Mijn bijgevoegde reactie is volledig onderdeel van mijn bovengenoemde besluiten.

Transcriptie

1 Organisatieonderdeel Programma Personele Reorganisatie Behandeld door Bijnsdorp/Beckers Functie Programmadirecteur/-medewerker Bezoekadres Juliana van Stolberglaan CL Den Haag Telefoon / miriam.bijnsdorp.politie. ni L I T I E 'Moederdocument' Afspraken Uitvoering Rerganisatie Politiewet 2012 Bijlage 15 / 16 Besluit Reorganisatieplan na advies COR Ons kenmerk KNP Uw kenmerk CORU BS Datum 16 januari 2015 Bijlage(n) I Pagina 1/1 Retouradres: Postbus 17107, 2502 CC Den Haag Aan de voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad de heer F.E. Giltay Juliana van Stolberglaan CL Den Haag Formatieplan 2015 en Reorganisatieplan Fase I Geachte heer Giltay, beste Frank, In mijn brief van 21 oktober 2014 met kenmerk KNP heb ik uw Centrale Ondernemingsraad (COR) om advies gevraagd over mijn voorgenomen besluit tot vaststellen van het Formatieplan van de Nationale Politie (Formatieplan 2015). Ook heb ik in mijn brief van 27 oktober 2014 met kenmerk KNP uw Raad om advies gevraagd over mijn voorgenomen besluit tot vaststellen van het Reorganisatieplan Fase 1. Deze voorgenomen besluiten zijn besproken in de overlegvergaderingen van 5 en 19 december. Met een vertegenwoordiging van uw Raad is technisch overleg gevoerd over het voldoen aan de voorwaarden die uw Raad stelt in zijn advies. Uw Raad adviseert in zijn advies van 4 december 2014 over de beide voorgenomen besluiten samen. Dat is voor mij reden om u in één brief te berichten over mijn besluiten. Mijn besluiten zijn als volgt: Vaststelling van het Formatieplan 2015, met inachtneming van mijn bijgevoegde reactie van 14 januari 2015, versie 0.8, op de voorwaarden van uw Raad, waaronder dat ik uw Raad nog separaat om advies vraag over de zogenoemde Postcodetabel 2015 (in mijn bijgevoegde reactie onderwerp K), en onder voorbehoud van de in mijn bijgevoegde reactie bij onderwerp E genoemde toets of voor de waterpolitie een formatie is vastgesteld die het rechtmatig uitvoeren van de werkzaamheden mogelijk maakt, gezien dat de functiebeschrijvingen uit het LFNP-vakgebied GGP niet de werkzaamheden van stuurman en/of kapitein/gezagvoerder vastleggen; Vaststelling van het Reorganisatieplan Fase 1, wederom met inachtneming van mijn bijgevoegde reactie van 14 januari 2015, versie 0.8, op de voorwaarden van uw Raad. Mijn bijgevoegde reactie is volledig onderdeel van mijn bovengenoemde besluiten. Een vastgesteld formatieplan 2015 en een vastgesteld reorganisatieplan zijn twee voorwaarden voor het uitvoeren van de reorganisatie. Ik ben verheugd dat wij deze mijlpaal in goede samenwerking hebben gerealiseerd. Met vriendelijke groet,._ kochef - Reactie korpsleiding op voorwaarden COR in advies over formatieplan 2015 en reorganisatieplan, versie 0.8, 14 januari 2015 «'aaizaarn en dienstbaar»

2

3 Reactie korpsleiding op voorwaarden COR in advies over formatieplan 2015 en reorganisatieplan Versie 0.8, 14 januari 2015 (definitief) Dit document maakt volledig onderdeel uit van de besluiten van de korpschef van 16 januari 2015 tot vaststelling van het Formatieplan 2015 en het Reorganisatieplan Fase 1. De beide documenten zijn vastgesteld met inachtneming van de reactie die de korpsleiding in dit document heeft gegeven op de voorwaarden van de COR in zijn advies over de twee plannen. 1

4 sopgave onderwerp pagina A Jaarschijven realisatie en werking 1 B Plan van aanpak personele bezetting Bedrijfsvoering 1 C Plan van aanpak personele bezetting eenheden 2 D Plan van aanpak personele bezetting overig 3 E Formatie F Evaluatie formatie/formatieplan 2016 e.v. 4 G Het Nieuwe Werken 5 H Mogelijkheid voor onderzoeken passendheid reistijd 6 I Compensatie reistijd 7 J VGW-onderzoek in relatie tot lange reistijd 8 K Postcodetabel L Oplevering huisvesting in stappen 8 M Huisvestingsplan 10 N Betaalbaarheid/frictiekosten 11 O Herplaatsen in overbezetting 13 P Fase 2 reorganisatie 14 Q Fase 1 reorganisatie 16 R Betrekken documenten bij voortgangsbericht Minister 17 2

5 A. Jaarschijven realisatie en werking Voorwaarden COR 1.1 t/m 1.3, 1.10, Bevestiging van eerder gemaakte afspraken over rol COR en OR-en bij valideren jaarschijven realisatie, en van het beginsel van betekenis geven aan emancipatie van het vakmanschap (voorwaarde 1.1 t/m 1.3) - Bevindingen uit validatieoverleg kunnen van invloed zijn op inrichting en/of formatie (voorwaarde 1.11) Akkoord Toelichting - de eerder gemaakte afspraak is dat bij de realisatie van het korps jaarlijks voortgangsoverleg bestaat, waarin leiding en medezeggenschap de betreffende jaarschijven van de realisatie valideren. Dit validatieoverleg bestaat zowel tussen de chef van het korpsonderdeel en de ondernemingsraad voor het korpsonderdeel, voor de realisatie in het onderdeel, als tussen korpschef en COR, voor de realisatie van het korps. Emancipatie van het vakmanschap heeft een centrale plaats in de validatie. B. Plan van aanpak personele bezetting Bedrijfsvoering Voorwaarden COR 1.5, Transitieplan geeft een impactanalyse en schetst effecten en risico s van onderbezetting in teams belast met kritische processen van PDC en SKL (voorwaarde 1.5): Zicht op mogelijke oplossingen in verband met continuïteit bedrijfsvoering Plan 1 maart 2015 gereed Besluitvorming over reorganisatie Bedrijfsvoering uitstellen, dan wel aparte besluitvorming over effectuering Besluitvorming vereist overeenstemming tussen KL en COR over dit deel van de reorganisatie - Opdrachtformulering voor het plan wordt in overeenstemming met de COR vastgesteld (voorwaarde 1.7) - akkoord met deze twee voorwaarden - Om spraakverwarring te voorkomen, stellen we echter voor om hier niet de term transitieplan te gebruiken. Het PDC heeft transitieplannen gemaakt voor elk van de PDC-onderdelen. Deze plannen gaan over realisatie in al haar facetten. In het plan dat de COR nu vraagt, gaat het specifiek om het vraagstuk van (lage) personele bezetting. We stellen voor om de naam Plan van aanpak personele bezetting bedrijfsvoering te gebruiken - akkoord met de variant aparte besluitvorming over effectuering - concretisering: het voorgenomen plaatsingsbesluit functievolgers Bedrijfsvoering wordt pas verzonden nadat de korpschef in overeenstemming met de COR het Plan van aanpak personele bezetting Bedrijfsvoering heeft vastgesteld - het Plan van aanpak personele bezetting Bedrijfsvoering is geen vervanging van de teamontwikkelplannen die zijn beoogd voor fase 2 van de reorganisatie. Dit betekent dat het transitieplan ook niet de concreetheid kan hebben die deze latere ontwikkelplannen wel kunnen hebben. We gaan dus niet fase 2 verplaatsen naar fase 1 1

6 - het plan bevat de volgende elementen: Een benoeming van de kritische werkprocessen De bezetting door mogelijke functievolgers van de betreffende teams Een beargumenteerde keuze van de teams die belicht worden in het plan (kritisch werkproces, er is een bezettingsvraagstuk) het plan maakt het bezettingsvraagstuk van het team voldoende inzichtelijk, het plan maakt voldoende inzichtelijk hoe in de transitieperiode de gewenste bezetting van de betreffende teams tot stand kan komen, het plan geeft een beeld van maatregelen die in de transitieperiode kunnen worden genomen als een vooreerst te lage bezetting de continuïteit in de weg staat het plan laat zien wat eenheid van actie betekent - het transitieplan personele bezetting hoeft dus nog niet de concreet gekozen oplossingen te bevatten. Het maakt wel de oplossingsrichtingen inzichtelijk - korpschef en COR stellen de opdrachtformulering voor het plan in onderlinge overeenstemming vast - de boven genoemde procesafspraken (besluiten, resp. vaststellen in overeenstemming) gelden eenmalig in verband met het nu voorliggende reorganisatieplan, gezien de bijzondere aard van de vorming van het nationale politiekorps - plan 1 april 2015 gereed C. Plan van aanpak personele bezetting eenheden Voorwaarden COR 1.6, Politiechef en OR overleggen over transitieplan voor eenheid - Transitieplan schetst effecten en risico s van onderbezetting in teams belast met kritische processen eenheden (impactanalyse) - Zicht op mogelijke oplossingen in verband met continuïteit operatie - Plan 1 april maart 2015 gereed - Opdrachtformulering voor het plan wordt in overeenstemming met de COR vastgesteld (voorwaarde 1.7) - akkoord - om in lijn te blijven met plan van aanpak gericht op de personele bezetting van de bedrijfsvoering stellen we voor om hier de naam Plan van aanpak personele bezetting eenheden te gebruiken - de plannen richten zich op effecten en risico s van onderbezetting in teams belast met kritische werkprocessen. Zij werken uit hoe tot de beoogde bezetting kan worden gekomen (oplossingsrichtingen) en welke maatregelen in de tussenliggende periode kunnen worden genomen gericht op borgen van de continuïteit - de plannen zijn geen vervanging van de teamontwikkelplannen die zijn beoogd voor fase 2 van de reorganisatie. Dit betekent dat het plan ook niet de concreetheid kan hebben die deze latere ontwikkelplannen wel kunnen hebben. We gaan dus niet fase 2 verplaatsen naar fase 1 - een verschil met de latere teamontwikkelplannen is ook dat het Plan van aanpak personele bezetting eenheden zich uitsluitend richt op teams met een bezettingsvraagstuk met een bijzondere omvang en/of een bijzonder belang - korpschef en COR stellen de opdrachtformulering voor het plan in onderlinge overeenstemming vast - de procesafspraak (vaststellen in overeenstemming) geldt eenmalig in verband met het nu voorliggende reorganisatieplan, gezien de bijzondere aard van de vorming van het nationale politiekorps - plan laat zien wat eenheid van actie betekent - plan 1 april 2015 gereed 2

7 D. Plan van aanpak personele bezetting overig Voorwaarden COR 1.8, 1.9, Korpschef en COR stellen in overeenstemming de samenhang tussen de transitieplannen vast (voorwaarde 1.8) - Met de COR worden procesafspraken gemaakt over transitievraagstukken met een bijzondere omvang en/of een bijzonder belang (voorwaarde 1.9) - Bevindingen uit transitieplannen kunnen van invloed zijn op inrichting en/of formatie (voorwaarde 1.11) - in lijn met onze reactie op de voorgaande voorwaarden hebben we hier de term Plan van aanpak personele bezetting overgenomen - akkoord met voorwaarde 1.8, met dien verstande dat om reden van voortgang eventuele lacunes in samenhang tussen de plannen van aanpak niet de vaststelling van het Plan van aanpak personele bezetting Bedrijfsvoering in de weg zitten. Het wegnemen van lacunes in samenhang is onderdeel van het proces van verdere realisatie van het korps - de procesafspraak (vaststellen in overeenstemming) geldt eenmalig in verband met het nu voorliggende reorganisatieplan, gezien de bijzondere aard van de vorming van het nationale politiekorps - akkoord met voorwaarde 1.9, onder aantekening dat met de bovengenoemde afspraken over de plannen van aanpak personele bezetting al aan de procesafspraak is voldaan - akkoord met voorwaarde 1.11 E. Formatie 2015 Voorwaarden COR 2 en 6.1 t/m Bij de beoordeling van effecten van de personele overgang naar de nieuwe organisatie voor nu uitsluitend uitgaan van de uitkomsten van de functievergelijking, dus van de bezetting van onderdelen door mogelijke functievolgers (gefixeerde situatie 17 november 2014) (voorwaarde 2) - Akkoord met voorgenomen formatie voor afdeling Lokaal beheer binnen Meldkamerdienstencentrum (voorwaarde 6.1) - Akkoord met voorgenomen persoonsgebonden formatie (formatie 0,01), onder aantekening dat bij nog niet benoemde gelijksoortige problematiek ook daar de oplossing wordt gekozen (voorwaarde 6.1) - Waterpolitie inrichten met half om half vakgebieden GGP en Scheepvaart (voorwaarde 6.1) - Vóór 1 maart 2015 procesafspraken gericht op het oplossen van problemen gesignaleerd met betrekking tot zorggroepen (voorwaarden 6.2 en 6.3) - Voorziening voor werk dat voorzien verdwijnt, maar voorlopig blijft bestaan, concreet voor Tobias (voorwaarde 6.4) - Voorziening voor werk dat noodzakelijk wordt geacht, maar nog niet in de formatie is opgenomen, voorbeelden VIK en chauffeur voor PDC (voorwaarde 6.5) - akkoord met voorwaarde 2. In de vervolgfase (plannen van aanpak personele bezetting, plannen voor fase 2) wordt vervolgens ook de (mogelijke) bezetting door herplaatsingskandidaten in de analyse betrokken - voor lokaal meldkamerbeheer en persoonsgebonden formatie besluit conform voorwaarde we stellen voor dat we een procesafspraak maken voor voorwaarde 6.1 wat betreft inrichting waterpolitie. We zien onderscheid tussen de lopende discussie over erkenning/waardering van het werk en de vraag of de formatie 3

8 2015, met daarin voor de waterpolitie uitsluitend functies binnen het LFNPvakgebied GGP, een adequate vastlegging biedt uit oogpunt van het rechtmatig kunnen verrichten van de werkzaamheden. Bij deze vraag naar een rechtmatige grondslag voor het werk gaat het er niet om of voldaan kan worden aan de opleidings-/certificeringseisen. Het gaat erom of de werkzaamheden rechtmatig kunnen worden verricht gezien dat de functiebeschrijving de werkzaamheden van stuurman of kapitein/gezagvoerder op het schip niet vastlegt. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag kan naar ons inzicht de formatie 2015 worden vastgesteld ook wat betreft de waterpolitie. De discussie over erkenning/waardering zien we als een onderwerp voor evaluatie/onderhoud van het LFNP - we stellen voor dat korpsleiding en COR door deskundigen laten toetsen of de formatie 2015 een adequate basis biedt voor het rechtmatig verrichten van de werkzaamheden van de waterpolitie, gezien dat de functiebeschrijving de werkzaamheden van stuurman of kapitein/gezagvoerder op het schip niet vastlegt. Deze vraag wordt voorgelegd aan een commissie van twee deskundigen. De ene deskundige wordt aangezocht door de korpsleiding, de andere door de COR. Een eensluidend antwoord van de commissie is bindend voor de partijen. Wanneer de deskundigen niet tot eensluidendheid komen, zoeken zij samen een onafhankelijke derde deskundige aan om de doorslag te geven - korpsleiding en COR formuleren in onderlinge overeenstemming de door de commissie te beantwoorden vraag. - akkoord met voorwaarden 6.2 t/m 6.5 F. Evaluatie formatie/formatieplan 2016 e.v. Voorwaarden COR 1.4, 1.12, 7 - Evaluatieonderzoek naar toereikendheid formatie voor realisatie doelen en taken NP (voorwaarden 1.4 en 7.1.3) - Onvolkomenheden in inrichting en/of formatie kunnen tussentijds aan de orde worden gesteld (voorwaarde 1.12), resp. er kunnen redenen zijn van organisatorische, politieke of financiële aard die vereisen dat de formatie tussentijds wordt aangepast (voorwaarde 6.6) - Vóór 1 maart 2015 afspraken over evaluatieonderzoek formatie (voorwaarde 7.1.1) - Moment van onderzoek bepalen in overeenstemming met de COR, onderzoek vindt uiterlijk plaats vóór 4 e kwartaal 2015 (voorwaarde 7.1.2) - Evaluatieonderzoek richt zich op komen tot systeem van toe- en verdeling van formatie (voorwaarde 7.1) - Wijziging in formatie en/of inrichting is altijd adviesplichtig, ongeacht omvang/impact (geen toepassing geven aan de wettelijke inperking belangrijk ) (voorwaarde 7.2) - Benoeming van onderwerpen die in elk geval in de evaluatie moeten worden meegenomen (voorwaarden 6.7 en 7.3) - akkoord met voorwaarde deels akkoord met voorwaarde De nieuwe organisatie is in 2015 nog te weinig in werking om al in 2015 breed te kunnen evalueren. Wel kunnen in 2015 al eerste deelevaluaties plaatsvinden gericht op eerste onderhoud van de formatie - akkoord met voorwaarden 1.12 en 6.6, onder aantekening dat onze voorkeur uitgaat naar een vaste onderhoudscyclus, waarop alleen bij uitzondering wordt ingebroken - akkoord met voorwaarden 1.4 en 7.1.3, wel bezien in samenhang met verschillende evaluaties die voor NP al op de rol staan, samenhang en afstemming is hier belangrijk, afwegen in relatie tot externe context 4

9 - akkoord met voorwaarde 7.1, als deze wordt opgevat als een streven naar het zoveel mogelijk objectiveerbaar maken van te maken keuzes voor inrichting en formatie, en het bezien van formatiekeuzes in hun samenhang - wat betreft voorwaarde 7.2 willen we het bepaalde in de WOR aanhouden. In de eerstkomende periode zal formatieonderhoud steeds in het teken staan van het realiseren van verdere samenhang in inrichting en werking van het korps, en daarom belangrijk zijn als bedoeld in artikel 25. lid 1 van de WOR - akkoord met de voorwaarden 6.7 en 7.3. G. Het Nieuwe Werken Voorwaarden COR Procesafspraak vóór 24 december 2014 (voorwaarde 3.1.1) - Korps kan medewerker bij voorgenomen plaatsingsbesluit zicht geven op mogelijkheden HNW in hun situatie, zodat zij dit mee kunnen nemen in hun afwegingen rond het plaatsingsbesluit (voorwaarde 3.1.2) - Uitgangspunt is verzoek om HNW wordt in beginsel gehonoreerd, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich ertegen verzet (voorwaarde 3.1.3) - Chef en medewerker gaan over HNW in gesprek (professionele dialoog), vanuit beginsel van sturen op resultaat in plaats van op aanwezigheid - akkoord met voorwaarde akkoord met voorwaarde Bij het voorgenomen plaatsingsbesluit wordt zodanige informatie gevoegd, dat de medewerker daar voldoende uit op kan maken of er straks - na feitelijke verplaatsing naar het nieuwe onderdeel mogelijkheden zullen zijn voor het komen tot afspraken met de leidinggevende over (deels) werken op basis van HNW. Dit opdat de medewerker dat gegeven kan betrekken in zijn afwegingen - om de bedoelde informatie te kunnen geven, wordt in het eerste kwartaal van 2015 het volgende gedaan: Het formuleren van een visie en doelen, voorbereid door een groep waarin ook de medezeggenschap is vertegenwoordigd en die zich laat bijstaan door externe deskundigheid; In dit proces worden ook inzichten van leidinggevenden en medewerkers opgehaald. Dit bestaat zowel uit uitvragen bij een grotere groep als uit inzicht opdoen uit (voorbereidingen van) experimenten die plaatsvinden in het korps - niet akkoord met voorwaarde Deze voorwaarde staat haaks op de beoogde professionele dialoog. De dialoog wordt besmet door een juridisch gegeven. Vertrouwen, verbinding en vakmanschap, alle drie sleutelbegrippen bij het Nieuwe Werken, worden vervangen door het wantrouwen van de juridische weg. In een fase van opbouwen van een nieuwe organisatie zijn er nog geen ervaringsgegevens om dat zwaarwegende dienstbelang te kunnen toetsen, als je dat bij een ontwikkeling als HNW al zou willen - we begrijpen het spanningsveld dat de COR hier ziet. HNW komt tot ontwikkeling door interventie langs de weg van visieontwikkeling, het formuleren van doelen, de kracht van het laten zien van voordelen en praktijkvoorbeelden, en doen en leren. Deze ontwikkeling neemt tijd. Maar waar kan de medewerker dan op bouwen in de eerstkomende periode, hoe kan hij vertrouwen op bereidheid van de leidinggevende om serieus naar mogelijkheden te kijken? - als alternatief voor voorwaarde stellen we het volgende voor: Om te stimuleren dat leidinggevenden zich committeren aan het korpsbeleid voor HNW, wordt de uitvoering en evaluatie ervan een vast onderdeel van de managementcyclus. Leidinggevenden moeten rapporteren over hoe het korpsbeleid voor HNW uitvoering krijgt in hun onderdeel 5

10 Deze rapportages maken ook melding van hierna bedoelde verzoeken van medewerkers om te experimenteren, ook van verzoeken die niet zijn gehonoreerd. De rapportages benoemen de redenen van niet honoreren De leidinggevende stelt de rapportage op in samenspraak met het team van medewerkers De chef van het korpsonderdeel bespreekt de rapportages met de OR voor het onderdeel. Korpsleiding en COR bespreken de voortgang op geaggregeerd niveau Om te bevorderen dat ervaringsgegevens ontstaan, worden verzoeken van medewerkers om binnen de kaders van het korpsbeleid voor HNW te experimenteren met (deels) werken op basis van HNW in beginsel gehonoreerd. Het experiment heeft als vertrekpunt een duur van 1 jaar Deze bepaling voor het in beginsel honoreren van experimenten binnen de kaders van het korpsbeleid voor HNW bestaat vanaf het moment waarop het korps zijn visie en doelen heeft vastgelegd (zie reactie op voorwaarde 3.1.2), tot drie jaar na effectuering van de plaatsing in een functie in de nieuwe organisatie H. Mogelijkheid voor onderzoeken passendheid reistijd - Voor een mogelijke functievolger voor wie plaatsing in de betreffende functie betekent dat de reistijd van de woning naar het werk langer wordt dan 1,5 uur enkele reis, kan gelden dat deze het liefst het werk in het taakgebied wil voortzetten, en daarom overweegt om de reistijd die er in de nieuwe situatie aan vastzit te accepteren - Voor deze medewerker kan aan de orde zijn dat pas echt duidelijk is of de nieuwe reistijd wel echt inpasbaar is in de eigen leefsituatie, dus daadwerkelijk passend is, nadat er ervaring mee is opgedaan - De regelgeving en een goed verloop van het reorganisatieproces vragen echter dat de medewerker in het plaatsingsproces van fase 1 van de reorganisatie de keuze maakt of hij het volgen van de functie aanvaardt, of gebruik maakt van de mogelijkheid tot aanwijzing als herplaatsingskandidaat wegens niet passend zijn van de reistijd - De korpsleiding biedt deze medewerker de mogelijkheid om eerst ervaring op te doen met de nieuwe reistijd, om op basis daarvan te kunnen beoordelen of deze passend is - Deze mogelijkheid betekent concreet het volgende: De medewerker kiest zekerheidshalve voor de positie van herplaatsingskandidaat De korpsleiding garandeert dat herplaatsing mogelijk is in de functie die de medewerker anders zou volgen Deze herplaatsing wordt echter uitgesteld. Het bevoegd gezag wacht nog met het aanbieden van passende andere functies Wel wordt de medewerker vanaf het moment waarop het team op betreffende locatie gaat werken, gedurende een jaar in het team te werk gesteld In dat jaar kan de medewerker aldus ervaring op doen met werken op of vanaf de betreffende locatie Na betreffend jaar maakt de medewerker een keuze: herplaatsing in de functie waarvoor hij eerder was aangewezen als mogelijke functievolger, dan wel het bevoegd gezag gaat nu andere passende functies aanbieden - Het bovenstaande geldt op dezelfde wijze voor een mogelijke functievolger voor wie de reis naar de nieuwe plaats van tewerkstelling bezwaren heeft om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard als bedoeld in artikel 55lb, lid 3 van het Barp, maar die overweegt om over deze bezwaren heen te stappen, vanuit de wens om het werk in het taakgebied voort te zetten. De voorwaarde is dat het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de reistijd als niet 6

11 passend kan worden aangemerkt en de betreffende bezwaren in redelijkheid ondervangbaar zijn, er althans voldoende grond is om dat in de praktijk te gaan onderzoeken I. Compensatie reistijd Voorwaarden COR Compensatie van extra reistijd als gevolg van de reorganisatie - Uitwerken vóór 1 februari Regeling houdt rekening met vertragingsfactoren in het verkeer (hoofdstuk 4 advies COR) - niet akkoord. Er is al een regeling voor compensatie van extra reistijd, namelijk de regeling van artikel 18 LSS, die in 2009 overeen is gekomen in het GOP - het rekening willen houden met vertragingsfactoren was destijds bij het tot stand brengen van de regeling van artikel 18 LSS ook onderwerp van technisch overleg in het GOP. Het stuitte op het probleem van het vinden van een goede berekeningsgrondslag. De partijen konden op dat punt geen overeenstemming bereiken. En kozen aldus voor tijd vergoeden op basis van afstand. Dat is de afgesproken regeling voor de politie - afstand is geen perfecte maat voor tijd. Afhankelijk van wegsoort(en) en vertragingsfactoren kost een zelfde afstand op het ene traject immers meer tijd dan op het andere traject. Ook zijn vertragingsfactoren veranderlijk. Een traject kan in het ene jaar structurele files hebben, en het jaar erop niet meer, en andersom. De jaarlijkse mutaties in de File Top 50 van de Verkeers Informatie Dienst zijn daar een illustratie van. Het is met andere woorden complex om een valide grondslag te vinden voor vergoeding van tijd op basis van tijd - als er behoefte is aan een nieuwe verkenning van mogelijkheden om tot een regeling te komen die rekening houdt met vertragingsfactoren, is dat een onderwerp voor het overleg in het GOP. Het vertrekpunt is immers de bestaande regeling overeengekomen in het GOP. De korpschef kan op dit punt geen (aanvullende) regeling overeenkomen met de COR - we begrijpen goed de achtergrond van de wens van de COR. Wij zien ook dat een structurele vertragingsfactor in het verkeer ervoor zorgt dat een nieuwe werkplek op grotere afstand van de woning, in tijd gesproken nog weer verder weg ligt - de belangrijkste oplossing voor ongewenste reisbewegingen ligt in toepassingen van Het Nieuwe Werken. We beseffen echter dat er werksituaties kunnen zijn die geen mogelijkheid bieden om structurele files te vermijden door variëren in tijd en/of plaats van de werkuren - in het technisch overleg is aan de orde geweest dat de individuele medewerker de mogelijkheid heeft om een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 55v van het BARP. Een hardheidsclausule richt zich op het maken van afwegingen in individuele gevallen waarin omstandigheden bedoeld in de clausule zich voordoen. We bevestigen hier ten overvloede dat de clausule bestaat, en het bevoegd gezag naar bevind van zaken zal oordelen wanneer een concrete casus aan hem wordt voorgelegd 7

12 J. Voorwaarden COR 3.3 VGW-onderzoek in relatie tot lange reistijd - COR ontvangt in derde kwartaal 2015 een instemmingsverzoek over MTO/MEMO (voorwaarde 3.3.1) - De medewerkers kunnen medio 2015 deelnemen aan PGO (voorwaarde 3.3.2) - akkoord met voorwaarde Het instemmingsverzoek heeft betrekking op de uitgangspunten van de MEMO (de MEMO wordt ingezet als RI&E Psychosociale arbeidsbelasting, het instemmingsrecht van de COR geldt de inhoud en werkwijze van de RI&E). Wat ons betreft krijgt het onderwerp reistijd in het woon-werkverkeer een plaats in het MTO/MEMO. We voorzien dat we het voorgenomen MEMO in het eerste kwartaal van 2015 voorleggen aan de COR. - onder voorbehoud akkoord met voorwaarde Akkoord om met de arbodienst afspraken te maken over het in het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO), het onderzoek waarin de bedrijfsarts individueel kijkt of de medewerker gezondheidsproblemen heeft door het werk, ook aandacht besteden aan de reistijd naar het werk, in de situaties waarin deze een grotere omvang heeft. Het voorbehoud heeft betrekking op de termijn van uitvoering. Bij uitwerken bekijken of uitvoering al kan of moet starten medio 2015, of dat een later moment geëigend is. K. Postcodetabel 2015 Voorwaarden COR Postcodetabel 2015 wordt vóór 1 februari 2015 gevalideerd in het overleg tussen chef korpsonderdeel en OR, gericht op traceren van ongewenste reisbewegingen in verband met financiële, bedrijfsorganisatorische en/of sociale effecten - Uitkomsten validatie liggen in samenhang voor in overleg KC-COR, waarna vaststelling in overeenstemming - akkoord met valideren in overleg chef korpsonderdeel en OR - akkoord met bevindingen agenderen voor overleg KC-COR, maar niet akkoord met vaststellen in overeenstemming. We zien hier niet de bijzondere omstandigheden die ons akkoord doen gaan met eenmalige procesafspraken voor de totstandbrenging van de transitieplannen. De plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent is onderdeel van de adviesbevoegdheid van de COR. Dat nog is verzuimd om dat advies te vragen, leidt er voor ons niet toe dat daarom nu een andere bevoegdheid aan de orde zou moeten zijn. Wat ons betreft wordt het nog niet gevraagde advies nu gevraagd (aan de COR, in een procedure met validatieoverleg in de korpsonderdelen) L. Oplevering huisvesting in stappen Voorwaarden COR 4.2 t/m Medewerkers hebben perspectief op de nieuwe ptw. Het (voorgenomen) plaatsingsbesluit moet de ptw vermelden die uiterlijk medio 2017 is opgeleverd (voorwaarde 4.2) - Als niet direct op de definitieve ptw kan worden geplaatst, moet het (voorgenomen) plaatsingsbesluit ook de een of meer tijdelijke ptw s 8

13 vermelden. Onnodige stappen moeten worden vermeden (voorwaarde 4.3) - Als zicht op een definitieve locatie ontbreekt, wordt in overleg met de COR een reële locatie aangewezen (voorwaarde 4.4) - Wanneer een latere locatie leidt tot een reistijd die groter wordt dan 90 minuten, heeft de medewerkers alsnog het recht om de positie van herplaatsingskandidaat aan te vragen (voorwaarde 4.5) - Wanneer een tijdelijke locatie verder van de woning is gelegen dan de definitieve locatie, wordt de medewerker hiervoor tijdelijk gecompenseerd. De meertijd is dan diensttijd (voorwaarde 4.6) - Wanneer de definitieve locatie van een centrale PDC-vestiging nog niet bekend is, maar wel evident is dat een medewerker nooit binnen 90 minuten in enige locatie in betreffende gemeente kan zijn, kan de medewerker in reactie op het voorgenomen plaatsingsbesluit de positie van herplaatsingskandidaat aanvragen (voorwaarde 4.7) - akkoord met voorwaarde 4.2. Dit was ook precies de bedoeling van de postcodetabel 2015, namelijk dat voor iedere te plaatsen medewerker een locatie bestaat die uitgangspunt is voor plaatsing - voorwaarde 4.3 rust naar ons inzicht op een misverstand. Tijdelijke locaties, zoals nu voor het PDC in gebruik worden genomen in Nieuwegein en Apeldoorn, staan buiten het plaatsingsproces in de reorganisatie. Medewerkers worden niet op deze locaties geplaatst. Hun plaats van tewerkstelling is niet aangepast. Zij reizen naar de locatie in diensttijd, met de vergoeding van 28 ct per kilometer. Het (voorgenomen) plaatsingsbesluit legt vast wat de locatie wordt van de functie waarop de medewerker wordt geplaatst in de reorganisatie. Dat is dan de nieuwe plaats van tewerkstelling. Naar deze locatie gaat de medewerker reizen als woon-werkverkeer - akkoord met voorwaarde 4.4 en wat betreft voorwaarde 4.5 voegen we toe dat paragraaf 6.2 van het reorganisatieplan vastlegt dat wanneer de latere verplaatsing direct verband houdt met de vorming van de politie als bedoeld in de Politiewet 2012, wat is te zien aan het gegeven dat de locatie wat betreft planvorming al onderdeel was van betreffend SHP, en de verplaatsing een reorganisatie is, in deze reorganisatie de werkzekerheids- en schaalgarantie van toepassing is die zijn afgegeven voor de reorganisatie Politiewet akkoord met voorwaarde 4.6, met dien verstande dat het volgende van toepassing kan zijn: de medewerker werkt op een tijdelijke locatie, zonder dat zijn huidige plaats van tewerkstelling is aangepast, en reist aldus in diensttijd naar de tijdelijke locatie, ongeacht de toekomstige reisafstand in het woonwerkverkeer naar de definitieve locatie. Dit is de situatie bij de genoemde tijdelijke locaties van het PDC in Nieuwegein en Apeldoorn de tijdelijke locatie is voor de medewerker vastgelegd als nieuwe plaats van tewerkstelling, hij is dus op de locatie geplaatst. In dat geval is de compensatie van artikel 18 LSS van toepassing (deze compensatie is in geld). Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn als voor een centrale PDC-vestiging op 1 maart een tijdelijke locatie wordt aangewezen, en deze locatie aldus de locatie is waarop de medewerker in de reorganisatie wordt geplaatst - We merken in verband met voorwaarde 4.6 op dat de toelichting op artikel 18 LSS goed beschrijft hoe de tijdelijke aanvullende tegemoetkoming steeds opnieuw tot stand komt, als er nieuwe verplaatsingen zijn binnen de looptijd van de tegemoetkoming in verband met de eerdere verplaatsing. Het artikel houdt met andere woorden rekening met de situatie van opeenvolgende verplaatsingen waar de COR in zijn voorwaarden op doelt - aan voorwaarde 4.7 wordt vanzelf voldaan. De inspanning is er immers op gericht dat voor de drie centrale PDC-vestigingen uiterlijk 1 maart 2015 in de betreffende gemeenten een locatie is aangewezen. Dat is of de definitieve locatie dan wel een tijdelijke locatie in afwachting van aanwijzing van een 9

14 definitieve locatie in de gemeente. In beide gevallen is er voor de medewerker waar de COR op doelt een grond voor het verzoek om aanwijzing als herplaatsingskandidaat - in het technische overleg naar aanleiding van het advies van de COR is de vraag gesteld of het mogelijk is dat wanneer de locatie uit de postcodetabel 2015 geen definitieve locatie is, maar een tijdelijke, het (voorgenomen) plaatsingsbesluit ook informatie kan geven over de definitieve locatie. Het antwoord op deze vraag is dat dit alleen mogelijk is in het geval van de basisteams. Alleen voor de basisteams is de huisvestingsontwikkeling naar het jaar 2025 geconcretiseerd. Voor alle andere onderdelen nog niet, en zal deze concretisering ook niet gereed zijn op het moment van verzenden van de (voorgenomen) plaatsingsbesluiten. De situatie voor de nationale politie is dat er een overmaat is aan vierkante meters. Het terugbrengen van deze overmaat is de strategische huisvestingsopdracht tot De planvorming is nog niet zover dat dit al exact voor alle onderdelen kan worden geconcretiseerd naar onderbrenging van concrete teams in concrete gebouwen. Vastgoedoverwegingen, operationele factoren en bestuurlijke factoren spelen hierbij een rol. Dit neemt meer tijd dan beschikbaar is tot het moment van verzenden van de (voorgenomen) plaatsingsbesluiten. We verwachten dat de locatie uit de postcodetabel 2015, dus de locatie waarin de medewerker in de reorganisatie op wordt geplaatst, voor het overgrote deel van de medewerkers ook de definitieve locatie zal zijn. Maar voor een deel van de medewerkers is dat dus niet zo. Behalve voor de basisteams, kunnen we alleen niet nu bepalen welke concrete medewerkers tot de ene groep behoren, en welke tot de andere - We merken in dit verband op dat wanneer op 1 maart voor een centrale PDCvestiging een locatie is aangewezen waarvan duidelijk is dat deze tijdelijk is, dan deze informatie uiteraard ook gegeven kan worden in het (voorgenomen) plaatsingsbesluit - We benadrukken nogmaals dat in dit verband het bepaalde in paragraaf 6.2 van het reorganisatieplan relevant is. Zie hiervoor de eerdere verwijzing hierboven naar de inhoud van deze paragraaf M. Huisvestingsplan Voorwaarden COR 5 - Strategisch huisvestingsplan op grond van artikel 25, lid 1 WOR om advies voorleggen aan de COR (voorwaarde 5.1) - Voortgang huisvesting meenemen in jaarschijf realisatie, met inachtneming van de afspraken over overleg over jaarschijven met de medezeggenschap (voorwaarde 5.2) - COR steunt van directeur PDC om in een proces van professionele dialoog tussen leidinggevende en medewerkers tot bepaling van de (uiteindelijke) huisvesting van de gedeconcentreerde PDC-functies te komen, als voldaan wordt aan procesvoorwaarden verwoord in hoofdstuk 6 van de bijlage bij het advies van de COR over het reorganisatieplan en formatieplan akkoord met deze voorwaarden, wat betreft voorwaarde 5.3 verwijzen we naar onze brief Gedeconcentreerde huisvesting PDC van 5 december 2014 aan de voorzitter van de COR, die ruimte geeft voor het proces dat de COR voor ogen staat 10

15 N. Voorwaarden COR 8 Betaalbaarheid/frictiekosten - Reorganisatiebudget afsplitsen van reguliere begroting, duidelijk maken welke kosten ten laste vallen van dit budget en of het budget toereikend is (voorwaarde 8.1) - Minister staat in voor betaalbaarheid reorganisatie, reorganisatiekosten mogen niet ten laste komen van medewerkers, resp. de loonruimte (voorwaarde 8.2) - Een pakket van maatregelen ontwikkelen gericht op voortvarend werken in fase 2, zodat bezetting zo snel mogelijk toegroeit naar formatie en kosten daardoor zo laag mogelijk blijven (voorwaarde 8.3) - Onafhankelijk (extern) onderzoek naar hoe structurele besparing kan worden bereikt door anders inrichten van de bedrijfsvoering, vooral PDC geconcentreerd en gedeconcentreerd (voorwaarde 8.4) Voorwaarde 8.1, reorganisatiebudget afsplitsen van reguliere begroting - Het reorganisatiebudget is een afzonderlijk gemarkeerd budget, dus akkoord met dit deel van voorwaarde 8.1 Voorwaarde 8.1, welke posten vallen in het budget - Het reorganisatiebudget kent de volgende budgetposten: programmakosten, te weten de kosten van externe ondersteuning bij de ontwikkeling van een nieuwe organisatie van deze omvang, inclusief de kosten van het programma personele reorganisatie huisvestingskosten, te weten de kosten van tijdelijke huisvesting in de opstartfase van kwartiermakers/korpsleiding en het PDC bedrijfsvoeringskosten, te weten de kosten van het inhuren van externe capaciteit voor het in een overgangsperiode zeker stellen van de continuïteit van de bedrijfsvoering kosten voor inrichting van de administraties nodig voor de vorming van het ene korps de kosten van de plaatsingsadviescommissie de kosten van flankerende voorzieningen die worden toegepast op grond van het Barp, het Bbp, het LSS en het Hoofdlijnenakkoord - Op onderdelen vindt actueel afstemming plaats met het ministerie van VenJ over de exacte onderdelen van budgetposten, zoals die voor vergoeding van de kosten van woon-werkverkeer en de kosten van de 18 maandenregeling - We willen de COR betrekken in dit proces van scherp maken van wat exact onder het reorganisatiebudget valt en hem informeren over de afstemming met VenJ hierover Voorwaarde 8.1, is het budget toereikend - We willen samen met de COR de ramingen van verwachte uitgaven binnen de budgetposten doornemen en valideren - Feitelijk kan de toereikendheid alleen worden vastgesteld door de uitputting steeds te volgen. Het voorstel is dat korpsleiding en COR dit samen doen, en wel bij de interne kwartaalrapportages (marap, vier maal per jaar) en bij de momenten van externe rapportage (met het ministerie van VenJ is een frequentie afgesproken van twee maal per jaar) - Duidelijk is dat het budget in elk geval toereikend zal zijn in het jaar De grootste kostenpost bestaat uit de uitgaven voor flankerende voorzieningen. Hiervoor geldt dat rechten van medewerkers die voortvloeien uit Barp, Bbp, LSS en Hoofdlijnenakkoord nooit kunnen worden aangetast door uitputting van een ervoor bestemd budget. Maar ook in de andere genoemde budgetposten zitten uitgaven die noodzakelijk zijn voor de vorming van het korps, resp. die ook op dat moment als zodanig kunnen worden aangemerkt 11

16 - Wanneer bij het volgen van de uitputting van het reorganisatiebudget een situatie van (dreigende) overuitputting mocht blijken, moet in de begroting ruimte worden gevonden voor het op andere wijze voorzien in dekking van de reorganisatiekosten - Wanneer deze situatie zich voordoet, willen we de COR hierin een adviespositie geven. Deze positie houdt in dat de COR een inhoudelijk advies geeft over hoe de dan gewenste ruimte in de begroting te bereiken. Begroten betekent geld reserveren voor beleid. In onze optiek betekent dit aldus dat de COR dan adviseert over te maken keuzes in het beleid, opdat in de begroting op verantwoorde wijze ruimte ontstaat voor het alsnog dekken van de reorganisatiekosten - Omdat de begroting een verantwoordelijkheid is van de minister, en de begroting ter vaststelling voorligt in het parlement, is de voorgestelde adviespositie van de COR om reden van het primaat van de politiek inhoudelijk van aard, niet formeel - Het inhoudelijke advies van de COR is onderdeel van de informatie die de korpschef in het kader van komen tot de begroting jaarlijks op grond van de regelgeving voor beheer van de politie overlegt aan de Minister, Voorwaarde 8.2, minister staat in voor betaalbaarheid - De Minister van VenJ heeft na overeenstemming in het GOP het Barp, Bbp, LSS en Hoofdlijnenakkoord vastgesteld, en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor de kosten voortvloeiend uit deze regelgeving en afspraken. Dus akkoord met dit deel van voorwaarde 8.2. Rechten van medewerkers die voortvloeien uit de genoemde regelgeving en uit het Hoofdlijnenakkoord kunnen nooit worden aangetast door uitputting van een ervoor bestemd budget Voorwaarde 8.2, reorganisatiekosten mogen niet ten laste komen van arbeidsvoorwaardenruimte - In hoeverre reorganisatiekosten invloed mogen hebben op arbeidsvoorwaardenruimte is een kwestie voor de partijen in het GOP. De korpschef kan aldus geen uitspraak doen over dit deel van voorwaarde 8.2 Voorwaarde 8.3, voortvarend handelen in fase 2 - We zien geen reden voor een door de COR gewenste versnelling in fase 2. Het Hoofdlijnenakkoord legt immers al vast dat in fase 2 voortvarend vacatures worden ingevuld, vooral in het eerste jaar dat volgt op de formele reorganisatie. De door de COR gevraagde snelheid is dus al een opdracht uit het Hoofdlijnenakkoord. Het nog op te stellen plan voor fase 2 vertrekt vanuit deze opdracht Voorwaarde 8.4, onafhankelijk onderzoek naar structureel besparen door anders inrichten bedrijfsvoering Niet akkoord met deze voorwaarde. Er is een inrichting voor het PDC, die vertrekpunt is in een nu uit te voeren reorganisatie, die medewerkers duidelijkheid moet geven. Niet gewenst om nu de inrichting onderwerp van (separaat) extern onderzoek te maken. Dit ook omdat al in externe evaluatie van de vorming van de nationale politie is voorzien (Rinnooy Kan). 12

17 O. Voorwaarden COR 9 Herplaatsen in overbezetting - Een procesafspraak maken over begrenzing door korpschef van horizontale herplaatsing in overbezetting - Taakopdracht aan pac vaststellen in overleg met de COR - Ruimhartig interpreteren van kader dat ook in overbezetting mag worden herplaatst, namelijk dat ook toestaan bij verticaal herplaatsen - akkoord met voorstel om een procesafspraak te maken over de eventuele begrenzingen van horizontale herplaatsing in overbezetting. Wat ons betreft gaat het om een afspraak die voorkomt dat het thema van begrenzing pas aan de orde is nadat de pac het concept-personeelsplaatsingsplan heeft opgeleverd. Dit betekent dat afstemming plaats moet vinden in de fase ervoor. Meest praktisch is een afstemming binnen de driehoek bevoegd gezag pac COR. We hebben in technisch overleg een schets voorgelegd van hoe dit driehoeksoverleg in de praktijk vorm kan worden gegeven. Wat ons betreft maken we in deze lijn een procesafspraak - de taakopdracht aan de pac is als uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord een onderwerp voor het Vier partijenoverleg. De COR is partij in dat overleg. De korpschef kan deze uitwerking niet eenzijdig in overleg met COR vaststellen - niet akkoord met ook verticaal herplaatsen in overbezetting. We zien tegen deze afwijking van het Hoofdlijnenakkoord diverse inhoudelijke bezwaren, zoals toegelicht in een schrijven van 11 december 2014 voor technisch overleg. Een van de bezwaren is het niet kunnen voorkomen van ongelijkheid in behandeling tussen medewerkers, zonder dat voor deze ongelijkheid een grond kan worden aangevoerd. Een processueel bezwaar is dat het Hoofdlijnenakkoord na een intensief overlegproces tot stand is gekomen. Dan moeten er heel dwingende redenen zijn om een openbreken te overwegen. Die dringende redenen zien we hier niet - betreffend schrijven benoemt ook dat korpschef en COR niet bevoegd zijn om eenzijdig tot de gevraagde afwijking te besluiten. Zij vraagt de instemming van alle vier partijen die het Hoofdlijnenakkoord hebben gesloten. De bezwaren die wij zien tegen het voorstel worden gedeeld door de Minister van VenJ. In elk geval twee van de partijen voelen niet voor overnemen van deze voorwaarde - in technisch overleg is een optie naar voren gebracht om in een situatie waarin in het plaatsingsproces in fase 1 van de reorganisatie geen andere herplaatsingsmogelijkheden voor een herplaatsingkandidaat zijn gevonden, de optie +1 in het team waarin het taakgebied van de oorspronkelijke functie terugkeert te overwegen als binnen twee jaar door uitstroom uit betreffende functie vacatureruimte in de functie ontstaat. Als voordeel van deze optie werd gezien dat het nu om kleine aantallen medewerkers blijft gaan, en het aldus klein gehouden wordt. Los van het bezwaar dat ook deze afspraak een openbreken van het Hoofdlijnenakkoord zou vragen, zien we ook de feitelijke meerwaarde voor de betrokken medewerker niet. Het zou moeten gaan om een medewerker voor wie in fase 1 van de reorganisatie daadwerkelijk geen andere herplaatsingsmogelijkheden worden gevonden, dus noch horizontaal, noch verticaal positief, noch verticaal negatief. En dan zou in het team waarin het oorspronkelijke taakgebied terugkeert een plaatsingsmogelijkheid ontstaan binnen twee jaar. Het meest eenvoudig is dan dat die twee jaar worden afgewacht, en zo gauw de vacature in fase 2 ontstaat, deze wordt aangeboden aan de medewerker. Dan wordt op natuurlijke wijze bereikt wat de besproken optie beoogt. En wordt het nadeel van de optie vermeden dat in fase 1 veel werk moet worden gestoken in het voortijdig inventariseren van toekomstige uitstroombewegingen, terwijl het eenvoudiger is om deze te benutten wanneer ze zich voordoen 13

18 P. Voorwaarden COR 10, 11 Fase 2 reorganisatie - De startdatum van fase 2 wordt bepaald in overleg met de COR (voorwaarde 10.1) - De COR wordt net als bij het reorganisatieplan voor fase 1 actief betrokken bij het programmaplan voor fase 2. Dit valt onder werking van artikel 25, lid 1 van de WOR (voorwaarde 10.2) - Vóór 1 februari 2015 (proces-)afspraken maken over het Bureau Werk in Zicht (voorwaarden 10.3) - Een afspraak over kaders waaraan de teamontwikkelplannen in fase 2 moeten voldoen (voorwaarde 10.4) - De teamontwikkelplannen in fase 2 worden besproken in het overleg tussen chef korpsonderdeel en OR, waarbij ook de te gebruiken flankerende voorzieningen worden benoemd (voorwaarde 10.5) - In fase 2 steeds tussentijds balans opmaken, waaronder toetsing van de toekenning van flankerende voorzieningen (voorwaarde 10.6) - Extern openstellen van vacatures alleen na consultatie van de COR, op de voet van artikel 25, lid 1 WOR (voorwaarde 10.7) - Procesafspraken met de COR over diens rol in de besturing (monitoring, bewaken proceskwaliteit, vaststellen van kaders) (voorwaarde 10.8) - Garantie dat medewerkers ook op grond van het reguliere personeelsbeleid in de gelegenheid worden gesteld om zich te ontwikkelen. De COR ontvangt hiertoe jaarlijks een overzicht van het totaal aantal POP-gesprekken en de daaruit volgende POP-plannen (voorwaarde 11) - akkoord met voorwaarde Uit het Hoofdlijnenakkoord vloeit voort dat fase 2 start direct na de afronding van fase 1 van de reorganisatie - akkoord met voorwaarde Het LSS schrijft voor dat voor een reorganisatie een reorganisatieplan om advies wordt voorgelegd. De reorganisatie Politiewet 2012 bestaat uit verschillende fasen. Voor fase 1 is nu een reorganisatieplan om advies voorgelegd aan de COR. Dan ligt het in de rede dat ook het plan voor fase 2 van de reorganisaties bij de COR voorligt om advies - onze reactie op de voorwaarden 10.3 is als volgt (bureau Werk in Zicht): Het bureau is op 1 april 2015 operationeel. Dit waarschijnlijk nog niet ook in alle beoogde vertakkingen in de korpsonderdelen, maar wel als voorziening op landelijk niveau die bereikbaar is voor medewerkers (voorwaarde ) Op 1 april is een beknopte taakomschrijving van het bureau uitgewerkt. Deze beschrijft de rol van banenmakelaar, en werkt uit waarom het gewenst is dat het bureau zelf een rol heeft in een uitvoering die ook financieel in control is (relatie tussen vakmanschap en verantwoordelijkheid). Ook beschrijft zij de zorg van het bureau voor herplaatsingskandidaten De volledige inrichting en werking van het Bureau Werk in Zicht wordt beschreven in het programmaplan voor fase 2 Met het voorgaande is voldaan aan de voorwaarden t/m De rol van de COR naar het bureau en de informatievoorziening naar de COR over het bureau wordt beschreven in het programmaplan voor fase 2. Dat geeft de beste mogelijkheden voor beschrijven in samenhang. Dit is de procesafspraak voor de voorwaarden en Ook de ondersteuning van de leidinggevende bij het opstellen van het teamontwikkelplan voor fase 2 is onderdeel van het programmaplan voor fase 2. Ook hier omdat dit de beste mogelijkheden geeft om deze ondersteuning in te bedden in het totaal van de aanpak van fase 2. Dit is de procesafspraak voor voorwaarden Vanaf de datum van operationeel worden van het bureau Werk in Zicht en de datum van vaststelling van het programmaplan voor fase 2 wordt de 14

19 COR maandelijks geïnformeerd over het werk van het bureau - het voorgaande betekent dat we akkoord zijn met de voorwaarden Akkoord met voorwaarde 10.4, als daarmee is bedoeld dat kaders voor fase 2, voor zover die nog niet zijn vastgelegd in het programmaplan voor fase 2 of in het beleid voor flankerende voorzieningen in fase 2 dat wordt vastgesteld in het GOP, worden vastgesteld in overleg met de COR. Dit met dien verstande dat voorgenomen beleid waarnaar de COR een bevoegdheid heeft, wordt voorgelegd aan de COR, en voorgenomen beleid dat moet worden voorgelegd aan het GOP, wordt voorgelegd aan het GOP - akkoord met voorwaarde 10.5, onder aantekening dat voor het toekennen van flankerende voorzieningen uitsluitend bepalend is of de medewerker aan de daarvoor gestelde voorwaarden voldoet. Dat doet in onze ogen overigens niet aan af aan de meerwaarde als in de voorkomende gevallen het teamontwikkelplan de flankerende voorzieningen benoemt die in het bijzonder relevant zijn voor het ontwikkelvraagstuk van het team - in onze gedachten over fase 2 heeft het overleg tussen chef korpsonderdeel en OR een belangrijke rol in het waar van toepassing verder concretiseren van het specifieke vacaturebeleid voor fase 2. Dit vacaturebeleid wordt op hoofdlijn vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord. De nog op te stellen uitwerking ervan wordt ter instemming voorgelegd aan de COR. Een van de onderdelen van het vacaturebeleid is het openstellen van vacatures voor medewerkers in een taakgebied. De uitwerking van het beleid concretiseert hoe deze taakgebieden worden vastgesteld, hoe ze een rol spelen in de teamontwikkelplannen, en welke rol daarin bestaat voor het overleg tussen de chef van het korpsonderdeel en de ondernemingsraad - akkoord met voorwaarde Het is belangrijk dat in fase 2 steeds een periodieke tussenbalans wordt opgemaakt. Dat willen we doen samen met de COR. Bij de tussenbalans wordt het bewegen van de sterkte in de richting van de formatie gevolgd, en wordt ook de uitvoering van fase 2 getoetst, waaronder de toekenning van flankerende voorzieningen aan medewerkers - akkoord met voorwaarde 10.7, voor de duur van fase 2 van de reorganisatie, en onder voorwaarde aan onze kant dat we tot afspraken komen over een slagvaardige vorm van de consultatie, zodat overleg in een formele overlegvergadering zich beperkt tot voorkomende gevallen die bijzondere aandacht vragen - akkoord met voorwaarde Wat ons betreft worden deze afspraken vastgelegd in het programmaplan voor fase 2 - akkoord met het eerste deel van voorwaarde 11. In fase 2 zullen het reguliere personeelsbeleid en het specifieke personeelsbeleid voor fase 2 naast elkaar bestaan. De medewerker kan van beide gebruik maken. Het is dus niet zo dat het reguliere personeelsbeleid in fase 2 terugtreedt, omdat in deze fase een specifiek personeelsbeleid van toepassing is. Het specifieke personeelsbeleid is aanvullend op het reguliere personeelsbeleid, dat onveranderd van toepassing blijft. In de concrete afstemming tussen leidinggevende en medewerker zal vaak instrumentarium uit beide beleidsvormen aan de orde kunnen zijn. Leidinggevende en medewerker spreken in een POP over ontwikkelwensen in relatie tot mogelijkheden. Het ligt in de rede dat waar van toepassing zowel de mogelijkheden van het reguliere beleid in ogenschouw worden genomen als die van het specifieke beleid voor fase 2 - onder voorbehoud akkoord met het tweede deel van voorwaarde 11 (jaarlijks overzicht van aantallen POP-gesprekken en daaruit voortvloeiende POPplannen). Het voorbehoud betreft de termijn waarbinnen in redelijkheid aan de voorwaarde kan worden voldaan. Graag komen we tot afspraken hierover, in het licht van het totaal van de HRM-ontwikkelagenda en daarin te stellen prioriteiten 15