd inschrijven. Voor deze analyse vertrekken we van de inschrijvingen die plaatsvonden in de periode tussen juli en oktober (de periode met de meeste nieuwe inschrijvingen van jongeren die uit het onderwijs komen). Door deze jongeren gedurende een jaar op te volgen, krijgen we een zicht op de uitstroom uit de werkloosheid één jaar na de inschrijving. Voor de jongeren die na een jaar nog altijd zijn ingeschreven, gaan we na of zij de werkloosheid tijdens hun inschrijvingsperiode tijdelijk hebben verlaten. De cijfers m.b.t. de uitstroom uit de werkloosheid worden op die manier verrijkt met deze tijdelijke tewerkstellingen (er wordt alleen rekening gehouden met de werkperiodes van meer dan 28 dagen). We merken hierbij op dat jongeren die meteen werk hebben gevonden en die zich dus niet bij Actiris hebben ingeschreven, niet in deze analyse zijn opgenomen. 69,4% van de jongeren die zich tussen juli en oktober 2011 bij Actiris inschreven, stond een jaar na datum niet langer geboekt als NWWZ. Wanneer we de tijdelijke tewerkstellingen van minstens 28 dagen meerekenen, dan stijgt dit cijfer tot 77,3%. De resultaten tonen aan dat de kansen om uit de werkloosheid te geraken, vergroten naarmate het studieniveau hoger is. Zo is het globale uitstroompercentage het laagst bij de jongeren die hoogstens een diploma van de tweede graad van het secundair onderwijs hebben behaald (68,9%) en het hoogst bij de jongeren die hogere of universitaire studies hebben gedaan (88,7% en 86,8%). Bij de jongeren met een diploma van het secundair onderwijs scoren de schoolverlaters afkomstig uit het beroepsonderwijs iets minder hoog (70,0% tegen 73,7% voor de jongeren uit het algemeen secundair en 73,4% voor de jongeren uit een technische richting). Tabel 19: Uitstroom uit de werkloosheid (%) van jongeren na hun studies naargelang het studieniveau (2011 tot 2012) Uitstroom uit de werkloosheid (%) Globaal uitstroompercentage (inclusief tijdelijke uitstroom) Maximum 2e graad secundair onderwijs 60,6 68,9 3e en 4e graad secundair onderwijs 64,4 72,4 Algemeen 67,5 73,7 Technisch 65,9 73,4 Beroeps 59,6 70,0 Hoger niet-universitair onderwijs 78,7 88,7 Korte type 78,5 88,6 Lange type 79,4 89,7 Universitair onderwijs 78,3 86,8 Andere studies 73,3 77,6 Totaal 69,4 77,3 Bron: Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid 50

51 De personen die een opleiding volgen Bruxelles Formation heeft Actiris een lijst bezorgd van alle personen die in 2011 een beroepsopleiding afrondden bij één van de partners van Bruxelles Formation. Op die basis konden voor ieder opleidingstype de volgende gegevens worden verzameld: - het beroepsinschakelingspercentage: dit is het aandeel opleidingsdeelnemers met een actie werk van minstens één dag in de periode tot twaalf maanden na het einde van de opleiding. - het opleidingspercentage: dit is het aandeel opleidingsdeelnemers met een actie opleiding tot twaalf maanden na het einde van de opleiding. - het uitstroompercentage uit de werkloosheid: dit is het aandeel opleidingsdeelnemers met een actie werk en/of opleiding tot twaalf maanden na het einde van de opleiding en die twaalf maanden na het einde van de opleiding niet meer als NWWZ bij Actiris zijn ingeschreven. Van de opleidingsdeelnemers die bij de analyse waren betrokken, liet 40,7% een actie werk van minstens één dag optekenen, heeft 47,0% een andere opleiding gevolgd en heeft 54,1% na verloop van een jaar de werkloosheid verlaten. Figuur 22: Uitstroompercentage na 12 maanden voor de deelnemers aan een opleiding bij een partner van Bruxelles Formation (2011 tot 2012) Bron: Bruxelles Formation, Actiris, berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Wanneer we de cijfers van dichterbij bekijken, is het geen verrassing dat het opleidingspercentage het hoogst is voor de algemene opleidingen en/of de opleidingen binnen een opleidingstraject: 87,5% voor de gerichte beroepsoriënteringen, 64,1% voor de vooropleidingen, 53,7% voor de alfabetiseringscursussen en 50,4% voor de basisopleidingen. Anderzijds vertonen de kwalificerende opleidingen het beste beroepsinschakelingspercentage: 80,0% voor de dienstencheques, 53,4% voor de kwalificerende opleiding en 52,3% voor de opleiding via tewerkstelling. Ten slotte merken we op dat wie een opleiding volgt in het kader van de dienstencheques de meeste kans maakt om uit de werkloosheid te treden (84,4%). Een gelijkaardige analyse is uitgevoerd voor de cursisten die in 2011 een opleiding bij VDAB of diens partners hebben voltooid. Deze analyse, waarvan de methodologie aansluit op deze van de analyse van de cursisten bij de partners van Bruxelles Formation, heeft enkel betrekking op de Brusselaars die een opleiding volgden bij de VDAB of een van de partners van VDAB. Het gaat hierbij om

52 cursisten 27. De resultaten hieronder zijn dus niet vergelijkbaar met deze die gewoonlijk door de VDAB worden gepubliceerd. Bovendien wordt het beroepsinschakelingspercentage, het opleidingspercentage alsook de uitstroomgraad uit de werkloosheid in dit geval berekend op zes maanden. Voor wat betreft de cursisten die een opleiding hebben gevolgd bij VDAB, registreerden we voor 42,8% een actie werk in de zes maanden die volgden op het eind van hun opleiding terwijl een even groot aandeel een actie opleiding liet optekenen gedurende deze periode. De uitstroom uit de werkloosheid heeft betrekking op 82,8% van deze cursisten. Net zoals voor de cursisten bij een van de partners van Bruxelles Formation is de beroepsinschakelingsgraad het hoogst voor de personen die een beroepsspecifieke opleiding volgden (61,0%), terwijl het percentage personen die nog een opleiding volgden het hoogst ligt voor diegenen die een oriënterende opleiding hebben gevolgd (57,6%). Figuur 23: Uitstroom na 6 maanden van de Brusselse stagiairs van de VDAB (2011) De resultaten voor de cursisten die een opleiding volgden bij een partner van VDAB geven bovendien aan dat 38,5% onder hen een actie werk hadden in de 6 maanden volgend op hun opleiding terwijl 34,1% een actie opleiding liet registreren gedurende deze periode. In dit geval bedraagt het globale uitstroompercentage uit de werkloosheid 75,8%. 27 De listing die VDAB doorstuurde telde onderscheiden cursisten. Van deze groep werden personen terug gevonden in de databank van Actiris. Het is op deze laatste groep dat onderhavige analyse betrekking heeft. 52

53 Figuur 24: Uitstroom na 6 maanden van de Brusselse stagiairs van de partners van VDAB (2011) 53

54 Besluit: synthese van de situatie op de Brusselse arbeidsmarkt in 2012 In het eerste hoofdstuk belichtten we de demografische context van het Brussels Gewest, die wordt gekenmerkt door een sterke bevolkingstoename in de voorbije tien jaar. Deze toename, die proportioneel gezien groter is dan in de andere twee gewesten, situeert zich bij de jongeren (min 15 jaar), maar ook bij de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15 tot 64 jaar). Als belangrijkste toegangspoort voor de internationale migratie wordt Brussel op demografisch niveau eveneens getypeerd door zijn positief migratiesaldo. Zo hebben vreemdelingen in Brussel een groter aandeel in de bevolking dan in Vlaanderen en Wallonië. Ongeveer 60% van deze buitenlandse bevolking is afkomstig uit de Europese Unie, het overige deel komt van buiten Europa. Het tweede hoofdstuk spitste zich toe op de Brusselse arbeidsmarkt. Hier zagen we dat de activiteitsgraad in het Brussels Gewest 65,4% bedraagt, waarmee Brussel onder de cijfers voor het Vlaams Gewest blijft (69,0%), maar boven die voor het Waals Gewest (63,7%). De werkzaamheidsgraad in Brussel (54,0%) is daarentegen minder hoog dan in het Vlaams Gewest (65,9%) en in Wallonië (57,3%). De werkende beroepsbevolking is de afgelopen tien jaar in het Brussels Gewest sterker gegroeid, maar dit heeft zich niet vertaald in een verbetering van de gewestelijke werkzaamheidsgraad. De voornaamste verklaring hiervoor is dat de Brusselse bevolking op arbeidsleeftijd in de beschouwde periode sneller is toegenomen dan de werkende bevolking. Anderzijds weerspiegelt de Brusselse werkzaamheidsgraad evenmin het dynamisme van de Brusselse economie, noch de werkgelegenheid die zij creëert, omdat die verscholen gaan achter de grote omvang van het pendelverkeer in de richting van het gewest. Iedere dag verplaatsen meer dan personen zich voor het werk naar Brussel, terwijl bijna personen voor het werk uit Brussel wegtrekken. Hiermee komt het inkomend pendelpercentage op 51,1% te liggen, tegen een uitgaand pendelpercentage van 15,9%. Wanneer we de evolutie van deze bewegingen over een langere periode volgen, kunnen we echter vaststellen dat het inkomend pendelverkeer in de loop van het laatste decennium is afgenomen en dat deze ontwikkeling gelijkloopt met een toename van het aantal Brusselaars dat in Brussel werkt. Tegelijkertijd is het uitgaand pendelverkeer over de laatste twintig jaar vrijwel aanhoudend in stijgende lijn gegaan. Op economisch gebied blinkt het Brussels Gewest uit dankzij zijn goede prestaties. Het gewest vertegenwoordigt bijna een vijfde van de nationale rijkdom en profiteert van een goede economische dynamiek, met een gemiddeld groter aantal nieuwe ondernemingscreaties dan elders in België. Hierdoor vormt Brussel, met zijn circa arbeidsplaatsen (al dan niet door Brusselaars ingenomen), of ongeveer 16% van de Belgische interne werkgelegenheid, het belangrijkste tewerkstellingsbekken van het land. Meer dan de helft van deze banen vereist een hoog kwalificatieniveau, terwijl de twee andere gewesten meer arbeidsplaatsen met lage of middelmatige kwalificatie-eisen aanbieden. De kwalificatiestructuur van de werkgelegenheid in Brussel is echter geen afspiegeling van de Brusselse bevolking. Aan de ene kant ligt het aantal gediplomeerden van het hoger onderwijs er bijzonder hoog (34,9% van de inwoners van 15 tot 64 jaar) en aan de andere kant zijn ook de laaggeschoolden sterk vertegenwoordigd (38,6%). Het Brussels Gewest telt ongeveer bezoldigde banen, wat neerkomt op 16,5% van de totale nationale bezoldigde werkgelegenheid. Globaal genomen heeft de bezoldigde arbeid de crisis relatief goed doorstaan, hoewel de groei over de laatste vijf jaar onder het peil van de twee andere gewesten bleef. De vijf Brusselse sectoren met de meeste loontrekkenden zijn de overheidsdiensten (17,4% van de gewestelijke arbeid in loondienst), de handel (10,2%), de financiële instellingen en het verzekeringswezen (10,0%), de menselijke gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening (10,0%) en het onderwijs (9,8%). Terwijl de meeste industriële sectoren tussen 2008 en 2011 in het Brussels Gewest terrein bleven verliezen, was er bij de diensten een belangrijke stijging te noteren bij 54

55 de administratieve en ondersteuningsactiviteiten, waaronder ook de activiteiten in het kader van de dienstencheques worden gerekend. Het aandeel van de loontrekkenden met een tijdelijke overeenkomst is het grootst in Brussel. Het aantal tijdelijke contracten is er overigens de voorbije tien jaar fors toegenomen. Bovendien is één op de vijf arbeidsovereenkomsten in Brussel deeltijds, tegenover circa een kwart in de andere twee gewesten. Ook deeltijdse arbeid heeft het laatste decennium duidelijk aan belang gewonnen. Verder telt het Brussels Gewest zowat zelfstandige werknemers, waarmee het goed is voor 9,6% van de nationale zelfstandige arbeid. De laatste vijf jaar is de zelfstandige arbeid in Brussel sneller gegroeid dan in de twee andere gewesten. Met name het aantal nieuwe Brusselse btwplichtigen is in deze periode behoorlijk gestegen, wat in belangrijke mate de verdienste is van nieuwe zelfstandigen afkomstig uit Oost-Europa. Het derde hoofdstuk behandelde de werkloosheid in het Brussels Gewest, als stadsgewest dat tegelijkertijd rijkdom en armoede genereert. Tussen 2007 en 2012 is de werkloosheidsgraad gestegen van 19,6% tot 20,1%. Deze stijging komt op het conto van de mannen: terwijl de vrouwelijke werkloosheid daalde, nam die bij de mannen over dezelfde periode toe. De min-25-jarigen lieten van hun kant een daling van de werkloosheidsgraad optekenen van 33,0% naar 30,9%. De Brusselse werkloosheid blijft een aantal specifieke kenmerken vertonen wat leeftijd, kwalificatieniveau en inactiviteitsduur betreft. Zo zien we dat de jongerenwerkloosheid boven de 30% ligt. Verder heeft 28% van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) een studieniveau onder de 2e graad van het secundair onderwijs en heeft 38% van de NWWZ buitenlandse studies gedaan die in België niet worden erkend. Daarnaast maken de langdurig werklozen, die al minstens 24 maanden niet werken, bijna de helft van alle NWWZ uit. Bovendien blijkt de werkloosheid geografisch te verschillen, aangezien de centrale gemeenten en de gemeenten van de eerste kroon de grootste werkloosheid kennen. Daarbij komen nog de fenomenen van etnische discriminatie in het rekruteringsproces, vermits het net deze gemeenten zijn die de grootste concentratie hebben aan inwoners met een andere nationaliteit of van buitenlandse afkomst. In dit verband hernam het vierde hoofdstuk de belangrijkste resultaten, voor het Brussels Gewest, van de Socio-economische Monitoring van de positie van personen van buitenlandse origine op de arbeidsmarkt. Uit deze analyse blijkt dat deze laatsten zich in een minder gunstige situatie bevinden dan de personen van Belgische origine. Personen van buitenlandse origine hebben globaal genomen een hogere inactiviteitsgraad, een lagere werkzaamheidsgraad en een hogere werkloosheidsgraad. Niettegenstaande vertonen personen afkomstig uit de EU-14 gemiddeld betere beroepsinschakelingsresultaten dan vreemdelingen uit andere landen. Het vijfde hoofdstuk van dit rapport legde zich toe op de typisch Brusselse fenomenen van stedelijke dualisering tussen het stadscentrum en zijn hinterland enerzijds en tussen de verschillende Brusselse gemeenten anderzijds. Door uit te gaan van het Brussels grootstedelijk gebied en aldus de economische invloedzone van het gewest bij de analyse te betrekken, kunnen we de analyse van de Brusselse arbeidsmarkt nuanceren. Zo stellen we vast dat de bezoldigde werkgelegenheid de laatste vijf jaar in het Brussels Gewest minder sterk is gegroeid dan in de Rand. Daartegenover staat dat de zelfstandige arbeid in Brussel een grotere expansie heeft gekend dan in Vlaams- en Waals-Brabant. De ondernemingsdynamiek is immers sterker in het Brussels gewest, dat de hoogste oprichtings- en stopzettingscijfers heeft. Het is belangrijk te benadrukken dat de sectorverdeling gevoelig varieert tussen het Brussels Gewest en zijn periferie. In Brussel zijn de financiële instellingen en verzekeringen, de overheidsdiensten, de horeca en de informatie- en communicatiediensten oververtegenwoordigd, terwijl de Rand sterker gespecialiseerd is in de winning van delfstoffen en de verwerkende nijverheid, de handel, de bouw, het vervoer en de opslag. 55

56 Wat het werkloosheidsniveau betreft, zijn er aanzienlijke verschillen tussen het centrum en de Rand. Zo ligt de werkloosheidsgraad 28 heel wat hoger in het Brussels Gewest (17,5%) dan in Vlaams- Brabant (4,4%) en in Waals-Brabant (7,0%). Het intragewestelijk niveau brengt eveneens een uitgesproken polarisering tussen de verschillende gemeenten aan het licht. Zo schommelt het Brusselse werkloosheidspeil tussen de 29,9% voor Sint- Joost-ten-Node en de 9,8% voor Sint-Pieters-Woluwe. Eenvoudig gesteld kunnen we concluderen dat de centrale gemeenten en de gemeenten van de eerste kroon de slechtste werkloosheidscijfers hebben, terwijl de rijkere zuidoostelijke Brusselse gemeenten de laagste werkloosheidspercentages vertonen. Wanneer we de voorbije evolutie bekijken, dan zien we dat de gemeenten waar de werkloosheid de laatste vijf jaar het sterkst is toegenomen (Evere, Vorst, Ganshoren en Sint-Agatha- Berchem) niet noodzakelijk de gemeenten met de hoogste werkloosheidsgraad zijn. Het is overigens interessant om te verduidelijken dat de geografische spreiding van de werkgelegenheid op subregionaal niveau niet volledig parallel loopt met de spreiding van de werkloosheid. Zo situeert de bezoldigde arbeid zich voornamelijk in Brussel-Stad, maar ook in gemeenten met een grote werkloosheid, zoals Anderlecht en Schaarbeek. De zelfstandige arbeid is er de laatste jaren vooral in de gemeenten van de "arme sikkel" op vooruit gegaan, wat wijst op een stevigere ondernemingsdynamiek in de minder gegoede gemeenten. Het zesde en laatste hoofdstuk handelde ten slotte over de beroepsmobiliteit en trajecten. Aangezien de bruikbare gegevens weinig ontwikkeld zijn, ging het vooral om een inleiding tot deze thematiek, die een steeds grotere rol gaat spelen in de arbeidsmarktanalyses en die in de volgende verslagen zeker verder zal moeten worden uitgediept. 28 Het gaat hier om de geharmoniseerde werkloosheidsgraad. 56

57 Bibliografie Nationale Bank van België, Verslag 2012 Economische en financiële ontwikkeling, februari BARUTEL L., L entrepreneuriat en Région de Bruxelles-Capitale : accompagnement, financement et innovations, Pour la Solidarité, Collection Working Paper, december BAUDEWYNS D., Economische structuur en groei in het Brussels grootstedelijk gebied. Specialisatie of diversiteit?, Brussels Studies, Nummer 3, februari Federaal Planbureau, Bevolkingsvooruitzichten , mei Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Socio-economische Monitoring, september Conseil d Orientation pour l Emploi, Rapport sur les trajectoires et les mobilités professionnelles, september Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, De conjunctuurbarometer van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Nr. 25 April Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: , maart Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt: tussen dynamisme en dualiteit, november Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid, Werkgelegenheid en werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: feiten en uitdagingen, januari VANDENBRANDE T., VANDEKERCKHOVE S., VENDRAMIN P., VALENDUC G., HUYS R., VAN HOOTEGEM G., HANSEZ I., VANROELEN C., PUIG-BARRACHINA V., BOSMANS K. en DE WITTE H., Kwaliteit van werk en werkgelegenheid in België, HIVA, februari VAN HAMME G., WERTZ I., BIOT V., Economische groei zonder sociale vooruitgang: stand van zaken in Brussel, Brussels Studies, Nummer 48, maart VAN WYNSBERGHE C., POIRIER J., SINARDET D., TULKENS F., Staten-Generaal van Brussel. De politieke en institutionele ontwikkeling van het Brussels Stadsgewest: bevindingen en perspectieven, Brussels Studies, Synthesenota nr. 10, februari ZIMMER H., Mismatches op de arbeidsmarkt, NBB, Economisch Tijdschrift, september

58 Bijlage: Voornaamste arbeidsmarktindicatoren in de drie Gewesten (2012) Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest 1. Activiteitsgraad Totaal (15-64 jaar) 65,4% 69,0% 63,7% Jongeren (15-24 jaar) 27,6% 32,3% 31,4% jaar 79,9% 89,5% 83,3% >50 jaar 57,4% 56,3% 51,7% Mannen 72,5% 74,1% 69,6% Vrouwen 58,3% 63,9% 57,8% Laaggeschoolden 46,5% 45,2% 42,7% Middengeschoolden 65,7% 72,6% 68,1% Hooggeschoolden 83,3% 86,1% 83,8% 2. Werkzaamheidsgraad Totaal (15-64 jaar) 54,0% 65,9% 57,3% jaar 58,2% 71,5% 62,5% Jongeren (15-24 jaar) 17,5% 28,1% 22,9% Jongeren (15-24 jaar) buiten studenten 47,2% 77,7% 59,7% jaar 66,2% 85,9% 75,5% >50 jaar 50,8% 54,6% 48,8% Mannen 59,4% 70,7% 62,5% Vrouwen 48,6% 61,0% 52,0% Laaggeschoolden 32,9% 41,4% 35,1% Middengeschoolden 51,8% 69,3% 60,6% Hooggeschoolden 75,8% 83,9% 80,0% 3. Werkloosheidsgraad Administratieve werkloosheidsgraad 20,1% 6,8% 15,3% Mannen (administratieve graad) 19,5% 6,6% 14,2% Vrouwen (administratieve graad) 20,7% 7,0% 16,4% IAB werkloosheidsgraad 17,5% 4,6% 10,1% Jongeren (15-24 jaar) (IAB graad) 36,4% 12,8% 27,1% jaar (IAB graad) 17,2% 4,1% 9,4% >50 jaar (IAB graad) 11,5% 3,0% 5,7% 58

59 4. Werkzaamheid Werkende beroepsbevolking Interne werkgelegenheid Aantal bezoldigde werkgelegenheden (2011) Aantal zelfstandigen Tijdelijke werkzaamheidsgraad 11,9% 6,6% 10,2% Mannen 10,8% 5,6% 9,0% Vrouwen 13,0% 7,6% 11,7% Jongeren (15-24 jaar) 29,0% 26,8% 41,1% Deeltijdse werkzaamheidsgraad 20,3% 25,4% 24,7% 5. Pendel Mannen 11,1% 8,7% 8,8% Vrouwen 31,3% 45,2% 43,7% Jongeren (15-24 jaar) 28,9% 23,1% 29,7% Inkomend pendelpercentage 51,1% 3,8% 4,0% Uitgaand pendelpercentage 15,9% 9,4% 14,4% 6. Ondernemingen Aantal ondernemingen (2011) Bedrijven Minder dan 5 werknemers tot 19 werknemers tot 49 werknemers tot 199 werknemers Meer dan 200 werknemers Oprichtingspercentage 11,9% 8,5% 9,8% Stopzettingspercentage 8,4% 6,7% 8,0% Aantal faillissementen Bronen: FOD Economie ADSEI (EAK), RSZ, RSVZ, Actiris, VDAB, Forem, NBB; berekeningen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid 59

60

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied Brussels Observatorium voor de Oktober 2013 FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied De arbeidsmarkten van de 3 gewesten in België zijn erg verschillend en hebben elk hun eigen specificiteit,

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag November 2013 Inhoudsopgave en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3 Overzicht

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2014 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag December 2014 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt INHOUDSOPGAVE Maandverslag Juni 2013 Inhoudsopgave, editoriaal en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2016 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag juni 2016 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Januari 2015 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Mei 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Augustus 2017 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag September 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag September 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag September INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers...1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau...2 Door de RVA vergoede werklozen...3 Overzicht

Nadere informatie

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid Deze gegevens zijn afkomstig van de Federale Overheidsdienst Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), meer bepaald

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2015 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juni 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November 2017 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag November INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 Licht herstel van de arbeidsmarkt? Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2013 67,5% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage stijgt met 0,8 procentpunten

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Februari 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Juli 2015 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Maart 2019 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2015

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2015 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag Oktober 2015 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018

Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018 Evolutie van de Brusselse arbeidsmarkt Maandverslag April 2018 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave en kerncijfers... 1 Geharmoniseerde cijfers op Europees niveau... 2 Door de RVA vergoede werklozen... 3 Overzicht

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA Vooraf Door de aanbevelingen van de Europese Unie is de aandacht momenteel vooral gericht op de werkgelegenheidsgraad van de oudere uitkeringstrekkers.

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Meer 55-plussers aan het werk Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2013 66,7% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage daalt licht in vergelijking met

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog

Leeftijd en geslacht jaar jaar jaar. Studieniveau en geslacht Laag Midden Hoog De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Activiteitsgraad, werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad Oktober 2015 A. Activiteitsgraad, werkgelegenheidsgraad en werkloosheidsgraad Deze kerncijfers

Nadere informatie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie Lange duur werkfractie / werkfractie Werkfractie Spotlight Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht Deze keer: De evoluties van de overgangen naar werk van de werklozen volgens hun profiel. 1 Inleiding

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013)

Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1 Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) Trends op de Belgische arbeidsmarkt (1983-2013) 1. Arbeidsmarktstatus van de bevolking van 15 jaar en ouder in 1983 en 2013 De Belgische bevolking van

Nadere informatie

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid

B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid B. Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid Deze gegevens zijn afkomstig van de Federale Overheidsdienst Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), meer bepaald

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 Lichte daling werkloosheid Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2015 De werkloosheidgraad gemeten volgens de definities van het Internationaal Arbeidsbureau daalde

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 Jeugdwerkloosheid gedaald in het eerste kwartaal van 2015 Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2015 In het eerste kwartaal van 2015 was 67,4% van de 20- tot 64-jarigen

Nadere informatie

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens

De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens Het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid heeft als missie om de evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brusselse Gewest in

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 14 mei 2008 Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in 2007 - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - In 2007 Zijn 4,38 miljoen in

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2014 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheidgraad blijft hoog Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2014 67% van de 20- tot 64-jarigen was aan het werk. Dat percentage blijft nagenoeg

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers ) UPDATE CIJFERS DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers 2008-2009) Bron: Vlaamse Arbeidsrekening (Steunpunt WSE / Departement Werk en Sociale Economie) Verwerking: Stad Genk, Dienst Beleidsplanning De data over

Nadere informatie

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4 Seppe Van Gils In vergelijking met Europa (EU-15) wordt Vlaanderen gekenmerkt door een gemiddeld aandeel werkenden (63,4%). Ten opzichte van het gemiddelde

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2016 Verantwoordelijke uitgever Grégor Chapelle Directeur-generaal van Actiris, Gewestelijke dienst voor Arbeidsbemiddeling Directrice Diensthoofd:

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt FEBRUARI 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt SEPTEMBER 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst Directie Statistieken, Budget en Studies Stat@rva.be Inhoudsopgave: 1 INLEIDING 1 2 EVOLUTIE VAN DE VERGOEDE VOLLEDIGE

Nadere informatie

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013

Geslacht, leeftijdsklasse en dichtheid 2014 Nationaliteit 2013 De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens - Kenmerken van de gemeenten van het Brussels Gewest December 2015 F. Kenmerken van de gemeenten van het Brussels Gewest Dit bestand verstrekt verschillende

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2017 Verantwoordelijke uitgever Grégor Chapelle Directeur-generaal van Actiris, Gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling Directrice-diensthoofd

Nadere informatie

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen De impact van de economische crisis in West Limburg Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen MEI 2009 1. Werkloosheid 1.1 Niet werkende werkzoekenden Een eerste indicator die de economische

Nadere informatie

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar

April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar April 2018: Brusselse werkloosheidsgraad op laagste niveau in 25 jaar Brussel, 3 mei 2018 Eind april telt het Brussels Gewest 89.367 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 15,9%.

Nadere informatie

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Augustus : aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990 Eind augustus telt het Brussels Gewest 8.605 jonge werkzoekenden. Voor de maand augustus is dat het laagste aantal in 28 jaar. Er zijn

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden Mei 2018: De jeugdwerkloosheid daalt 5 jaar ononderbroken De daling van de werkloosheid zet zich verder in Brussel. Eind mei telt het Brussels Gewest 87.912 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2018 Inhoudstafel Inleiding... 1 1. De vraag naar werk: de interne werkgelegenheid en de demografie van de ondernemingen... 3 1.1 De interne werkgelegenheid...

Nadere informatie

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0 20,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -291 eenheden Juli 2018: opnieuw daling van Brusselse werkloosheid Eind juli telt het Brussels Gewest 90.673 werkzoekenden, wat overeenkomt met een werkloosheidsgraad van 16,2%. Het is geleden van het jaar 2000 dat

Nadere informatie

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 2014/6 Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 Dirk Hoorelbeke D/2014/3241/218 Samenvatting Dit artikel geeft een bondig overzicht van enkele resultaten uit de nieuwe Regionale economische vooruitzichten

Nadere informatie

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende

Juni 2018: van de jonge Brusselaars zijn nu minder dan werkzoekende Brusselse werkloosheid blijft dalen Juni 2018: van de 102 000 jonge Brusselaars zijn nu minder dan 8 000 werkzoekende Er wonen 102.460 jongeren (18-24 jaar) in Brussel. Van hen zijn er vandaag minder dan

Nadere informatie

Gedifferentieerde evolutie van de langdurige werkloosheid volgens geslacht

Gedifferentieerde evolutie van de langdurige werkloosheid volgens geslacht Gedifferentieerde evolutie van de langdurige werkloosheid volgens geslacht Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 VERGELIJKENDE EVOLUTIE VAN DE BEVOLKING VAN 15 T.E.M. 49 JAAR VOLGENS

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden

34,0 31,9 % 32,0 30,0 28,0 26,7 % 26,0 26,5 % 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -992 eenheden 20 000 Brusselse werkzoekenden minder op 4 jaar tijd Brussel telt 91.877 werkzoekenden, voor een werkloosheidsgraad van 16,5%. Daarmee daalt de werkloosheid voor de 39 e maand op rij: in vergelijking met

Nadere informatie

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers )

DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers ) UPDATE CIJFERS DE GENKSE ARBEIDSMARKT (cijfers 2007-2008) Bron: Vlaamse Arbeidsrekening Verwerking: Stad Genk, Dienst Beleidsplanning De data zijn afkomstig van de Vlaamse Arbeidsrekening, d.i. een raamwerk

Nadere informatie

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE ACTIVERINGSMAATREGELEN

Nadere informatie

Regionale economische vooruitzichten

Regionale economische vooruitzichten 2015/2 Regionale economische vooruitzichten 2015-2020 Dirk Hoorelbeke D/2015/3241/213 Samenvatting Dit webartikel geeft een bondig overzicht van de nieuwe regionale economische vooruitzichten tot 2020.

Nadere informatie

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd Brussel, 1 oktober Eind september bedraagt de jongerenwerkloosheidsgraad, na een 64 e daling op rij, 24,7%. Brussel telt 9.477

Nadere informatie

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE

GENKSE BEVOLKING OP ARBEIDSLEEFTIJD NAAR SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE De data over de arbeidsmarkt zijn afkomstig van de Vlaamse Arbeidsrekening, d.i. een raamwerk waarin arbeidsmarktstatistieken die zowel de vraag- als aanbodzijde van de arbeidsmarkt beschrijven worden

Nadere informatie

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Directie Interne en Externe Communicatie Keizerslaan, 7-9 - 1000 Brussel Tel. 02 515 42 81 www.rva.be Brussel, 8 mei Persmededeling Stijging van de volledige werkloosheid,

Nadere informatie

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd Steunpunt WAV en VIONA SSA De arbeidsmarkt in Vlaanderen, Jaarreeks 2000, Deel III: De Sociale Balans, een aal-regionale analyse. In de sociale balansen brengen

Nadere informatie

NOVEMBER 2014 BAROMETER

NOVEMBER 2014 BAROMETER NOVEMBER 2014 BAROMETER In deze nieuwe editie van de barometer staan we stil bij de Census 2011 die afgelopen maand werd gepubliceerd door Statistics Belgium, onderdeel van de FOD Economie. We vertalen

Nadere informatie

FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt

FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid April 2014 FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt 1. Inleiding: context en algemene tendens Sinds tien stellen we elk een stijging

Nadere informatie

Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1989-2009

Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1989-2009 Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1989-2009 Naar aanleiding van de twintigste verjaardag van ACTIRIS maakt het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Nadere informatie

Inhoudstafel A. EVOLUTIE VAN DE BINNENLANDSE WERKGELEGENHEID EN DE BEROEPSBEVOLKING PER GEWEST Evolutie van de beroepsbevolking...

Inhoudstafel A. EVOLUTIE VAN DE BINNENLANDSE WERKGELEGENHEID EN DE BEROEPSBEVOLKING PER GEWEST Evolutie van de beroepsbevolking... Inhoudstafel VOORWOORD INLEIDING A. EVOLUTIE VAN DE BINNENLANDSE WERKGELEGENHEID EN DE BEROEPSBEVOLKING PER GEWEST...3 1. Evolutie van binnenlandse werkgelegenheid... 3 a. Evolutie van de aandelen binnenlandse

Nadere informatie

Een terugblik op vijf decennia

Een terugblik op vijf decennia Een terugblik op vijf decennia Inleiding Het RSVZ bezit een uitgebreide verzameling statistische gegevens over de verzekeringsplichtige zelfstandigen en vennootschappen. Op basis van deze rijke informatiebron

Nadere informatie

Socio-economische blik op de Kempen

Socio-economische blik op de Kempen Socio-economische blik op de Kempen AAN : CC : AUTEUR : Streekplatform Kempen Kim Nevelsteen, Dominique Van Dijck DATUM : 6 maart 2017 BETREFT : Socio-economische analyse van de Kempen 517.884 inwoners

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB). NOTARISBAROMETER VASTGOED WWW.NOTARIS.BE T3 2017 Barometer 34 MACRO-ECONOMISCH Het consumentenvertrouwen trekt sinds juli terug aan, de indicator stijgt van -2 in juni naar 2 in juli en bereikte hiermee

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS De tijd die kinderen doorbrengen in en buiten het eigen gezin, o.a. in de kinderopvang, hangt nauw samen met de werksituatie van de ouders. Werk is

Nadere informatie

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014) Dat onze samenleving steeds diverser wordt is een open deur intrappen. Opeenvolgende migratiestromen brachten mensen uit alle hoeken van de wereld naar Brussel: werknemers uit Italië, Spanje, Marokko,

Nadere informatie

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE Bijdrage tot de welvaart België telt tienduizenden vzw s, stichtingen, sociale economiebedrijven en feitelijke verenigingen. 18.847 daarvan

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Socio-economische blik op de Kempen

Socio-economische blik op de Kempen Socio-economische blik op de Kempen AAN : CC : AUTEUR : Streekplatform Kempen Kim Nevelsteen, Dominique Van Dijck DATUM : 6 maart 2017 BETREFT : Socio-economische analyse van de Kempen 517.884 inwoners

Nadere informatie

notarisbarometer 101,6 99, ,2 99,8 94,1 Belgisch vastgoed zet de economische crisis een hak

notarisbarometer 101,6 99, ,2 99,8 94,1 Belgisch vastgoed zet de economische crisis een hak notarisbarometer Vastgoed, vennootschappen, familie www.notaris.be A B C D E n 11 Oktober - december Trimester 4 - Vastgoedactiviteit in België Prijsevolutie Registratierechten Vennootschappen De familie

Nadere informatie

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer De uitkeringsgerechtigde volledig werklozen - nietwerkende werkzoekenden sedert 5 jaar en meer Gewoonlijk onderzoekt men de werkloosheid

Nadere informatie

EVOLUTIE VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

EVOLUTIE VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST EVOLUTIE VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST KENMERKEN VASTGESTELD IN HET KADER VAN DE TERRITORIALE WERKGELEGENHEIDSPACTEN BGDA STUDIEDIENST MAART 1998 Inhoudstafel VOORWOORD...1

Nadere informatie

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013 DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013 1 De arbeidsmarkt wordt krapper: alle talent is nodig Evolutie van de vervangingsgraad (verhouding 15-24-jarigen

Nadere informatie

Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR)

Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR) Lokale arbeidsmarktindicatoren in de Vlaamse Arbeidsrekening (VAR) Seminarie Subregionale en lokale arbeidsmarkt in cijfers Sessie 2 Lokale statistieken over de arbeidsmarkt, mens & maatschappij Wouter

Nadere informatie

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2.2 Uitdagingen op het vlak van werkgelegenheid 2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Het wordt steeds belangrijker om met voldoende kwalificaties naar de arbeidsmarkt te kunnen gaan. In Europees

Nadere informatie

Vlaanderen binnen Europa

Vlaanderen binnen Europa Vlaanderen binnen Europa Een gekleurde blik op de arbeidsmarkt Voorjaar 2016 steunpuntwerk.be/vlaanderen-binnen-europa werk.be/vlaanderen-binnen-europa europa.vdab.be Steunpunt Werk Naamsestraat 61, 3000

Nadere informatie

Van een conjuncturele achteruitgang van de arbeidsmarkt naar een heropleving zonder werkgelegenheid?

Van een conjuncturele achteruitgang van de arbeidsmarkt naar een heropleving zonder werkgelegenheid? Augustus Van een conjuncturele achteruitgang van de arbeidsmarkt naar een heropleving zonder werkgelegenheid? Samenvatting van de belangrijke punten: In mei telde men 470.468 vergoede niet-werkende werkzoekenden

Nadere informatie

De vruchten van het hoger onderwijs

De vruchten van het hoger onderwijs De vruchten van het hoger onderwijs Het onderwijsniveau van de bevolking op arbeidsleeftijd is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij vrouwen is deze stijging meer uitgesproken dan bij de mannen. Sinds

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in maart 2015

De arbeidsmarkt in maart 2015 De arbeidsmarkt in maart 2015 Datum: 9 april 2015 Van: Stad Antwerpen Ondernemen & stadsmarketing Business en innovatie Betreft: Arbeidsmarktfiche maart 2015 In deze arbeidsmarktfiche zien we 1. dat Antwerpen

Nadere informatie