0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Transcriptie

1

2 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) Aantal huishoudens (01/01/2008) BBP/inwoner 1 (2007) Werkgelegenheidsgraad 2 (30/06/2007) 72,9 76,8 56,5 64,5 77,4 71,2 66,0 Activiteitsgraad 3 (2007) 74,3 77,2 71,0 74,2 75,7 74,8 73,8 Werkloosheidsdruk 4 (2008) 5,0 4,0 7,1 5,2 5,3 5,2 5,8 Aantal actieve ondernemingen (2007) Maatstaf voor de geproduceerde welvaart (in euro). 2 Werkgelegenheid (werknemers en zelfstandigen naar werkplaats) tov bevolking jaar (in %). 3 Beroepsbevolking (werkenden en werklozen) tov bevolking jaar (in %). 4 Totale werkloosheid (niet-werkende werkzoekenden inclusief oudere werklozen) tov bevolking jaar (in %). Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 1

3 1. DEMOGRAFIE Figuur 1.1: Evolutie van de totale bevolking en de potentiële beroepsbevolking, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, % 5 % 4 % 3 % 2 % 1 % 0 % -1 % Evolutie totale bevolking Evolutie potentiële beroepsbevolking Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 1.1: - In West-Vlaanderen ligt zowel de groei van de totale bevolking als de groei van de potentiële beroepsbevolking lager dan in het Vlaamse Gewest; - In alle RESOC s behalve RESOC Westhoek groeit de totale bevolking sneller dan de potentiële beroepsbevolking; - In RESOC Zuid-West-Vlaanderen kent de totale bevolking een nulgroei, de potentiële beroepsbevolking evolueert negatief. 2

4 Figuur 1.2: Evolutie van het natuurlijk accres per inwoners, RESOC s van West- Vlaanderen en Vlaams Gewest, ,0 1,0 0,0-1,0-2,0-3,0-4, Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 1.2: - Het natuurlijk accres in West-Vlaanderen is kleiner dan in het Vlaamse Gewest. Sinds 2006 kent West-Vlaanderen een licht positief natuurlijk accres; - RESOC Oostende kent een sterk negatief natuurlijk accres; in RESOC Midden-West- Vlaanderen is het natuurlijk accres het grootst (zelfde niveau als in het Vlaamse Gewest in 2007); - Tot 2003 waren er bijna uitsluitend afnamen van het natuurlijk accres; vanaf 2004 evolueert het natuurlijk accres in alle RESOC s voornamelijk stijgend. 3

5 Figuur 1.3: Evolutie van het migratiesaldo per inwoners, RESOC s van West- Vlaanderen en Vlaams Gewest, ,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0-2,0-4, Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 1.3: - Sinds 2001 is het migratiesaldo in West-Vlaanderen kleiner dan in het Vlaamse Gewest; - Het migratiesaldo in RESOC Oostende is opvallend hoog in vergelijking met de andere RESOC s; - RESOC Zuid-West-Vlaanderen kent sinds 2007 een licht positief migratiesaldo, maar toch blijft dit sterk beneden het niveau van de andere West-Vlaamse RESOC s. 4

6 Figuur 1.4: Bevolkingsmaatstaven, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 1 januari % 100 % 80 % 60 % 40 % 20 % 0 % Doorstromingscoëfficiënt Afhankelijkheidsratio Interne vergrijzing Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 1.4: - De doorstromingscoëfficiënt 1 voor RESOC Midden- en Zuid-West-Vlaanderen stijgt uit boven de 100 %. In RESOC Oostende is de verhouding van het aantal instromende jongeren (15-24 jaar) ten opzichte van het aantal uitstromende ouderen (55-64 jaar) opvallend laag (76,5 %); - De afhankelijkheidsratio 2 voor West-Vlaanderen (91,0 %) ligt opvallend hoger dan voor het Vlaamse Gewest (84,1 %). Binnen West-Vlaanderen kennen RESOC Oostende en RESOC Westhoek de grootste afhankelijkheidsratio s; - De interne vergrijzing 3 is met 21,8 % het grootst in RESOC Westhoek. In RESOC Oostende is de verhouding van het aantal 80-plussers ten opzichte van het aantal 60-plussers het kleinst (19,8 %). 1 Bevolking jaar tov bevolking jaar. Dit is een maat voor de demografische vervangingscapaciteit op de arbeidsmarkt. 2 Bevolking 0-19 jaar + bevolking 60+ tov bevolking jaar. Dit is een benadering voor het percentage niet-actieven (jongeren en ouderen) tov het aantal actieven. 3 Bevolking 80+ tov bevolking 60+. Dit is een maat voor het aandeel hoogbejaarden in de oudere bevolking. 5

7 2. HUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING Figuur 2.1: Aandeel bebouwde oppervlakte (a) in totale oppervlakte en aandeel oppervlakte voor bedrijvigheid (b) in bebouwde oppervlakte, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, 1 januari % 25 % 20 % 15 % 10 % 5 % 0 % Aandeel bebouwde oppervlakte in totale oppervlakte Aandeel oppervlakte voor bedrijvigheid in bebouwde oppervlakte (a) Bebouwde oppervlakte: oppervlakte van percelen met gebouwen. (b) Oppervlakte voor bedrijvigheid: oppervlakte van percelen met ambachts- en industriegebouwen, opslagruimten, kantoorgebouwen en gebouwen met handelsbestemming. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 2.1: - Het aandeel bebouwde oppervlakte in totale oppervlakte is in West-Vlaanderen lager dan in het Vlaamse Gewest, maar van de bebouwde oppervlakte wordt in West- Vlaanderen een groter deel ingenomen voor bedrijvigheid in vergelijking met het Vlaamse Gewest; - Het aandeel bebouwde oppervlakte en oppervlakte voor bedrijvigheid ligt in RESOC Zuid-West-Vlaanderen opvallend hoog. Ook RESOC Midden-West-Vlaanderen scoort hoog in vergelijking met de andere West-Vlaamse RESOC s en het Vlaamse Gewest. In RESOC Westhoek liggen beide verhoudingen dan weer opvallend laag 4. 4 Ter informatie geven we mee dat de RESOC s Zuid- en Midden-West-Vlaanderen - na RESOC Oostende - de RESOC s zijn met de kleinste totale oppervlakte. RESOC Westhoek heeft de grootste totale oppervlakte. 6

8 3. WELVAART Figuur 3.1: Evolutie van het BBP per inwoner, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, Euro Brugge Midden-West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid-West-Vlanderen West-Vlaanderen Vlaams Gewest Bron: INR. Vaststellingen uit figuur 3.1: - Het BBP per inwoner 5 is groter in het Vlaamse Gewest dan in West-Vlaanderen. Als gevolg van een sterkere groei van het BBP per inwoner in het Vlaamse Gewest is de kloof tussen West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest iets groter geworden; - De groei van het BBP per inwoner was in RESOC Zuid-West-Vlaanderen opvallend kleiner dan in de andere West-Vlaamse RESOC s, maar RESOC Zuid-West-Vlaanderen had in 1999 het grootste BBP per inwoner. In 2007 moet het RESOC Midden-West- Vlaanderen laten voorgaan. 5 Het BBP per inwoner is een maatstaf voor de geproduceerde welvaart in een land of een regio. Zie ook voetnoot 6. 7

9 Figuur 3.2: Evolutie van het beschikbaar inkomen per inwoner, RESOC s van West- Vlaanderen en Vlaams Gewest, Euro Bron: INR. Vaststellingen uit figuur 3.2: - Het beschikbaar inkomen per inwoner 6 is in West-Vlaanderen kleiner dan in het Vlaamse Gewest, al is de kloof wel iets kleiner geworden; - Als gevolg van een opvallend sterke groei in vergelijking met de andere RESOC s heeft RESOC Westhoek niet langer het laagste beschikbaar inkomen per inwoner. RESOC Oostende kende de zwakste groei en staat nu op de laatste plaats. 6 Het beschikbaar inkomen per inwoner is een maatstaf voor de verdiende welvaart in een land of regio. De regionale verschillen inzake BBP per inwoner (geproduceerde welvaart) blijken veel groter te zijn dan deze inzake beschikbaar inkomen per inwoner (verdiende welvaart). Verklaringen hiervoor zijn o.a. pendelbewegingen en het temperend effect van de sociale zekerheid (Vergeynst, T., Profiel van de regionale sociaal-economische overlegcomités (RESOC s), APS-nota s, nr. 12, Brussel, februari 2006, p. 26). 8

10 4. ARBEIDSMARKT EN OPLEIDING Figuur 4.1: Evolutie van de bezoldigde tewerkstelling, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, (a). 114 % 112 % 110 % 108 % Index (1999 = 100) 106 % 104 % 102 % 100 % 98 % (a) Tot en met 2002: toestand op 30 juni, vanaf 2003: toestand op 31 december. Bron: RSZ. Vaststellingen uit figuur 4.1: - In West-Vlaanderen groeide het aantal loontrekkenden met 10,2 %; met een stijging van 11,7 % scoorde het Vlaamse Gewest nog iets beter; - In alle RESOC s is de bezoldigde tewerkstelling toegenomen in de periode In RESOC Midden-West-Vlaanderen was de groei met 12,2 % het sterkst. Met een groei van 8,5 % bleef RESOC Zuid-West-Vlaanderen een stuk onder de gemiddelde West-Vlaamse groei van 10,2 %. 9

11 Figuur 4.2: Evolutie van het aantal zelfstandigen (a), RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, % 106 % 104 % Index (1999 = 100) 102 % 100 % 98 % 96 % (a) Exclusief zelfstandigen in bijberoep 7. Toestand op 31 december. Bron: RSVZ. Vaststellingen uit figuur 4.2: - Over de periode kende het Vlaamse Gewest een sterkere stijging van het aantal zelfstandigen dan West-Vlaanderen (respectievelijk +5,2 % ten opzichte van +2,8 %); - Binnen West-Vlaanderen liet RESOC Brugge de grootste toename van het aantal zelfstandigen optekenen (+7,3 %). Ook de andere RESOC s kenden over de beschouwde periode een toename van het aantal zelfstandigen. RESOC Zuid-West- Vlaanderen vormt hierop de uitzondering met een afname van 1,6 %; - Sinds 2005 kende het aantal zelfstandigen in alle RESOC s een continue toename. 7 Het aantal helpers werd in deze figuur niet opgenomen omwille van een trendbreuk in Vanaf 1 januari 2003 worden de meewerkende echtgenoten immers in de statistieken opgenomen, wat voor een flinke toename van het aantal (vrouwelijke) helpers heeft gezorgd. 10

12 Figuur 4.3: Evolutie van het aantal werklozen (a), RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, % 115 % 110 % 105 % 100 % Index (1999 = 100) 95 % 90 % 85 % 80 % 75 % 70 % (a) Aantal niet-werkende werkzoekenden inclusief oudere werklozen. Bron: VDAB, RVA. Vaststellingen uit figuur 4.3: - In West-Vlaanderen daalde het aantal werklozen in de periode sterker (-19,0 %) dan in het Vlaamse Gewest (-17,4 %); - Ondanks een toename tussen 2001 en 2005 is het aantal werklozen in de periode in alle RESOC s gedaald; - RESOC Brugge telde in 2008 ruim één vierde minder werklozen dan in Ook in RESOC Midden-West-Vlaanderen daalde het aantal werklozen sterk met 21,8 %; - In RESOC Oostende bleef de afname van het aantal werklozen beperkt tot 12,7 %. RESOC Oostende blijft hiermee ver onder de gemiddelde afname van 19,0 % in West- Vlaanderen. 11

13 Figuur 4.4: Studenten in het hoger onderwijs (HOBU en universiteit), RESOC s van West- Vlaanderen en Vlaams Gewest, academiejaar % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0 % Hogeschool Universiteit Bron: Vlaamse Overheid, Agentschap voor Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs. Vaststellingen uit figuur 4.4: - West-Vlaamse studenten (65,8 %) trekken meer naar hogescholen dan Vlaamse studenten (62,3 %); - Binnen West-Vlaanderen telt RESOC Westhoek het grootste percentage hogeschoolstudenten (68,9 %). RESOC Brugge telt daarentegen procentueel het meest universiteitsstudenten (38,6 %) in vergelijking met de andere West-Vlaamse RESOC s. 12

14 5. INDICATOREN VAN ECONOMISCHE ACTIVITEIT Figuur 5.1: Verloop van de ondernemingen, RESOC s van West-Vlaanderen en Vlaams Gewest, % 16 % 14 % 12 % 10 % 8 % 6 % 4 % 2 % 1,9 1,9 1,6 1,3 1,7 1,7 2,4 0 % Oprichtingsratio Uittredingsratio Nettogroeiratio Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie). Vaststellingen uit figuur 5.1: - Zowel de oprichtings- als de uittredingsratio 8 liggen lager in West-Vlaanderen dan in het Vlaamse Gewest. Hierdoor kent West-Vlaanderen ook een lagere turbulentieratio dan Vlaanderen; - RESOC Oostende heeft binnen West-Vlaanderen de hoogste oprichtingsratio (9,0 %), maar ook die ligt nog beneden het Vlaamse cijfer (9,1 %). Toch kent RESOC Oostende een eerder beperkte nettogroei aangezien ook de uittredingsratio veel hoger is dan gemiddeld in West-Vlaanderen; - Ondanks een eerder beperkte oprichtingsratio in vergelijking met de andere West- Vlaamse RESOC s, kent RESOC Midden-West-Vlaanderen een hoge nettogroeiratio (1,9 %), dit dankzij een lage uittredingsratio. Ook RESOC Brugge kan een nettogroei van 1,9 % optekenen, maar hier is dit het resultaat van een hoge oprichtingsratio maar ook een relatief hoge stopzettingsratio. RESOC Brugge en RESOC Midden-West- Vlaanderen hebben dus eenzelfde nettogroeiratio, maar een verschillende turbulentieratio. 8 De oprichtingsratio geeft de verhouding weer van het aantal oprichtingen ten opzichte van het aantal actieve ondernemingen. De uittredingsratio doet hetzelfde met het aantal stopzettingen en faillissementen. De nettogroeiratio is het saldo van de oprichtings- en uittredingsratio terwijl de turbulentieratio de som is. Op die manier drukt de nettogroeiratio uit hoeveel ondernemingen er per saldo bijkwamen terwijl de turbulentieratio weergeeft in welke mate het economisch weefsel zich vernieuwde. 13