STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5

Transcriptie

1 STOF VOOR SCHOOLEXAMEN 5 Nederlands Hoofdstuk 1 en 2. Lezen Taalverzorging en woordenschat Grammatica en spelling Schrijfopdracht (artikel) Groene boekje (lessen 19 t/m 27) Geldt voor alle niveaus. Engels Het schoolexamen Engels voor klas 4 is een schriftelijk examen. De leerlingen moeten op de computer een aantal brieven schrijven in het Engels. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zakelijke en persoonlijke brieven Wiskunde Zie samenvattingen op pagina 3-6 Economie Basis Hoofdstuk 8 en 9. Begrippenlijst inleveren tijdens SE van hoofdstuk 8 en 9. Kader: Hoofdstuk 1 en 6. Begrippenlijst inleveren tijdens SE van hoofdstuk 1 en 6. Economie en Ondernemen Theorie: Van logistiek de hoofdstukken 1,2,3 en 4. Van commercieel de hoofdstukken 7 en 8. Van secretarieel de hoofdstukken 5,6 en 7. Sommen: Administratie: hoofdstuk 5 consumentenprijs en hoofdstuk 5 indexcijfer. Opdrachten: Logistiek: bestellijsten en intern bestelformulier. Secretarieel: blok 5, een brief maken. In de les krijgen jullie nog toetsen over: Theorie van recreatie: blok 1,2,3 en 4. (op maandag 6 november) Presentatie en styling: blok 1,2 en 3. (op donderdag 9 november) 1

2 Zorg en Welzijn Boekje werken in de kapsalon. Leren: tekst, opdrachten en de begrippen. Boekje werken in een opvanghuis. Leren: tekst, opdrachten en de begrippen. Biologie Basis: Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1 t/m 5. Thema 3: Ecologie. Basisstof 1 t/m 4. Thema 4: Mens en milieu. Basisstof 1 t/m 4. Leertip: afbeeldingen, samenvattingen en aantekeningen. Kader: Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1 t/m 5. Thema 3: Ecologie. Basisstof 1 t/m 4. Thema 4: Mens en milieu. Basisstof 1 t/m 4. Leertip: afbeeldingen, samenvattingen en aantekeningen. Duits De leerlingen schrijven allemaal een persoonlijke brief. Daarin moeten zij kunnen vertellen over zichzelf, het gezin, huisdieren en over hun school. Ook moeten zij wat vragen kunnen stellen aan degene, die de brief ontvangt. Zij schrijven ook een zakelijke brief. Hierin moeten zij een camping of hotel aanschrijven of een vakantie boeken. Zij moeten weten hoe de lay-out van de brief is. Zij moeten naar bepaalde informatie vragen en een aantal vragen stellen. Geschiedenis Module 6: staatsinrichting Paragraaf 1 t/m 12 Leertip: leer ook zeker de begrippen! (leerboek blz. 8 t/m 31 en de begrippen op blz ) Maatschappijkunde Boek en begrippen Criminaliteit 2

3 Samenvatting SE 5 Basis Tip: Let goed op de gele stroken in de behandelde hoofdstukken. Werk nauwkeurig. Lees de vragen goed en controleer je antwoord. Werk netjes. Zorg voor potlood en liniaal, en een rekenmachine. Maak een eerlijke verdeling langs de assen van een grafiek. Benoem de assen van de grafiek (bv. aantal of kosten of tijd in uren enz.) Hoofdstuk 1 Rekenen, meten en schatten Kern 1: Werken met de rekenmachine: de voorrangsregels kennen en er mee kunnen werken. Afrondingsregels kennen en kunnen toepassen. Schatten met behulp van bekende maten. Kern 2 : Eenheden: kunnen rekenen met de verschillende maten: mm cm dm meter dam hm km ml cl dl liter (dal) hl (kl) mg cg dg gram (dag) hg kg Weten 1 km = 1000 m; 1 m = 100 cm; 1 dm = 1 liter Kern 3: Verhoudingen en procenten, werken met tabellen. Procenten: Procenten: 8% van 400: 1% = 4, dus 8% = 8 x 4 = 32 of met een tabel: geheel deel Dingen/ % 100 Kern 4 : Opgaven lezen: maak een schets en schrijf zoveel mogelijk op wat je bedenkt. Aandachtsommen H1 : 2, 4, 8 en 10; 13, 14, 15, 17, 20 en 21, 24, 25, 28 en 31; 34, 35, 36 en 37. Hoofdstuk 2 Tabellen, grafieken en formules Kern 1 : Van verhaal naar tabel, naar formule, naar grafiek. Kern 2 : Aflezen uit grafieken Kern 3 : Lineaire verbanden: recht is regelmaat. Weten, kennen en kunnen vinden: hellingsgetal en begingetal. Hellingsgetal is stijging per stuk, begingetal is het beginpunt op de verticale as. Controle: punt aflezen uit grafiek en invullen in formule. Altijd som erbij. Kern 4 : Formules maken bij grafieken. Wat is meer, wat is minder. Hoe steiler, hoe sneller. Aandachtsommen: 2 en 4; 6, 8, 11 en 14; 16, 17, 19 en 20; 22, 23, 25 en 26. Hoofdstuk 3 Vlakke meetkunde Kern 1 : Tekenen en meten van hoeken. Kern 2 : Toepassen en herkennen van symmetrie: lijnsymmetrie, puntsymmetrie en draaisymmetrie. Het vinden en tekenen van symmetrieassen en berekenen van de draaihoek. Kern 3 : Omtrek en oppervlakte van rechthoek, driehoek en parallellogram. Berekenen van oppervlakte van onregelmatige figuren door knippen. Kern 4 : Kunnen werken met schaal. (1 : 200 plaatje echt, in het echt 200 keer groter; 3 : 1 plaatje echt, in het echt 3 keer zo klein). Vergroten en verkleinen met behulp van een tabel, factor is het getal dat aangeeft hoeveel groter of kleiner. Aandachtsommen: 1, 2, 6 en 9; 11, 13 en 15; 17, 18, 20 en 21; 25, 27, 28 en 33. Hoofdstuk 4 Werken met gegevens 3

4 Kern 1 : Graaf en tabel: een graaf is een schema met pijlen. Deze pijlen hebben een betekenis. Belangrijk is goed lezen. Je moet bij een graaf een tabel kunnen maken (gele strook blz 79). Kern 2 : Systematisch tellen: het kunnen maken van een boomdiagram en een wegendiagram. Het bepalen van het aantal mogelijkheden. Kern 3 : Werken met gegevens: Frequentie = aantal. De Modus is wat het meest voor komt. Je moet een frequentietabel kunnen maken (gelestrook blz 83). Het gemiddelde moet je kunnen berekenen. Schrijf de berekening op. Kern 4 : Werken met diagrammen. Lees goed wat er bij de assen van de grafieken staat. Werk nauwkeurig. Voorbeeldsommen zijn: 4, 7, 9, 10, 14, 16, 19, 22, 23, 25 en 27 (denk aan procenten!). Achterin het boek staan samenvattingen van de klas 3 stof: blz. 226, 229, 230, 231, 232, 233, 235, 238 en 239. Schrijf als je iets moet uitrekenen de berekening op. Zorg je zelf voor gereedschap en machines? Succes 4

5 Samenvatting SE-5 Wiskunde kader Hoofdstuk 1 Rekenen Kern 1 : De rekenmachine Kennen en kunnen gebruiken de voorrangsregels van het rekenen. Het kunnen gebruiken van de rekenmachine bij grotere opgaven of formules. Opgaven met een deelstreep intikken in de machine door (boven) : (onder) = te gebruiken. Kennen en kunnen schrijven van grote of kleine getallen met machten (Wetenschappelijke notatie heeft maar een cijfer voor de komma!) Kern 2 : Werken met eenheden Kennis hebben van de eenheden: km hm dam m dm cm mm kg hg dag g dg cg mg kl hl dal l dl cl ml Bijzondere omzettingen: 1 dm³ = 1 liter en 1 cm³ = 1 cc = 1 ml. Ook 1 hectare (ha) = 1 hm². Handig bij schattend rekenen: een voetbalveld ½ ha. Tijdrekenen: uren, minuten en seconden heen en weer kunnen omzetten. Kern 3 : Rekenen met verhoudingen Kunnen rekenen met verhoudingstabel: zet alle gegevens in de tabel. Kern 4 : Procenten Rekenen met procenten vanuit de tabel (kern 3) en het rekenen met procenten en het rekenschema. Weten: 14,3 % bij een aantal, dan wordt het nieuwe aantal 1,143 x oude aantal. (procenten omzetten in een getal. Voorbeeldsommen H1 : Opgaven: 2, 5, 7, 9 en 11; 14, 16, 18 en 26; 32, 34 en 36; 41, 46 en 48. Hoofdstuk 2 Symmetrie en oppervlakte Kern 1 : Symmetrie en regelmaat Weten, kunnen, kennen en herkennen van lijnsymmetrie, puntsymmetrie en draaisymmetrie. Kunnen tekenen van symmetrieassen. Het kunnen berekenen van de draaihoek. Kern 2 : Oppervlakte De oppervlakte regels kennen en kunnen toepassen (rechthoek, parallellogram en driehoek). Werken met een rekenschema en terugrekenschema. Kern 3 : Cirkels Berekeningen maken met formules over omtrek en oppervlakte van cirkels. Kern 4 : Vergroten en verkleinen Weten wat de factor is (het getal waarmee je vergroot of verkleind). Vergroten van oppervlakten gaat met de factor². Voorbeeldsommen H2 : Opgaven 1, 2 en 7; 13, 15, 18 en 20; 26, 28 en 33 (Pythagoras weten); 39, 40 en 45. 5

6 Hoofdstuk 3 Statistiek Kern 1 : Centrummaten Weten: gemiddelde, modus en mediaan. Kern 2 : Boxplot Belangrijk is dat de getallen in volgorde van grote staan. Verder moet je de mediaan bepalen, het eerste en het derde kwartiel (zie gele strook blz. 58). De boxplot is altijd verdeeld in vier stukken van elk 25 %. Kern 3 : Gegevens in beeld Het kunnen lezen en maken van een lijndiagram, staafdiagram, steelbladdiagram en een cirkeldiagram. Voorbeeldsommen H3 : Opgaven: 1, 3 en 4; 7, 10 en 12; 16, 19, 20 en 22. Hoofdstuk 4 Lineaire verbanden Kern 1 : Lineaire verbanden Vanuit een tabel of grafiek het hellingsgetal en het begingetal kunnen vinden en er vervolgens een formule mee kunnen maken. Herkennen of een grafiek lineair is, of het een lijn is of slechts punten. Kern 2 : Vergelijkingen oplossen Het snijpunt van twee snijdende grafieken vinden door aflezen en controle door invullen of door een inklemtabel te maken. Kern 3 : Oplossen met rekenschema s Kunnen rekenen met rekenschema s. Denk aan de werkrichting en de pijlen! Kern 4 : De Balansmethode Oplossen door vereenvoudigen: letters links en cijfers rechts, weghalen wat over is door aan beide kanten eraf te doen, weghalen wat tekort is door aan beide kanten erbij te doen. Denk bij positieve en negatieve getallen aan het tekenschema. Voorbeeldsommen H4 : Opgaven 5, 6 en 9; 11, 15 en 17; 19 en 22; 28, 33, 34 en 39. Zorg voor je gereedschap: potlood, liniaal, pen en rekenmachine. Begin tijdig met je voorbereiding en bedenk dat leren na uur weinig effectief is. Succes! 6