Financiële arbeidsvoorwaarden 2005

Transcriptie

1 Voorlichtingspublicatie Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie bvh Bestemd voor de bevoegde gezagorganen, scholen en centrale diensten vallend onder de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra; de bevoegde gezagorganen van scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; de gemeenten en provincies die scholen van de bovenbedoelde soorten in stand houden. inwerkingtreding n.v.t. Geldigheidsduur n.v.t. Juridische grondslag n.v.t. Officiële publicatie n.v.t. Relatie tot eerdere publicaties n.v.t. 1 / 10

2 Inleiding Op 15 november j.l is het onderhandelaarsakkoord over de CAO sector onderwijs (PO en VO), dat op 18 oktober is afgesloten voor de sectoren primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO), omgezet in een definitief akkoord. Dit akkoord zal verder worden aangehaald als: CAO sector onderwijs (PO en VO) In deze publicatie worden de afspraken uit deze CAO bekendgemaakt, die met ingang van 1 januari 2005 of daarna voor het primair en voortgezet onderwijs gaan gelden. De CAO sector onderwijs is afgesloten voor de periode 1 januari 2005 tot 1 juli 2007 en bevat de volgende financiële arbeidsvoorwaardelijke maatregelen: Algemene salarismaatregel per 1 augustus 2005 van 1%, per 1 september 2006 van 1% en per 1 januari 2007 van 0,40%; Verhoging van de Structurele eindejaarsuitkering (SEJU) met 0,50%, waardoor de uitkering vanaf 1 januari 2005 totaal structureel 4,10% bedraagt; Afschaffing ZKOO en ZVOO-regeling met ingang van 1 januari 2006 wegens invoering Zorgverzekeringwet (Zvw); Inkomenstoelage van 30 euro bruto per maand bij een normbetrekking met ingang van januari 2006 ter compensatie ziektekosten; Gefaseerde afschaffing van de jeugdsalarissen met ingang van 1 januari 2006; Eenmalige uitkering in oktober 2006 van 200 euro nominaal (bruto) bij een normbetrekking; Verhoging eindejaarsuitkering OOP met ingang van 1 januari 2006 met 72,08. Naast de financiële arbeidsvoorwaarden zijn er onder meer afspraken gemaakt over de: Vakbondscontributie; BAPO-regeling, waardoor deze regeling valt binnen het fiscale kader voor VUT/Prepensioen/Levensloop; Sociale zekerheid. Voor de duidelijkheid wijs ik u er op dat de afspraken alleen betrekking hebben op het Primair (PO) en Voortgezet (VO) onderwijs. De afspraken over de BAPO en de vakbondscontributie gelden alleen voor het PO. Het maken van overeenkomstige afspraken over de BAPO voor VO is een verantwoordelijkheid van de decentrale overlegpartners. 1. Salarisverhogingen Vanaf 1 augustus 2005 zullen de salarissen en aan de salarisverhoging gerelateerde bedragen, zoals toelagen en de bedragen voor reiskosten woon-werkverkeer, worden verhoogd met 1,00%. In bijlage I treft u de zogenoemde was-wordt tabel aan waarin de salarisbedragen vermeld staan zoals die op 31 juli 2005 nog golden en per 1 augustus 2005 zijn gaan gelden. In Bijlage II treft u een overzicht aan van de nieuwe bedragen per 1 augustus 2005 die gelden voor de sector PO. Bijlage III bevat de bedragen die per 1 augustus 2005 gelden voor de sector VO. De salarissen zullen tevens worden verhoogd per 1 september 2006 en 1 januari 2007 met respectievelijk 1,00% en 0,40%. In de loop van 2006 zal ik in een aparte publicatie de bedragen bekend maken. 2 / 10

3 1.1 Doorwerking naar jaarinkomen ABP Het jaarinkomen van de betrokkenen die op: 1 januari 2006 in dienst zijn of die in de periode januari 2006 tot en met augustus 2006 in dienst komen, wordt vastgesteld op basis van het salarisniveau dat in die periode geldt. Dat is in dit geval het salarisniveau zoals dat op 1 augustus 2005 is gaan gelden; of na 1 september 2006 in dienst komen, wordt vastgesteld op het salarisniveau dat per 1 september 2006 gaat gelden; 1 januari 2007 in dienst zijn of die daarna in dienst komen, wordt vastgesteld op basis van het dan geldend salarisniveau. Dat is in dit geval het salarisniveau 1 januari Doorwerking naar BBWO en BWOO-uitkering De BBWO uitkeringen worden op de genoemde data geïndexeerd op basis van de betreffende percentages. De BWOO-uitkeringen zullen worden verhoogd aan de hand van de nieuwe salarisbedragen. 2. Structurele eindejaarsuitkering Om misverstanden te voorkomen wordt aangesloten bij de terminologie in de CAO, namelijk: Structurele eindejaarsuitkering (SEJU), in plaats van 13e maand. Met ingang van 1 januari 2005 wordt het percentage van 3,60 verhoogd met 0,50 tot 4,10%. Volledigheidshalve geef ik aan dat het incidentele gedeelte zoals dat in 2004 gold via een percentage en een nominaal bedrag, niet meer geldt vanaf 1 januari Doorwerking naar jaarinkomen ABP Het totaal van de SEJU, zijnde 4,10%, telt vanaf de datum van deze publicatie mee voor de vaststelling van het jaarinkomen ABP, dat onder meer van toepassing is voor de berekening van de premies OP/NP, IPbw en FPU. Het jaarinkomen van de betrokkenen die voor deze datum in dienst zijn, ondergaat geen wijziging. Voor deze categorie zal met ingang van 1 januari 2006, als het jaarinkomen ABP 2006 wordt vastgesteld, voor het eerst rekening gehouden worden met het verhoogde percentage van 4,10%. Het ABP neemt de stijging van de SEJU op de gebruikelijke wijze mee bij de vaststelling van de pensioenen. 2.2 Doorwerking naar uitkeringen (BWOO en BBWO) BBWO In de publicatie AB/A&A/2004/55784 (Gele katern 2004, nr. 21 van 22 december 2004) is aangegeven dat door het vervallen van het incidentele gedeelte van de 13e maand met 3 / 10

4 ingang van 1 januari 2005, indexering van het dagloon op die datum werd vastgesteld op -0,68%. Door de verhoging van het structurele gedeelte wordt het dagloon alsnog met ingang van 1 januari 2005 geïndexeerd met 0,46%. BWOO De verhoging van de SEJU heeft gevolgen voor de eindejaarsuitkering voor de betrokkenen met een BWOO-uitkering. De hoogte van deze eindejaarsuitkering is immers afhankelijk van de hoogte van de SEJU, met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op de bevriezing en versnelde afbouw van de ZKOO-bedragen. De eindejaarsuitkering voor de BWOO-uitkering wordt vanaf 2005 vastgesteld op 2,45%. Het jaarinkomen ABP wordt vanaf 2006 eveneens opgehoogd met 2,45%. 3. Intrekking ZKOO en ZVOO Met de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel per 1 januari 2006 komt de grond voor de huidige ziektekostenregelingen in PO en VO (ZKOO en ZVOO), zijnde het onderscheid tussen de particuliere en de ziekenfondsverzekering, te vervallen. Om die reden is overeengekomen deze regelingen met ingang van 1 januari 2006 in te trekken. 3.1 intrekking ZKOO In afwijking van de huidige ZKOO-regeling worden de tegemoetkoming ZKOO die betrekking heeft op de drie laatste kwartalen van 2005 niet in 2006 uitbetaald, maar als voorschot in december De uitbetaling van de laatste kwartalen van 2005 in december 2005 houdt niet in dat er geen mogelijkheden meer zijn om een verrekening te maken van de eventueel te veel, te weinig of de niet genoten tegemoetkoming. Dit betekent dat betrokkenen: die nog geen aanvraag hebben ingediend dit onder de bestaande voorschriften alsnog kunnen doen; gehouden blijven om wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de periode die in december als voorschot wordt uitbetaald, kenbaar te maken via het zogenoemde statusformulier. Deze zogenoemde administratieve procedure blijft gelden tot 1 januari In de ZKOO-regeling was tevens sprake van een zogenoemde inkomenstoeslag en een aanvullende inkomenstoeslag. In paragraaf 4 resp. 7 ga ik hier nader op in. 3.2 intrekking ZVOO De betrokkenen die in aanmerking willen komen voor een ZVOO vergoeding 2005 kunnen tot 1 april 2006 op de gebruikelijke wijze een aanvraag indienen bij de uitvoeringsinstantie KPMG te Emmen. Uitgangspunt van de regeling is dat een aanvraag plaatsvindt over een aaneengesloten periode van 12 maanden. In de meeste gevallen heeft de aanvraag betrekking op een geheel kalenderjaar. Echter voor die gevallen waar het niet meer mogelijk is om over een periode 12 maanden een aanvraag in te dienen is een overgangsmaatregel overeengekomen. De maatregel houdt dat over het resterende tijdsdeel van 2005, met 4 / 10

5 als einddatum 31 december 2005, een aanvraag kan worden ingediend. In dat geval moet de aanvraag ingediend worden vóór 1 juli Voorbeelden 1. Betrokkene heeft in 2005 een ZVOO-aanvraag ingediend over de periode maart 2004 tot en met februari Gelet op het overgangsrecht kan betrokkene een aanvraag indienen over de periode maart 2005 tot en met 31 december Betrokkene is met ingang van 1 februari 2005 in dienst gekomen. Betrokkene kan over de periode februari 2005 tot en met 31 december 2005 een aanvraag indienen. Voor beide gevallen geldt dat de aanvraag voor 1 juli moet zijn ingediend Aanvullend overgangsrecht ZVOO In de CAO sector onderwijs (PO en VO) is aangegeven dat de partijen bereid zijn een éénjarige overgangsregeling te treffen voor degenen die geen compensatie van 30 euro ontvangen (zie hiervoor onderdeel 4 van deze publikatie).). De nadere afspraken hierover zullen op een later tijdstip worden ingevuld. Zodra hierover meer bekend is, zal ik u informeren. 4. Inkomenstoelage De invoering van de nieuwe zorgverzekering heeft ook voor het onderwijspersoneel gevolgen voor de inkomenspositie. Dit kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen zijn, afhankelijk van de persoonlijke situatie (b.v. gezinssamenstelling, hoogte van het inkomen, betrekkingsomvang). Ter compensatie van de hogere nominale premie kunnen betrokkenen, afhankelijk van hun inkomen aanspraak maken op een zorgtoeslag. Bij de presentatie van de begroting voor 2006 heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd ter ondersteuning van de koopkracht. Aangezien de inkomenseffecten voor onderwijspersoneel gemiddeld ongunstiger zijn dan in de marktsector, heeft het kabinet daarnaast extra middelen beschikbaar gesteld voor het onderwijspersoneel. Partijen hebben afgesproken deze middelen in te zetten voor het actieve onderwijspersoneel. Zij ontvangen met ingang van 1 januari 2006 een extra compensatie voor de ziektekosten van bruto 15 euro per maand. Door de afschaffing van de ZKOO-regeling komt de inkomenstoeslag te vervallen. Overeengekomen is de middelen die hierdoor vrijkomen in te zetten als compensatie voor de ziektekosten. Het bedrag hiervoor bedraagt 15 euro bruto per maand. Beide compensatiebedragen zijn samengevoegd tot één bedrag, te weten 30,00 bruto bij een normbetrekking. Dit bedrag zal vanaf januari 2006 via de zogenoemde Inkomenstoelage betaalbaar worden gesteld 4.1 Uitgangspunten De uitbetaling van de vaste toelage vindt maandelijks plaats en wordt vastgesteld volgens de onder paragraaf 4.2 aangegeven berekeningwijze. De uitkomst van de berekening kan hoger zijn dan het vastgestelde bedrag bij normbetrekking. De hoogte van de toelage wordt tot en met 1 januari 2007 niet bij een loonronde aangepast maar op 1 januari 2007 eenmalig verhoogd met 1 euro tot 31 euro. De toelage 5 / 10

6 zal bij loonrondes die na 1 januari 2007 plaatsvinden worden verhoogd met het percentage van de salarisverhoging. 4.2 De berekening De berekeningswijze is als volgt: IT x BG : NS. IT = Inkomenstoelage per maand BG = de berekeningsgrondslag, waarbij BG = BS - BK waarbij: BS = Bruto-salaris per maand BK = Bruto-kortingen per maand NS = Normsalaris per maand Onder bruto-korting wordt verstaan een korting van het salaris wegens: anticumulatie bepaling; schorsing; staking; gedeeltelijk of volledig buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging; fiscale maatregelen (bv. fietsregeling). Een korting in verband met seniorenbeleid (BAPO) en een korting in verband met ziekte na 12 maanden (artikel 4 van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs en onderzoekpersoneel (BZA)) worden niet beschouwd als een bruto-korting. De uitkomst van de berekening per maand wordt rekenkundig afgerond op 2 cijfers achter de komma. 4.3 Doorwerking De Inkomenstoelage maakt, gelet op het vaste karakter van de toelage, onderdeel uit van het jaarinkomen ABP dat van toepassing is voor de berekening van onder andere OP/NP-, IP- en FPU-premie. Ingeval de eerste uitbetaling van inkomenstoelage later plaatsvindt dan in januari 2006, zal de inkomenstoelage pas bij het jaarinkomen meegeteld kunnen worden vanaf de maand waarin de toelage tot uitbetaling komt. Het jaarinkomen van de betrokkene die voor die tijd in dienst is, zal pas vanaf 1 januari 2007 kunnen worden verhoogd met de inkomenstoelage. Voorbeeld De inkomenstoelage wordt door het salarissysteem voor het eerst in april 2006 met terugwerkende kracht tot januari 2006 uitbetaald. In dat geval wordt het jaarinkomen van de betrokkene die voor 1 april 2006 in dienst is en in dat salarissysteem is geregistreerd voor het eerst verhoogd met de inkomenstoelage bij de vaststelling van het jaarinkomen in januari Het jaarinkomen van de betrokkene die op of na 1 april 2006 in dienst komt, wordt wel verhoogd met de inkomenstoelage. De inkomenstoelage wordt niet gerekend tot de bezoldiging wat onder meer betekent dat erg geen vakantie-uitkering over wordt berekend. Tevens werkt de toelage niet door in de berekeningsgrondslag van de SEJU. 6 / 10

7 5. Afschaffing jeugdsalarissen Overeengekomen is vanaf januari 2006 de jeugdsalarissen gefaseerd af te schaffen. De fasering vindt plaats in de periode 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2008 aan de hand van de in de bijlage IV aangegeven stappen. Vanaf 1 januari 2008 zal er geen sprake meer zijn van een bezoldiging naar leeftijd. De hoogte van de minimum vakantieuitkering wordt in overeenstemming met de fasering vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2006 gelden de volgende minimum vakantieuitkeringsbedragen: bij de leeftijd van bedrag 20 jaar en ouder 132,51 19 jaar 119,26 18 jaar 106,01 17 jaar 92,76 16 jaar 92,76 15 jaar 92,76 6. Nominale uitkering oktober 2006 In de CAO sector onderwijs (PO en VO) is afgesproken om in oktober 2006 een éénmalige nominale uitkering te verstrekken van 200 euro bij een normbetrekking 6.1 Doelgroep De nominale uitkering oktober 2006 geldt voor al het personeel dat in dienst is bij een instelling die valt onder de sector PO en VO en die wordt bekostigd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 6.2 Maandelijkse opbouw De opbouw van de nominale uitkering vindt maandelijks plaats volgens de onder paragraaf 6.4 opgenomen rekenformule. In het geval de dienstbetrekking met een betrokkene wordt beëindigd, wordt de opgebouwde uitkering direct met hem verrekend. 6.3 De hoogte van de uitkering De hoogte van de nominale uitkering bedraagt 200 euro bruto bij een normbetrekking. De uitkering kan uiteindelijk hoger uitvallen als betrokkene voor meer dan een normbetrekking werkzaam is (geweest). 7 / 10

8 6.4 De berekening De berekeningswijze is als volgt: NU x BG : NS. NU = Nominale uitkering per maand ( 200 : 10 = 20,00). BG = de berekeningsgrondslag, waarbij BG = BS - BK waarbij: BS = Bruto-salaris per maand BK = Bruto-kortingen per maand NS = Normsalaris per maand Onder bruto-korting wordt verstaan een korting van het salaris wegens: anticumulatie bepaling; schorsing; staking; gedeeltelijk of volledig buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging; fiscale maatregelen (bv. fietsregeling). Een korting in verband met seniorenbeleid (BAPO) en een korting in verband met ziekte na 12 maanden (artikel 4 van het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs en onderzoekpersoneel (BZA)) worden niet beschouwd als een bruto-korting. De uitkomst van de berekening per maand wordt rekenkundig afgerond op 2 cijfers achter de komma. 6.5 Doorwerking jaarinkomen ABP De uitkering maakt onderdeel uit van het jaarinkomen ABP dat van toepassing is voor de berekening van onder andere OP/NP-, IP- en FPU-premie voor de betrokkene die op 1 januari 2007 in dienst zijn en in oktober 2006 de uitkering uitbetaald hebben gekregen. 6.6 Doorwerking naar BWOO en BBWO-uitkering De nominale uitkering van 200 euro zal voor de BWOO-gerechtigden, in tegenstelling tot het actieve personeel, in december worden uitbetaald. Binnen de BBWO-uitkering is het niet mogelijk een nominale uitkering uit te betalen. In plaats daarvan zal met ingang van 1 januari 2006 de BBWO-uitkeringen worden geïndexeerd met 0,40%. Gelet op de tijdelijkheid van de nominale uitkering zal vanaf 1 januari 2007 deze indexering komen te vervallen. 7. Verhoging eindejaarsuitkering OOP met ingang van 1 januari 2006 Met het vervallen van de ZKOO-regeling vervalt ook de aanspraak op de zogenoemde aanvullende inkomenstoeslag. Overgekomen is de middelen die hierdoor vrijkomen in te zetten voor de verhoging van de eindejaarsuitkering OOP met 73,08. De eindejaarsuitkering OOP komt hiermee met ingang van 1 januari 2006 uit op: 820,08 ( 68,34 maandelijks) voor de maximumschalen 1 tot en met 5; en 775,08 ( 64,59 maandelijks) voor de maximumschalen 6 tot en met 8. 8 / 10

9 8. Vakbondscontributie In navolging van de afspraken die in andere CAO s zijn gemaakt is overeengekomen dat met inachtneming van de fiscale regelgeving met ingang van 1 januari 2005 arbeidsvoorwaardelijke aanspraken kunnen worden ingezet voor een verrekening van de betaalde vakbondscontributie. Voor de sector VO was deze afspraak al gemaakt via de decentrale CAO (CAO-VO). Via een uitvoeringreglement worden de kaders aangegeven waarbinnen de verrekening kan plaatsvinden. Evenals voor de sector VO is voor de sector PO bepaald dat voor de verrekening gebruikt kan worden gemaakt van de Structurele eindejaarsuitkering en/of de eindejaarsuitkering OOP. In bijlage V is het uitvoeringsreglement opgenomen. 9. BAPO-regeling In het kader van de fiscale wijzigingen op grond waarvan seniorenregelingen ingaande 1 januari 2006 als een vut-regeling worden beschouwd tenzij 50% van de voorafgaande arbeidsduur feitelijk wordt gewerkt, wordt de BAPO-regeling, zoals opgenomen in het Rechtspositiebesluit WPO/WEC, aangepast. De aanpassing gaat, evenals de fiscale wijzigingen, in per 1/1/2006. In dat kader is in de artikelen 199 en 200 de voorwaarde opgenomen dat wekelijks (afgezien van perioden van arbeidsongeschiktheid) steeds tenminste 50% van de betrekkingsomvang feitelijk wordt gewerkt, met dien verstande dat bij de toets aan deze voorwaarde op jaarbasis de periode van vakantieverlof buiten beschouwing mag worden gelaten. Hierbij wordt verwezen naar de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001, waarin deze voorwaarde nader wordt uitgewerkt. Dit betekent dat er ingeval Bapo-verlof in combinatie met bijvoorbeeld levensloop en/of spaarverlof steeds tenminste 50% van de betrekkingsomvang feitelijk moet worden gewerkt door de degenen die niet onder het overgangsrecht vallen. Zowel de gewone BAPO-regeling als de flexibele BAPO worden aangepast, omdat op grond van beide regelingen verlof gespaard kan worden. Voor degenen die op 31 december jaar of ouder zijn, blijft de regeling (inclusief de verplichte uittreding), zoals deze luidde op 31 december 2005, als overgangsrecht bestaan met uitzondering van de huidige spilleeftijd. Op basis van het pensioenakkoord inzake vut, prepensioen en levensloop van 5 juli 2005 wordt de spilleeftijd namelijk per 1 januari 2006 verhoogd: de spilleeftijd van 61 jaar met twee maanden en de spilleeftijd van 62 jaar met drie maanden. Voor werknemers die op 31 december 2005 jonger dan 56 jaar zijn geldt de nieuwe, aan het fiscale regime aangepaste regeling. Reeds opgebouwde spaarsaldi zullen zodanig moeten worden opgenomen dat steeds minimaal 50% wordt gewerkt, conform het bepaalde in de Uitvoeringsregeling loonbelasting In verband met de afschaffing van de VUT/FPU vervalt voor nieuwe gevallen de bonus van 170 uur extra verlof bij uittreding op de spilleeftijd. Betrokkenen van 52 jaar of ouder maar op 31 december 2005 nog niet in de leeftijd van 56 jaar, die in verband met gebruikmaking van flexibele BAPO vóór het bereiken van het akkoord over de CAO sector 9 / 10

10 onderwijs (PO en VO) , d.d. 15 november 2005, afspraken met de werkgever hebben gemaakt over de invulling van het verlof (cf. artikel 207 lid 1 en 3 van dit besluit), behouden het recht op verhoging van het verlof met 170 uur bij een normbetrekking bedoeld in artikel 200, 3e lid. Het extra verlof valt eveneens onder het nieuwe fiscale regime zoals bepaald in de Uitvoeringsregeling loonbelasting Omdat in verband met de beëindiging van de FPU-regeling tevens de spilleeftijd FPU vervalt voor betrokkenen die op 31 december 2005 jonger zijn dan 56 jaar, vervalt eveneens artikel 201, tweede lid, waarin was bepaald dat de betrokkene geen bezoldiging kreeg over het boven het reguliere BAPO-verlof uitgaande verlof, als hij niet op de spilleeftijd gebruik maakte van de FPU-regeling. Met de introductie van het versterkt ouderdomspensioen ter vervanging van de FPU-regeling, is de uittredingsleeftijd geflexibiliseerd. Daarmee verdraagt zich niet een regeling waarmee wordt gestimuleerd dat op 61- of 62-jarige leeftijd wordt uitgetreden. 10. Sociale zekerheid In een later stadium zal ik u berichten over de maatregelen die zijn afgesproken op het gebied van de sociale zekerheid. Het gaat hier onder meer om de doorvertaling WIA, wat te doen ingeval een betrokkene voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en wat te doen als er een hogere restcapaciteit wordt vastgesteld na herbeoordeling WAO. Ik verzoek u al het personeel op de hoogte te stellen van de inhoud van deze publicatie. Wilt u de inhoud van het onderhandelaarsakkoord nalezen dan kunt u die terugvinden of de site van OCW: De minister van onderwijs, cultuur en wetenschap, namens deze, mr. J.A.P.Veringa directeur Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid 10 / 10