OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. BEROEPSTAAK B en C

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. BEROEPSTAAK B en C"

Transcriptie

1 OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 2 BEROEPSTAAK B en C Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC BRANCHE VVT 1415 Fase: Gevorderd 2 Naam Student:.

2 Overzicht activiteiten Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak B en C VVT Gevorderd 2 BBL Uren 1. De psychogeriatrische zorgvrager en ouderen met een psychiatrische stoornis Activiteiten B 1.1 Verplegen van zorgvragers met dementie 2 B 1.2 Verschijnselen dementie B 1.3 Verplegen van zorgvragers met een depressie B 1.4 Verpleegplan van zorgvragers met een depressie B 1.5 Kennistaak depressie B 1.6 Monitoren van een depressie B 1.7 Verplegen van zorgvragers met acute verwardheid/delier PsP 1.8 Psychopathologie psychische functies 4 B B B 1.9 Chronische psychiatrische en/of geriatrische zorgvragers met probleemgedrag 1.10 DSM-IV-TR 1.11 Ouderenpsychiatrie B B B 1.12 Omgaan met zorgvragers met stemmingsstoornissen 1.13 Omgaan met angstige zorgvragers 1.14 Omgaan met zorgvragers met schizofrenie/psychose B 1.15 Omgaan met zorgvragers met het syndroom van Korsakov B 1.16 Agressie in het verpleeghuis, verzorgingshuis of in de thuiszorg 1 B 1.17 Reflectie op agressie-intervisie B 1.18 Protocol: opvang na een agressie-incident 1 B 1.19 CFB en dé- escalerend handelen C1 1.1 Ouderenmishandeling 2 C2 1.2 soorten gesprekken 4 C2 1.3 Een gesprek met de zorgvrager (keuze uit 3 ) PAAF 1.1 Dementie 3 PAAF 1.2 Depressie op oudere leeftijd PAAF 1.3 Opdracht delier 2

3 Overzicht activiteiten Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak B en C VVT Gevorderd 2 2. De geriatrische zorgvrager na een chirurgische ingreep Activiteiten B 2.1 Zorgvrager met orthopedische aandoeningen 5 B 2.2 Opname orthopedische zorgvrager B 2.3 Pre operatieve zorg bij een prostatectomie B 2.4 Postoperatieve zorg na een prostatectomie C1 2.5 Patientenvoorlichting, educatie en/of instructie geven (simulatie) 2 PAAF 2.1 PAAF Collumfractuur en Total hip (herhaling) 1 PAAF 2.2 PAAF urologie 2 VDL 2.1 Voeding voor ouderen 2 BBL Uren VDL 2.2 ondervoeding en overvoeding praktijkopdracht 1 3. De geriatrische zorgvrager met een chronisch somatische aandoening B 3.1 Verplegen van zorgvragers met een reumatische aandoening 2 B 3.2 Verpleegplan van de zorgvrager met een reumatische aandoening B 3.3 Reuma en behandeling B 3.4 Verplegen van zorgvragers met pijn PAAF 3.1 Reumatische aandoeningen 2 B 3.5 Kennisopdracht Zorgvrager met Maag-darm-leveraandoeningen 3 B 3.6 Kijkopdracht maag-darm-leveraandoeningen B 3.7 Verpleegplan voor een zorgvrager met een ileostoma B 3.8 Verpleegkundige zorg bij chronische darmaandoeningen B 3.9 Verpleegplan voor zorgvragers met levercirrose PAAF 3.2 Chronische darmaandoeningen 2 PAAF 3.3 Ziekten van het spijsverteringsstelsel 2 B 3.10 Verplegen van een zorgvrager met een schildklieraandoening 3 B 3.11 Ziekten aan de bijnieren B 3.12 Verplegen van zorgvragers met diabetes mellitus B 3.13 Medicijnen bij hormonale aandoeningen PAAF 3.4 Het hormoonstelsel 3 PAAF 3.5 Diabetes Mellitus B 3.14 Verpleegkundige zorg bij infectieziekten 1 PAAF 3.6 PAAF Infectieziekten 2 B 3.15 Verplegen van een zorgvrager met huidaandoeningen 1 PAAF 3.7 Chronische huidaandoeningen 1 B 3.16 Wondverzorging ZWLP C1 3.1 Patientenvoorlichting en/of instructie geven (simulatie) 2 C2 3.2 Gesprek met een zorgvrager (simulatie) 2 3

4 Overzicht activiteiten Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak B en C VVT Gevorderd 2 BBL 4 De zorgvrager met hart- en/of longaandoeningen Activiteiten B 4.1 Verplegen van zorgvragers met chronisch hartfalen 4 B 4.2 Basiskennis hart en bloedvaten- filmpjes B 4.3 Onderzoek en behandeling cardiologie B 4.4 Repertorium medicatie hartfalen PAAF 4.1 ACS, hartritmestoornissen en hartfalen 4 PAAF 4.2 Medicatie bij cardiologische aandoeningen PAAF 4.3 Hypertensie PAAF 4.4 Stolling B 4.5 Verplegen van zorgvrager met COPD en astma 2 B 4.6 Medicatie bij COPD en astma PAAF 4.5 COPD en astma 2 PAAF 4.6 Longaandoeningen B 4.7 Teamrollen 2 B 4.8 Vergadering C1 4.1 Patientenvoorlichting,educatie en/of instructie geven 6 C1 4.2 Motiverende gesprekstechnieken C2 4.3 Een gesprek met de zorgvrager 5 De oncologische zorgvrager Activiteiten B 5.1 Kijkopdracht oncologische zorgvrager 4 B 5.2 Verplegen van zorgvragers met een oncologische aandoening B 5.3 Presentatieopdracht psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid B 5.4 Zelftest cytostatica B 5.5 Presentatieopdracht oncologie 2 VDL 5.1 Voeding en oncologie 1 PAAF 5.1 Oncologie basis 4 PAAF 5.2 Carcinomen PAAF 5.3 Hematologie PAAF 5.4 Zelftest oncologie B 5.6 Aanbevelingen voor overleg 2 C2 5.1 Omgaan met kritiek van familie 2 C2 5.2 Alternatieve geneeswijzen ZWLP 6 De neurologische zorgvrager Activiteiten B 6.1 Orientatieopdracht 7 B 6.2 Presentatieopdracht onderzoeken neurologie B 6.3 Verplegen van zorgvragers met niet-aangeboren hersenletsel B 6.4 Verplegen van zorgvragers met een dwarslaesie B 6.5 Verplegen van zorgvragers met een CVA B 6.6 Verpleegplan van een zorgvrager met MS B 6.7 Zorgvrager met epilepsie PAAF 6.1 PAAF CVA en Parkinson (herhaling) 4 PAAF 6.2 PAAF MS 4

5 Overzicht activiteiten Verpleeghuis-verzorgingshuis-thuiszorg Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak B en C VVT Gevorderd 2 BBL Uren PAAF 6.3 PAAF overige neurologische aandoeningen B 6.8 Ketenzorg 1 C2 6.9 Omgaan met gedragsproblemen 2 7. Palliatieve zorg Activiteiten B 7.1 Verpleegkunde Palliatieve zorg 1 4 B 7.2 Verpleegkunde Palliatieve zorg 2 B 7.3 Palliatieve sedatie B 7.4 Film Hospice en Palliatieve zorg ZWLP B 7.5 Zorgpad Stervensfase 3 B 7.6 Richtlijnen Palliatieve zorg en COPD B 7.7 Multidisciplinair overleg B 7.8 Simulatie MDO PAAF 7.1 Chronische pijn 2 C2 7.1 Begeleiden van zorgvragers in de palliatieve fase 2 C2 7.2 Omgaan met verlieservaringen 1 5

6 1.1 B Verplegen van zorgvragers met dementie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft zijn/haar kennis over de verpleegkundige zorg bij de verschillende fasen van dementie opgefrist. Neem je boek mee, zorg dat je een computer hebt. Boek: de Geriatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met dementie. lokaal/studieruimte Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met dementie door de activiteiten verplegen van een zorgvrager met dementie te maken uit beginnersfase bij de geriatrische zorgvrager. Activiteit 2 Onderzoek wat de specifieke aandachtspunten zijn van een dementerende zorgvrager in de thuissituatie en van de dementerende zorgvrager op een verpleegafdeling in het ziekenhuis of verpleeghuis. Maak een verdeling van interventies voor het bevorderen van het lichamelijk functioneren en interventies voor het veilig maken van de omgeving. Verpleegkundige interventies voor het bevorderen van het lichamelijke functioneren Verpleegkundige interventies voor het veilig maken van de omgeving Dementerende oudere in thuissituatie Dementerende oudere op een verpleegafdeling in het ziekenhuis of verpleeghuis 6

7 1.2 B Verschijnselen dementie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft de verschijnselen van dementie uitgelegd en hierbij voorbeelden gegeven uit het dagelijkse leven van de zorgvrager. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers 2.verplegen van zorgvragers met dementie OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 De ziekte van Alzheimer is een ongeneeslijke aandoening van de hersenen die uiteindelijk tot dementie leidt. Wat is de betekenis van de volgende verschijnselen van dementie: 1. Apraxie 2. Afasie 3. Agnosie 4. Persevereren 5. Decorumverlies 6. Desoriëntatie in tijd 7. Desoriëntatie in plaats 8. Oordeels- en kritiekstoornissen 9. Stoornissen van de cognitieve functies 10. Confabuleren Activiteit 2 Bedenk bij alle bovenstaande verschijnselen van dementie een voorbeeld uit het dagelijks leven van de zorgvrager, wanneer de zorgvrager hier veel hinder van ondervindt. Voorbeeld: Afasie: De zorgvrager begrijpt de taal wel goed, maar heeft moeite met het vinden van de juiste woorden of zinsopbouw. Apraxie: De zorgvrager weet voorwerpen (zoals een koffiezetapparaat) niet meer op juiste manier te gebruiken Activiteit 3 Maak praktijksituatie 1 uit het hoofdstuk verplegen van een zorgvrager met dementie. 7

8 1.3 B Verplegen van zorgvragers met een depressie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met een depressie. Neem je boek mee, zorg dat je een computer hebt. Boeken: de verzorgen van de Geriatrische zorgvrager, verplegen van de psychiatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Plezierige activiteitenlijst voor ouderen op ( lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Maak de vragen die bij praktijksituatie 1,2 en 3 staan in de geriatrische zorgvrager met een depressie. Maak de vragen die bij de praktijksituaties staan in de psychiatrische zorgvrager met een depressie. Kijk de vragen na met behulp van de antwoordmodellen van de boeken. Activiteit 2 Maak een dagindeling voor een oudere depressieve zorgvrager en motiveer deze. Hou hierbij rekening met : gezondheidsbedreigende factoren, bejegening, structuur stimuleren van zelfwerkzaamheid. Activiteit 3 Heb je in de praktijk al kennis gemaakt met een depressieve zorgvrager? Zo ja, welke symptomen heb je herkend? Ga na welke verpleegkundige interventies werden getroffen. Komen deze overeen met de theorie? Leg uit waarom wel/niet. 8

9 1.4 B Verpleegplan van zorgvragers met een depressie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus over een zorgvrager met depressie. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van GORDON en het zakboek verpleegkundige diagnosen. ( mapje ondersteunend materiaal) Boek: verzorgen van geriatrische zorgvragers; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. lokaal, studieruimte, thuis. Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Maak gebruik van het antwoordmodel van het boek. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (A,D,H,J,K,M) Activiteit: Maak de competentieopdracht een verpleegplan maken bij het hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Maak hiervoor gebruik van het onderstaande model. 1. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 2. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 3. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 4. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 5. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 6. Maak een product en proces evaluatie per doel. 9

10 1.5 B Kennistaak depressie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft beschreven wat een depressie is, wat de oorzaken en symptomen zijn. Hij heeft de behandelmogelijkheden benoemt voor jongere en oudere chronische zieke zorgvragers met een depressie. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Zorg dat je informatie hebt gelezen over zorgvragers met een depressie. Boeken: de verzorgen van de Geriatrische zorgvrager, verplegen van de psychiatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Beschrijf de verschillen tussen een depressie op jongere leeftijd en op oudere leeftijd m.b.v. onderstaande tabel. Symptomen Jongere leeftijd Oudere leeftijd Openbaring van depressie Sombere depressieve stemming Verlies van interesse en plezier Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens Insomnia of hypersomnia Vermindering of toename van gewicht of eetlust Moeheid of verlies van energie Verminderd vermogen tot concentratie en besluiteloosheid Gedachten aan de dood 10

11 Activiteit 2 Maak de onderstaande vragen. Vragen: 1. Wat zijn de oorzaken van een depressie zowel bij jongere als oudere zorgvragers? 2. Wat zijn de verschillen tussen dementie en depressie? 3. Waaruit bestaat de behandeling van depressie zowel voor jongere als oudere zorgvragers? 11

12 1.6 B Monitoren van een depressie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft m.b.v. een casus een zorgvrager gemonitord en hiervoor gebruik gemaakt van de MADRS-schaal. Neem je boek mee, zorg voor een computer. Boek: verzorgen van de Geriatrische zorgvrager; hoofdstuk verplegen van zorgvrager met een depressie, de MDARS-schaal Op internet: Klik op praktijk; meetinstrumenten lokaal/studieruimte/ thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 De Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS) is de meest gebruikte schaal in de ouderenpsychiatrie om de ernst en het beloop van een depressie bij iemand die nietdementeert vast te leggen. Een score hoger dan 20 duidt op lichte depressiviteit en een score hoger dan 30 op ernstige depressiviteit. Vul de MADRS-schaal (beschreven in het boek) in voor dhr. Hensen uit de casus aan het eind van het hoofdstuk verplegen van zorgvragers met een depressie. Wat is je conclusie? 12

13 1.7 B Verplegen van zorgvragers met acute verwardheid/delier Praktische voorbereiding Competentie De student een analyse gemaakt van het ziektebeeld en een verpleegplan opgesteld voor een zorgvrager met acute verwardheid/ delier in het verpleeghuis, verzorgingshuis of thuiszorg. Zorg dat je beschikt over een computer, de gezondheidspatronen van Gordon, sjabloon verpleegplan opstellen en het zakboek verpleegkundige diagnosen. Informeer bij je BPV instelling naar richtlijnen ten aanzien van acute verwardheid/delier boek: verplegen van geriatrische zorgvragers. Het hoofdstuk over het verplegen van patiënten met een delier (mediatheek) op internet: - 3D&tabid= jn-acute-verwardheiddelier/ - OLC, thuis, leslokaal Samen met medestudent; bespreken met inhoudsdeskundige en lever de activiteit in. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (A,D,H,J,K,M) Ria vertelt: Eergisteren heb ik een oude mevrouw opgenomen met een ontregelde diabetes en een open been. Bij het opnamegesprek konden we gewoon met elkaar praten en vertelde ze wat er gebeurd was. En nu, twee dagen later, herkent ze me niet meer. Ze zit maar voor zich uit te staren en suft weg. Ik snap er niets van, ze kwam zo vitaal over. 13

14 Activiteit 1 Analyseer het ziektebeeld: acute verwardheid/delier na opname en vul onderstaand schema in Delier na opname in het ziekenhuis Om wat voor soort ziekte gaat het? wat weet ik er al vanaf? Wat zijn de oorzaken en gevolgen? Wat zijn de symptomen van een delier? Risicogroepen delier? Hulpmiddelen vroegtijdige signalering? Waaruit bestaat de behandeling? Wat zijn de verpleegkundige aandachtspunten? *lees voor ziekenhuis, ook verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vraag Symptoomherkenning Terwijl Ina meneer Alberda aan het verzorgen is, probeert zij een gesprekje aan te knopen. Ina merkt dat zij niet echt contact met hem krijgt en dat ze zijn aandacht niet kan behouden. Hij kijkt glazig voor zich uit. Ina geeft hem een washandje dat hij aan zijn rechterhand doet. Hij raakt zijn gezicht ermee aan, maar doet vervolgens niets meer. Verder valt het Ina op dat hij tegen mensen praat die er niet zijn. Als ze aan hem vraagt hoeveel mensen er in de kamer zijn, zegt hij dat er zes mensen zijn. Als ze aan meneer Alberda vraagt waar hij is, zegt hij dat hij op de markt is. Verder weet hij niet welk deel van de dag het is, wat de juiste datum en het jaartal zijn. Zijn dochter herkent hij wel. s Nachts is meneer Alberda erg onrustig, terwijl hij overdag veel ligt te suffen. Hij kijkt angstig uit zijn ogen. Als Ina hem vraagt wat hem zo angstig maakt, vertelt hij dat er honden op zijn kamer zitten. Hij durft hierdoor niet naar zijn kamer terug. Eenmaal in bed is hij druk in de weer met zijn dekens en wil steeds opnieuw zijn bed uit. Daarnaast valt op dat hij incontinent is van urine terwijl hij dat normaal nooit is. 1. Welke symptomen van het delier herken je bij deze patiënt? 14

15 Activiteit 3 Maak een verpleegplan voor een zorgvrager met een delier. Inventariseer met behulp van de gezondheidspatronen van GORDON de standaardproblemen bij een delier. 1. Inventariseer met behulp van de gezondheidspatronen van CORDON de standaardproblemen bij een delier. 2. Werk de verpleegproblemen uit volgens PES 3. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 4. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 5. Maak een product en proces evaluatie per doel. 15

16 1.8 B Psychopathologie psychische functies Praktische voorbereiding Competentie Verplicht/keuze De student heeft met behulp van deze activiteit kennis en inzicht opgedaan over de psychische functies. Hij heeft deze a.d.h.v. casuïstiek benoemd en herkend Zorg dat je theorie hebt bestudeerd over psychische functies Spreek af met welke studiegenoten jij deze activiteit gaat uitvoeren Traject 409 verplegen van zorgvrager met een psychiatrische ziekte 1: psychopathologie (mediatheek) DVD klinische psychologie(dsm IV) uit de mediatheek School of thuis, internetaansluiting Vergelijk en bespreek deze activiteit met je studiegenoten. Stel leervragen aan de docent 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Verplicht Activiteit 1 Onderzoek naar diverse stoornissen. Onderzoek en noteer wat de mogelijke stoornissen zijn bij de volgende psychische functies: Expressie en psychomotoriek Bewustzijn Zelfbeleving Waarneming Denken Gevoelsleven Willen en verlangen Activiteit 2 Lees de casus en beantwoord de vragen. Beoordeel aan de hand van het gedrag van de zorgvragers Ans en Aart uit de casus, welke stoornissen in de psychische functies je herkent. Beargumenteer met behulp van de theorie Casus Ans Ans (65 jaar) is poliklinische in behandeling is bij een GGZ instelling. Ze is getrouwd en moeder van twee dochters. Het gaat de laatste tijd steeds minder goed met haar. Dat wil zeggen: Ans voelt zich druk en opgejaagd van binnen, tegelijkertijd komt ze tot bijna niets meer en voelt ze zich somber. Ze voelt zich tot niets en niemand aangetrokken en is het liefst alleen. Warm eten doet ze nauwelijks meer. Ze is trouwens erg vermagerd. Ook aan zichzelf verzorgen, zoals douchen en haren wassen komt ze niet of nauwelijks toe. Ze voelt zich doodmoe en angstig. Casus Aart Aart (74 jaar) is zeven weken geleden opgenomen in een GGZ instelling vanwege ernstige verwardheid, toenemende zwerfneigingen en ernstige verwaarlozing. Aart heeft veel last van 16

17 stemmen in zijn hoofd. Als hij last van stemmen in zijn hoofd heeft, wil hij niet luisteren en niet mee eten aan tafel. Hij wil geen warme maaltijden eten, in de overtuiging dat hij door de verpleegkundigen op de afdeling wordt vergiftigd. Hij zegt dat hij dat niet zelf denkt, maar dat zijn stemmen hem dat vertellen. 17

18 1.9 B Chronische psychiatrische en/of geriatrische zorgvragers met probleemgedrag Praktische voorbereiding Competentie Activiteit 1 De student kan benoemen welke interventies hij toepast bij chronische psychiatrische en/of geriatrische zorgvragers met probleemgedrag. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek. Literatuur naar keuze In het ondersteund materiaal kun je literatuur vinden over probleemgedrag en claimend gedrag School /thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Begripsbepaling probleemgedrag Vragen beantwoorden over probleemgedrag. Beantwoord de volgende vragen: - Probleemgedrag: Waar hebben we het dan eigenlijk over? - Geef een definitie van het begrip probleemgedrag - Hoe ontstaat probleemgedrag bij geriatrische zorgvragers? Activiteit 2 Aan de slag met eigen ervaringen Beschrijf je eigen ervaringen met geriatrische zorgvragers en gedragsproblemen - Welke gedragsproblemen kom je tegen bij geriatrische zorgvragers of bij jouw zorgvragers op de afdeling? - Op welke manier kun je als verpleegkundige in je werkzaamheden gehinderd worden door een geriatrische zorgvrager met gedragsproblemen? - Welke gevoelens en emoties kunnen gedragsproblemen bij verpleegkundigen oproepen? - 18

19 Activiteit 3 Omgaan met geriatrische zorgvragers met probleemgedrag Onderzoek en beschrijf hoe je moet omgaan met zorgvragers en gedragsproblemen met behulp van de vragen. Omgaan met ontremd gedrag van geriatrische zorgvragers - Ontremd gedrag: waar hebben we het dan over - Waar komt ontremdheid vandaan? - Welke vormen van ontremdheid zijn er? - Welke gevoelens en emoties kunnen ontremde ouderen oproepen bij verpleegkundigen - Hoe kun je het ontremde gedrag zo beïnvloeden, dat het minder wordt? Omgaan met claimend en extreem aandachtvragend gedrag van geriatrische zorgvragers - Claimend en extreem aandachtvragend gedrag : waar hebben we het dan over - Waar komt claimend en extreem aandachtvragend gedrag vandaan? - Welke vormen van claimend en extreem aandachtvragend gedrag zijn er? - Welke gevoelens en emoties kunnen claimend en extreem aandachtvragend gedrag van geriatrische zorgvragers oproepen bij verpleegkundigen - Hoe kun je het claimend en extreem aandachtvragend gedrag zo beïnvloeden, dat het minder wordt C Omgaan met angstig en dwangmatig gedrag van geriatrische zorgvragers - Omgaan met angstig en dwangmatig gedrag: waar hebben we het dan over? - Waar komt angstig en dwangmatig gedrag van geriatrische zorgvragers vandaan? - Welke vormen van angstig en dwangmatig gedrag zijn er? - Welke gevoelens en emoties kunnen claimend en extreem aandachtvragend gedrag van geriatrische zorgvragers oproepen bij verpleegkundigen - Hoe kun je angstig en dwangmatig gedrag van geriatrische zorgvragers zo beïnvloeden, dat het minder wordt? D. Omgaan met. Gedragsprobleem naar keuze.. - omgaan met : waar hebben we het dan over? - Waar komt.vandaan? - Welke vormen van zijn er? - Welke gevoelens en emoties kunnen oproepen bij verpleegkundigen? - Hoe kun je gedrag van geriatrische zorgvragers zo beïnvloeden, dat het minder wordt? 19

20 1.10 B DSM-IV-TR Praktische voorbereiding De student heeft de inhoud en opbouw van de DSM-IV uitgelegd aan studiegenoten met behulp van een powerpoint. Zorg dat je beschikking hebt over het boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg en de DVD DSM-IV uit de mediatheek. Boek DSM-IV-TR (mediatheek). Tip: Traject 409 verplegen van zorgvrager met een psychiatrische ziekte, deel 1: Classificatiesysteem DSM4 Tijd Competentie Activiteit 1 2 uur School of thuis, Evalueer de uitvoer, aantrekkelijkheid en inhoud van de powerpoint en uitleg met studiegenoten. Stel zo nodig leervragen aan de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (A,D,H,J,K,M) Beantwoord de vragen over het nut en belang van een classificatiesysteem zoals DSM4. Waarom is diagnostiek belangrijk? Wat wordt bedoeld met een classificatiesysteem? Wat zijn de voor en nadelen van een classificatiesysteem zoals DSM4? In hoeverre is DSM4 belangrijk voor jou als verpleegkundige? Activiteit 2 Bekijk de DVD "DSM 4" met een voorbeeld gesprek. 20

21 Activiteit 3 Leg met behulp van een powerpoint de inhoud en opbouw van de DSM4 uit aan studiegenoten Werkwijze Beantwoord de vragen over inhoud en opbouw van de DSM4 Wat is het doel van DSM4 Waar en door wie wordt er een diagnose gesteld? Welke mogelijkheden zijn er om gegevens te verzamelen? Welke rol speelt de verpleegkundige daarbij? Op welke manier worden de gegevens verwerkt m.b.v. DSM4? Welke stoornissen worden er beschreven in de DSM4? Verwerk de gegevens tot een logisch opgebouwde powerpoint 21

22 1.11 B Ouderenpsychiatrie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis van verschillende psychiatrische ziektebeelden/aandoeningen kennis opgedaan. De student heeft bij de uitwerking van activiteiten er rekening mee gehouden dat deze ziektebeelden/aandoeningen ook kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek + de gezondheidspatronen van Gordon. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg (mediatheek) Op internet: Schizofrenie en psychose Op internet: Stemmingsstoornissen School/ thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Onderzoek en beschrijf de volgende psychiatrische ziektebeelden/aandoeningen: - Angststoornissen - Stemmingstoornissen (manie, manisch-depressiviteit) - Schizofrenie en psychose - Korsakow In je uitwerking houd je er rekening mee dat deze ziektebeelden kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Om ondersteuning en verpleegkundige basiszorg te bieden aan chronische psychiatrische zorgvragers en/of geriatrische zorgvragers, werk je de psychiatrische ziektebeelden/aandoeningen uit volgens onderstaande criteria: - Symptomen (in DSM IV-R) - Oorzaken - Behandeling - Complicaties van het ziektebeeld op langere termijn - Zelfzorgtekorten en verpleegproblemen - Basiszorg: verpleegdoelen/ verpleegkundige interventies/ evaluatie - Preventieve aandachtspunten - Medicijnen (werking en bijwerkingen) en belang van medicatietrouw - Leefregels 22

23 1.12 B Omgaan met stemmingsstoornissen Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis van verschillende stemmingsstoornissen ziektebeelden/aandoeningen kennis opgedaan. De student heeft bij de uitwerking van activiteiten er rekening mee gehouden dat deze ziektebeelden/aandoeningen ook kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek + de gezondheidspatronen van Gordon. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg (mediatheek) Op internet: Stemmingsstoornissen DVD: Je zal het maar hebben, depressie, en manisch depressief, School/ thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Stemmingswisselingen geven het leven van mensen kleur, je ervaart het leven intens, met verdriet of blijdschap. Als deze afwisselingen niet meer in balans zijn, of doorschieten naar uitersten, zonder dat daar een directe aanleiding toe is, kan er sprake zijn van een stemmingsstoornis. Activiteit 1 Bekijk voor je beeldvorming de DVD: Je zal het maar hebben, depressie, en manisch depressief, Activiteit 2 Geef een overzicht van de mogelijke problemen die zich binnen de verschillende gezondheidspatronen van Gordon kunnen voordoen. Zet in dit zelfde overzicht ook de verpleegkundige interventies die van de verpleegkundige verwacht kunnen worden bij de verschillende stemmingsstoornissen. 23

24 1.13 B Omgaan met angstige zorgvragers Praktische voorbereiding Competentie De student heeft inzicht t.a.v. het omgaan met angstige zorgvragers en de verpleegproblemen De student heeft bij de uitwerking van activiteiten er rekening mee gehouden dat deze ziektebeelden/aandoeningen ook kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek + de gezondheidspatronen van Gordon. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg (mediatheek) DVD: Angststoornissen en dwanghandelingen Gedragstherapie deel 4, fobisch gedrag, 410 Kijk mensen /fobieën, Ziek van angst, School/ thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Angst is voor een mens van levensbelang om te kunnen (over)leven. Soms echter komt het hele leven in teken van angst te staan. Dat maakt het leven niet langer leefbaar. Activiteit 1 DVD: Kies één of meerdere DVD s uit onderstaande lijst en bekijk deze Angststoornissen en dwanghandelingen Gedragstherapie deel 4, fobisch gedrag, 410 Kijk mensen /fobieën, Ziek van angst, Activiteit 2 Beantwoord de vragen over angststoornissen Wat er bedoeld wordt met de angststoornissen zoals die in DSM-IV beschreven zijn: - de paniekstoornis, - fobische stoornis, - de obsessief-compulsieve stoornis, - de gegeneraliseerde angststoornis - traumatische stressstoornissen. Activiteit 3 Geef een overzicht van de mogelijke problemen die zich binnen de verschillende gezondheidspatronen van Gordon kunnen voordoen. Zet in dit zelfde overzicht ook de verpleegkundige interventies die van de verpleegkundige verwacht kunnen worden bij de verschillende angststoornissen. Welke angststoornis/ symptomen herken je het meest bij jouw zorgvragers op de afdeling. Kun je mogelijke oorzaken noemen Hoe wordt er door verpleegkundige/verzorgende omgegaan met de angst van deze zorgvragers, wordt hiervoor een bepaalde methodiek gebruikt? 24

25 1.14 B Omgaan met zorgvragers met schizofrenie/psychose Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis en inzicht opgedaan in de omgang met zorgvragers met schizofrenie/psychose. De student heeft bij de uitwerking van activiteiten er rekening mee gehouden dat deze ziektebeelden/aandoeningen ook kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek + de gezondheidspatronen van Gordon. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg (mediatheek) Op internet: Schizofrenie en psychose DVD: Je zal het maar hebben, depressie, en manisch depressief, School/ thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Maak een verpleegplan aan de hand van de gezondheidspatronen van Gordon. - Zoek vijf standaard verpleegkundige diagnoses (PES) bij zorgvragers met schizofrenie - Maak op basis van de verpleegkundige diagnosen een verpleegplan voor een zorgvrager met schizofrenie Activiteit 2 Beantwoord de volgende vragen: Wat is het belang van dagstructuur voor een zorgvrager met schizofrenie? Hoe ziet de dagstructuur er uit voor deze zorgvrager Welke verpleegkundige interventies pas je toe om een evenwichtige dagstructuur te realiseren bij deze doelgroep? Waar moet je als verpleegkundige alert op zijn bij medicatie, medicatietoediening en medicatietrouw. 25

26 1.15 B Omgaan met zorgvragers met het syndroom van Korsakov Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis en inzicht opgedaan in de omgang met zorgvragers met het syndroom van Korsakov. De student heeft bij de uitwerking van activiteiten er rekening mee gehouden dat deze ziektebeelden/aandoeningen ook kunnen voorkomen bij chronisch psychiatrische en- geriatrische zorgvragers. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet, Boeken en tijdschriften uit de mediatheek + de gezondheidspatronen van Gordon. Boek verplegen in de geestelijke gezondheidszorg. School/ thuis Bespreek deze activiteit met een inhoudsdeskundige. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1: Bekijk de filmpjes op You tube. Activiteit 2: Beantwoord de volgende vragen: - Maak een tabel met daarin een overzicht van de verpleegkundige interventies - Welke problemen kun je verwachten ten aanzien van deze zorgvragers binnen de afdeling? - Waar moet je als verpleegkundige alert op zijn bij medicatie, medicatietoediening en medicatietrouw. - Hoe ziet de dag invulling er uit voor deze zorgvragers? - Welke therapieën zijn van belang, en waarom. 26

27 1.16 B Agressie in het verpleeghuis, verzorgingshuis of in de thuiszorg Praktische voorbereiding Competentie De student heeft de studie taak over agressie uitgevoerd en heeft hierover een verslag geschreven. Raadpleeg relevante bronnen naar keuze Ga na in welke informatie in je BPV instelling te vinden is over agressie Naar keuze Thuis Bespreek de studietaak en je verslag met groepsgenoten. Vul zo nodig je verslag aan. Lever je verslag ter beoordeling in bij de docent. Stel zo nodig je verslag bij 1.7 hanteren crisissituaties E. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan Activiteit 1 Werk de onderstaande vragen uit en verwerk deze in een verslag Onderzoek: Wat wordt er onder agressie verstaan? Welke uitingsvormen van agressie kun je tegenkomen in het verpleeghuis, verzorgingshuis of in de thuiszorg? Hoe kun je agressief gedrag bij zorgvragers en/of mantelzorg signaleren Wat zijn de oorzaken van agressief gedrag bij zorgvragers en/of mantelzorg Hoe kun je als verpleegkundige agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg voorkomen of doen afnemen? Verwerk je antwoorden in een verslag Lever het verslag volgens afspraak in bij de docent Benoem in het verslag de geraadpleegde bronnen Het verslag wordt beoordeeld door de docent 27

28 1.17 B Reflectie op agressie-intervisie Praktische voorbereiding Competentie De student heeft een verslag geschreven over haar/zijn ervaringen met agressie in de VVT en ingebracht in een intervisie bijeenkomst Maak met studiegenoten en docent afspraken over de intervisiebijeenkomst (datum, tijd, locatie) Onderzoek of jouw BPV instelling een agressie-protocol heeft Naar keuze Thuis, BPV Bespreek je verslag over agressie in een intervisiebijeenkomst 1.7 Crisissituaties hanteren E. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan Activiteit 1 Schrijf een verslag over jouw ervaringen met agressie in het verpleeghuis, verzorginghuis of in de thuiszorg Er heeft zich (bijna) een agressie-incident voorgedaan. Aandacht schenken aan de gebeurtenis helpt je om het voorval te verwerken. Wacht hier nooit te lang mee, want gevoelens nemen geen pauze. Sta daarom stil bij wat er is gebeurd. Hieronder wat vragen om je op weg te helpen: 1. Beschrijf wat er precies gebeurde. 2. Hoe heb je gehandeld? Waarom heb je zo gehandeld? Wat werkte wel? Wat werkte niet? Zou je het de volgende keer, of als het een ander overkomt ook zo doen? 3. Wat dacht je? 4. Wat voelde je? 5. Snap je waarom het gebeurde? Gaf de zorgvrager bijvoorbeeld vooraf al signalen af? Welke signalen? 6. Waren er collega s in de buurt? Wat deden ze? Wat werkte wel/niet? Waarom? Wat adviseer je ze voortaan te doen? 7. Is er een agressieprotocol? Zo ja, wordt dat ook toegepast? o Zo ja, heb je daar ook baat bij gehad? Voldoet het protocol of moet het worden veranderd of aangevuld? Wat werkt wel? Wat niet of minder? o Zo nee, waarom wordt het niet gebruikt? Zo nee, zijn er in de organisatie andere afspraken gemaakt waar je op kunt terugvallen? Welke? Is daar ook gebruik van gemaakt? Waarom? 8. Is er melding gemaakt van het agressie-incident? Waarom wel/niet? 9. Is het agressie-incident geregistreerd? Waarom wel/niet? 28

29 Activiteit 2 Neem actief deel aan de intervisie bijeenkomst en breng jouw uitgewerkte ervaring in = is een vorm van onderlinge deskundigheidsbevordering tussen collega s en teamleden gericht op het kijken naar het eigen handelen. 29

30 1.18 B Protocol: opvang na een agressie-incident Praktische voorbereiding Competentie De student heeft een protocol gemaakt over de opvang van verpleegkundigen (begeleiders) na agressie-incidenten op de afdeling in het verpleeghuis, verzorgingshuis of in de thuiszorg Ga in je BPV instelling op zoek naar richtlijnen e/of protocollen over de opvang van verpleegkundigen na agressie-incidenten Agressie-protocol van het ziekenhuis Op internet: Checklist%20agressie%20werknemer.pd Naar keuze. Toon en bespreek je protocol aan c.q. met studiegenoten Vergelijk de protocollen op overeenkomsten en verschillen 1.7 onvoorziene omstandigheden en crisissituaties E. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan Activiteit 1 Geef antwoord op de volgende vragen over de opvang na een agressie-incident Wat vind jij? 1. Hoe is de opvang na een agressie-incident bij op jouw stageplek geregeld? 2. Hoe wil opgevangen worden na een agressie-incident? Wat vind je belangrijk? 3. Ken je de vertrouwenspersonen in de organisatie? Praat je ook met ze? Waarom wel/niet? 4. Met wie praat je het liefst en waarom? (Denk aan: professionele hulpverleners buiten of binnen de instelling, teamgenoten, leidinggevende enz.) 5. Wordt het agressie-incident op een later tijdstip, bijvoorbeeld drie weken na het voorval, nog eens besproken? Of praten jullie er na een tijdje niet meer over? 6. Vind jij dat het bespreken van alle voorvallen met agressie thuishoort op de agenda van het werkoverleg? Waarom wel/niet? 7. Ga na in je instelling of er richtlijnen zijn met betrekking tot de opvang en nazorg na een schokkende gebeurtenis, neem dit mee naar school Activiteit 2 Maak een protocol voor de opvang van verpleegkundigen ( begeleiders) na agressieincidenten op de afdeling in het verpleeg- verzorgingshuis of in de thuiszorg Werkwijze Voer deze activiteit in een subgroep van maximaal 3 studenten uit. Geef aan welke bronnen geraadpleegd zijn bij het maken van het protocol. 30

31 1.19 B CFB en dé- escalerend handelen Praktische voorbereiding De student heeft in een oefensituatie persoonlijke veiligheidstechnieken toegepast zonder zichzelf en/of de ander te beschadigen. Zorg dat jij je kennis over CFB en de-escalerend handelen hebt opgefrist Trek ruim zittende kleren (+ sokken) aan waarin je gemakkelijk kunt bewegen, doe je schoenen uit en doe je sieraden af. Zet alle tafels en stoelen aan één kant van het lokaal Naar keuze CFB training op school Activiteit 1: Kijk de vragen na met behulp van klasgenoten en de docent. Stel evt. leervragen. Activiteit 2: Bespreek met je klasgenoot en docent hoe de uitvoer van de training en de persoonlijke veiligheidstechnieken is gegaan. Competentie Activiteit onvoorziene omstandigheden en crisissituaties E. Beslissingen en activiteiten initiëren T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan Fris je kennis op over controle fysieke beheersing, agressie en dé-escalerend handelen. 1. Wat is CFB? 2. Wat is de visie van CFB? 3. Wat is het doel van CFB? 4. Hoe ontstaat agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg? 5. Hoe herken je agressie bij zorgvragers en/of mantelzorg? 6. Wat kun je zelf doen om agressie te voorkomen of te doen verminderen bij zorgvragers en/of mantelzorg 7. Welke richtlijnen t.a.v. dé-escalerend handelen moet je in acht nemen bij CFB 31

32 Activiteit 2 Demonstreer in een oefensituatie persoonlijke veiligheidstechnieken, zonder je zelf en/of de ander te beschadigen: Polstechnieken Kleding technieken Haartechnieken Verwurging Werkwijze: 1. De training begint met een korte introductie en warming-up 2. Vervolgens geven de trainers een demonstratie van iedere techniek. 3. Daarna oefen je de techniek in tweetallen 4. Na alle polstechnieken maak je voor jezelf aantekeningen om ze niet te vergeten 5. De training eindigt met een korte cooling-down en een nabespreking waarin de volgende punten besproken wordt: hoe is uitvoer van de polstechnieken gegaan wat ging goed/minder goed is het resultaat behaald aandachtspunten voor de toekomst 32

33 1.1 C Ouderenmishandeling Je kunt signalen van ouderenmishandeling herkennen en je kunt verpleegkundige interventies benoemen t.a.v. het mogelijk voorkomen van ouderenmishandeling. Praktische voorbereiding Ondersteunend materiaal lezen Zie boven School Terugkoppeling/nabespreking in de groep. /competenties 1.4 Begeleidt de zorgvrager (C,D,R) Werkwijze: Lees de reader Meldpunt Ouderenmishandeling uit het ondersteunend materiaal Bekijk de video Ouderenmishandeling uit 2002 en beantwoord de volgende vragen: Welke signalen van ouderenmishandeling herken je in de casus? Welke hulp zou je deze mensen als zorgverlener bieden en hoe pak je dit aan? Wat kun je doen wanneer een oudere, die is mishandeld, bewust geen interventies wil van hulpverleners? Bespreek met elkaar voorbeelden de je mogelijk uit de praktijk kent. Ga op zoek naar een protocol ouderenmishandeling in je instelling en neem deze mee naar school Ga in discussie over de volgende stelling: Door de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in ons land is het logisch dat het aantal gevallen van ouderenmishandeling alleen maar toeneemt. 33

34 1.2 C soorten gesprekken Verplichte activiteit De student is bekend met de methodieken van de volgende gesprekken: Begeleidend gesprek Probleemgesprek (helpend gesprek) Slecht nieuwsgesprek De student kiest een casus t.b.v. een simulatie of een filmpje Ondersteunend materiaal portaal over soorten gesprekken Boek ondersteunen bij persoonlijke basiszorg School Kijk na de les of de leerdoelen behaald zijn 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Activiteit: Onderzoek welke methodieken er zijn voor de verschillende soorten gesprekken en bespreek met elkaar voorbeelden van de gesprekken uit de praktijk. Kies een soort gesprek en ga een simulatie voorbereiden of neem een filmpje op van een gesimuleerd gesprek Werkwijze : 1. Bestudeer de theorie van de soorten gesprekken 2. Oefen zo mogelijk in een (informeel) rollenspel voor de klas om de verschillende soorten gesprekken te laten zien. 3. Kies vervolgens één van de activiteiten uit en bereid een simulatie voor 34

35 1.3a C Een gesprek met de zorgvrager (Begeleidingsgesprek) De student voert een begeleidingsgesprek met een zorgvrager en/of mantelzorger ( bijv. de zorgvrager met angst voor een operatie, na operatie, behandeling of onderzoek, de zorgvrager met een oncologische aandoening, een jeugdige zorgvrager met een fractuur, ouderenmishandeling, dementerende zorgvrager, chronisch hartfalen, COPD etc.) Praktische voorbereiding Afspreken met de docent of er gewerkt kan worden met een acteur. Met elkaar een planning maken Boek: Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening of chronische somatische aandoening, geriatrische zorgvrager. School Tijdsduur 2 Ingevulde feedbackformulieren. Nabespreking met de docent. Reflectieverslag en aangepast leerdoel m.b.t. het voeren van begeleidingsgesprekken. /competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D, R) Verplicht/keuze Kies een casus uit de praktijk en beschrijf deze zo helder mogelijk Maak een keuze uit één van de gesprekken van 1.3 Activiteit Je gaat een begeleidingsgesprek voeren met een zorgvrager ( eventueel met een acteur) waarbij je rekening houdt met specifieke begeleidingsvragen Werkwijze : 1. Kies een casus uit een boek, uit het ondersteunend materiaal, of maak gebruik van een casus uit je eigen praktijk. 2. Werk in ieder geval met de ziektebeelden die in B uitgewerkt zijn. 3. Bestudeer nogmaals de aandachtspunten bij een zorgvrager met dit ziektebeeld of stoornis. 4. Bereid het gesprek voor, wat wil je gaan bespreken, wat is het doel van je gesprek? Ieder ziektebeeld of problematiek betekent rekening houden met specifieke aandachtspunten! 5. Formuleer voor het gesprek een leerdoel, wat wil je oefenen? 6. Voer het gesprek met de acteur of oefen in 3 tallen met verschillende casussen en ziektebeelden. Wissel van rol. Geef elkaar tops en tips. 7. Schrijf een reflectieverslag en pas je leerdoel aan. 35

36 1.3b C Een gesprek met de zorgvrager (Helpend gesprek) De student heeft geoefend met het voeren van een helpend gesprek met een zorgvrager tijdens een simulatie Ondersteunend materiaal helpend gesprek Praktische voorbereiding Eigen casuïstiek of casus uit je boek School 3 Feedbackformulieren van medestudenten en 1 van de docent 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Verplicht/keuze Keuze uit één van de gesprekken van 1.3 Activiteit: Je gaat oefenen met het uitvoeren van een helpend gesprek Werkwijze : 4. Bestudeer de theorie van het helpend gesprek ( bij ondersteunend materiaal) 5. Formeer 3 tallen en oefen met de verschillende casuïstiek. Geef feedback met behulp van het feedbackformulieren, of regel een acteur in overleg met de docent (indien mogelijk) 6. Wissel van rollen en oefen zo vaak als nodig is. 7. Formuleer eventueel een leerdoel en verwerk dit in je POP/werkplan 36

37 1.3c C Een gesprek met de zorgvrager (Slecht nieuwsgesprek) De student heeft een slecht nieuwsgesprek uitgevoerd in een rollenspel Boek basiszorg of internetsites, ondersteunend materiaal Praktische voorbereiding Casuïstiek zoeken of eigen praktijksituatie School Ingevulde observatie formulieren 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Verplicht/keuze Keuze uit één van de soorten gesprekken uit 1.3 Activiteit : Je gaat in een oefensituatie een slechtnieuwsgesprek uitvoeren. Werkwijze : 1. Bestudeer de theorie over het slechtnieuwsgesprek. 2. Bedenk situaties waarin jij als verpleegkundige een slechtnieuwsgesprek voeren ( let op : het gaat over verpleegkundige onderwerpen!!, dus geen gesprek over een behandeling of diagnose). Kijk op internet of in je boeken. Denk aan : - de zorgvrager gaat van een 1 persoonskamer naar een 4 persoonskamer - de zorgvrager moet langer aan het infuus of pomp liggen of zijn bed niet uit. 3. Oefen in 3 tallen met het slechtnieuws gesprek, geef feedback d.m.v. het observatieformulier ( bij ondersteunend materiaal) 4. Wissel van rol. Je kunt gebruik maken van de bijgevoegde casussen of schrijf zelf een casus. Je kunt ook werken met een acteur in overleg met de docent 37

38 1.3d C Een gesprek met de zorgvrager (Begeleiden na slecht nieuws) Je kunt een zorgvrager met longcarcinoom begeleiden na het slecht nieuwsgesprek Boek: Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening School Ingevulde observatie formulieren 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Verplicht /keuze Keuze uit één van de gesprekken van 1.3 Activiteit : Je gaat in een oefensituatie Dhr. Bernard begeleiden na een slecht nieuwsgesprek Werkwijze : Lees de competentie opdracht aan het eind van hoofdstuk 4 van thema 3 en bedenk wat je nodig hebt voor de uitvoering van deze opdracht. Regel een ruimte en zo mogelijk een acteur. Dit kan het leerrendement bevorderen! Geef van te voren aan waar je feedback op wilt Bespreek de opdracht na in de subgroep en zorg voor schriftelijke feedback 38

39 1.1 PAAF Dementie Praktische voorbereiding Tijdsduur competentie Je hebt kennis van een aantal vormen van dementie Neem je boek mee en zorg dat je internet tot je beschikking hebt Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. het antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Maak onderstaande test over dementie. 1. Welk kenmerk is altijd aanwezig bij dementie? 2. Wat is subcorticale dementie en noem 3 oorzaken 3. Noem 3 oorzaken voor het ontstaan van dementie. 4. Noem 3 verschijnselen van de eerste orde (deze doen zich altijd voor) 5. Wat is de oorzaak van de ziekte van Alzheimer? 6. Welke onderzoeken kunnen er bij een vermoeden van dementie worden uitgevoerd? (minstens 2) 7. Beschrijf kort wat de benadering Validation inhoudt. 8. Wat zijn de twee meest voorkomende vormen van dementie? 9. Welk geheugen blijft bij dementie vaak het langst in tak. Het korte of het lange termijn geheugen 10. Welk deel van het geheugen is als eerste aangetast bij dementie? 11. Noem 3 verschijnselen van de tweede orde (deze kunnen zich voordoen ) 12. Hoeveel stadia zijn er mogelijk bij dementie en beschrijf het zwaarste stadium? 13. Beschrijf kort wat ROB benadering inhoudt. Activiteit 2 Als bovenstaande test moeilijk voor je is, kijk dan terug naar de beginnersfase, opdracht BB2.5 paaf opdracht dementie. 39

40 1.2 PAAF depressie op oudere leeftijd Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis opgedaan over depressie op oudere leeftijd. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van geriatrische zorgvragers en het boek verplegen in de GGZ. Deze boeken kun je vinden in de mediatheek Hoofdstuk over dementie Hoofdstuk over stemmingstoornissen Internet: lokaal/ studieruimte Bespreek je antwoorden met de inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Onderzoek en beschrijf de oorzaken, symptomen en behandeling van mensen met een depressie Activiteit 2 Kijkopdracht: Bekijk de DVD Oud zeer, deel 3: een pilletje voor de eenzaamheid (606.3) en beantwoord de vragen Beantwoord de volgende vragen vooral de vragen 1 en 2 dienen uitgebreid te worden beantwoord- n.a.v. de dvd en verwerk de antwoorden in een verslagje (A4-tje). Lever dit verslagje in bij de docent. 1. Wat valt je op in het gedrag (houding, motoriek, geuite klachten, ) van mevrouw gedurende de gehele aflevering? 2. Welke gevolgen heeft haar depressie + angststoornis voor zowel het individueel als het sociaal functioneren van mevrouw? 3. Wat voor soort fobische klachten heeft mevrouw? 4. Hoe zou je de relatie tussen mevrouw en haar vriend willen typeren? 5. Welke factoren hebben vermoedelijk bijgedragen tot het ontstaan van de depressie bij mevrouw? 6. Hoe ontwikkelen haar klachten zich gedurende de opname in het psychiatrisch centrum? 7. Waardoor knapt mevrouw uiteindelijk op? 40

41 Activiteit 2 Beantwoord vragen over depressie op oudere leeftijd. 1. Ook de depressieve episode op oudere leeftijd is een formele psychiatrische diagnose. Schrijf (nog eens) de diagnostische criteria op voor de depressieve episode. Je kunt hierbij gebruik maken van de DSM-4 (mediatheek) 2. Hieronder staat een weegschaal afgebeeld die het draagkracht- draaglastevenwicht illustreert (in dit geval uit balans). Het DK-DL model kan als verklaringsmodel voor het ontstaan van een depressie dienen. Noem zoveel mogelijk draagkracht- als draaglastfactoren die bij het ontstaan depressie op oudere leeftijd een rol spelen. van een 3. Beschrijf welke verschillende behandelvormen er zijn voor ouderen met een depressie en schrijf op welke antidepressieve medicatie de eerste keus vormt bij ouderen. 4. Tussen depressie bij ouderen enerzijds en dementie anderzijds bestaan zowel overeenkomsten als verschillen. Schrijf hieronder zoveel mogelijk verschillen. Er staan er al een paar ingevuld. Depressie - kans op genezen. - op alle leeftijden - plotseling begin Dementie - bijna nooit te genezen. - meesten zijn > 80 jr. - meestal sluipend begonnen

42 1.3 PAAF opdracht delier Praktische voorbereiding Competentie De student toont zijn kennis over delier door het maken van de opdracht Zorg dat je beschikt over theorieboek verplegen van de geriatrische zorgvrager (mediatheek) of relevante vakliteratuur van internet Thema delier School, thuis Kijk deze activiteit na met behulp van je klasgenoten en het antwoordmodel 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1: Maak de opdracht over delier. Delier Wat is een delier: Noem 6 kenmerken van een delier Wat is de onderliggende oorzaak van een delier: Samenvattend is een delier: een uiting van onderliggend lijden Wat kan een delier veroorzaken, noem er vijf. Onderzoek delier:. Behandeling: Duur van delier is 42

43 2.1 B Zorgvrager met orthopedische aandoeningen Praktische voorbereiding sen en competenties De student heeft kennis opgedaan over orthopedische ingrepen en kan de verpleegkundige interventies benoemen. Zorg dat je beschikking hebt over het boek verplegen van mensen met acuut somatische aandoening. Lees uit je boek het hoofdstuk het bewegingsapparaat. Hoofdstuk het bewegingsapparaat. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met medestudenten. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. Plaats de folder op het portaal. 1.1: stelt verpleegkundige diagnosen 1.2 biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden A. beslissen en activiteiten initiëren J. formuleren en rapporten K. vakdeskundigheid toepassen M. analyseren Activiteit 1: Voer de oriëntatieopdracht orthopedie volgens de ABC methode uit. Werkwijze: Maak groepjes van 4 personen Doel: voorkennis inventariseren. Zorg per groepje voor een flap en een viltstift. De studenten moeten om de flap heen kunnen staan. Schrijf op de flap in twee kolommen de letters A-Z. De studenten schrijven op de flap de woorden die zij associëren met het woord Orthopedie en die beginnen met de letter op de flap staat. Gebruik vooral ook de moeilijke letters. Bespreek onderling kort het resultaat van de overige flappen en stel elkaar vragen. 43

44 Activiteit 2 Werk de vragen uit over arthosis deformans en reumatoide arthitis. Veel voorkomende aandoeningen die een orthopeed behandelt, zijn: - arthrosis deformans - reumatoïde artritis Werk van per aandoening de volgende vragen het uit: o wat is het? o o o o o o o o o o welke oorzaken zijn er? bij wie komt het voor? welke symptomen zijn er? welke onderzoeken worden er gedaan? welke behandelingen zijn er mogelijk? welke complicaties komen er voor? wat is de prognose? welke gezondheidsproblemen kent een zorgvrager met deze aandoening? welke verpleegproblemen kun je verwachten bij deze gezondheidsproblemen? welke verpleegkundige interventies zijn actueel en relevant voor het verplegen van deze zorgvrager? Activiteit 3 Bekijk de dvd chirurgenwerk deel 1 prothesen of bekijk via google een video operatie heup/total hip Is de film duidelijk? Stel zo nodig vragen aan de docent ter verduidelijking Wat is een veel voorkomende oorzaak van een infectie na een Total hip operatie? Activiteit 4 Maak een folder over een Total Hip prothese of een Total knee Maak met maximaal 4 personen een folder over Total Hip (of total knee), waarin je informatie geeft aan zorgvragers die een Total Hip operatie gaan krijgen. Plaats de folder op het portaal van je groep en lever 1 exemplaar in bij de docent. 44

45 Activiteit 5 Maak de 3 praktijkopdrachten en de competentieopdracht uit je boek van het hoofdstuk het bewegingsapparaat. Werkwijze: Bespreek met medestudenten je antwoorden of overleg met je docent. 45

46 2.2 B Opname orthopedische zorgvrager Activiteit De student heeft een opname voorbereidt en uitgevoerd aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Praktische voorbereiding Zorg dat je beschikking hebt over verplegen van mensen met acuut somatische aandoeningen + boek plannen van zorg Zorg dat je beschikt over de checklist anamnese gesprek voeren (ondersteunend materiaal) Spreek af met welke studiegenoten jij deze activiteit gaat uitvoeren (max.4) Casus dhr. Tonnema-total hip Ondersteuningsmagazijn E1 het voorbereiden en uitvoeren van een opname, checklist-anamnese gesprek Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening Tip: Trajectboek 406 deel 1 School, in subgroepen lokaal, voorbereiding Praktijklokaal, uitvoer opnamegesprek Feedback a.d.h.v. checklist-anamnesegesprek van minimaal 2 klasgenoten en 1 docent sen 1.1 stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op 1.8 coördineert de zorgverlening D. aandacht en begrip tonen H. overtuigen en beïnvloeden J. formuleren en rapporteren K. vakdeskundigheid tonen M. analyseren Activiteit 1 Bereid een opname van en- het anamnese gesprek (van max. 20 minuten) voor met mijnheer Tonnema aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Schrijf alle moeilijke woorden uit de casus op die je moeilijk vindt en zoek uit wat deze woorden betekenen Welke kennis over het ziektebeeld (en) heb je nodig om het opnamegesprek voor te bereiden en uit te voeren Welke gevolgen heeft dit ziektebeeld voor de basiszorg Welke verpleegkundige aandachtspunten zijn nodig om zorgvragers met dit ziektebeeld te verplegen Welke gesprekstechnieken heb je nodig om het opnamegesprek te voeren? Welke gegevens ga je verzamelen in het opnamegesprek? Formuleer de vragen. 46

47 Activiteit 2 Voer in het praktijklokaal een opnamegesprek van maximaal 20 minuten met dhr. Tonnema Werkwijze Verdeel de rollen 1 student is dhr. Tonnema, 1 student is de verpleegkundige en 2 studenten observeren en geven feedback Voer het opnamegesprek uit. In het dorp waar hij geboren en getogen is, kent iedereen Nico Tonnema. Na een werkzaam leven woont hij nu met zijn echtgenote in een bejaardenwoning in de dorpskern. Samen hebben ze drie kinderen die allang het huis uit zijn. De laatste jaren sukkelt Nico een beetje met zijn gezondheid. Hij heeft diabetes mellitus type 2 en de pompfunctie van zijn hart is niet meer zo best. Een jaar geleden heeft Nico, nadat hij daar al lang pijnklachten aan had, een totale heupprothese links gekregen. Aanvankelijk ging het voorspoedig en functioneerde de nieuwe heup uitstekend. Nico vertelde iedereen dat hij nergens rekening mee hoefde te houden. Hij beschouwt zijn lichaam als iets wat het gewoon moet doen en het viel hem dan ook erg tegen toen de heup, enkele weken na plaatsing van de prothese, na een onverwachte beweging plotseling luxeerde. Een jaar na de plaatsing van de heupprothese krijgt Nico pijnklachten in de lies en een flinke zwelling in het gebied van prothese. Hij loopt er eerst een poos mee rond voordat hij ermee naar de huisarts gaat. Deze stuurt hem direct door naar de orthopeed in het ziekenhuis. Nico vermoedt dat er iets met de heup aan de hand is, omdat de pijnklachten steeds heviger worden. Nico wordt opgenomen op de afdeling orthopedie van het algemeen ziekenhuis. 47

48 2.3 B Preoperatieve zorg bij een prostatectomie De student heeft beschreven welke preoperatieve zorg wordt verleend aan een zorgvrager die een prostatectomie zal ondergaan. Praktische voorbereiding Neem je boek en je laptop mee. sen Competentie Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Thuis, klaslokaal Bespreek de activiteit met studiegenoten en docent. 1.2 biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K. vakdeskundigheid toepassen Activiteit Beantwoord de vragen, onderbouw je antwoorden met behulp van de theorie. Hoe ziet de preoperatieve zorg eruit bij een prostatectomie? Welke gegevens heb je nodig voor het uitvoeren van de preoperatieve zorg? Wat kun je zeggen van nut en noodzaak van preoperatief scheren en wat zegt de literatuur hierover. Wat is de rol van de verpleegkundige bij het verlenen van pre- operatieve zorg. 48

49 2.4 B Postoperatieve zorg na een prostatectomie De student is instaat om een zorgvrager na een prostatectomie te monitoren en postoperatieve controles uit te voeren. Praktische voorbereiding Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je beschikt over de casus van meneer Veerman (ondersteunend materiaal). Boek verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over geslachtsorganen Tip: Trajectboek 406 deel 1 Thuis, klaslokaal Spreek deze activiteit op inhoud na met studiegenoten. sen 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Meneer Veerman is terug van de OK. De ingreep is zonder problemen verlopen. Je krijgt de opdracht om de gezondheidstoestand van meneer Veerman te monitoren en postoperatieve controles uit te voeren Activiteit Beantwoord de vragen over postoperatieve zorg. Welke postoperatieve controles moet je doen? Met welke mogelijke complicaties houd je rekening? Beschrijf per mogelijke complicatie, de verpleegkundige observaties en de verpleegkundige interventies. Er is de laatste jaren aardig wat onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van postoperatieve controles. Ken je daar de uitkomsten van? Onderbouw je antwoorden met behulp van de theorie. Tip internet: 49

50 2.1 C Patiëntenvoorlichting, educatie en/of instructie geven Praktische voorbereiding competentie Je kunt een advies en/of voorlichtingsgesprek voorbereiden en houden voor een zorgvrager of een instructie voorbereiden en geven Nadenken over een onderwerp. Verdiepen in het onderwerp Verdelen van de onderwerpen over de groep en afspraken maken wanneer welke groep de voorlichting geeft. criteria presentatie en feedbackformulier voorlichting (ondersteunend materiaal) Boek voorlichting, advies en instructie voor 5/14 stappenplan School/thuis Feedback op het voorlichtingsgesprek middels feedbackformulier 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Competentie I: Presenteren Competentie: L: Materialen en middelen inzetten. Gebruik bij deze onderwerpen een eigen casus uit de praktijk Activiteit Voorbereiden van een voorlichtings- of adviesgesprek of een instructie en deze uitvoeren Werkwijze: 1. Kies een zorgvrager uit je eigen beroepspraktijk of maak een keuze 2. Schrijf de praktijksituatie op en koppel dit aan het ziektebeeld 3. Schrijf een voorlichtings-/instructie plan volgens de stappen van voorlichting. 4. Voer de voorlichting uit en zorg voor feedbackformulieren voor je groepsgenoten, zodat je 360 graden feedback kunt verzamelen. 50

51 2.1 PAAF Collumfractuur en Total hip Je hebt kennis van de operatieve mogelijkheden ten gevolge van een collumfractuur of coxartrose. Praktische Neem je boek mee en zorg voor een computer. voorbereiding Anatomie en fysiologie van de mens lokaal/ studieruimte Kijk de antwoorden na m.b.v. een antwoordmodel. competentie 1.2 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Herhaal onderstaande PAAF activiteit uit G1 chronisch zieken over collumfractuur en total hip. Bekijk voor jezelf nogmaals de anatomie van de heup en plaats de onderstaande namen in de tekening. - caput femoris - collum femoris - corpus femoris - trochantor major - trochantor minor. 51

52 Wijs nu voor jezelf aan welk gedeelte gebroken is bij iemand met een collumfractuur. 1) Waarom is meestal dit gedeelte van de heup gebroken als iemand zijn heup breekt? 2) Waarom zie je een collumfractuur meer bij vrouwen dan bij mannen? 3) Hoe kan je aan een zorgvrager vrijwel altijd zien of er sprake is van een collumfractuur? Er zijn verschillende indelingen om de heupfracturen te classificeren. In het kort komt het er op neer dat de plaats van de breuk en de stand van de breuk uiteindelijk bepalend is welke operatie er volgt. Dit in samenspraak met de leeftijd en vitaliteit van de patiënt Waar men hier bij goed op let is de kans op afsterven van de heupkop. Des te meer naar mediaal de heup gebroken is des te groter is de kans dat de doorbloeding van de heupkop onherstelbaar is beschadigd. Ga voor jezelf of als groepje nu eens kijken op internet naar de volgende fracturen en maak voor jezelf een korte samenvatting met plaatjes: - mediale collumfractuur - laterale collumfractuur - pertrochantere femurfractuur 52

53 - subtrochantere femurfractuur Als er bepaald is aan de hand van de soort fractuur, leeftijd en mobiliteit welke operatie er plaats gaat vinden zijn er een scala aan mogelijkheden. Hieronder staan de meest voorkomende mogelijkheden beschreven. Ga ook deze weer bekijken op internet en maak voor jezelf een samenvatting - Total hip(kop hals prothese) - DHS/GHS - Gamma nail Door ouderdom kan er ook slijtage ontstaan in de heup. 4) Welk gedeelte van de heup is er nu aangedaan? 5) Wat voor soort operatie van de bovenstaande 3 volgt er dan in dien een operatie de aangewezen behandeling is. 53

54 2.2 PAAF urologie Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van een aantal veel voorkomende urologische aandoeningen en behandelingen. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: Anatomie /fysiologie Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Maak onderstaande zelftest over de bouw van de nieren en urinewegen. Benoem de nummers in het plaatje

55 De nier is opgebouwd uit zeer veel kleine deeltjes, hoe heten deze deeltjes? Wat is de naam van de genummerde onderdelen van een niereenheid? = 2 = 3 = 4 = 5 = 6 = 7 = 8 = 9 = 10 = Benoem de hiernaast genoemde onderdelen van de urinewegen: Hoe gaat de gevormde urine van de nieren naar de blaas? 11. Hoe wordt er voorkomen dat urine vanuit de blaas terugstroomt naar de nieren? 12. Waarom mag er geen urine terug naar de nieren? 55

56 Activiteit 2 Maak onderstaande zelftest over de bouw van de mannelijke geslachtsorganen. 1. Benoem de genummerde onderdelen van het plaatje: 1. Hoeveel zwellichamen bevat de penis van de man en wat loopt er door het kleinste zwellichaam. 2. Hoe heten de klieren bij de man die te vergelijken zijn met de klieren van Bartolin bij de vrouw? 4. Waar worden de zaadcelen gemaakt en waar worden ze opgeslagen? 5. De zaadcellen passeren via de zaadleider vlak voor de penis de zaadblaasjes en de prostaat. Wat is de functie van deze 2 structuren? 6. Waar wordt het mannelijk hormoon gemaakt en hoe heet dit hormoon? 7. Wat is de functie van de prostaat? Wat is het juiste antwoord op onderstaande meerkeuze vragen? 8. De epididymus heeft als functie a) productie van testosteron b) opslag van zaadcellen c) beide 9.Hoeveel zwellichamen bevat de penis van de man? a) 1 b) 2 c) 3 56

57 10. Welke structuur scheidt geen vocht af bij de mannelijke geslachtsorganen a) klieren van Bartolin b) klieren van Cowper c) de zaadblaasjes 11.Waar ligt de prostaat? a) boven voor de blaas b) naast de blaas c)achter onder de blaas Als bovenstaande zelftesten vragen of onduidelijkheden oproepen, kijk dan nog eens terug naar het anatomie/fysiologieboek of de beginners opdrachten. Activiteit 3 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de nieren m.b.v. het boek inwendige geneeskunde. Beschrijf van onderstaande pathologiën: Wat houdt de pathologie in Oorzaak Verschijnselen behandeling o o o o o o Acute glomerulonefritis Nierinsufficientie: acuut en chronisch Niertumoren Hydronefose Niercyste nierstenen Activiteit 4 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de urinewegen. 1. Wat kunnen oorzaken zijn voor een cystitis? 2. Kan men cystitis krijgen door brommer rijden in de kou? 3. Wat zijn verschijnselen van een cystitis? 4. Wat kan het verloop zijn van een cystitis als de infectie zich verspreid? 5. Wat is de behandeling van cystitis? 57

58 6. Wat is reflux? 7. Noem oorzaken voor het ontstaan van blaastumoren. 8. Wat zijn verschijnselen van een blaastumor? 9. Hoe wordt een blaastumor behandeld? 10. Als de blaas wordt verwijderd, hoe wordt de urine dan opgeslagen en geloosd? 11. Wat is een blaasdivertikel? 12. Waardoor ontstaan een blaasdivertikel? 13. Wat zijn de verschijnselen van een blaasdivertikel? 14. Wat is daar de behandeling van? 15. Wat betekent incontinentie? 16. Waarvoor kun je incontinent zijn? 17. Wat is mictie? Waarom loopt de blaas niet continu leeg, maar plast een baby in 1 keer zijn blaas leeg? 19. Beschrijf de mictiereflex. 20. Welke openingen zijn aanwezig in de bekkenbodemspieren? 21. Wat is stress-incontinentie? 22. Wat is meestal de oorzaak van urge-incontinentie? 23. Wat is de oorzaak van een overloopincontinentie? 24. Wat is retentie van urine? 25. Als de blaas overvol is, welke organen lopen dan gevaar? 58

59 Activiteit 5 Maak onderstaande opdracht over pathologiën van de prostaat. 1. Als de prostaat vergroot is, welke structuur druk hij dan dicht? 2. Welke verschijnselen krijgt een man als zijn prostaat is vergroot? 3. Zijn de mictieverschijnselen bij prostaatcarcinoom dezelfde als bij benigne prostaat hypertrofie? 4. Wat is de oorzaak (-en) van prostaatcarcinoom? 7. Waar metastaseert een prostaatcarcinoom meestal naar toe? 5. Welke onderzoeken kunnen gedaan worden om de prostaat te onderzoeken? En geef een korte omschrijving. 6. Welke behandelingen kunnen plaats vinden? Bekijk de DVD chirurgenwerk kanker/endo/plas. over een TURP ingreep 8. Wat is een circumcisie? 9. Wat wordt er dan gedaan? 10. Waarom wordt dat gedaan? 59

60 2.1 VDL Voeding voor ouderen Praktische voorbereiding De student heeft de beroepsopdracht uitgevoerd over voeding voor ouderen in het verpleeghuis. Stel op vast op welke moment jij deze opdracht gaat uitvoeren Zorg dat je beschikt over het boek voeding bij gezondheid en ziekte (uit de mediatheek). Boek voeding bij gezondheid en ziekte (uit de mediatheek) Je mag allerlei bronnen (naar keuze) raadplegen. School en/of BPV-instelling Evalueer deze opdracht met je werkbegeleider Neem de uitwerking van deze opdracht mee naar de voedingsles. Competenties 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Voer de opdracht uit over voeding bij ouderen. Zelfzorg tekort in eten en drinken: In de literatuur worden verschillende factoren genoemd waardoor de zelfzorg voor de voeding en vocht van de oudere zorgvrager in gevaar kan komen. Je moet hierbij denken aan: - verminderde mobiliteit - motorische handicaps - laag inkomen - eenzaamheid en - vergeetachtigheid - kauwproblemen - slikproblemen - dieetvoorschriften Daarnaast spelen een aantal fysiologische factoren een rol die van invloed zijn op de voedingsbehoefte van ouderen. Hierbij moet je denken aan : - lagere stofwisseling door - Vochtbalans verstoring - Hygiëne - verstoord evenwicht - minder eetlust i - chronische obstipatie - degeneratieve processen - gebruik van medicatie 1. Werk een van bovenstaande factoren van zelfzorg tekort in voeding en vocht verder uit door in de theorie op te zoeken wat er precies speelt bij de oudere zorgvrager 60

61 2. Beschrijf kort een voorbeeld uit de praktijk of uit je eigen omgeving waarbij een van de bovenstaande voedingsproblemen zich voordeed. 3. Welke oplossingsstrategie werd gevolgd voor dit probleem beschreven in vraag 2? 4. Vond je de gekozen oplossing voldoende of zou je verbeterpunten kunnen noemen? Gezonde voeding voor senioren: 5. Zoek op wat de aanbevolen hoeveelheden zijn voor een oudere tussen de jaar en ouder dan 71 jaar. Deze kun je vinden bij de informatie van het voedingscentrum en de schijf van Vraag bij een oudere zorgvrager na of hij/zij deze aanbevolen hoeveelheden per dag gebruikt of niet. Vraag ze systematisch een voor een na. 7. Vindt de zorgvrager zelf dat hij/zij gezond eet? 8. Vindt jij als verpleegkundige dat deze zorgvrager gezond eet? Motiveer je antwoord. Dieet bij ouderen ethische overwegingen: 9. Veel ouderen hebben te maken met een dieet. Van sommige voedingsvoorschriften is heel duidelijk resultaat te zien in de gezondheid van de zorgvrager. Maar in elk dieet zitten ook voorschriften met betrekking tot preventie; oftewel het voorkomen van erger in de nabije of verre toekomst. Motiveer duidelijk je mening of je vindt dat dergelijke dieetvoorschriften wel of niet ten uitvoer gebracht zouden moeten worden bij een oudere zorgvrager. Ouderen en dementie ethische overwegingen: Bij het progressieve proces van dementie nemen voedingsproblemen toe. Ondervoeding, uitdroging en verstikking zijn belangrijke doodsoorzaken bij dementie. Je zult in dergelijke gevallen met medisch/ethische vragen geconfronteerd gaan worden. Formuleer voor jezelf een mening over onderstaande vragen. In welke situatie zou je wel willen handelen en in welke situatie niet. 10. Als een dementerende zorgvrager te weinig gaat drinken; wordt er wel of geen infuus ingebracht? 11. Als een dementerende zorgvrager ondervoed is geraakt, gaan we dan met sondevoeding bij voeden om de zorgvrager weer op gewicht te brengen? 12. Als een dementerende zorgvrager zich voortdurend verslikt in voeding, zelfs in dik vloeibare voeding. Laten we dan een PEG katheter aanleggen of niet? 61

62 2.2 VDL Ondervoeding en overvoeding praktijkopdracht Praktische voorbereiding De student heeft de praktijkopdracht uitgevoerd over de zorgvrager met ondervoeding en overvoeding in de eigen zorgsetting Stel op vast op welke moment jij deze praktijkopdracht gaat uitvoeren en maak evt. afspraken met collega s. Je mag allerlei bronnen (naar keuze) raadplegen. BPV-instelling Evalueer deze opdracht met je werkbegeleider. Neem de uitwerking van deze opdracht mee naar de voedingsles. Competenties 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op (A,D,H,J,K,M) 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden ( E,F,J,K,R,V) Deze opdracht heeft als doel dat je op de plek waar je werkt of stage loopt met een constructieve kritische blik kunt kijken naar de voedselverzorging. De uitwerking van deze opdracht moet je meenemen naar de les voedingsleer. Daar zal op jouw praktijkvoorbeeld verder worden ingegaan samen met je medestudenten. Afhankelijk van de afspraken met je docent kan deze opdracht worden voorzien van feedback. Vragen aan collega: 1. Weet jij van elke zorgvrager of die goed gevoed, ondervoed of overvoed is? 2. Worden de zorgvragers gemeten en gewogen als ze voor het eerst komen? 3. Wordt er daarna nog vaker gewogen? Wat is daarvan de reden? 4. Hoe houd je in de gaten of een zorgvrager voldoende eet? 5. Hoe houd je in de gaten of een zorgvrager voldoende drinkt? 7. Wie is er volgens jou verantwoordelijk voor het eten en drinken van de zorgvrager? 8. Wie mag er hulp bieden bij eten de drinken? 9. Wordt er een screening methode gebruikt voor ondervoeding? Zo ja welke, en zo nee waarom niet? Vragen om zelf uit te werken: 10. Beschrijf een voorbeeld van een zorgvrager met chronische ondervoeding (ernstig vermagerd/uitgemergeld/decubitus). 11. Beschrijf een voorbeeld van een zorgvrager met acute ondervoeding (opgezwollen van het vocht, decompensatie). 12. Heb je zelf in je klinische les het thema eten en drinken benoemd; of heb je een klinische les gevolgd waar dit thema in was verwerkt? Wat was het onderwerp? 13. Welke medicatie laat de eetlust van zorgvrager afnemen of juist toenemen (misselijk, vieze smaak, diarree, eetlust)? 14. Welke ouderdomsverschijnselen/ziekten belemmeren de zorgvragers ernstig om voldoende te eten of te drinken? 15. Bij welke ziektebeelden neemt de zorgvragers onvoldoende rust om te eten of te drinken? 62

63 Vragen bij bestudering van verpleegkundige dossiers: 16. Waar kun je meet- en weeg gegevens terug vinden in het verpleegkundig dossier? 17. Waar kun je in het verpleegkundig dossier gegevens vinden over het eten, drinken en voedingstoestand van de zorgvrager? 18. Neem de screeningsmethode voor ondervoeding die gebruikt wordt op je werkplek mee, of voeg een kopie bij. 19. Bestudeer 1 protocol dat betrekking heeft op voeding en vocht. Voeg het protocol bij. Denk hierbij aan uitdroging, (dreigende) ondervoeding, obesitas, decubitus, diarree, misselijkheid, zelfzorg tekort in eten of drinken etc. 20. Kun je merken dat er in de praktijk ook volgens dit protocol wordt gewerkt? Waar zie je verschillen en waar overeenkomsten. Vragen over de uitvoering van het voedingsbeleid: 21. Beschrijf verbeterpunten voor de zorg rondom voeding en vocht bij de zorgvragers op de plek waar je werkt. 22. Beschrijf wat er goed gaat in de zorg rondom voeding en vocht bij de zorgvrager op de plek waar je werkt. 23. Schrijf van een zorgvrager op alles wat deze heeft gegeten en gedronken op een dag. Beoordeel of deze zorgvrager op die dag voldoende heeft gegeten en gedronken. Vragen over verpleegkundige zorg bij obesitas 24. Beschrijf een zorgsituatie waarbij de zorgvrager veel hinder ondervindt van zijn/haar overgewicht. 25. Zijn er voldoende snelle mogelijkheden om aangepaste materialen te regelen voor de zorg van een obese zorgvrager (rolstoel, bed, lift)? 26. Waarom kan een obese zorgvrager ook ondervoed zijn? 27. Wordt de zorg rondom obese zorgvragers multidisciplinair geregeld (eetcontrole programma, psychologische hulp )? 28. Beschrijf waar de knelpunten zitten voor therapietrouw m.b.t. dieet van obese zorgvragers. 29. Beschrijf een zorgsetting waarin je adviezen over leefstijl (beweging, voeding) hebt gegeven aan een zorgvrager met obesitas. 29. Waar zitten de knelpunten om als verpleegkundige ergonomisch veilig te werken met obese zorgvragers? 63

64 3.1 B Verplegen van zorgvragers met een Reumatische aandoening Praktische voorbereiding Competentie De student kan de meest voorkomende gezondheids- en bestaansproblemen bij een reumatische aandoening benoemen De student kan vertellen welke interventies worden toegepast bij pijn, stijfheid en krachtsverlies en vermoeidheid. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met Reumatische artritis. Internet: www. Reumafonds.nl lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met een Reumatische aandoening door de activiteit: verplegen van een zorgvrager met reumatische artritis te maken uit gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Onderzoek wat de meest voorkomende gezondheids- en bestaansproblemen zijn bij een zorgvrager met een reumatische aandoening. Neem dezelfde aandoeningen die je hebt uitgewerkt bij de PAAF activiteit (kies uit iedere categorie een aandoening) Aandoening Lichamelijk Psychisch Sociaalmaatschappelijk 64

65 3.2 B Verpleegplan van de zorgvrager met een Reumatische aandoening Praktische voorbereiding competentie De student heeft een verpleegkundige diagnose gesteld en een verpleegplan gemaakt m.b.v. een casus Neem je boek mee en zorg voor een computer. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van Gordon Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met Reumatische artritis. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 en 1.2 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit Stel de verpleegkundige diagnose en maak een verpleegplan van de competentieopdracht bij het hoofdstuk verplegen van cliënten met reumatische artritis. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. Maak een product en proces evaluatie per doel. 65

66 3.3 B Reuma en behandeling Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over de behandeling bij Reuma en de rol van de verpleegkundige hierbij. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; pathologieboek. Thema 5.verplegen van cliënten met een Reumatoïde artritis OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodellen en medestudenten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Onderzoek hoe de behandeling bij Reumatoïde artritis eruit ziet, welke hulpverleners er allemaal betrokken kunnen zijn en wat je taak als verpleegkundige bij de behandeling is. Onderzoek : De medicamenteuze behandelingen en werk de 5 groepen uit. Wat zijn het voor een medicijnen, wat is het doel en wat zijn de bijwerkingen? De fysiotherapie en welke rol deze discipline speelt bij de behandeling? De ergonomische richtlijnen, de leefregels en de maatregelen voor gewrichtsbescherming. Wat houden deze in? De chirurgische behandeling. Wat is de reden wanneer hiermee wordt gestart, welke ingrepen komen het meest voor en wat houden deze ingrepen in. Behandeling door andere hulpverleners. Wie zijn dit en wat doen zij? 66

67 3.4 B Verplegen van zorgvragers met pijn Praktische voorbereiding Competentie Je weet welke interventies en welke pijnmeetinstrumenten worden toegepast bij zorgvragers met pijn en chronische pijn. Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met pijn en chronische pijn. lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden en activiteit 3 met medestudenten m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met pijn en chronische pijn door de activiteiten over een zorgvrager met chronische pijn uit gevorderd 1 chronisch zieken door te lezen en voor jezelf te herhalen. Activiteit 2 Maak Praktijk 1 over emoties en pijn uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja, hoe heb je toen gehandeld? Activiteit 3 Informeer in je instelling waar je stage loopt of waar je werkzaam bent naar richtlijnen en/of een verpleegplan over hoe om te gaan bij chronische pijn en neem deze mee naar school. Werkwijze bij activiteit 3: Bespreek met een paar medestudenten het verpleegplan en/of de richtlijnen en vergelijk deze met elkaar. Beoordeel het verpleegplan op de volgende items: Item Ja/nee argumentatie Gaat de verpleegkundige zorg uit van het multidimensionale karakter van pijn. Is er ook sprake van een interdisciplinaire aanpak? 67

68 Wordt er gesproken over alert zijn op fysiologische reacties en gedragsveranderingen van zorgvragers met pijn, in het bijzonder wanneer zorgvragers niet in staat zijn tot verbale communicatie. Wordt er gebruik gemaakt van pijnbeoordelingsinstrumenten? Wordt er gesproken over bevorderen van medicatietrouw, psychosociale interventies, ontspannings- en afleidingstechnieken, het bevorderen van comfort en rust, het gebruik van warmte en koude en massage? Bespreek met elkaar in hoeverre in de praktijk wordt gewerkt met de richtlijnen en/of verpleegplan. 68

69 3.1 PAAF Reumatische aandoeningen Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over verschillende vormen van reuma en de anatomie en pathologie van de meest voorkomende namelijk reumatische artritis. Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening: 5 Verplegen van cliënten met reumatoïde artritis ; anatomieboek en je pathologieboek Internet: lokaal/studieruimte/thuis Kijk de activiteit na m.b.v. antwoordmodel en bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Ga naar de map reuma bij de Chronisch zieke zorgvrager in gevorderd 1 en herhaal de activiteiten van de PAAF over reuma.. Test jezelf met de zelftesten. Activiteit 2 Ga naar de site van het reumafonds en maak de onderstaande vragen. Vragen Wat is reuma en in welke 3 categorieën wordt reuma onderverdeeld? Geef een uitleg bij iedere categorie. Geef bij iedere categorie 2 voorbeelden. Leg bij ieder voorbeeld uit wat deze aandoening inhoudt, wat de symptomen zijn en waaruit de behandeling bestaat. 69

70 3.5 B Kennisopdracht Zorgvrager met maag, darm en leveraandoeningen Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over operaties aan het maagdarmstelsel en kan zijn kennis toepassen in de praktijkopdrachten/competentieopdracht De student heeft praktijkopdracht 1 en 2 en de competentieopdracht gemaakt. Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je anatomische kennis hebt over het maag-darm stelsel. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, hoofdstuk over het maagdarmstelsel. School en/of thuis. Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt over dit onderwerp. Vraag feedback aan de docent op de competentieopdrachten en de praktijkopdrachten 1.1 stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E:samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen M: analyseren Activiteit 1: Maak een woordenlijst van de vetgedrukte woorden uit het hoofdstuk operaties aan het maagdarmstelsel. Werkwijze: In gevorderde fase 1 heb je je al verdiept in de chirurgische zorgvrager. Lees het hoofdstuk uit het boek over operatie aan het maagdarmstelsel nogmaals door en maak een woordenlijst van alle vetgedrukte woorden. Activiteit 2: Maak praktijkopdracht 1 en 2 en de competentieopdracht uit het hoofdstuk operaties aan het maagdarmstelsel. In gevorderde fase 1 heb je deze opdracht misschien al gemaakt. Zo nee, maak hem alsnog. Zo ja, hoe kijk je er nu tegenaan nu je in de gevorderde fase 2 zit? Pas je antwoorden eventueel aan. 70

71 3.6 B Kijkopdracht maag, darm- en leveraandoeningen Praktische voorbereiding Competentie Je hebt een beeld van de MDL afdeling in het ziekenhuis. Je kan je inleven in een zorgvrager met darm en lever aandoeningen. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een ander anatomie/pathologieboek Interne geneeskunde: aandoeningen aan de spijsverteringsorganen. Beoordeel zelf of je de resultaten behaald hebt biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K. Vakdeskundigheid vergroten R: op de behoeften en verwachtingen van de klant richten Activiteit 1 Kijkopdracht maag, darm- en leveraandoeningen. Om een indruk te krijgen van maag, darm en leveraandoeningen, ga je in deze activiteit drie filmpjes bekijken. Beoordeel zelf of je voldoende informatie opgedaan heb. Film 1: Informatie over deze aflevering: In het ziekenhuis - MDL (Maag Darm Lever) Afl.: MDL (Maag Darm Lever). We zijn op bezoek bij de afdeling maag-, darm-, leverziekten van het St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwegein. We zien hoe dokter Bas Weusten stukjes weefsel uit de slokdarm van Meneer Megens neemt. Dit doet hij door middel van een endoscopische ingreep, een kijkbuis via de mond. Er is namelijk een beginnende vorm van kanker geconstateerd. Maar de vraag is hoe diep het tumorweefsel zich genesteld heeft. Dokter Weusten doet samen met patholoog Cees Seldenrijk onderzoek. De MDL-artsen werken nauw samen met de afdeling pathologie. Dokter Paul Stadhouders behandelt een patiënte met de ziekte van Crohn. Zij heeft een vernauwing in de dunne darm en dokter Stadhouders rekt de darm (ook endoscopisch) op met een ballon. Film 2: Deze aflevering gaat over jongeren met darmaandoeningen en heet Shit happens. Aitse heeft anus-atresie, hij is geboren zonder anus. Tera is faecaal incontinent. Bij haar werkt de kringspier van de anus niet meer en zij poept met behulp van een pacemaker. Patrick ontmoet ook Brenda. Zij heeft de ziekte van Crohn en laat aan Patrick zien hoe zij met behulp van haar stoma poept. Presentatie: Patrick Lodiers. 71

72 Film 3: Informatie over deze aflevering: Als Danielle 20 jaar is, wordt ze ernstig ziek. Ze heeft een auto-immuunziekte waardoor haar lever ernstig is beschadigd. Ze krijgt te horen dat haar lever nog maar vijf jaar houdbaar is. Voor Danielle is dit een enorme klap: "Op je 20e gaat het allemaal net beginnen en dan denk je dat je nog maar vijf jaar te leven hebt". Om te kunnen overleven heeft Danielle een levertransplantatie nodig. Danielle slikt medicijnen en die slaan aan. Maar op haar 30e is er geen ontkomen meer aan: Danielle heeft een nieuwe lever nodig. Heel onverwacht is ze aan de beurt en dan volgt een aantal spannende dagen waarin Danielle in een levensbedreigende situatie terecht komt. Op het nippertje loopt het goed af en kan Danielle aan een nieuw leven beginnen met haar donorlever. Tijdens al die jaren van ziekte en ziekenhuisopnamen speelt er, naast het ziek-zijn, een ding een grote rol voor Danielle: ze wil heel graag een kind. Maar wanneer is haar lichaam goed genoeg om zwanger te worden? Een half jaar na de transplantatie ontmoet Danielle de tien jaar jongere Kevin. Ze worden verliefd en trouwen. Danielle s lichaam is sterk genoeg dus de tijd lijkt rijp om zwanger te worden. Maar is Kevin al wel aan kinderen toe? Lukt het nog wel om zwanger worden en hoe gaat haar lever zich gedragen tijdens de zwangerschap? Allemaal vragen die Danielle en Kevin bezighouden. 72

73 3.7 B Verpleegplan voor een zorgvrager met een ileostoma Praktische voorbereiding Competentie Een verpleegplan opstellen en bijstellen voor een zorgvrager voor en na een chirurgische ingreep Neem je boek en je laptop mee. Zorg dat je beschikt over de gezondheidspatronen van Gordon, sjabloon verpleegplan opstellen en het zakboek verpleegkundige diagnosen ( zie ondersteunend materiaal). boeken: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening, plannen van zorg OLC, thuis, leslokaal Samen met medestudent; bespreken met inhoudsdeskundige en lever de activiteit in. 1.1 verpleegplan opstellen 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Stel een verpleegplan op aan de hand van een casus. Werkwijze Lees casus deel 1 Henk is een man van 35 jaar en werkt als baliemedewerker op een bank. Henk heeft al zeven jaar de ziekte van Crohn. De ziekte heeft een wisselend verloop gekend. Na de laatste acute fase is met de behandelend arts besloten dat Henk een ileostoma krijgt. Henk dat dit wel zien aankomen, maar heeft het er toch moeilijk mee. Er is besloten bij Henk een resectie van zowel colon als rectum uit te voeren. Henk is gisteren op de afdeling chirurgie opgenomen. Tijdens de opname werd Henk vergezeld door zijn echtgenote. Beiden maakte een gespannen en zenuwachtige indruk. Tijdens de anamnese vertelde Henk dat hij veel buikpijnklachten heeft gehad. Henk heeft het laatste half jaar niet meer gewerkt omdat de klachten te hevig waren, daarnaast was hij bang dat hij ten gevolge van de diarree zichzelf zou bevuilen. Van zijn vrouw hoor je dat ze zich veel zorgen maken over het feit dat er de laatste tijd regelmatig vers bloed bij de ontlasting zat: Dat is toch niet normaal??? Henk en zijn vrouw vertellen door de arts te zijn voorgelicht omtrent het aanleggen van de ileostoma maar geven aan nog geen idee te hebben wat dit betekent voor de toekomst. Eerst maar eens de operatie doorkomen zegt Henk, daarna zien we wel verder. 1. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: 73

74 In de casus staat een ziekte/ stoornis genoemd wat voor soort ziekte ( soms meerdere mogelijkheden) wat weet ik er van? wat zijn de symptomen wat zegt de casus erover wat zijn de complicaties/ wat zijn de aandachtspunten 2. Orden de gegevens en stel de verpleegkundige diagnoses. Maak hiervoor gebruik van de patronen van Gordon. 3. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 4. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 5. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 6. Maak een product en proces evaluatie per doel. Lees casus deel 2 (postoperatief) Henk heeft de operatie goed doorstaan zonder bijkomende complicaties. Postoperatief heeft Henk een epiduraalkatheter voor de pijnbestrijding, een urinekatheter, een infuus en een maagsonde. Op de stoma zit een zakje. Na 3 dagen zijn de epiduraal- en de urinekatheter verwijderd. De peristaltiek van de darmen is inmiddels op gang gekomen en Henk is begonnen met drinken per os. Hij heeft geen maagretentie en de maagsonde mag verwijderd worden. Omdat hij nog steeds antibiotica krijgt moet het infuus nog inblijven. Henk heeft al wel naar zijn stoma gekeken maar wilde nog niet helpen bij de verzorging. Hij vind het maar een raar ding daar op zijn buik! Hij wil liever nog een keer toekijken hoe de verpleging de stoma verzorgd omdat het allemaal nog zo nieuw is. Hij zegt zich ook zorgen te maken hoe dat straks zou gaan wanneer hij weer gaat werken en hoe zijn vrouw zo n ding op zijn buik zal vinden. Vandaag is de vierde dag postoperatief. Henk geeft aan dat hij aandrang heeft: als of hij naar de wc moet. Hij klaagt ook over een strak en pijnlijk gevoel van onderen. Analyseer de gegevens uit de casus en vul onderstaand schema in: 74

75 wat zegt de casus de postoperatieve zorg wat weet ik ervan? wat kunnen de complicaties zijn soort behandeling, medicatie wat zegt het dossier erover wat zijn de aandachtspunten 1. Werk 3 specifieke verpleegproblemen uit volgens de PES 2. Formuleer aansluitend verpleegdoelen volgens de RUMBA 3. Formuleer minimaal 4 verpleegkundige interventies per doel. 4. Maak een product en proces evaluatie per doel. 75

76 3.8 B Verpleegkundige zorg bij chronische darmaandoeningen Praktische voorbereiding Competentie De student weet de belangrijkste verpleegkundige zorg bij zorgvragers met darmaandoeningen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Activiteit Vragen beantwoorden over darmaandoeningen. Beantwoord van onderstaande darmaandoeningen de vragen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulcerosa ziekte van Crohn Vragen: 1. Leg in het kort uit wat de aandoening inhoudt. 2. Wat zijn de symptomen/ziekteverschijnselen? 3. Wat zijn de eventuele complicaties? 4. Door welke onderzoeken kan de diagnose worden gesteld? 5. Waaruit bestaat de behandeling en therapie? 6. Wat kun je als verpleegkundige observeren bij een zorgvrager met een dergelijke aandoening? 7. Geef 2 specifieke gezondheids- en/ of bestaansproblemen bij de betreffende darmaandoening? 8. Geef bij elk minimaal 4 verpleegkundige interventies. 76

77 3.9 B Verpleegplan voor zorgvragers met levercirrose Praktische voorbereiding Competentie De student heeft aan de hand van een casus een verpleegplan gemaakt voor een zorgvrager met levercirrose Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een ander anatomie/pathologie boek. Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Boek: Interne geneeskunde (aandoeningen aan de spijsvertering) Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.1 stelt verpleegkundige diagnose en het verpleegplan op 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen N: onderzoeken Activiteit 1 Maak een verpleegplan over een zorgvrager met alcoholabusis met als gevolg een levercirrose. Vraag 1: Schrijf een casus over een zorgvrager met alcoholabusis met als gevolg een levercirrose. Label: gezondheidsbeleving en instandhouding P: E: S: Doel: 77

78 Label: Stressverwerkingspatroon P: E: S: Doel: Label: Zelfperceptie en zelfbelevingspatroon: P: E: S: Doel: Vraag 2: Welke interventies passen bij de in vraag 2 gestelde verpleegproblemen en doelen Formuleer bij elk verpleegprobleem en doel, vier verpleegkundige interventies. 78

79 3.2 PAAF Chronische darmaandoeningen Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van verschillende darmaandoeningen: prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Activiteiten Maak onderstaande opdracht over chronische darm aandoeningen. In deze opdracht bespreken we enkele regelmatig voorkomende chronische darmaandoeningen zoals het prikkelbare darmsyndroom, diverticulose, colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. 1. Een veel voorkomende darmklacht is een spastisch colon, ook wel bekend onder de naam colonneurose of emotionele diarree 2. Een meer gebruikt woord is het prikkelbare darmsyndroom, door artsen vaak aangeduid met IBS. Waar staat IBS voor? 3. Wat is meestal de hoofdklacht bij IBS? 4. Aan IBS is niet veel te doen, wat zou de klachten eventueel kunnen verminderen? 5. Wat werkt meestal averechts? 79

80 5. Een ander ziektebeeld is diverticulose. Wat is een divertikel? 6. In welk deel van de wereld komt dit ziektebeeld het meest voor? 7. Diverticulose is in principe klachtenvrij. Wat kunnen wel eventuele complicaties zijn, die klachten kunnen veroorzaken? 8. Hieronder zie je een plaatje met divertikels. Kun je hierop zien waarom er een diverticulitis kan ontstaan? 80

81 9. Wat kunnen de complicaties van diverticulitis zijn? 10. Colitis ulcerosa is een ontsteking van de darm? Welk gedeelte van de darm gaat het hier om. De dikke of dunne darm? 11. Welk gedeelte van je bovenstaande antwoord is hierin het meest aangedaan? 12. Wat is de oorzaak van colitis ulcerosa? 13. Hoe ziet de ontlasting eruit bij iemand met actieve colitis ulcerosa? 14. Een andere complicatie van een ernstige colitis ulcerosa is een toxisch megacolon. Wat is dit? 15. Verder is er de kans op een perforatie waardoor er een peritonitis kan ontstaan. Wat is een perforatie en wat is een peritonitis? 16. Wat is het belangrijkste onderzoek in de vaststelling van de diagnose C.U? 17. Welk medicijn neemt een belangrijke plaats in in de behandeling van C.U. 18. Hebben mensen met C.U. een vergrote kans het ontwikkelen van een coloncarcinoom?. 19. Een andere vorm van een ontsteking van de darm is de ziekte van Crohn. Waar in de darm vindt je over het algemeen dit ziektebeeld? 81

82 20. Als men naar de oorzaak van Crohn vraagt staat er vaak in de stukken ECI Wat betekend deze term? 21. Wat zijn de meest voorkomende symptomen van Crohn? 22. Noem 2 mogelijke complicaties van Crohn? 23. Wat moet men uitsluiten alvorens de diagnose Crohn te geven? 24. Crohn wordt veelal behandelt met corticosteroïden. Welke met name? 25. Wat zijn veel voorkomende complicaties van het gebruik van corticosteroïden op de lange termijn 82

83 3.3 PAAF ziekten van het spijsverteringsstelsel Praktische voorbereiding competentie Je kunt beschrijven wat de oorzaken, symptomen, onderzoeken, behandelmethoden en complicaties zijn bij een aantal aandoeningen aan het spijsverteringsstelsel. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je de beschikking hebt over theorieboek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening. Interne geneeskunde of een andere anatomie/pathologie boek. Verplegen van zorgvragers voor en na een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling (406) - Traject V&V Boek: verplegen van mensen met een acute somatische aandoening: operaties aan het maagdarmstelsel Boek: interne geneeskunde; aandoeningen aan de spijsvertering Feedback medeleerling, nakijken docent. 1.2 biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K: vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Vul het onderstaande schema in. Benoem de nummers, de onderstreepte nummers ook in het Latijn Benoem de volgende nummers, de onderstreepte nummers ook in het Latijn: 83

84 Nummer 2, 3 en 4 vormen met elkaar: Nummer 5 t/m 11 vormen met elkaar: Activiteit 2 Uitwerken ziektebeelden aan het spijsverteringsstelsel. Vul onderstaand schema in: Orgaan Ziektebeeld Oorzaak /beschrijving Slokdarm Reflux Verschijnsel en Onderzoek Behandeling Complicatie Divertikels Varices Carcinoom Maag Ulcus Perforatie Bloeding Carcinoom Pylorussteno se 84

85 Orgaan Ziektebeeld Oorzaak /beschrijving Dunne Divertikel darm Ileus Verschijnsel en Onderzoek Behandeling Complicatie Ziekte van Crohn Dikke darm Colitis ulcerosa Diverticulitis Poliepen Darm carcinoom Appendicitis Buikvlies Lever Peritonitis Hepatitis Leversteatose Leverfibrose Levercirrose Icterus Levercarcino om Galblaas Pancreas Milt Galstenen Ontsteking galblaas Pancreatitis Pancreascarcinoom Ruptuur 85

86 3.10 B Verplegen van een zorgvrager met een schildklieraandoening Praktische voorbereiding competentie De student kan: Informatie geven over diagnostiek bij ziekten aan de schildklier. Ziektesymptomen van schildklieraandoeningen verklaren en de verpleegkundige maatregelen benoemen. Complicaties na strumectomie benoemen en weten hoe te handelen. Neem je boek en je laptop mee.. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de schildklier. Zorg dat je de functie van de hypofyse kent. School of thuis, internetaansluiting. Bespreek je uitwerking met studiegenoten. Vraag feedback aan de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.6 Voorlichting, advies en instructie Activiteit 1: Beantwoord de vragen over zorgvragers met schildklieraandoeningen. Werkwijze: Ga naar de website van de schildklier stichting Nederland en beantwoord de volgende vragen in eigen woorden: Vraag 1: Welke diagnostische onderzoeken worden er verricht om afwijkingen aan de schildklier op te sporen. Vraag 2: Noem de belangrijkste symptomen van de ziektebeelden hyperthyreoïdie en hypothyreoïdie. Vraag 3: Geef aan welke aspecten in behandeling en verpleging van belang zijn. Vraag 4: Door welke oorzaak kan een vergroting van een schildklier optreden. Vraag 5: Een complicatie na een strumectomie kan een bloeding zijn, noem de maatregelen die bij een dergelijke complicatie genomen dienen te worden. Vraag 6: Benoem de symptomen bij de ziekte van Graves. Activiteit 2 Schrijf een casus en stel een verpleegplan op. Werkwijze: Schrijf een casus over een zorgvrager met schilklierkanker die geopereerd moet worden. Stel een verpleegplan op over de postoperatieve zorg, formuleer 3 verpleegproblemen. In het mapje ondersteunend materiaal kan je een sjabloon vinden. 86

87 3.11 B Ziekten aan de bijnieren Praktische voorbereiding competentie De student heeft een werkstuk gemaakt over verschijnselen, oorzaak en behandeling van ziekten aan de bijnieren. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Zorg dat je voldoende kennis hebt over de anatomie van de bijnieren. Zorg dat je de functie van de hypofyse kent. School of thuis, internetaansluiting. Werkstuk ter beoordeling aanbieden aan de docent en plaatsen op het portaal. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V 1.9 Evalueert de zorgverlening D,J,M Activiteit 1: Maak een werkstuk over een aandoening aan de bijnieren. Werkwijze: Verdeel de klas in groepjes en maak een werkstuk over één van de volgende aandoeningen aan de bijnieren: Ziekte van Addison Cushingsyndroom Adrenogenitaal syndroom Feochromocytoom In het werkstuk is het de bedoeling dat er vooral geschreven wordt over oorzaak, onderzoek en behandeling en dat het stuk anatomie/pathologie bekend moet zijn. Hoofdstuk 1: Beschrijf kort wat de ziekte inhoudt, hoe vaak het voorkomt en bij wie. Hoofdstuk 2: Welke diagnostische onderzoeken worden er verricht om afwijkingen aan de bijnieren op te sporen? Hoofdstuk 3: Noem de belangrijkste symptomen van de ziektebeelden. Hoofdstuk 4: Geef aan welke aspecten in behandeling en verpleging van belang zijn. Hoofdstuk 5: Welke psychische klachten/ gedragsverandering kan je tegenkomen bij een zorgvrager met deze aandoening. Schrijf een proces- en productevaluatie. 87

88 3.12 B Verplegen van zorgvragers met Diabetes Mellitus Praktische voorbereiding competentie De student heeft met behulp van de activiteiten de verpleegkundige zorg en interventies beschreven bij zorgvragers met Diabetes Mellitus Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met een Diabetes Mellitus lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Herhaal je kennis over verplegen van zorgvragers met Diabetes Mellitus door de kennistaak over een zorgvrager met een Diabetes Mellitus te maken uit Gevorderd 1 chronisch zieken. Activiteit 2 Maak Praktijk 1 uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja, hoe heb je toen gehandeld? Activiteit 3 Maak de onderstaande vragen. Vragen: 1. Leg uit waarom het van belang is dat een zorgvrager kennis heeft over de ziekte? 2. Hoe komt het dat zorgvragers niet altijd gemotiveerd zijn om de bloedsuikerwaarden binnen bepaalde grenzen te houden? 3. Welke verpleegkundige interventies tref je wanneer een zorgvrager zich niet houdt aan de therapievoorschriften? 4. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg in de diagnose fase? 5. Waaruit bestaat de verpleegkundige zorg in de stabiele fase? 6. Welke verpleegkundige interventies tref je bij een hypoglykemie? 7. Kijk terug naar je eigen praktijksituatie en ga na of er is gehandeld volgens de interventies bij een hypoglykemie in het boek. 88

89 3.13 B Medicijnen bij hormonale aandoeningen Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van de medicatie die gegeven wordt bij hormonale aandoeningen. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. School, thuis Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit : Maak je eigen repertorium hormonale aandoeningen. Werkwijze: Wanneer je medicatie deelt, wordt er als verpleegkundige van je verwacht dat je weet wat je geeft en wat de bijwerkingen zijn. Deze activiteit is bedoeld om je te verdiepen in de medicatie die je geeft bij hormonale aandoeningen. Medicinale hormonen worden onderverdeeld in: - anabole steroïden. - anti-hormonen. - bloedsuiker-middelen (o.a. insuline). - calcium-regulerende middelen. - corticosteroïden. - hypofyse-hormonen. - hypothalamus-hormonen. - geslachtshormonen. - hormonen bij kanker. - schildklier-middelen. Zoek uit elke groep één medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: wanneer gebruik je het. wanneer mag je het niet gebruiken. hoe werkt het. wat is de bijwerking. hoe zit het met medicatietrouw. hoe duur is het 89

90 3.4 PAAF Het hormoonstelsel Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van het hormoonstelsel Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Anatomieboek internet Anatomieboek en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over hormonen. 1. Het hormoonstelsel bestaat uit klieren. Er zijn 2 soorten klieren. Klieren met externe secretie(exocriene klieren) en klieren met interne secretie(endocriene klieren) zoek uit wat dit inhoudt en noteer dan bij onderstaande klieren of ze endocrien of exocrien zijn. - hypofyse - epifyse - speekselklier - schildklier (gl. Thyroidea) - zweetklier - hypothalamus - borstklier (mamam) - bijnieren (gl. Suprarenalis) 2. Buiten exocriene en endocriene klieren zijn er ook nog 2 die het beide hebben en men daarom gemengde klieren noemt. Welke zijn dit? 90

91 3. Bekijk voor jezelf of met een groepje de hormoonklieren en maak er een boomstructuur van te beginnen met aan de top de hypothalamus. daaronder komt de hypofyse die aangestuurd wordt door hypothalamus. Daaronder komen dan de overige endocriene en gemengde klieren. Noteer langs de lijnen ook de hormonen die vanuit de ene klier de andere aansturen. Hieronder zie alvast een voorbeeld van de schilklier Activiteit 2 Maak onderstaande vragen. Vragen Processen in het lichaam worden neuraal en hormonaal geregeld. Deze 2 systemen werken samen. Waar wordt de verbinding tussen deze 2 systemen gevormd? (1).. 91

92 Hormonen worden geproduceerd door klieren. Er zijn 2 soorten klieren, endocriene klieren en exocriene klieren. Wat is het verschil tussen deze 2? (2) (3) Noem de klieren van het endocriene systeem en beschrijf de ligging Hormonen kunnen ook geproduceerd worden door weefsel. (denk aan gastrine, geproduceerd door de maag, secretine geproduceerd door de wand van de twaalfvingerige darm) Waaruit zijn de meeste hormonen opgebouwd? (4) Waar worden hormonen weer afgebroken? (5) Hormonen brengen een boodschap over. Zij komen bij hun doelwit orgaan via (6). Er kunnen tientallen verschillende hormonen in de bloedbaan circuleren, Hoe is het mogelijke dat een bepaald hormoon ook precies het gewenste effect heeft? (7) Klieren van het endocriene systeem Hypofyse Beschrijf de bouw en ligging van de hypofyse. (8) (9) Welke 2 hormonen geeft de neurohypofyse af?

93 ad 1 - Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij (1) - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (10) ad 2 - Wat zijn de prikkels voor afgifte van het hormoon genoemd bij (2) - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking De adenohypofyse geeft 2 groepen hormonen af: - direct werkende hormonen of effecthormonen - glandotrope hormonen (11) Welke 2 hormonen zijn de direct werkende hormonen? ad 1 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (12) ad 2 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking 93

94 (13) Welke 5 hormonen zijn de glandotrope hormonen? (14) ad 1 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (15) ad 2 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (16) ad 3 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (17) ad 4 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking (18) ad 5 - waar doet dit hormoon zijn werking - wat is de werking - 94

95 schildklier Beschrijf de bouw en ligging van de schildklier. (19) (20) Wat is de Latijnse benaming?.. (21) Wat produceert de schildklier? Hoe wordt de schildklier gestimuleerd om zijn product af te geven aan de circulatie? (22) Wat is een belangrijke bouwsteen van het schildklierhormoon? (23) Wat is de werking van het schildklierhormoon? (24) Bijschildklier Beschrijf de bouw en ligging van de bijschildklier. (25) (26) Wat is de Latijnse benaming?.. (27)Wat produceren de bijschildklieren? (28) Wat is de werking van het bijschildklierhormoon? 95

96 Alvleesklier Beschrijf de bouw en ligging van de alvleesklier. (29) (30) Wat is de Latijnse benaming?.. (31) Welk deel produceert hormonen? (32) Welke hormonen worden daar geproduceerd? (33) Beschrijf de werking van deze hormonen en hun samenwerking. (34) Welke pathologie ontstaan als deze werking verstoord is? Bijnieren Beschrijf de bouw en ligging van de bijnieren. (35) (36) Wat is de Latijnse benaming?.. (37) De bijnieren bestaan uit 2 los van elkaar functionerende delen (38) welke hormonen produceren deze delen en wat is hun werking? Ad 1.a. b. c. (39) ad 2. a. b. 96

97 geslachtsklieren (40) Wat zijn de geslachtsklieren bij de man en wat bij de vrouw? (41) Wat is de Latijnse benaming? (42) Welke hormonen worden daar geproduceerd? (43) Wat is hun werking? 97

98 3.5 PAAF Diabetes mellitus Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van de pathologie diabetes mellitus. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. boek: inwendige geneeskunde lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Volg het hoorcollege over Diabetes Mellitus en herhaal de activiteiten van de PAAF over Diabetes Mellitus uit de beginnersfase. Test jezelf met de zelftesten Activiteit 2 Maak onderstaande opdracht over diabetes mellitus. Gebruik voor onderstaande vragen het boek inwendige geneeskunde thema: hormonale aandoeningen en 1. Welk hormoon is er te weinig bij de pathologie diabetes mellitus? 2. Wat heeft dit tot gevolg? 3. Welke soorten diabetes mellitus worden er onderscheiden? 4. Wat is het verschil tussen de 2 meest belangrijke typen? 5. Wat gebeurt er met de bloedsuikerspiegel als er geen insuline wordt afgegeven? 6. Noem 3 oorzaken voor DM type I. 7. Welk orgaan laat nu glucose het lichaam verlaten? 8. Als er op deze wijze glucose het lichaam verlaat, wat wordt er dan automatisch door de glucose mee genomen het lichaam uit? 9. Wat zal een DM zorgvrager dus veel gaan doen? (2 reacties) 10. Wat zijn hier de medische termen van? 11. Noem nog 2 verschijnselen die naast bovenstaande reacties gesignaleerd worden. 98

99 Doordat er te weinig glucose in de cellen is om te verbranden om energie te verkrijgen gaat het lichaam een andere stof verbranden. 12. Welke voedingsstof gaat het lichaam van een DM zorgvrager dan verbranden? 13. Wat is het gevolg daarvan voor het bloed? 14. Wat zijn de gevolgen hiervan als er geen behandeling wordt gegeven? 15. Welke onderzoeken kunnen er gedaan worden om DM vast te stellen? 16. Wat is de behandeling van DM type I? 17. Waartussen moet een evenwicht gevonden worden? 18. Hoe worden de medicijnen toegediend en waarom moet dit op deze manier? 19. Hoe wordt DM type II ook wel genoemd? 20. Maken deze zorgvragers insuline? 21. Wat zijn oorzaken voor DM type II? 22. Wat zijn de eerste symptomen van type II? 23. Wat is de behandeling van DM type II? 24. Wat is een hyperglykemische coma en wat is de behandeling? 25. Wat is een hypoglycemische coma en wat is de behandeling? 26. Noem de verschijnselen van een hypo- en een hyperglycaemie? 27. Noem een aantal lange termijn gevolgen van DM. 99

100 3.14 B Verpleegkundige zorg bij infectieziekten Praktische voorbereiding competentie De student weet welke verpleegkundige zorg wordt toegepast bij de verschillende infectieziekten. De student weet de isolatie richtlijnen en kan deze toepassen op de verschillende infectieziekten. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek: inwendige geneeskunde nvattingskaartje-nhgstandaard/m35_svk.htm activiteit isolatie verplegen gevorderd 1 klinischezorg lokaal/studieruimte/thuis Bespreek eigen ervaringen, vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. Maak gebruik van het antwoordmodel. 1.1, 1.2 A, E, D, F, H, J, K, M, R, V Activiteit 1 Onderzoek de verschillende vormen van isolatie. Isolatie: hoe zat het ook al weer? Onderzoek welke vormen van isolatie er zijn en wat dit betekent voor de verpleegkundige zorg. Leg uit welke vorm je zal toepassen bij de onderstaande infectieziekten. Influenza Meningitis Norovirus Hepatitis A Urineweginfecties Besmetting met herpes virus MRSA Klebsiella Activiteit 2 Stel een verpleegplan op voor een zorgvrager met een infectie ziekte. Maak een verpleegplan voor een zorgvrager die besmet is met 1 van de bovenstaande infectie ziekten. Je kunt hiervoor gebruik maken van een casus uit je eigen praktijk. 100

101 3.6 PAAF infectieziekten Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis van een aantal veel voorkomende infectieziekten Neem je boeken mee en zorg voor een computer Boek: inwendige geneeskunde nvattingskaartje-nhgstandaard/m35_svk.htm lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V K vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Maak onderstaande opdracht over een aantal infectieziekten. Werk onderstaande infectieziekten uit: Influenza Meningitis Norovirus Hepatitis A Urineweginfecties Besmetting met herpes virus MRSA Klepsiella Beschrijf daarbij: Wat is de veroorzaker Wat is de wijze van besmetting Wat is de incubatietijd Wat zijn de verschijnselen, is het verloop van de ziekte Wat is de behandeling Wat zijn de complicaties 101

102 Aanvullende vragen: Waarom worden chronische zorgvragers en mensen boven de 65 jaar voor influenza gevaccineerd? Wat is het verschil tussen meningitis en menigitissepsis? Wat is het verschil tussen hepatitis A en hepatitis B Waarom hebben chronische zorgvragers grotere kans op urineweginfecties? Welke herpes vormen zijn er. Wanneer is herpes besmettelijk? Kan herpes verdwijnen? Wat is icterus, waardoor komt deze specifieke kleur en wat kan de oorzaak zijn van icterus? Waarom is een ziekenhuis/zorginstelling heel alert op MRSA en Klepsiela? Welke maatregelen neemt men daarom? 102

103 3.15 B Verplegen van een zorgvrager met huidaandoeningen Praktische voorbereiding De student benoemt de belangrijkste aandachtspunten bij het verplegen van een zorgvragers met psoriasis of een andere huidaandoening Neem je boek mee en zorg dat je internet tot je beschikking hebt Basisboek pathologie competentie lokaal/ studieruimte Bespreek de uitwerkingen met je groepsgenoten en de inhoudsdeskundige 1.1, 1.2 K vakdeskundigheid Activiteit 1 Beschrijf bij de onderstaande ziektebeelden in het schema 2 belangrijke verpleegproblemen en de daarbij behorende verpleegkundige interventies. Activiteit 2 Welke tips kun je een zorgvrager geven m.b.t. de lichamelijke verzorging bij deze aandoeningen? ziektebeeld Probleem Verpleegkundige interventies Erysipelas 1 2 Herpes zoster

104 ziektebeeld Probleem Verpleegkundige interventies Eczeem Psoriasis

105 3.7 PAAF Chronische huidaandoeningen RESULTAAT PRAKTISCHE VOORBEREIDING THEORIE LOCATIE TIJDSDUUR EVALUATIE WERKPROCES COMPETENTIE JE HEBT KENNIS VAN EEN AANTAL HUIDAANDOENINGEN NEEM JE BOEK MEE EN ZORG DAT JE INTERNET TOT JE BESCHIKKING HEBT. BASISBOEK PATHOLOGIE. THEORIELOKAAL/ STUDIERUIMTE. 2 LESUREN KIJK DE ANTWOORDEN NA M.B.V. HET ANTWOORDMODEL EN BESPREEK VRAGEN EN ONDUIDELIJKHEDEN MET DE INHOUDSDESKUNDIGE. 1.2 K VAKDESKUNDIGHEID TOEPASSEN ACTIVITEIT 1: EFFLORESCENTIELEER Bij aandoeningen van de huid treden veranderingen aan de huid op, de zogenaamde efflorescenties. Enkele veel voorkomende efflorescenties zijn: Zoek bij de hieronder genoemde efflorescenties de betekenis. Teken de afwijking op een huiddoorsnede of plak een internetfoto in de kolom. EFFLORESCENTIE OMSCHRIJVING MACULA TEKENING OF INTERNETFOTO PAPEL VESIKEL BULLA PUSTEL 105

106 SQUAMA EXCORIATIE EROSIE ULCUS RHAGADE LICHENIFICATIE CRUSTA NODU[LU]S ACTIVITEIT 2: DERMATOLOGIE: HUIDAANDOENINGEN STUDIE-ACTIVITEIT Lees onderstaande tekst grondig door. Stel eventuele vragen aan de docent. Dermatologische aandoeningen Exantheem: uitslag, wegdrukbare roodheid door vaatverwijding, bestaande uit vlekken en papels, bijvoorbeeld bij kinderziekten en medicijnovergevoeligheid Enantheem: roodheid van de slijmvliezen ECZEEM: huidaandoening die bestaat uit vele efflorescenties 106

107 [roodheid, schilfering, papels, blaasjes, korsten, vocht] verloopt meestal in aanvallen en gaat gepaard met jeuk. Contacteczeem = allergisch eczeem op contactplaatsen, bijv. door nikkelen armbandje, zalf Constitutioneel eczeem = atopisch eczeem; heftig jeukend chronisch eczeem op basis van erfelijkheid; samenhangend met asthma bronchiale en hooikoorts. Onder de leeftijd van één jaar komt dit eczeem voor in de vorm van dauwworm [plaatje rechts hieronder]. De latere vorm zit vooral op de buigzijde van ellebogen en knieën. Therapie: jeuk bestrijden met antihistaminica, allergenen vermijden, desensibiliseren. Kokkogeen eczeem = scherp omschreven eczeemplekken met een onbekende oorzaak: atopie?, warmte?, vocht?, wrijving? [heeft dus niets te maken met bacteriën, kokken!] Seborroïsch eczeem is een eczeem dat bestaat uit roodheid en vettige schilfering, vooral op het behaarde hoofd, in de wenkbrauwen, in de neusplooi, achter de oren, in andere plooien. Komt vooral voor op wat oudere leeftijd, de lichtste vorm is roos en bij baby s berg. De oorzaak is onbekend. Therapie: zwavelzinkzalf of lichte corticosteroïdzalf. 107

108 AANDOENINGEN veroorzaakt door BACTERIEN Impetigo vulgaris is een oppervlakkige huidinfectie door stafylokokken of streptokokken, vooral bij kinderen in het gezicht [ krentenbaard ]. Het begint met roodheid, blaasjes en pustels, die barsten waarna korsten ontstaan. Ostiofolliculitis en diepe folliculitis zijn ontstekingen van de haarzakjes. Bij de ostiofolliculitis is alleen de mond van het haarzakje ontstoken; een diepe folliculitis kan gepaard gaan met pusophoping in het haarzakje door een infectie met stafylokokken; een zogenaamde furunkel [= steenpuist] kan hier het gevolg van zijn. Therapie: zwavelzalf of chirurgisch. 108

109 AANDOENINGEN veroorzaakt door VIRUSSEN Herpes simplex: een groep blaasjes op een rode ondergrond. De oorzaak is een infectie met het herpesvirus. Bij een eerste contact [meestal tussen 0,5-6 jr.] ontstaat vooral een stomatitis, soms een vulvovaginitis. Daarna blijft het virus in het lichaam aanwezig. Bij verminderde weerstand treedt een recidief op: vooral als koortslip. [zie het plaatje linksonder] Herpes Zoster is gordelroos. Begint met verschijnselen van moeheid en een branderig gevoel van een bepaald huidgebied [altijd halfzijdig]. Daarna ontstaan rode plekken, papels en met sereus vocht gevulde blaasjes. De blaasjes drogen in en genezen met littekens. Als complicatie kan neuralgie [= zenuwpijn] optreden. [zie het plaatje midden onder] Wratten [op jeugdige leeftijd] worden veroorzaakt door het wrattenvirus; er ontstaan grote aantallen, kleine, platte wratjes aan handen, vingers en het gezicht. Ze kunnen met wrattentinctuur worden aangestipt, m.b.v. een lepel verwijderd of m.b.v. vloeibare stikstof bevroren worden. Vaak recidiveren ze. [zie het plaatje rechtsonder] AANDOENINGEN veroorzaakt door SCHIMMELS Het typische van schimmelinfecties is roodheid met schilfering. Vaak treedt in het centrum al genezing op, als de infectie zich aan de rand nog uitbreidt [ ringworm ]. Deze schimmelinfecties tref je vooral aan op warme, vochtige plaatsen/plooien [zie plaatje hiernaast]. OVERIGE DERMATOLOGISCHE AANDOENINGEN Urticaria ofwel netelroos : heftig jeukende rode strepen en blaasjes ten gevolge van een toxische reactie [bijv. na contact met brandnetels of een kwal]; de plekken verdwijnen na korte tijd [een uur]. 109

110 Psoriasis is een genetisch bepaalde, meestal niet jeukende chronische huidziekte, bestaande uit roodheid met grove, zilverwitte schilfers. De plekken zitten vooral op de strekzijde van knieën, ellebogen en op het behaarde hoofd. De plekken zijn erg therapieresistent. Huid met psoriasisplekken; bij E: behaarde hoofd Nagelpsoriasis Erythema nodosum: rode, pijnlijke, diep in de huid gelegen knobbels; vaak bij koorts en interne ziekten [t.b., reuma]. Vooral op het onderbeen. 110

111 ACTIVITEIT 3: DERMATOLOGIE: HUIDAANDOENINGEN - INVULOEFENING Zet rechts bij de 10 foto s het dermatologisch ziektebeeld; kies uit: constitutioneel eczeem; ringworm; seborrhoïsch eczeem; impetigo; psoriasis; gordelroos; herpes labialis; verruca; furunkel; melanoom. FOTO ZIEKTEBEELD FOTO ZIEKTEBEELD 111

112 3.16 B Wondverzorging Praktische voorbereiding Competentie Je hebt inzicht gekregen over de kennis die je nodig hebt om wonden te kunnen verzorgen. Zorg dat je beschikking hebt over een computer. Informatie over de WCS classificatie in het boek verpleegtechnische vaardigheden Thema: wondzorg en website Nursing op internet. Een boek Anatomie/fysiologie. In het OLC of een laptop van het Albeda college Bespreek je bevindingen met mededeelnemers en vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2 en 1.8 K: Vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten Activiteit 1 Meld je aan bij Nursing.nl als je dat nog niet gedaan hebt tijdens je opleiding tot Verpleegkundige. Ga naar Wondindex. Hier staat veel actuele informatie over wondverzorging. Verdiep je in W.C.S. en TIME. Je kunt de info onder de verschillende knoppen bestuderen. Neem een casus uit de praktijk of uit je boek en onderzoek met behulp van de website wat de juiste behandeling is. Deel je kennis en ervaringen uit de praktijk en van de website met je klasgenoten. 3.1 C Patiëntenvoorlichting, educatie en/of instructie geven Je kunt een advies en/of voorlichtingsgesprek voorbereiden en 112

113 Praktische voorbereiding competentie houden voor een zorgvrager of een instructie voorbereiden en geven Nadenken over een onderwerp. Verdiepen in het onderwerp Verdelen van de onderwerpen over de groep en afspraken maken wanneer welke groep de voorlichting geeft. criteria presentatie en feedbackformulier voorlichting (ondersteunend materiaal) Boek voorlichting, advies en instructie voor 5/14 stappenplan School/thuis Feedback op het voorlichtingsgesprek middels feedbackformulier 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Competentie I: Presenteren Competentie: L: Materialen en middelen inzetten. Gebruik bij deze onderwerpen een eigen casus uit de praktijk Activiteit Voorbereiden van een voorlichtings- of adviesgesprek of een instructie en deze uitvoeren Werkwijze: 1. Kies een zorgvrager uit je eigen beroepspraktijk of maak een keuze uit onderdeel 1.2 t.m Schrijf de praktijksituatie op en koppel dit aan het ziektebeeld 3. Schrijf een voorlichtings-/instructie plan volgens de stappen van voorlichting. 4. Voer de voorlichting uit en zorg voor feedbackformulieren voor je groepsgenoten, zodat je 360 graden feedback kunt verzamelen. 113

114 3.2a C Gesprek met een zorgvrager (Begeleidingsgesprek) Activiteit De student voert een begeleidingsgesprek met een zorgvrager met een chronisch somatische aandoening Praktische voorbereiding Afspreken met de docent of er gewerkt kan worden met een acteur. Met elkaar een planning maken Boek: Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening of chronische somatische aandoening, geriatrische zorgvrager. School Tijdsduur 2 Ingevulde feedbackformulieren. Nabespreking met de docent. Reflectieverslag en aangepast leerdoel m.b.t. het voeren van begeleidingsgesprekken. /competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D, R) Verplicht/keuze Kies een casus uit de praktijk en beschrijf deze zo helder mogelijk Maak een keuze uit één van de soorten gesprekken a, b of c Je gaat een begeleidingsgesprek voeren met een zorgvrager ( eventueel met een acteur) waarbij je rekening houdt met specifieke begeleidingsvragen Werkwijze : 1. Kies een casus 2. Werk in ieder geval met de ziektebeelden die in B uitgewerkt zijn. 3. Bestudeer nogmaals de aandachtspunten bij een zorgvrager met dit ziektebeeld of stoornis. 4. Bereid het gesprek voor, wat wil je gaan bespreken, wat is het doel van je gesprek? Ieder ziektebeeld of problematiek betekent rekening houden met specifieke aandachtspunten! 5. Formuleer voor het gesprek een leerdoel, wat wil je oefenen? 6. Voer het gesprek met de acteur of oefen in 3 tallen met verschillende casussen en ziektebeelden. Wissel van rol. 7. Geef elkaar tops en tips. 8. Schrijf een reflectieverslag en pas je leerdoel aan. 114

115 3.2b C Een gesprek met de zorgvrager (Helpend gesprek) Praktische voorbereiding Verplicht/keuze De student heeft geoefend met het voeren van een helpend gesprek met een chronische zorgvrager tijdens een simulatie Ondersteunend materiaal helpend gesprek Eigen casuïstiek of casus uit je boek School 3 Feedbackformulieren van medestudenten en 1 van de docent 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Keuze uit één van de soorten gesprekken a, b of c Activiteit: Je gaat oefenen met het uitvoeren van een helpend gesprek Werkwijze : 8. Bestudeer de theorie van het helpend gesprek ( bij ondersteunend materiaal) 9. Formeer 3 tallen en oefen met de verschillende casuïstiek. Geef feedback met behulp van het feedbackformulieren, of regel een acteur in overleg met de docent (indien mogelijk) 10. Wissel van rollen en oefen zo vaak als nodig is. 11. Formuleer eventueel een leerdoel en verwerk dit in je POP/werkplan 115

116 3.2c C Een gesprek met de zorgvrager (Slecht nieuwsgesprek) Praktische voorbereiding Verplicht/keuze De student heeft een slecht nieuwsgesprek uitgevoerd in een rollenspel Boek basiszorg of internetsites, ondersteunend materiaal Casuïstiek zoeken of eigen praktijksituatie School Ingevulde observatie formulieren 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D,R) Keuze uit één van de soorten gesprekken a, b of c Activiteit : Je gaat in een oefensituatie een slechtnieuwsgesprek uitvoeren. Werkwijze : Bestudeer de theorie over het slechtnieuwsgesprek. Bedenk situaties waarin jij als verpleegkundige een slechtnieuwsgesprek voeren ( let op : het gaat over verpleegkundige onderwerpen!!, dus geen gesprek over een behandeling of diagnose). Kijk op internet of in je boeken. Denk aan : - de zorgvrager gaat van een 1 persoonskamer naar een 4 persoonskamer - de zorgvrager moet langer aan het infuus of pomp liggen of zijn bed niet uit. Oefen in 3 tallen met het slechtnieuws gesprek, geef feedback d.m.v. het observatieformulier ( bij ondersteunend materiaal) Wissel van rol. Je kunt gebruik maken van de bijgevoegde casussen of schrijf zelf een casus. Je kunt ook werken met een acteur in overleg met de docent 116

117 4.1 B Verplegen van zorgvragers met chronisch hartfalen Praktische voorbereiding competentie Je weet de leefregels en de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met chronisch hartfalen en hypertensie Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; thema verplegen van cliënten met chronisch hartfalen. Internet: lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent. Vraag feedback op je STARR verslag aan je de docent. 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E, F, J, K, R, V Activiteit 1 Bekijk het fragment over de taken van een hartfalenverpleegkundige in het MUMC Maak de onderstaande 6 vragen over de aandachtspunten in de verpleegkundige zorg. Vragen: 1. Beschrijf waaruit de werkzaamheden bestaan van een hartfalenverpleegkundige. 2. Vind je een speciale verpleegkundige voor hartfalen (nurse practitioner) nodig? Beargumenteer je antwoord. 3. Leg uit wat je als verpleegkundige bij onderstaande adviezen vertelt aan de zorgvrager: het slikken van medicijnen, het gebruik van zout, het gebruik van vocht het gewicht van de zorgvrager beweging en rust luisteren naar je lichaam stress situaties 4. Wat zijn de specifieke verpleegkundige observaties bij een zorgvrager met hartfalen? 5. Een zorgvrager geeft aan erg vermoeid te zijn t.g.v. hartfalen. Welke verpleegkundige interventies onderneem je? Activiteit 2 Beschrijf een korte casus uit de praktijk van een zorgvrager met hartfalen. Vergelijk de verpleegkundige zorg uit het boek met de zorg die gegeven wordt in de praktijk. Noteer de overeenkomsten en de verschillen en trek je conclusie. Reflecteer volgens het STARR model op activiteit 2 en bespreek je verslag met je docent. 117

118 4.2 B Basiskennis hart en bloedvaten - filmpjes Praktische voorbereiding competentie De student heeft door het bekijken van de filmpjes basiskennis over de werking van hart en bloedvaten opgedaan. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Internet: _hart_vaten/filmpjes_hart_bloedvaten/ School en/of thuis, internet aansluiting. Geen 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E, F, J, K, R, V Activiteit 1 Bekijk de verschillende filmpjes over hart en vaten. art_bloedvaten/ Hoe werkt het hart? Wat doet het hart precies? Wat is een beroerte? Hoe verloopt een hartkatheterisatie? De hartstichting legt het je uit met behulp van filmpjes. Beoordeel zelf of je na het bekijken van de fimpjes het resultaat van deze activiteit hebt behaald. Tip: Op geeft een cardioloog een begrijpelijke uitleg van belangrijke zaken bij hartfalen, zijn patiënt vertelt hoe hij ermee heeft leren omgaan en een verpleegkundige welke ondersteuning hij kan bieden. 118

119 4.3 B onderzoek en behandeling cardiologie Competentie De student heeft zich verdiept in verschillende onderzoeken en behandelingen van de cardiologische zorgvrager Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening: hoofdstuk over de bloedsomloop. Internet o.a. rehartfalen_0.pdf School en/of thuis, internet aansluiting. Feedback medestudenten en/of beoordeling door docent. 1.6 Voorlichting, advies en instructie I,L Activiteit: Werk onderstaande onderzoeken/behandelingen uit - E.C.G - Telemetrie - Bloedonderzoek - Dotteren - Hartkatheterisatie/P.T.C.A Geef antwoord op de volgende vragen: wat houdt het onderzoek in. wat is de verpleegkundige voorbereiding. wat is de verpleegkundige nazorg. benoem de mogelijke complicaties. 119

120 4.4 B Repertorium medicatie hartfalen Praktische voorbereiding competentie Je hebt kennis van de medicatie die wordt gegeven aan zorgvragers met hartfalen en hoge bloeddruk. Zorg dat je de beschikking hebt over een computer en internet. Neem je boek mee School, thuis Beoordeel zelf of je voldoende kennis hebt opgedaan en bespreek dit met de inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit: Maak je eigen repertorium van medicijnen die worden gebruikt bij hartfalen en hoge bloeddruk. Werkwijze: Zoek uit elke onderstaande groep één medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: 1. wanneer gebruik je het. 2. wanneer mag je het niet gebruiken. 3. hoe werkt het. 4. wat is de bijwerking. 5. hoe zit het met medicatietrouw. 6. hoe duur is het Meest voorkomende medicijnen bij hartfalen: Plastabletten (diuretica) Kaliumsparende diuretica Nitraten ACE-remmers Digitalis preperaten Beta-blokkers 120

121 4.1 PAAF ACS, hartritmestoornissen en hartfalen Praktische voorbereiding competentie Keuze/ verplicht De student heeft de activiteiten over het acuut coronair syndroom en hartritmestoornissen gemaakt en toont hiermee zijn/haar kennis aan Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening Artikel Nursing: klinisch redeneren astma cardiale; februari 2011 (zie ondersteuningsmagazijn) Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel (ondersteunend materiaal) Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 en 1.8 K vakdeskundigheid toepassen Verplicht. Activiteiten Maak onderstaande opdracht over acuut coronaire syndromen en hartritmestoornissen. Hartproblemen zijn er op verschillend gebied, zoals bijvoorbeeld door problemen met de bloedvoorziening, problemen met de prikkelgeleiding, problemen met de hartwerking, hartkleppen, enz. De problemen die aan de orde komen in deze opdracht zijn het acuut coronair syndroom (angina pectoris/infarct), ritmestoornissen en hartfalen. 1. Bekijk het plaatje op de volgende blz. en herhaal voor je zelf of je onderstaande anatomische structuren nog weet te benoemen. Controleer dit desnoods met je boeken en/of internet. (nummers 5, 10 en 20 hoeven niet beantwoord te worden) 121

122 2. a. Teken voor jezelf nu nog de sinusknoop, de AV-knoop, de bundels van His en de vezels van Purkinje in. b. De sinusknoop is de gangmaker van het hart die de frequentie van het hart aangeeft. Op welke wijze kan de sinusknoop geprikkeld worden om de frequentie te beïnvloeden? 3. Hoe heten de bloedvaten die de hartspier van bloed voorzien? 4. Deze bloedvaten kunnen aangetast worden door atherosclerose. Wat is dit? 5. Wat betekent angina pectoris (AP)? 6. Angina pectoris ontstaat door ischemie. Wat is ischemie? 7. Noem een paar oorzaken/risicofactoren wanneer/waardoor angina pectoris kan ontstaan? 8. a. Wat zijn de meest kenmerkende symptomen van angina pectoris? b. De New York Heart Association heeft AP klachten ingedeeld in 4 klasse. Welke zijn dit en beschrijf het nut van deze classificering. c. Beschrijf het verschil tussen de werkdiagnose stabiele en instabiele angina pectoris. d. Wat wordt bedoeld met een Acuut Coronair Syndroom (ACS)? 122

123 e. Een zorgvrager kan zich presenteren met AP klachten maar, bij nader onderzoek, dat er toch een andere diagnose wordt geteld ook al lijken de klachten op het klassieke AP beeld. Benoem 5 differentiaal diagnoses: 9. Welk medicijn helpt vaak bij iemand met AP-klachten en hoe wordt dit toegediend en binnen hoeveel minuten moet het effect hebben? Gaan de klachten niet over dan spreekt men van een AP 10. De AP-klachten ontstaan uiteindelijk meestal door een vernauwing in kransslagaders. Hierdoor kan uiteindelijk ook een infarct ontstaan. Wat is precies een infarct? 11. a. Wat zijn de 3 meest voorkomende behandelingen bij iemand met een infarct veroorzaakt door een vaatvernauwing/afsluiting en beschrijf deze behandelingen? b. Wat wordt verstaan onder reperfusie? 12. De vernauwing/afsluiting in de bloedvaten ontstaan door thrombusvorming en/of een embolie. Wat is het verschil tussen deze 2? 13. Wat is een stil infarct? 14. Zijn AP-klachten op een ECG te zien? 15. Bij het doormaken van een hartinfarct komen er enzymen in de bloedbaan welke vrijkomen uit het necrotisch weefsel. Deze stijging is te meten via bloedonderzoek. Welke 4 waarden worden geprikt en welk enzym laat als eerste een stijging van de waarde zien? 16. Een van de complicaties van een infarct kunnen ritmestoornissen zijn.? Er zijn vele soorten ritmestoornissen. Zoek onderstaande ritmestoornissen op in je boeken en beschrijf kort voor jezelf wat ze inhouden. Je kunt hiervoor ook kijken op bij de hartritmestoornissen. Daar zijn ook nog enkele filmpjes te zien. - bradycardie - tachycardie - atriumfibrilleren - ventrikelfibrilleren - extrasystole - asystole - AV-block Vormen van extrasystole 18. Welk van de bovenstaande twee ritmes zijn de meest levensbedreigend na een hartinfarct? Uiteindelijk kan een hart tekortschieten in zijn functie. Dit noemt men decompensatio cordis of hartinsufficiëntie of hartfalen. Een ernstige complicatie is het ontstaan van een astma cardiale. Lees het artikel over dit onderwerp vanuit het ondersteuningsmagazijn. 123

124 19. Op bladzijde 2 staan klinische parameters. Welke parameters horen bij links decompensatie en welke bij rechts decompensatie. Vul schema in: Links decompensatie Rechts decompensatie Kan bij allebei Links decompensatie Rechts decompensatie Kan bij allebei 124

125 4.2 B Medicatie bij cardiologische aandoeningen Praktische voorbereiding competentie De student kan vertellen wat de oorzaak is van hartfalen en de medicamenteuze behandeling benoemen en ontwikkeld een repertorium hartmedicatie Neem je boeken en je laptop mee. Verplegen van zorgvragers met een chronische somatische aandoeningen: Hoofdstuk over chronisch hartfalen. Verplegen van mensen met een acuut somatische aandoening, hoofdstuk over de bloedsomloop. Interne geneeskunde Internet o.a. medicijnkosten: on_4.aspx School en/of thuis, internet aansluiting Bespreek je uitwerking met medestudenten. Stel leervragen aan de PAAF docent 1.2 en 1.5 K: vakdeskundigheid toepassen Activiteit 1 Volg het hoorcollege over hartfalen / decompensatie cordis. Dit is een korte herhaling vanuit gevorderde 1, chronische zorgvrager en een verdieping en inleiding op het onderwerp cardiologie. Activiteit 2 Maak je eigen repertorium van medicijnen die worden gebruikt bij hartfalen en hoge bloeddruk Verdeel de klas in 9 groepjes. Verdeel de 9 medicijngroepen onder elkaar en werk, per groep, één medicijngroep uit. Zoek uit elke onderstaande groep minimaal twee medicament en beschrijf in eigen woorden het volgende: 7. wanneer gebruik je het. (indicaties) 8. wanneer mag je het niet gebruiken. (contra indicaties) 9. hoe werkt het. 10. wat is/zijn de bijwerking(en). 11. hoe zit het met medicatietrouw. 12. hoe duur is het geneesmiddel ongeveer per maand? (kijk naar de goedkoopste een duurste variant) Werk de vragen uit in een Word document. Presenteer je uitwerking, per groep, aan de klas in maximaal 10 minuten. Presentatievorm is vrije keuze. Spreek onderling af wie de Word uitwerkingen verzamelt en samenvoegt tot een document en dit document plaatst op portaal. 125

126 Meest voorkomende medicijnen bij hartfalen: 1. Plastabletten (diuretica) + Kalium sparende diuretica 2. Nitraten 3. ACEremmers 4. Digitalis preparaten 5. Bètablokkers 6. Calciumantagonisten 7. Antiarrhythmica (waaronder amiodaron) 8. Anticoagulantia + Thrombocytenaggregatieremmers 9. Cholesterol verlager 126

127 4.3 PAAF Hypertensie Praktische voorbereiding competentie De student heeft de activiteiten over hypertensie gemaakt en toont hiermee zijn/haar kennis aan. Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Basisboek pathologie Boeken: Internet: bijvoorbeeld lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1, 1.8 en 1.5 (monitoren) K vakdeskundigheid toepassen Activiteit: Maak onderstaande opdracht over hypertensie. 1. Hypertensie is een te hoge bloeddruk. Waartoe kan hypertensie leiden? 2. Benoem oorzaken welke de kans op hypertensie vergroten. Let hierbij op pathologie en/of risicofactoren waar een persoon zelf invloed op heeft. 3. De meest voorkomende vorm van hypertensie is echter de essentiële hypertensie. Wat houdt dat in en wat is het verschil met secundaire hypertensie? 4. Waarom wordt de bloeddruk aangegeven als RR? 5. Houdt men als maat voor hypertensie de systolische of de diastolische waarde aan? 6. Vanaf welke waarde gaat men over hypertensie praten? 7. Wat betekent atherosclerose wat een gevolg kan zijn van hypertensie? 8. Welke waarden in het bloed en urine kunnen wat zeggen over hypertensie? 9. Er zijn over het algemeen 5 medicijnengroepen welke een werking hebben op de bloeddruk. Welke groepen zijn dat en wat is hun werking? Geef een voorbeeld van een medicijn (stofnaam). 127

128 4.4 PAAF STOLLING Praktische voorbereiding competentie De student heeft de opdracht over stolling gemaakt Neem je anatomie boek mee en zorg voor een computer. Boeken en internet(wikipedia). lokaal/studieruimte/thuis. Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 2.1 K vakdeskundigheid toepassen. Activiteiten Maak onderstaande opdracht over stolling Bloedstolling is een uiterst ingewikkeld proces. In vrijwel ieder anatomieboek staat het wat anders of in andere volgorde besproken, waardoor je het overzicht snel kwijt bent. Deze opdracht is gemaakt n.a.v. de informatie op Wikipedia. Probeer het te verifiëren met je anatomieboek. 1. Wat is een ander woord voor bloedstolling? 2. Bij bloedstolling zijn de bloedplaatjes en stollingsfactoren van belang. Wat voor stoffen zijn de stollingsfactoren chemisch gezien? 3. Middels welke twee wegen komt de stolling op gang? 4. Wat is de eerste stap na een verwonding (bloedende wond)? 5. Door een beschadiging van welke cellen treedt de reactie van vraag 4 op? 6. Wat doen de bloedplaatjes bij een verwonding? 7. Door welk eiwit gevormd in de lever worden de bloedplaatjes geactiveerd? 8. Welk eiwit speelt nog meer een belangrijke factor bij het verdere totale klonteren van het bloed? 9. Hoeveel stollingsfactoren zijn er? 10. Factor 4 kunnen we uit onze voeding halen. Welke stof is dit? 11. Noem enkele antistollingsmedicijnen oftewel bloedverdunners welke je in een zorgsetting tegen kan komen? 128

129 4.5 B Verplegen van zorgvrager met COPD en Astma Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met COPD en astma. Neem je boek mee. Hoofdstuk over verplegen van cliënten met COPD of astma OLC, thuis, leslokaal met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K. Vakdeskundigheid toepassen. Activiteit 1: Beschrijf de verpleegkundige interventies bij de onderstaande gezondheids- en bestaansproblemen. Gezondheids- en bestaansproblemen. Benauwdheid. Verpleegkundige interventies Functiebeperking en ADL afhankelijk. Afhankelijk van medicijnen. Conditieverslechtering en vermoeidheid. Verstoorde slaap door het hoesten en niet kunnen liggen. Angst bij kortademigheid en vrees voor verstikking; depressie; verlies van gevoel van eigenwaarde. Verandering in relatie met de partner en seksuele problematiek. Sociaal isolement en veranderd toekomst perspectief. Problemen met werk en inkomen. 129

130 4.6 B Medicatie en COPD Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis over de verschillende medicijnen en verschillende technieken bij COPD en astma en geeft hier voorlichting over. Zorg dat je beschikking hebt over theorieboek verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening en het Pathologieboek. Formeer een groep van 3 studenten voor activiteit 2. Verzamel inhalatiemiddelen uit het praktijklokaal of uit het praktijkveld en neem deze mee naar de klas Thema 2.verplegen van cliënten met COPD of astma OLC, thuis, leslokaal met medestudenten. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. 1.2: biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K. Vakdeskundigheid toepassen. Activiteit 1 Maak de onderstaande vragen. 1. Onderzoek welke medicijnen worden voorgeschreven bij COPD en astma. 2. Ga na wat de meest voorkomende inhalatiemiddelen zijn, zowel kortwerkende, langwerkende en ontstekingsremmende middelen en geef aan wat het doel is van deze medicijnen. 3. Ga na welke orale medicijnen kunnen worden voorgeschreven. 4. Ga na wat de bijverschijnselen kunnen zijn van de meest gebruikte medicijnen. Maak hiervoor gebruik van het Repertorium Geneesmiddelen of het Farmacotherapeutisch Kompas. Activiteit 2 Lees de competentieopdracht aan het eind van het hoofdstuk Verplegen van cliënten met COPD of astma door en volg hierna de onderstaande werkwijze Werkwijze: 1. Ga met een paar medestudenten inventariseren wat de oorzaken kunnen zijn van het niet trouw innemen van de medicijnen door mevrouw Abdis. 2. Onderzoek met elkaar de inhalatieapparatuur en ga na wat de juiste inhalatietechniek is. 3. Hoe zorg je er nu voor dat mevrouw Abdis op de juiste wijze met haar medicijnen omgaat. 130

131 4.5 PAAF COPD en astma De student kan de anatomie en fysiologie van de ademhalingsorganen beschrijven. De student kan de oorzaken, verschijnselen, diagnostiek en behandeling COPD en astma verwoorden. Boeken: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening, Anatomie en fysiologie, Inwendige geneeskunde en Basisboek pathologie. competentie lokaal/studieruimte/thuis Bespreek vragen en onduidelijkheden met de docent. 1.2 verpleegkundige basiszorg verlenen K vakdeskundigheid toepassen Activiteit Bestudeer theorie over de luchtwegen, longen, COPD en astma. Maak een samenvatting van de bestudeerde theorie. Volg het hoorcollege over COPD en astma. Verwerk in je samenvatting de volgende onderdelen. Beknopte beschrijving van de anatomie en fysiologie van de luchtwegen en de longen. De uitwerking van de ziektebeelden astma bronchiale, longemfyseem en chronische bronchitis met daarin: oorzaak; verschijnselen; diagnostiek; behandeling. Bespreek onduidelijkheden en vragen tijdens de les met de docent en medestudenten. 4.6 PAAF Longaandoeningen 131

132 Praktische voorbereiding competentie De student heeft toont in de lessen zijn/haar kennis van verschillende longaandoeningen Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Boeken uit serie verplegen van mensen met Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel uit het ondersteund materiaal. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige. 1.2 biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden K vakdeskundigheid toepassen Activiteit Maak onderstaande opdracht over longaandoeningen. De ziektebeelden welke in deze opdracht naar voren komen zijn COPD, astma, pneumonie, longembolie, longinfarct en ARDS. Het ziektebeeld COPD is in de beginnersfase al vrij uitgebreid aan bod geweest. Bekijk deze activiteiten nogmaals. Kijk nog even goed naar het ziektebeeld, de oorzaken en symptomen. 1. Welke 3 oorzaken voor het ontwikkelen van COPD staan bovenaan als zijnde fors uitlokkende oorzaken. 2. Een van de vele complicaties van COPD kunnen bronchiectasieën zijn. Wat zijn dit en zoek een foto op internet om het te zien? 3. Een andere complicatie kan zijn dat de rechterharthelft in grootte toeneemt. hoe komt dit? (bestudeer hier ook nog even de kleine bloedsomloop voor ) 4. Waarom is de volledige naam van astma, astma bronchiale. 5. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van astma 6. Wat is er aan de hand bij iemand met een astmatische bronchitis. 7. Dan is er ook nog zoiets als een astma cardiale. Wat is dat? 8. Op welk tijdstip van de dag treedt een astma cardiale het meest op? 132

133 9. Een pneumonie staat ook wel bekend als een longontsteking. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen een lobaire en een bronchopneumonie. Wat is het verschil? 10. Wat zijn de hoofdveroorzakers van een pneumonie? 11. Bij de oudere zorgvragers zie je met enige regelmaat een aspiratiepneumonie of een hypostatische pneumonie. Wat houden deze 2 vormen in? 12. Welke bacterie is veelal de veroorzaker van een pneumonie na de griep of bij mensen met DM. 13. Als er in een bloedvat een stolsel ontstaat noemt men dat een trombus of embolus. Als dat stolseltje losschiet noemt men dat een embolie. Als een embolie ergens vastloopt krijg je een infarct Wat betreft de longen maakt men onderscheid wat betreft een longembolie en een longinfarct. Welke van de twee ontstaat vanuit de kleine bloedsomloop en welke vanuit de grote bloedsomloop? (hiervoor moet je de bloedsomloop vanuit het hart weer even bestuderen) 14. Waar komt het stolsel bij een longembolie meestal vandaan? 15. Hoe heet het hoofdbloedvat van waaruit de art. bronchialis komt waarin een stolsel terecht komt bij een longinfarct? 16. De gevaarlijkste vorm van een longembolie is waarschijnlijk wel de ruiterembolie. Zoek deze term op en beschrijf waarom dit is 17. Door vele longziekten kunnen er al dan niet acute complicaties ontstaan Een veel gebruikte term daarbij is ARDS Waar staat dit voor en wat is het? 18. In feite kun je alle longziekten plaatsen onder 3 hoofdgroepen 1. Ventilatie ziekten(de ademweg) 2. Diffusieziekten(uitwisseling O2 en CO2 3. Perfusieziekten(doorbloeding) Waar plaats je een longembolie onder? Waar plaats je COPD onder? Waar plaats je Astma onder? 133

134 4.7 B Teamrollen Praktische voorbereiding competentie Je kunt benoemen welke teamrollen jij vervult tijdens een vergadering Lees de tekst over teamrollen Boek De zorgverlening coördineren en evalueren. Thema 2 De zorg coördineren (coördinatie en continuïteit van zorg) School Reflectieverslag 1.8 Coördineert de zorgverlening (B, E, Q) Activiteit Individueel en samenwerkingsopdracht. Schrijven van een reflectieverslag Werkwijze Lees de tekst over de verschillende teamrollen en beantwoord de onderstaande vragen. Bespreek dit met medestudenten in je subgroep en vraag feedback. Schrijf daarna hierover een reflectieverslag waarin de feedback verwerkt is en lever dit in bij je docent. Geef antwoord op de volgende vragen: - Welke taakrollen, procesrollen en disfunctionele rollen vervul jij zelf in een vergadering? Ga hierbij uit van een werk/stage situatie. Geef toelichting en voorbeelden bij de verschillende rollen. - Ben je tevreden over de rollen die je vervult? Waarom wel of niet? Motiveer je antwoord. - Stel een top 3 samen van de rollen die jij vervult in een vergadering waar je het meest tevreden over bent. Geef een toelichting en benoem de voordelen van deze rollen in een vergadering. - Stel een top 3 op van rollen die je graag wil ontwikkelen of verbeteren. Geef een toelichting en benoem de voordelen van deze rollen in een vergadering. 134

135 4.8 B Vergadering Praktische voorbereiding competentie Je kunt aan een vergadering deelnemen Onderwerp bepalen een actueel probleem of knelpunt waar over vergaderd gaat worden Boek De zorgverlening coördineren en evalueren. Thema 2 De zorg coördineren (coördinatie en continuïteit van zorg) School Feedback op teamrollen. 1.8 Coördineert de zorgverlening (B, E, Q) Activiteit Samenwerkingsopdracht, uitvoeren van een vergadering Werkwijze Je subgroep gaat vergaderen over het volgende onderwerp: De directie heeft het team waar je werkzaam bent opdracht gegeven te onderzoeken of werken met VitalConnect een kwaliteitsverbetering zal zijn voor de zorg aan cardiologische patienten. Iedereen heeft zich verdiept in het product (zie Jullie gaan vergaderen over dit product zodat het team een standpunt in kan nemen over dit product wat als advies met de directie besproken gaat worden. De subgroep kiest een voorzitter en een notulist. De voorzitter leidt de vergadering en mag inhoudelijk inbreng hebben. De notulist observeert het groepsproces en notuleert gedrag aan de hand van de teamrollen. Als de groep groot is kan er ook gekozen worden voor een binnenring die vergadert en buitenring die observeert. Bespreek alle rollen met elkaar en geef elkaar feedback aan het eind van de vergadering. 135

136 4.1 C Patiëntenvoorlichting, educatie en/of instructie geven Praktische voorbereiding competentie Verplicht/keuze Je kunt een advies en/of voorlichtingsgesprek voorbereiden en houden voor een zorgvrager of een instructie voorbereiden en geven Nadenken over een onderwerp. Verdiepen in het onderwerp Verdelen van de onderwerpen over de groep en afspraken maken wanneer welke groep de voorlichting geeft. criteria presentatie en feedbackformulier voorlichting (ondersteunend materiaal) Boek voorlichting, advies en instructie voor 5/14 stappenplan School/thuis Feedback op het voorlichtingsgesprek middels feedbackformulier 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Competentie I: Presenteren Competentie: L: Materialen en middelen inzetten. Gebruik bij deze onderwerpen een eigen casus uit de praktijk of een casus van een cardiologische zorgvrager Activiteit Voorbereiden van een voorlichtings- of adviesgesprek of een instructie en deze uitvoeren Werkwijze: 5. Kies een zorgvrager uit je eigen beroepspraktijk 6. Schrijf de praktijksituatie op en koppel dit aan het ziektebeeld 7. Schrijf een voorlichtings-/instructie plan volgens de stappen van voorlichting. 8. Voer de voorlichting uit en zorg voor feedbackformulieren voor je groepsgenoten, zodat je 360 graden feedback kunt verzamelen. 136

137 4.2 C Motiverende gesprekstechnieken Competentie Je hebt geoefend met (complexe) motiverende gesprekstechnieken aan de hand van een casus Zelf opzoeken op internet en theorie uit ondersteunend materiaal School feedback middels feedbackformulier motiverende gespreksvoering (zie ondersteunend materiaal) 1.4 begeleiden van de zorgvrager op psychosociaal gebied Competentie C: Begeleiden Competentie D: Aandacht en begrip tonen Activiteit Oefen met het hanteren van (complexe) motiverende gespreksvoering aan de hand van een casus Werkwijze 1. Bestudeer de theorie (zie ondersteunend materiaal) 2. Breng een casus in uit je eigen stage waarin je de zorgvrager moet motiveren om leefregels na te leven. Hierbij kun je denken aan het motiveren van een zorgvrager om medicatie in te nemen, deel te nemen aan activiteiten of het motiveren van een zorgvrager zich te wassen, uit bed te gaan, zich te houden aan een voorgeschreven dieet en dergelijke. 3. Voer in een rollenspel een motiverend gesprek met de zorgvrager. De verschillende fasen van verandering kunnen geoefend worden naar aanleiding van de casus. De casus kun je telkens aanpassen aan de fase van verandering. (dit kan fictief zijn of naar aanleiding van je ervaringen in de praktijk) 4. Als je dit onder de knie hebt en je wilt je nog meer ontwikkelen kun je verder oefenen met de meer complexe gesprekstechnieken, dit kun je lezen in de bijgevoegde theorie. 5. Aan het einde van de training schrijf je een reflectieverslag m.b.t. je gespreksvoering en formuleert indien nodig een leerdoel. Instructie bij het oefenen: Voor deze training heb je een acteur nodig die zich goed in de situatie van de zorgvrager kan inleven. Vraag je docent of er een simulatie georganiseerd kan worden. Het is ook heel leerzaam om de gesprekken van anderen bij te wonen en de nabespreking bij te Wonen. 137

138 4.3 C Een gesprek met de zorgvrager De student voert een begeleidingsgesprek, een helpend gesprek of een slecht nieuwsgesprek met een zorgvrager Praktische voorbereiding Afspreken met de docent of er gewerkt kan worden met een acteur. Met elkaar een planning maken Boek: Verplegen van mensen met een acute somatische aandoening of chronische somatische aandoening, geriatrische zorgvrager. School Tijdsduur 2 Ingevulde feedbackformulieren. Nabespreking met de docent. Reflectieverslag en aangepast leerdoel m.b.t. het voeren van begeleidingsgesprekken. /competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C,D, R) Verplicht/keuze Kies een casus uit de praktijk en beschrijf deze zo helder mogelijk Maak een keuze uit één van de gesprekken (zie activiteit gesprekken bij thema 3) Activiteit Je gaat een begeleidingsgesprek of een helpend gesprek of een slecht nieuwsgesprek voeren met een zorgvrager ( eventueel met een acteur) waarbij je rekening houdt met specifieke begeleidingsvragen Werkwijze : 9. Kies een casus 10. Werk in ieder geval met de ziektebeelden die in B uitgewerkt zijn. 11. Bestudeer nogmaals de aandachtspunten bij een zorgvrager met dit ziektebeeld of stoornis. 12. Bereid het gesprek voor, wat wil je gaan bespreken, wat is het doel van je gesprek? Ieder ziektebeeld of problematiek betekent rekening houden met specifieke aandachtspunten! 13. Formuleer voor het gesprek een leerdoel, wat wil je oefenen? 14. Voer het gesprek met de acteur of oefen in 3 tallen met verschillende casussen en ziektebeelden. Wissel van rol. 15. Geef elkaar tops en tips. 16. Schrijf een reflectieverslag en pas je leerdoel aan. 138

139 5.1 B Kijkopdracht oncologische zorgvrager Praktische voorbereiding competentie De student heeft de kijkopdracht gemaakt over de oncologische zorgvrager. Daarnaast heeft de student een verslag gemaakt, waarin hij zijn kennis toont over de oncologische aandoeningen. Neem je boek en je laptop mee. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening. Thema: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening. School of thuis, internetaansluiting. Vergelijk je antwoorden met een medestudent, vul zo nodig aan. 1.2 K: vakdeskundigheid toepassen D: aandacht en begrip tonen Activiteit : Bekijk de DVD over de oncologische zorgvrager en beantwoord de vragen. Ga naar de website : of bekijk via uitzending gemist de uitzending van van BNN je zal het maar hebben over kanker. Je kan de DVD ook lenen in de mediatheek. Duur: 30 minuten Deze uitzending gaat over drie mensen met respectievelijk borstkanker, teelbalkanker en vulva kanker. Geef antwoord op de volgende vragen: Welke symptomen worden benoemd. Chemokuur: Welke bijwerkingen en interventies worden genoemd. Vul deze in op het schema van de volgende bladzijde. Radiotherapie: Welke bijwerkingen en interventies worden genoemd. Vul deze in op het schema van de volgende bladzijde. Wordt er gesproken over preventie. Wat doet het met de zorgvrager.. Wat is jouw rol als verpleegkundige daarin De student verwerkt de antwoorden in een verslag. Criteria verslag: Maximaal 2 A4 Lettertype Arial

140 Vul het schema in Bijwerkingen chemotherapie 1. Verpleegkundige interventies Bijwerkingen Radiotherapie 7. Verpleegkundige interventies

141 5.2 B Verplegen van zorgvragers met een oncologische aandoening Praktische voorbereiding competentie De student kan de verpleegkundige aandachtspunten bij zorgvragers met een oncologische aandoening benoemen Neem je boek mee en zorg voor een computer. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening; Thema: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening lokaal, studieruimte, thuis Bespreek de antwoorden met een medestudent en m.b.v. het antwoordmodel van het boek en het antwoordmodel bij het ondersteunende materiaal. Breng eventuele vragen en onduidelijkheden naar voren bij de docent. 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Maak Praktijk 1 uit het desbetreffende hoofdstuk. Herken je een dergelijke situatie uit je eigen praktijk? Zo ja,hoe pakt men een dergelijk gewichtsverlies aan? Activiteit 2 Beschrijf de belangrijkste gezondheids- en bestaansproblemen bij mensen met kanker. Formuleer bij 4 problemen de daarbij behorende verpleegkundige interventies. 141

142 5.3 B Presentatieopdracht psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid Praktische voorbereiding competentie De student heeft een presentatie uitgevoerd over de verpleegkundige zorg aan een oncologische zorgvrager bij psychosociale klachten, pijn en vermoeidheid. Neem je boek en je laptop mee. Boek: Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening Thema: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening Internet. School of thuis, internetaansluiting D.m.v. zelftesten, verslagen en feedback van docent en medestudenten 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit Voer de presentatieopdracht uit over een onderwerp naar keuze. Werkwijze: Kies in overleg met de docent één van de drie onderwerpen en presenteer deze in de les. Psychosociale klachten bij kanker Pijn bij kanker Vermoeidheid bij kanker Verdiep je in het onderwerp en de verpleegkundige zorg die gegeven wordt. De presentatie wordt beoordeeld door de docent en studiegenoten met behulp van het feedbackformulier van beroepsopdracht B. Tijdens de presentatie wordt gelet op; ODAT Uitvoering Inhoud Parate kennis Relevantie Duur: maximaal 15 minuten 142

143 5.4 B Zelftest cytostatica Praktische voorbereiding competentie De student heeft zijn kennis over cytostatica vergroot. Neem je boek en je laptop mee. Boek: Verplegen van mensen met een chronisch somatische aandoening. Thema: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening Op internet: School of thuis, internetaansluiting Score van de testen 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit Maak de zelftest werken met cytostatica. Werkwijze: Maak 3 zelftesten op de volgende site Ga naar de bovengenoemde website: Doorloop de site door op de paarse balk de onderwerpen één voor één te openen en te lezen. Lees eerst de onderwerpen van Algemeen door en daarna Werkwijze Maak dan de 3 testen onder het kopje toets. Schrijf van alle drie de testen je totaalscore op en bepaal voor jezelf of je voldoende kennis hebt over het onderwerp. Test Gereed maken cytostatica Toediening cytostatica Afval en schoonmaak Score 143

144 5.5 B Presentatieopdracht oncologie Praktische voorbereiding competentie De student heeft kennis over kwaadaardige ziekten uitgaande van bloedcellen. Neem je boek mee en je laptop Pathalogie boek School Feedback op presentatie en verslag van medestudenten en docent. Reflectieverslag volgens STARR 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit Presentatieopdracht oncologie en verslag schrijven. Verdeel de volgende onderwerpen met je mede studenten. 1. Hogkin 2. Non Hodgkin 3. Leukemie 4. Kahler Onderzoek wat je al weet over dit onderwerp: maak een verslag en geef een presentatie. In je verslag/presentatie gaat het vooral om de verpleegkundige aandachtspunten en de verpleegkundige interventies. De volgende onderwerpen moeten in je verslag/presentatie naar voren komen: Beschrijf de gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied voor de zorgvrager Beschrijf welke behandelingen je de zorgvrager kan bieden om zo prettig mogelijk te leven. Denk hierbij aan alternatieve therapieën, regelen van uitjes, pruik aanschaffen, vergoedingen. Beschrijf de veranderde rol van de familie/partner Zoek een artikel over behandelmethoden/ kanker die relevant is voor dit onderwerp en geef je mening hierover. Criteria voor deze opdracht Je hebt een verslag gemaakt over dit onderwerp die voldoet aan de opdracht. Deze lever je in bij de docent voordat je je presentatie geeft. Je hebt een presentatie gegeven die voldoet aan de criteria die is bijgevoegd bij deze opdracht. Je hebt een artikel opgezocht en je mening hierover gegeven In overleg met de docent plan je je presentatie. Reflecteren Reflecteer na afloop volgens STARR op je presentatie en voeg deze reflectie toe aan je portfolio. 144

145 Observatiecriteria presentatie oncologie 1=zeer onvoldoende 2=onvoldoende 3=matig 4=voldoende 5=goed Inhoud/proces De presentatie bevat een inleiding met tijdsduur, onderwerp, doelstelling, globale inhoud en evaluatie De presentatie is relevant voor het onderwerp en gericht op het verpleegkundige aspect score opmerkingen De presentatie geeft antwoorden op de gestelde vragen uit de activiteit De inhoud van de presentatie is duidelijk en éénduidig De inhoud van de presentatie is levendig en actueel De inhoud van de presentatie is in eigen woorden verteld De presentatie bevat een inleiding, doelstelling, inhoud, evaluatie In de presentatie is gebruik gemaakt van minimaal 2 werkvormen. Er is gelegenheid voor het stellen van vragen De presentatie is logisch van opbouw De subgroepleden leveren een evenredig aandeel in de presentatie Het ondersteunend materiaal is duidelijk en functioneel De deelnemers maken oogcontact met de groep 145

146 5.1 VDL Voeding en oncologie Praktische voorbereiding Competenties De student heeft de vragen over voeding en oncologie beantwoord en besproken met studiegenoten. Neem je boek en je laptop mee. Boek: Verplegen van mensen met een chronische somatische aandoening Thema: Verplegen van cliënten met een oncologische aandoening Je mag gebruik maken van verschillende bronnen. School, thuis Bespreek deze activiteit met behulp van het antwoordmodel en studiegenoten (max. 3). 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Beantwoord de vragen over voeding en oncologie. Vragen over voeding Ondervoeding: 1. Noem 4 reden waarom veel patiënten met kanker flink afvallen tijdens hun ziekte periode. 2. Noem 5 voedingsmaatregelen die je kunt nemen om het gewichtsverlies tegen te gaan. 3. Moet iedere patiënt met kanker een aansterkend dieet volgen? Alternatieve voedingsbegeleiding: 4. Wat is het principe van het Moerman dieet? 5. Zou je een patiënt met kanker aanraden/afraden het Moerman dieet te volgen? Geef een argumenten voor en een tegen. 6. Wat is bij jullie in het ziekenhuis het beleid ten aanzien van het wensdieet? Met andere woorden: Wie komt er in aanmerking voor een wensdieet en waar bestaat dat dan uit? Bestraling: 7. Een patiënt met bestralingen in het mond-keelgebied heeft vaak last van een pijnlijke en droge mond/keel. Noem 5 maatregelen die je kunt nemen ter verlichting van deze klachten. 8. Bij bestraling in het maag-darmgebied treedt er vaak diarree op. Noem 3 voedingsmaatregelen die je kunt treffen. 9. Dhr. Kolf ligt bij jou op de afdeling en zijn buik wordt dagelijks bestraald. Hij klaagt voortdurend over brandend maagzuur. Dhr. heeft geen trek. Welke maatregelen neem je? Vragen over oncologie Maagresectie: Bij mevrouw Gossé is de maag verwijderd i.v.m. een carcinoom. De wond is goed herstellende, maar mevrouw zit tijdens het eten erg snel vol en krijgt daarna enorme darmkrampen. Ze valt ook geleidelijk af. 10. Wat zijn de 5 functies van de maag? 11. Na de operatie krijgt ze regelmatig een injectie met een bepaald vitamine. Welk vitamine en waarom? 146

147 12. Krijgt mevrouw nu sneller infecties nu ze geen maagzuur meer produceert? 13. Van welke voedingsstoffen begint de vertering reeds in de maag? Kan mevrouw deze voedingsstoffen nu niet meer verteren? 14. Mensen met een maagresectie vermageren vaak enorm. Welke drie adviezen geef je mevrouw Gossé om te voorkomen dat ze verder afvalt? Let hierbij op de specifieke functies die de maag heeft. Darmresectie: Bij dhr. Klok (61 jaar) is een tumor ontdekt in de dunne darm. Er wordt besloten de tumor te verwijderen samen met een gedeelte van de dunne darm. 15. Wat zijn de 2 functies van de dunne darm? 16. Waarom haalt de chirurg niet de gehele dunne darm weg als die ziek is? 17. Dhr Klok blijkt na herstel van de operatie geen dieet te hoeven volgen. Hoe kan dat? 18. Twee jaar later blijken er bij dhr. Klok ondanks de eerste operatie toch uitzaaiingen te zijn in de dunne darm. Kort op elkaar krijgt hij twee o.k.'s waarbij na de eerst operatie 50% van de dunne darm overblijft, maar ook dat blijkt onvoldoende. Na de laatste operatie blijkt hij 25% van de dunne darm over te hebben gehouden. Hij heeft last van het "short bowel syndroom" Hij heeft last van het "short bowel syndroom" Wat is dit? 19. Welke dieetmaatregelen moeten er worden genomen bij short bowl syndroom? Noem er vier Stoma: Mevrouw Brood moet een colectomie ondergaan i.v.m. ontwikkeling van een carcinoom in het colon. Ze krijgt een colonstoma en er volgt na de operatie geen dieet hiervoor. Ze mag gewone gezonde voeding gebruiken nu het zieke deel van haar darm is verwijderd. 20. Waarom moet mevrouw Brood haar gewicht stabiel houden? 21. Uiteindelijk moet toch de gehele dikke darm worden verwijderd. Mevrouw Brood krijgt een ileostoma. Welke dieetmaatregelen moeten er worden genomen? Noem er drie. Activiteit 2 Geef aan welke bronnen jij geraadpleegd hebt bij het beantwoorden van de vragen over oncologie en voeding. 147

148 5.1 PAAF oncologie basis Praktische voorbereiding Competentie De student heeft basiskennis over de oncologie Zorg dat je beschikt over het basisboek pathologie Zorg dat je beschikt over een computer en internet Basisboek pathologie internet lokaal/ studieruimte Kijk deze activiteit na met behulp van het antwoordmodel 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteit 1 Maak onderstaande vragen. 1) Met wat voor ziekte houdt de oncologie zich bezig? 2) In dit geheel zijn er benigne en maligne afwijkingen te vinden. Wat betekenen deze termen. Oncologie heeft dus alles te maken met celgroei en deling. Een gezonde cel gaat na uitrijping dood. Een oncologische cel gaan niet dood. Zij zijn vaak onvoldoende uitgerijpt en volgen een ongeremde groei. 3) Welke specialist houdt zich met het onderzoek naar deze cellen bezig? 4) Tumor betekend letterlijk zwelling. Welk woord wordt daarom meer gebruikt in de medische wereld om de groep kwaadaardige tumoren aan te geven? 5) Er bestaan nog veel onduidelijkheden over de oorzaken van kanker. Benoem enkele externe factoren die van invloed zijn op het ontstaan van kanker. 148

149 6) Over het algemeen zie je wat meer kanker optreden bij de cellen die zich snel delen en daardoor een groot herstel vermogen hebben. Hoe komt dit? 7) Hieronder zie een echografisch plaatje van een tumor in de borst van een vrouw. Er zijn bepaalde eigenschappen aan een tumor waardoor de verdenking naar maligne of benigne gaat. Denk je dat dit zwarte bolletje malige of benigne is. Op basis van welke eigenschap ben je tot die conclusie gekomen. Belangrijk om te weten is dat door alle eigenschappen die je aan een tumor kan zien op alle verschillende onderzoeken, men dus een vermoeden kan uitspreken hoe zeker men denkt dat een tumor maligne of benigne zal zijn. De werkelijke diagnose kan echter pas gesteld worden als de cellen van de tumor zichtbaar zijn onder de microscoop. 8) De naamgeving van tumoren wordt bepaald door het soort weefsel waaruit de tumor bestaat of vanuit gaat en of het maligne of benigne is. 149

150 Verklaar voor je zelf onderstaande tumoren. Zijn ze goed of kwaadaardig en uit welk weefsel bestaan ze. a) adenocarcinoom b) fibrosarcoom c) osteochondroom d) myoom e) angiomyolipoom f) glioom 9) Wat kunnen de redenen zijn om een goedaardige tumor toch te verwijderen? 10) Een van de vervelende eigenschappen van een maligne tumor is de verspreiding van maligne cellen door het lichaam ook wel metastasering genoemd. Wat zijn de 4 meest voorkomende verspreidings wegen? 11) Metastasen worden veelvuldig gevonden in de lever. Noem nog meer plaatsen waar metastasen veelvuldig gevonden worden. 12) Kun je anatomisch uitleggen hoe het komt dat men uitzaaiingen van een darmtumor veelvuldig in de lever vindt? 13) Wat is de TNM classificatie en waar staan de letters voor? 14) Welke soort therapieën zijn er voor kanker? 15) Wat is het verschil tussen een curatieve en een palliatieve therapie? 150

151 5.2 PAAF Carcinomen Praktische voorbereiding Competentie De student heeft kennis van verschillende carcinomen Neem je boeken mee en zorg voor een computer. Boek inwendige geneeskunde Boeken uit serie verplegen van mensen met chronische/acute somatische aandoening basisboek pathologie Boeken en internet lokaal/studieruimte/thuis Kijk de vragen na m.b.v. het antwoordmodel. Bespreek vragen en onduidelijkheden met de inhoudsdeskundige 1.1 Stelt een verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op A,D,H,J,K,M 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden E,F,J,K,R,V Activiteiten Maak onderstaande opdracht over carcinomen In deze opdracht bespreken we enkele veel voorkomende kwaadaardige vormen van kanker te weten prostaatca, ovariumca, longca, darmca en mammaca. Zoals je in eerdere opdrachten in de beginnersfase en/of gevorderde fase 1 hebt gezien, is een van de kenmerken van kwaadaardige gezwellen de metastasering. 19. Er waren 4 hoofdmanieren waarop tumoren kunnen metastaseren. Bijvoorbeeld doorgroei naar bestaande holtes of omgeving en en metastasering, waarbij er tijdens ingrepen cellen gemorst worden. Wat zijn echter de 2 meest voorkomende vormen van metastasering? 20. Noem 4 plaatsen, waarnaar kwaadaardige tumoren veelvuldig metastaseren 21. Bij de man staat prostaatca hoog op de lijst van voorkomen. Waar ligt de prostaat en wat was zijn functie? 151

152 22. Wat zijn de mogelijkheden om de prostaat ca te onderzoeken? 23. Wat zijn de behandelmethoden van prostaatca? 24. Een van de hierboven gevraagde behandelingen is hormoontherapie. Hier kunnen de mannen borstvorming van krijgen. Waarom is dat? 25. Bij de vrouw is ovariumca een van de wat meer voorkomende vormen. Wat zijn de ovaria? 26. Deze tumoren kunnen vrij groot worden alvorens ze klachten geven. Heb je enig idee hoe dat kan? 27. Bij ovariumca hebben de vrouwen dus soms een heel dikke buik. Deels door de tumor en deels door de ascites. Wat is ascites? 28. Op welke leeftijd komt ovariumca het meest voor? 29. Een ander vorm van kanker is longkanker. Wat beschouwt men als de belangrijkste oorzaak voor longkanker? 30. Bij longtumoren maakt men vaak verschil tussen perifere en centrale tumoren Van welk weefsel gaan deze twee vormen uit? 152

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 2 BEROEPSTAAK B Verpleeghuis-verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie:

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 3 Fase: Gevorderd 1 Naam Student:.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 2 BEROEPSTAAK B (BOL) Verpleeghuis-verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2012-2013

Nadere informatie

Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen

Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen Activiteitenoverzicht reguliere gevorderde groepen Uitvoeren van verpleegkundige zorg G1 G2 B1 Verpleegkundig proces B1 Ondersteunings/verpleegplan voor een zorgvrager met een verstandelijke beperking

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo: 95 Versie:

Nadere informatie

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire 1 1 1 1 1 1 0 1 0 0 Opdrachtformulier Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak E Beginner Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: Juli 2013 Fase: beginner Naam deelnemer:. 2

Nadere informatie

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager 1 Werkprocessen en competenties gericht op het verpleegplan 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op. A: Beslissen en activiteiten initiëren

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Dementie

Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk door een scholier 1045 woorden 22 december 2003 5,3 40 keer beoordeeld Vak Biologie Wat is dementie: Vanuit het Latijn vertaald betekent dementie letterlijk ontgeestelijk-zijn.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B3 Beginner. Crisissituaties

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B3 Beginner. Crisissituaties OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B3 Beginner Crisissituaties Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2012-2013 KD 2012-2013 Versie:1 Fase:

Nadere informatie

Workshop communicatie

Workshop communicatie Workshop communicatie Feedback is collegiale ondersteuning of toch niet? Wat wil de beroepsvereniging betekenen voor Verzorgenden en Verpleegkundigen? Wij willen onze beroepsgroepen in staat stellen hun

Nadere informatie

Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans.

Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans. Vraagstelling: Welke verpleegkundige interventies worden ingezet bij depressie, binnen afdeling De Schans. Hypothese: De verpleegkundige interventies die worden ingezet bij depressie, op afdeling De Schans,

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 1 BEROEPSTAAK B Psychiatrische zorgvrager Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 1 BEROEPSTAAK B EN C PSYCHIATRISCHE ZORGVRAGER Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: 15 oktober

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO - VERPLEEGKUNDIGE TOETS BEROEPSOPDRACHT. Ondersteunen bij begeleiden. Beroepstaak C. Niveau Gevorderd 2

OPLEIDING tot MBO - VERPLEEGKUNDIGE TOETS BEROEPSOPDRACHT. Ondersteunen bij begeleiden. Beroepstaak C. Niveau Gevorderd 2 OPLEIDING tot MBO - VERPLEEGKUNDIGE TOETS BEROEPSOPDRACHT Ondersteunen bij begeleiden Beroepstaak C Niveau Gevorderd 2 Datum: Juni 2012 Cohort: 2012-2013 KD: 2009-2010 INLEIDING Binnenkort ga je de toets

Nadere informatie

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B/C Gevorderd 2 ZIEKENHUIS Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC BRANCHE ZH 1415 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B EN C GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo: 95 Versie:

Nadere informatie

Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven

Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven l Beroepsopdracht 3: Zorg voor de veiligheid en voorlichting geven Pagina 1 van16 Werkprocessen en competenties gericht op het verpleegplan 1.1 Stelt verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan

Nadere informatie

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak D Startbekaam OPLEIDING tot Verzorgende-IG Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak D Startbekaam Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2010-2011 Fase: Startbekaam Naam student:. 1 D1.T1.KP.start.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak E Beginner Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: E BEGINNER 1516 Fase: beginner Naam deelnemer:.

Nadere informatie

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager OPDRACHTFORMULIER Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier bij deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 2 BEROEPSTAAK C ZIEKENHUIS Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort 2012-2013 KD: 2009-2010 Versie 3, juli 2012

Nadere informatie

ALGEMENE INSTRUCTIE TOETS BEROEPSOPDRACHT. voor. Studenten en Beoordelaars

ALGEMENE INSTRUCTIE TOETS BEROEPSOPDRACHT. voor. Studenten en Beoordelaars ALGEMENE INSTRUCTIE TOETS BEROEPSOPDRACHT voor Studenten en Beoordelaars KD 2012 Albeda College Branche Gezondheidszorg 2 ALGEMENE INLEIDING Elke beroepstaak bestaat uit een aantal beroepsopdrachten die

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE ONDERSTEUNINGSMAGAZIJN GEVORDERDE FASE 2 BEROEPSTAAK B GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 93 Versie:Juni 2012

Nadere informatie

Take-home toets klinisch redeneren 2

Take-home toets klinisch redeneren 2 Take-home toets klinisch redeneren 2 Naam: Sanne Terpstra Studentnummer: 500646500 Klas: 1F2 Datum: 23-01-2012 Deel 1: Casus Mevrouw Alberts is een 81 jarige weduwe. Haar man is 5 maanden geleden overleden

Nadere informatie

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. OPDRACHTFORMULIER Gesprekken voeren 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. 2 Kijk in de bronnen welke informatie

Nadere informatie

DESKUNDIG AAN HET WERK OUDEREN. Trainingen op het gebied van psychische problemen of psychiatrische stoornissen

DESKUNDIG AAN HET WERK OUDEREN. Trainingen op het gebied van psychische problemen of psychiatrische stoornissen DESKUNDIG AAN HET WERK OUDEREN Trainingen op het gebied van psychische problemen of psychiatrische stoornissen 2 3 INHOUDSOPAVE PAGINA Kennis over psychische problemen bij ouderen nodig?! 4 Praktische

Nadere informatie

AGRESSIE OP JE WERK PRAAT ER EENS OVER!

AGRESSIE OP JE WERK PRAAT ER EENS OVER! AGRESSIE OP JE WERK PRAAT ER EENS OVER! Voel je je veilig? Heb je wel eens te maken met agressie? Hoe ga je ermee om? En wat doe je zoal om agressie te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken? Voel

Nadere informatie

De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid

De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid De delirante patiënt van vergeetachtig tot verwardheid Marja Jellesma-Eggenkamp Klinische geriatrie Alysis 25 mei 2010 symposium Zevenaar 1 Kwetsbare ouderen inleiding >25% opgenomen patiënten 70+ 10-40%

Nadere informatie

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg

ZIEKENHUIS. OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak B/C Gevorderd 2. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak B/C Gevorderd 2 ZIEKENHUIS Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC BRANCHE ZH 1516 Fase: Gevorderd

Nadere informatie

Delier. Informatie voor familie en betrokkenen

Delier. Informatie voor familie en betrokkenen Delier Informatie voor familie en betrokkenen Inleiding Op onze verpleegafdeling is een familielid, vriend(in) of kennis van u opgenomen. Tijdens uw bezoek aan de patiënt heeft u waarschijnlijk gemerkt

Nadere informatie

Respectvol reageren op gevoelens

Respectvol reageren op gevoelens OPDRACHTFORMULIER Respectvol reageren op gevoelens Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 1 BEROEPSTAAK B EN C PSYCHIATRISCHE ZORGVRAGER Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC psychiatrie

Nadere informatie

Palliatieve zorg en Dementie verbinden. Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde

Palliatieve zorg en Dementie verbinden. Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde Palliatieve zorg en Dementie verbinden Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde Kennistoets Dementie kan alleen sluipend ontstaan ja/nee Bij dementie is ook het gevoel aangetast ja/nee Palliatieve zorg

Nadere informatie

Begeleiden van een groep zorgvragers bij vrijetijdsbesteding

Begeleiden van een groep zorgvragers bij vrijetijdsbesteding OPDRACHTFORMULIER Begeleiden van een groep zorgvragers bij vrijetijdsbesteding Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opdrachten. Bespreek deze samen

Nadere informatie

Beroepstaak C. OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Albeda college Branche gezondheidszorg

Beroepstaak C. OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Albeda college Branche gezondheidszorg OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE VERKORTE OPLEIDING Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 Beroepstaak C Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie 2 Fase: gevorderd

Nadere informatie

Zorgen voor het slaap en waakritme

Zorgen voor het slaap en waakritme Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Zorgen voor het slaap en waakritme ~Beroepsopdracht 6~ BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina

Nadere informatie

Antonius College: Dementie

Antonius College: Dementie Antonius College: Dementie Sprekers Karel van Wieringen internist ouderengeneeskunde Doetie Visser verpleegkundig specialist geriatrie Polikliniek Klinische Geriatrie Specifiek gericht op ouderen, maar

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Gevorderd 1 BEROEPSTAAK B EN C PSYCHIATRISCHE ZORGVRAGER Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: BC psychiatrie

Nadere informatie

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT

Het verpleegplan. Persoonlijke basiszorg 2. Begeleiden. Voorlichting, advies en instructie. Traject V&V niveau 4 OVERZICHT LEEREENHEDEN CONCEPT Basisdeel Het verpleegplan Persoonlijke basiszorg 1 Persoonlijke basiszorg 2 Begeleiden Voorlichting, advies en instructie Oriëntatie op het beroep Gegevens verzamelen Inschatten van zorgsituaties Verpleegdoelen

Nadere informatie

Een helpend gesprek voeren

Een helpend gesprek voeren OPDRACHTFORMULIER Een helpend gesprek voeren Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent. 2 Kijk

Nadere informatie

Klinisch redeneren Take-home toets

Klinisch redeneren Take-home toets Klinisch redeneren Take-home toets Naam: Joyce Stuijt Klas: 1F2 Docent: S. Verschueren Datum: 23 januari 2012 Studentnr: 500635116 Inhoudsopgave Casus 3 Diagnose 4 Prognose 4 Resultaatsklasse 5 Beoogd

Nadere informatie

Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie.

Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie. Psychogeriatrie of gerontopsychiatrie. Psychogeriatrie : geneeskunde cognitieve beperkingen Gerontopsychiatrie psychiatrische ziekenhuizen - curatief Bedenkingen Binnen gerontopsychiatrie goede balans

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie Grensoverschrijdend gedrag Les 2: inleiding in de psychopathologie Programma Psychopathologie; wat is het? Algemene functionele psychopathologie DSM Psychopathologie = Een onderdeel van de psychiatrie

Nadere informatie

Je oefent deze vaardigheid in het praktijklokaal aan de hand van het handelingsformulier Voorlichting geven.

Je oefent deze vaardigheid in het praktijklokaal aan de hand van het handelingsformulier Voorlichting geven. OPDRACHTFORMULIER Voorlichting geven Naam student: Datum: Opdracht Je geeft voorlichting aan een of meer zorgvragers. Voordat je gaat oefenen Je oefent deze vaardigheid in het praktijklokaal aan de hand

Nadere informatie

Beroepstaak C Helpende Startbekwaam niveau

Beroepstaak C Helpende Startbekwaam niveau Beroepsopdracht Beroepstaak C Helpende Startbekwaam niveau Toelichting: Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. NB. Beroepstaak C heeft 2 niveaus! Uitvoeren

Nadere informatie

ADL-vaardigheidstraining geven

ADL-vaardigheidstraining geven OPDRACHTFORMULIER Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van vaardigheid en noteer vragen en opdrachten. Bespreek deze samen met medestudenten of je docent. 2 Bestudeer de theorie. 3 Beantwoord

Nadere informatie

Signalering symptomen bij mensen met dementie

Signalering symptomen bij mensen met dementie Signalering symptomen bij mensen met dementie Dinsdag 13 juni 2017 Moniek Pierik, verpleegkundige TMZ Annemiek Poelman, verpleegkundige TMZ Inhoud Signalering in de palliatieve fase Onbegrepen gedrag

Nadere informatie

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl.

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl. STER opdracht ADL Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl. In de eerste 10 weken van je opleiding heb je

Nadere informatie

Short Form Project - ziekenhuis ID: Volgnummer: VRAGENLIJST. Zorgvrager

Short Form Project - ziekenhuis ID: Volgnummer: VRAGENLIJST. Zorgvrager Project - ziekenhuis ID: Volgnummer: VRAGENLIJST Zorgvrager 1 UW ERVARINGEN ZIJN WAARDEVOL In deze lijst staan vragen over uw lichamelijke en geestelijke gezondheid en kwaliteit van leven. Uw antwoorden

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Beroepstaak C

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1. Beroepstaak C OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 Beroepstaak C Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie 2 Fase: gevorderd 1 Naam deelnemer:.

Nadere informatie

Psychologie Inovum. Informatie en productenboek voor cliënten, hun naasten en medewerkers

Psychologie Inovum. Informatie en productenboek voor cliënten, hun naasten en medewerkers Psychologie Inovum Informatie en productenboek voor cliënten, hun naasten en medewerkers Waarom psychologie Deze folder is om bewoners, hun naasten en medewerkers goed te informeren over de mogelijkheden

Nadere informatie

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL)

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL) ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL) VOOR STUDENTEN EN BEOORDELAARS Datum: AUG 2015 Crebo 95 ALGEMENE INLEIDING Elke beroepstaak bestaat uit een aantal beroepsopdrachten dat de student

Nadere informatie

Over mensen met psychische of psychiatrische problematiek. Bijeenkomst voor kerken, raden en verenigingen in de gemeente Aalburg 19 november 2009

Over mensen met psychische of psychiatrische problematiek. Bijeenkomst voor kerken, raden en verenigingen in de gemeente Aalburg 19 november 2009 Over mensen met psychische of psychiatrische problematiek Bijeenkomst voor kerken, raden en verenigingen in de gemeente Aalburg 19 november 2009 Programma 19.30 uur Opening 19.35 uur Inleiding door Gertie

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK B CHRONISCH ZIEKE Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2009-2010 Versie: 2 Fase: Gevorderd1

Nadere informatie

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier bij deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen.

Nadere informatie

Vroegsignalering bij dementie

Vroegsignalering bij dementie Vroegsignalering bij dementie Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Contact: Connie Klingeman, Hogeschool Rotterdam c.a.klingeman@hr.nl

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7 OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE BEROEPSTAAK D, DEEL 7 Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: juni 2013 Fase: Gevorderd 2 Naam deelnemer:. 2 Inhoudsopgave Beroepsopdracht

Nadere informatie

Masterclass DementieNet Vroege signalen dementie. Jan Oudenes 2017

Masterclass DementieNet Vroege signalen dementie. Jan Oudenes 2017 Masterclass DementieNet Vroege signalen dementie Jan Oudenes 2017 Hoe herken ik vroege signalen van dementie? Programma: Welkom en kennismaking Inleiding Doel van de training Waarom is het belangrijk om

Nadere informatie

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum Wat is dementie? Bij de diagnostiek en behandeling van mensen met dementie werkt het Jeroen Bosch Ziekenhuis nauw samen met het Radboud Alzheimer Centrum in het Radboudumc te Nijmegen. We wisselen voortdurend

Nadere informatie

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden 1 1 1 1 1 0 1 0 1 0 1 0 Opdrachtformulier Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid

Nadere informatie

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg OPDRACHTEN Verzorgende IG Module 8 Kraamzorg Inhoudsopgave Leeropdrachten 3 De cliënt in de kraamzorg 5 A Taken van de kraamverzorgende 5 B Visie op kraamzorg 7 C Ontwikkelingskenmerken van het ongeboren

Nadere informatie

Vergeetachtig of dement?

Vergeetachtig of dement? Dementie Riëtte Oudenaarden, verpleegkundig specialist geriatrie Vergeetachtig of dement? 2 1 Vergeetachtig of dement? 3 Dementie is meer dan vergeten Verstoring op meerdere domeinen. Lichamelijke problemen

Nadere informatie

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker

Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Ondersteunende zorg voor mensen met kanker Máxima Oncologisch Centrum (MOC) Inleiding Als u van uw behandelend arts te horen krijgt dat u kanker heeft, krijgen u en uw naasten veel informatie en emoties

Nadere informatie

Thuiszorgcafé. Depressie. Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering

Thuiszorgcafé. Depressie. Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering Thuiszorgcafé Depressie Astrid Petiet, verpleegkundig specialist GGZ Heleen Steunenberg, Coördinator deskundigheidsbevordering 9 november 2016 Depressie Mevrouw Van Veen Depressie Wat is het? Herkenning

Nadere informatie

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek Dementie Dementiesyndroom de-mens = ontgeesting Matthieu Berenbroek Fontys Hogeschool Verpleegkunde Omvang dementie in Nederland 2005 180.000 / 190.000 dementerenden 2050 400.000 dementerenden Bron CBO

Nadere informatie

Inhoud. 1 Oudere zorgvragers met een psychische stoornis 1

Inhoud. 1 Oudere zorgvragers met een psychische stoornis 1 IX Inhoud 1 Oudere zorgvragers met een psychische stoornis 1 1 Oudere zorgvragers met een delier 2 1.1 Inleiding 2 1.2 Delier 2 1.2.1 Oorzaken 2 1.2.2 Herkennen van een delier 3 1.2.3 Behandeling 4 1.2.4

Nadere informatie

Het neuropsychologisch onderzoek. Informatie voor de patiënt en verwijzer

Het neuropsychologisch onderzoek. Informatie voor de patiënt en verwijzer Het neuropsychologisch onderzoek Informatie voor de patiënt en verwijzer Wat is neuropsychologie en wat is een neuropsycholoog? De neuropsychologie is het vakgebied dat de relatie bestudeert tussen het

Nadere informatie

ACUUT OPTREDENDE VERWARDHEID (DELIER) INFORMATIE VOOR PATIENT, FAMILIE EN BETROKKENEN

ACUUT OPTREDENDE VERWARDHEID (DELIER) INFORMATIE VOOR PATIENT, FAMILIE EN BETROKKENEN ACUUT OPTREDENDE VERWARDHEID (DELIER) INFORMATIE VOOR PATIENT, FAMILIE EN BETROKKENEN Inleiding Uw familielid, partner of kennis is in Franciscus Gasthuis & Vlietland opgenomen. Hij of zij is opgenomen

Nadere informatie

Casus 2 Dhr. Spannenburg

Casus 2 Dhr. Spannenburg Casus 2 Dhr. Spannenburg Dhr. Spannenburg is een 63 jarige man en heeft ten gevolge van een herseninfarct (CVA) een halfzijdige verlamming rechts en wordt s morgens geholpen met de verzorging. Het valt

Nadere informatie

Training. EHBO 2 voor MZ

Training. EHBO 2 voor MZ Training EHBO 2 voor MZ Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Esther de Roode, Gerda Verhey Inhoudelijke redactie: Jo-Anne Schaaf Titel: EHBO 2

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie DEMENTIE Opbouw praatje Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie Definitie dementie Dementie is een syndromale diagnose, een ziekte

Nadere informatie

Informatiefolder delier

Informatiefolder delier Informatiefolder delier Informatiefolder delier Het gedrag en de reactie van uw partner, familielid, vriend(in) of kennis zijn anders dan u gewend bent. Hij of zij is onrustig, begrijpt u niet, geeft vreemde

Nadere informatie

Handleiding Plannen van Zorg BBL-CombiCare Gehandicaptenzorg Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg

Handleiding Plannen van Zorg BBL-CombiCare Gehandicaptenzorg Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg Handleiding Plannen van Zorg BBL-CombiCare Gehandicaptenzorg Verzorgende-IG/Medewerker Maatschappelijke Zorg Werkproces VZ-IG 1.1 Stelt (mede) het zorgplan op De verzorgende-ig verzamelt gegevens om de

Nadere informatie

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT LFG 2

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT LFG 2 DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT COMPETENTIEOPDRACHT TOEZICHTHOUDER 1. INLEIDING Een belangrijk werkveld in de zwembadsector is het werken als lifeguard in een zwembad. Dit kan zowel in publiek zwembad, een

Nadere informatie

Vergroot uw deskundigheid en behandel uw patiënten nóg beter. Ouderenpsychiatrie Consultatie, lessen en trainingen

Vergroot uw deskundigheid en behandel uw patiënten nóg beter. Ouderenpsychiatrie Consultatie, lessen en trainingen Vergroot uw deskundigheid en behandel uw patiënten nóg beter Ouderenpsychiatrie Consultatie, lessen en trainingen Inhoudsopgave Ondersteuning bij zorg aan ouderen met psychiatrische problemen 3 Voor wie

Nadere informatie

Kwaliteitszorg. Test jezelf.

Kwaliteitszorg. Test jezelf. Kwaliteitszorg. Test jezelf. Pagina 1 Weet jij hoe je je deskundigheid of die van je collega s kunt bevorderen of professionaliseren? Kun je goed samenwerken? Kun je kwaliteitszorg leveren? Doe de testjes

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE SAMENHANGEND LEREN

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE SAMENHANGEND LEREN OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE SAMENHANGEND LEREN Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie: Augustus 2015 Fase: Startbekwaam, alle branches Naam Student:. Samenhangend

Nadere informatie

Depressie. Informatiefolder voor zorgteam. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober

Depressie. Informatiefolder voor zorgteam. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober Depressie Informatiefolder voor zorgteam Zorgprogramma Doen bij Depressie Inleiding Deze folder is bedoeld voor afdelingsmedewerkers die betrokken zijn bij de zorg voor een cliënt bij wie een depressie

Nadere informatie

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 1 Mw. de Vries Mw. de Vries is 77 jaar en komt net uit het ziekenhuis. Ze is bekend met de ziekte van Ménière. Door een val heeft ze haar linkerarm gebroken en daar heeft ze gips voor gekregen. Jij

Nadere informatie

Samenvatting leerstof Geriatrie opleiding

Samenvatting leerstof Geriatrie opleiding Samenvatting leerstof Geriatrie opleiding Klinisch redeneren doen we in feite al heel lang. VUmc Amstel Academie heeft hiervoor een systematiek ontwikkeld, klinisch redeneren in 6 stappen, om gedetailleerd

Nadere informatie

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Gevorderd

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Gevorderd OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT Uitvoeren van activiteiten met zorgvragers (Verpleeg- en verzorgingshuiszorg & thuiszorg) Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten Niveau

Nadere informatie

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: 23185 Cohort: Geldig vanaf 01-08-2015 Colofon * Daar waar hij staat, wordt ook zij bedoeld en omgekeerd. * Waar cliënt staat, kan

Nadere informatie

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 3 Mw. Niemeijer

Feedbackformulier Leerling Praktijktoets 1 Persoonlijke verzorging Casus 3 Mw. Niemeijer Casus 3 Mw. Niemeijer Mw. Niemeyer is 82 jarige dame. Mw. lijdt aan een dementieel syndroom als gevolg van de ziekte van Alzheimer. Mw. kan hierdoor recente gebeurtenissen slecht onthouden. Ze herkent

Nadere informatie

rouw, verliesverwerking en spiritualiteit Oncologiedagen 2014

rouw, verliesverwerking en spiritualiteit Oncologiedagen 2014 rouw, verliesverwerking en spiritualiteit Oncologiedagen 2014 Jacqueline van Meurs: geestelijk verzorger/consulent spirituele zorg Gerda Bronkhorst: oncologieverpleegkundige/verpleegkundig consulent palliatieve

Nadere informatie

Parkinson en neuropsychiatrie

Parkinson en neuropsychiatrie Parkinson en neuropsychiatrie Rosalie van der Aa- Neuropsycholoog Altrecht Opbouw Onze Hersenen en Parkinson Neuropsychiatrie Adviezen Onze Hersenen en Parkinson de ziekte van Parkinson: 2 de neurodegeneratieve

Nadere informatie

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg Palliatieve Zorg Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra Verpleegkundigen Palliatieve Zorg Wat is het belangrijkste speerpunt van palliatieve zorg? A Genezing B Kwaliteit van leven C Stervensbegeleiding

Nadere informatie

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Hoeveel mensen in Nederland hebben dementie? 16.5 miljoen Nederlanders; 2.5 miljoen hiervan is 65+ (15%)

Nadere informatie

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus Creatief en flexibel toepassen van Triplep Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus Programma Overzicht Kennismaking Persoonlijke werving van ouders Een goede relatie opbouwen met de ouders

Nadere informatie

De eigen grenzen bewaken

De eigen grenzen bewaken 1 1 1 1 1 0 1 0 Opdrachtformulier De eigen grenzen bewaken Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je

Nadere informatie

Observeren en begeleiden van een zorgvrager tijdens een slechtnieuwsgesprek

Observeren en begeleiden van een zorgvrager tijdens een slechtnieuwsgesprek OPDRACHTFORMULIER Observeren en begeleiden van een zorgvrager tijdens een slechtnieuwsgesprek Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten

Nadere informatie

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE

OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE OPLEIDING tot MBO-VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak C Gevorderd 2 Verpleeghuis, verzorgingshuis en thuiszorg Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Cohort: 2012-2013

Nadere informatie

Algemene informatie. Voorkom onnodige achteruitgang in het ziekenhuis - Kom uit het bed -

Algemene informatie. Voorkom onnodige achteruitgang in het ziekenhuis - Kom uit het bed - Algemene informatie Voorkom onnodige achteruitgang in het ziekenhuis - Kom uit het bed - 1 U zult misschien wel schrikken als u leest dat drie maanden na ontslag ongeveer 30% van de ouderen die behandeld

Nadere informatie

De b-learning is bedoeld voor verzorgenden werkzaam in de thuiszorg of in het verpleeg- of verzorgingshuis.

De b-learning is bedoeld voor verzorgenden werkzaam in de thuiszorg of in het verpleeg- of verzorgingshuis. Blended learning mantelzorg, Doelgroep verzorgenden Docentenhandleiding fysieke bijeenkomst Inleiding Zorgen voor een naaste is een liefdevolle en dankbare taak. Mantelzorg, ook wel informele zorg genoemd,

Nadere informatie

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Vragenlijst Behoefte als kompas, de oudere aan het roer Deze vragenlijst bestaat vragen naar uw algemene situatie, lichamelijke en geestelijke gezondheid, omgang met gezondheid

Nadere informatie

Zorg zelf voor beter Omgaan met probleemgedrag - een lessenmodule. sessie 1

Zorg zelf voor beter Omgaan met probleemgedrag - een lessenmodule. sessie 1 Zorg zelf voor beter Omgaan met probleemgedrag - een lessenmodule sessie 1 Doelstellingen lessenmodule Weten hoe je beter kunt omgaan met probleemgedrag van bewoners/cliënten Gezamenlijk met het team de

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Sociale vaardigheidstraining geven

Sociale vaardigheidstraining geven 1 1 1 1 1 0 1 0 0 Opdrachtformulier Sociale vaardigheidstraining geven Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opdrachten. Bespreek deze samen met medestudenten

Nadere informatie

De patiënt met acuut optredende verwardheid (delier)

De patiënt met acuut optredende verwardheid (delier) De patiënt met acuut optredende verwardheid (delier) De patiënt met acuut optredende verwardheid/delier Uw familielid, vriend(in) of kennis is opgenomen vanwege een ziekte, een ongeval en/of een operatie.

Nadere informatie