De gemeentelijke administratieve sancties:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De gemeentelijke administratieve sancties:"

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID De gemeentelijke administratieve sancties: Een lokaal sociaal controle-instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) Van Cauwenberghe Koen Academiejaar Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Pattrick Hebberecht Prof. dr. Marc Cools Prof. dr. Philip Traest

2 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, Van Cauwenberghe Koen geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 15/08/2011 Handtekening: I

3 KERNBEGRIPPEN De gemeentelijke administratieve sancties Overlast Sociaal controlemiddel Stedelijke onderkant van de samenleving Sociale uitsluiting II

4 VOORWOORD Deze Masterproef was nooit tot stand gekomen zonder de invloeden, hulp en steunbetuigingen van een aantal mensen. Om te beginnen wil ik mijn stagebegeleider Joost Bonte van het Straathoekwerk bedanken voor de aanzet tot een nieuw perspectief op de problemen van sociale onderkant van de samenleving. Verder gaat ook veel dank uit aan mijn promotor, Pattrick Hebberecht, voor het leren aannemen van een kritische houding in het bekijken en bestuderen van onze huidige samenleving en het ondersteunen van deze Masterproef. Tenslotte gaat ook veel dank uit naar al mijn vrienden voor hun steunbetuigingen, Sam voor het nalezen en in het bijzonder naar Inge die me met een doordringende blik aan het werk kon zetten, me geholpen heeft bij het nalezen en me als geen ander doorheen deze periode heeft gesteund. Frederic Saeys, jij krijgt van mij een aparte alinea in dit voorwoord omdat ik weet hoeveel deugd dit je zal doen. Bedankt voor een aantal praktische zaken in verband met de gemeentelijke administratieve sancties beschikbaar te maken. III

5 INHOUDSOPGAVE KERNBEGRIPPEN.II VOORWOORD..III INHOUDSOPGAVE..IV INLEIDING..1 DEEL I: De Gemeentelijke Administratieve sancties Wat zijn de gemeentelijke administratieve sancties? De situatie voor de implementatie van de gemeentelijke administratieve sancties De problemen met de strafrechtelijke afhandeling van minder Ernstige criminaliteit De relatie tussen overlast, onveiligheidsgevoelens en criminaliteit De Wet van 13 Mei 1999, een stok achter de deur voor de aanpak van overlast Het invoegen van openbare overlast in de bevoegdheden van de gemeentelijke bestuurlijke politie De administratieve sanctie als wapen in de strijd tegen overlast Nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester De gemeentelijke administratieve sancties een maat voor niets? De wetten van 7 Mei 2004 en 17 Juni De reparatiewet: Terug met de voeten op de grond Nog enkele lacunes De procedure van de administratieve geldboete Wie stelt er de inbreuk vast? Politieambtenaren en hulpagenten Gemeenschapswacht-vaststeller Ambtenaren van een vervoersmaatschappij Bewakingsagenten Wie handelt de vaststelling af? Administratieve inbreuken bij meerderjarigen Gemengde inbreuken bij meerderjarigen Administratieve inbreuken bij minderjarigen Hoe verloopt de sanctieprocedure voor meerderjarigen? Gemengde inbreuken Inbreuken waarop administratieve sancties staan De beroepsprocedure...23 IV

6 2.3.4 De uitvoering van de beslissing Verjaring Hoe verloopt de sanctieprocedure voor minderjarigen? Bemiddeling Een kritische reflectie op de huidige wetgeving...26 DEEL II: De sociale onderkant van de stedelijke samenleving Het proces van sociale uitsluiting De vervaging van de klassengrenzen binnen de samenleving De theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid en het Matheüseffect Op zoek naar een gemeenschappelijke vijand in tijden van onzekerheid De structuren van de samenleving als oorzaak voor maatschappelijke problemen De sociale desorganisatietheorie Straathoekwerk Geschiedenis De doelgroep Methode Besluit De sociale onderkant van de samenleving als zondebok voor maatschappelijke Problemen 43 DEEL III: De gemeentelijke administratieve sancties als lokaal sociaal controle-instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving Het ontstaan van nieuwe vormen van controle in de stedelijke samenleving De verschuiving van criminaliteit en onveiligheid van een maatschappelijk naar een lokaal probleem De gemeentelijke administratieve sancties in werking De implementatie van de Gemeentelijke administratieve sancties in Vlaanderen Welke soorten overlast worden vastgesteld Wie treedt er op als vaststeller van overlast Hoe hoog zijn de boetes? Meer dan cijfers Een bespreking van het onderzoek van Devroe & Posaers Een bespreking van het onderzoek van Groenen & Goethals Een praktijkvoorbeeld: Hangouderen in Bredene Een kijk over het water Een sociaal constructivistische benadering van anti-social behaviour 63 V

7 5.2 Een Britse aanpak van onveiligheidsgevoelens met de Labour-partij als motor van de Anti Social Behaviour Orders Een korte beschrijving van wat de ASBO s zijn en hoe de procedure loopt Besluit...67 Deel IV: Beleidsaanbevelingen voor de aanpak van overlast Onderzoek als basis voor het overlastdebat Streven naar een integraal veiligheidsbeleid Het creëren van overlegstructuren Participatie van minderheidsgroepen in het lokale beleid Werken op buurtniveau...72 Deel V: Algemeen besluit...73 Deel VI: Bibliografie..78 Bijlagen...82 Bijlage 1:Wetgeving..83 Bijlage2:Varia 97 VI

8 INLEIDING De stage die ik liep in de 3e bachelor Criminologische Wetenschappen bij het Straathoekwerk bracht me in contact met de problematiek van sociaal uitgeslotenen. De term sociaal uitgeslotenen werd geleend vanuit de Engelstalige literatuur (social exclusion) en duidt aan hoe een bepaalde groep mensen wordt uitgesloten om ten volle deel te nemen aan het economische, het sociale en het politieke aspect van de samenleving. Hoe dit proces tot stand gekomen is en in stand wordt gehouden interesseert me enorm. Het is vanuit dit opzicht dat de gemeentelijke administratieve sancties mijn aandacht trokken. De opkomst van allerlei nieuwe vormen van controle en regulering einde de jaren 90 was een internationaal fenomeen. De anti-social behaviour orders werden in dezelfde periode gecreëerd als de gemeentelijke administratieve sancties. Dit kon geen toeval zijn. Het probleem dat zich stelt met deze nieuwe vormen van controle is dat ze zich vaak richten op de sociale onderkant van de samenleving. In deze masterproef is het de bedoeling om te onderzoeken op welke manier de gemeentelijke administratieve sancties zich als een sociaal controle-instrument uiten tegenover de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. In deze masterproef wordt vanuit een constructivistisch perspectief gewerkt. Hierbij zijn sociale problemen, problemen die als zodanig geïdentificeerd worden en collectief gedefinieerd zijn. De manier waarop we kijken naar de maatschappij en de problemen erin is altijd value-laden. Dit wil niet zeggen dat we de wereld als een puur subjectief sociaal construct moeten gaan bekijken. Mits een kritische aanpak kunnen objectieve sociale problemen wel nader onderzocht worden. Deze theoretische aanpak wordt contextueel constructivisme genoemd (Jenkins, 1992). Methodologisch is deze meer flexibel. Ze laat toe het nut en analyses van objectieve feiten en statistieken te onderzoeken terwijl er een kritische houding wordt gehouden bij het begrijpen van de betekenis ervan. Er zijn vier vragen waarop een antwoord wordt gezocht in deze masterproef. Wat houden de gemeentelijke administratieve sancties precies in en hoe zijn ze ontstaan? Hoe wordt de sociale onderkant van de stedelijke samenleving gevormd en wat zijn de gevolgen hiervan voor de perceptie van de samenleving op de sociale onderkant van de stedelijke samenleving? Op welke manier zijn gemeentelijke administratieve sancties een lokaal sociaal controle-instrument van de stedelijke samenleving? Op welke manier kan er, in de gedachte van een integraal veiligheidsbeleid, een lokaal integraal beleid gevoerd worden waar de gemeentelijke administratieve sancties hun positie als stok achter de deur kunnen blijven behouden? 1

9 In het eerste deel wordt een breed sociaal-politiek kader meegegeven om het ontstaan van de gemeentelijke administratieve sancties te plaatsen binnen de Belgische samenleving. Verder wordt de evolutie die de wetgeving van 1999 tot 2011 heeft meegemaakt geschetst. Daarna wordt de procedure van de gemeentelijke administratieve sancties beschreven. Ten slotte worden kritieken uit de literatuur, op het ontstaan van de gemeentelijke administratieve sancties en de wetgeving zelf, gebundeld en besproken. In dit eerste deel is het dus de bedoeling een algemeen beeld te schetsen van de gemeentelijke administratieve sancties. Doorheen de andere delen van de masterproef wordt er regelmatig gereflecteerd over bepaalde kritieken of eigenaardigheden die in het eerste deel werden gegeven. In onze samenleving liggen allerlei uitsluitingsprocessen aan de basis van het creëren van een sociale onderkant van de samenleving. In het tweede deel worden deze uitsluitingsprocessen beschreven aan de hand van een brede sociaal-economische en politieke analyse over onze samenleving in de laatmoderniteit. Aan de hand van een aantal theoretische inzichten wordt tenslotte besproken hoe de sociale onderkant als een oorzaak kan worden bekeken van allerlei maatschappelijke problemen en hoe ze als het gevolg ervan kan bekeken worden. In het derde deel worden de gemeentelijke administratieve sancties als sociaal controlemiddel van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving besproken. Het ontstaan van nieuwe vormen van sociale controle en de shift van veiligheid van een nationaal naar een lokaal probleem worden hierin beschreven. Verder wordt het kwantitatief onderzoek van De schepper (2008) besproken en waar mogelijk vergeleken met huidige cijfers van de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten. Naast deze kwantitatieve analyse wordt het belang van kwalitatief onderzoek benadrukt om tot een beter begrijpen te komen van de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties aan de hand van een onderzoek van Devroe & Ponsaers (2005) en van een onderzoek van Groenen en Goethals (2006). Daarna wordt er dieper ingegaan op een praktijkvoorbeeld van de Gemeentelijke administratieve sancties als lokaal sociaal controle instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. In het laatste onderdeel wordt er een blik over het water geworpen naar de Anti-Social Behaviour Orders van het Verenigd Koninkrijk. Het doel is niet om algemene uitspraken te doen over hun systeem voor de aanpak van overlast. De doelstelling is een korte beschrijving te geven van hun systeem voor de aanpak van overlast en een aantal gelijkenissen en verschillen aan te duiden met de gemeentelijke administratieve sancties om zo het internationale karakter van deze vorm van sociale controle meer kracht bij te zetten. Tenslotte is het na het vormen van een aantal kritische noten doorheen de masterproef tijd om een aantal aanbevelingen te maken voor de aanpak van overlast. In het vierde deel wordt beschreven hoe criminologisch onderzoek kan bijdragen aan een integraal veiligheidsbeleid. Het creëren van 2

10 overlegstructuren waarbij er een participatie is van minderheidsgroepen wordt als noodzakelijk bekeken om voor een integraal veiligheidsbeleid te zorgen. De buurt wordt als werkterrein naar voor geschoven en er worden aanbevelingen gemaakt voor mensen uit verschillende sectoren die in aanraking komen met de onderkant van de samenleving. 3

11 DEEL I : De gemeentelijke administratieve sancties In dit eerste deel wordt het ontstaan van de gemeentelijke administratieve sancties beschreven. Verder wordt ook de wetgeving die hiermee gepaard ging meegegeven en kritisch besproken. 1. Wat zijn de gemeentelijke administratieve sancties? 1.1 De situatie voor de implementatie van de gemeentelijke administratieve sancties. Om te beginnen worden de problemen die het Belgische justitieapparaat kende voor de afhandeling van minder ernstige criminaliteit aangehaald. Verder wordt beschreven hoe de relatie werd gelegd tussen overlast, onveiligheidsgevoelens en criminaliteit. Hierbij wordt verklaard hoe veiligheid het centrale thema werd van het politieke discours op het einde van de jaren 90 en hoe deze verandering geleid heeft tot het implementeren van de gemeentelijke administratieve sancties De problemen met de strafrechtelijke afhandeling van minder ernstige criminaliteit Dat het Belgische justitieapparaat de laatste decennia met een aantal problemen kampt is al lang geen publiek geheim meer. De crisissen binnen justitie volgden elkaar in een snel tempo op. De gevangenissen zitten overvol en het afhandelen van dossiers gaat te traag. Lokale besturen van gemeenten en steden werden geconfronteerd met allerlei vormen van minder ernstige criminaliteit. Op grond van artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) hebben de gemeenten en steden de bevoegdheid om gemeentelijke politieverordeningen uit te schrijven. Deze verordeningen hadden als doel de openbare rust en orde te bewaren. Het enige grote probleem met deze politieverordeningen is dat de enige sanctioneringsmogelijkheid, die werd voorzien, politiestraffen zijn. De afhandeling ervan beruste dus op het parket (Verbeek, Van Heddeghem & De Schepper, 2010). Het Belgische justitieapparaat krijgt meer binnen dan dat het kan verwerken. Hierdoor werden lichte criminele feiten die bij het parket toekwamen vaak geseponeerd (Schuermans, 2005). Niet onbelangrijk is dat het bij dit veelvuldig seponeren vaak over een technisch sepot ging (Verbeek, Van Heddeghem & De Schepper, 2010). Als gevolg bleken deze politieverordeningen op basis van artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet niet efficiënt genoeg om deze minder ernstige vormen van criminaliteit aan te pakken. Bepaalde soorten van gedrag werden in de ogen van de burger als straffeloos ervaren. Andere gedragingen die als vervelend werden aangevoeld door de 4

12 burger vormden niet altijd een inbreuk op de bestaande wetgeving waardoor ze gewoonweg niet konden worden bestraft (Schuermans, 2005). Om het gedrag, dat niet zozeer als ernstig crimineel maar veelal als ernstig storend werd ervaren, aan te pakken zou het interessant zijn om dit gedrag niet langer strafrechtelijk af te handelen. Op deze manier kan er bij de parketten ruimte vrijgemaakt worden voor de behandeling van meer ernstigere vormen van criminaliteit (Schuermans, 2005) De relatie tussen overlast, onveiligheidsgevoelens en criminaliteit Onze hedendaagse samenlevingen bevinden zich in wat sociologen de laatmoderniteit noemen. Deze laatmoderniteit wordt gekenmerkt door een complexe economische globalisering en een verandering van een verzorgings- en welvaartstaat naar een privatisering van sociale diensten. Dit proces wordt gestimuleerd door de enorme toename, toegankelijkheid en verspreiding van informatie. De effecten van de economische globalisering op de criminaliteits- en onveiligheidsbeleving werden ook duidelijk. De onzekerheden die deze globalisering met zich meebracht gaven aanleiding tot een stijging van misdrijven tegen goederen en personen en van straatcriminaliteit. Verder werd er een stijging waargenomen in alcohol- en drugsconsumptie, agressiedelicten en racisme (Hebberecht, 2005). In de traditionele klassenmaatschappij was gelijkheid de basis van het discours. Vanaf de jaren 90 en verder in de laatmoderniteit is veiligheid het centraal politieke thema geworden (Demey, 2009; Waiton, 2008). De aandacht van de overheid voor de overlastproblematiek houd niet noodzakelijk verband met een stijging van het overlastfenomeen. Deze hernieuwde interesse in lokale veiligheid van de politici kan ook gezien worden in het kader van het herwinnen aan legitimiteit (Waiton, 2008). De sociale onzekerheid van een laatmoderne samenleving zorgde voor een verhoging van het bewustzijn over risico s en angst van criminaliteit. Dit resulteerde in een verhoging van de punitieve attitude van het publiek in het algemeen en de politici in het bijzonder. De overheid probeert haar slagvaardigheid met betrekking tot de bestrijding van onveiligheid te vergroten door het vormen van netwerken op lokaal niveau. Hiervoor worden partnerships opgericht met de lokale overheden en de private sector (Garland, 2001; Verfaillie, Beyens, Blommaert, Meert & Stuyck, 2007). Dit uitte zich in het verkondigen van punitieve attitudes in het geplande beleid van politici met het oog op stemmenwinst (Garland, 2001; Wacquant, 2004). 5

13 De onveiligheidsgevoelens bij de burger werden als basis gebruikt door de politici voor het uitwerken van hun op veiligheid gerichte beleid (Van Heddeghem, 2006). Het onveiligheidsgevoel werd een belangrijk maatschappelijk probleem. De veiligheidsmonitor toonde aan dat het niet zozeer criminaliteit de oorzaak is van onveiligheidsgevoelens maar allerlei ander storend gedrag zoals hondenpoep, zwerfvuil, kleine vernielingen, geurhinder, wildplassen, enzovoort (Devroe, 2003). Hieruit werd opgemaakt dat de burgers zich niet langer veilig voelden. De burger klaagde over allerlei vormen van overlast. Er was reeds eerder bewijs geleverd dat mensen soms psychologisch meer beïnvloed worden op een negatieve manier door vervelend gedrag en vervuilde omgevingen dan door criminaliteit (Burney, 2005). Doch wordt een eenduidige relatie tussen overlast onveiligheidsgevoelens criminaliteit door meerdere empirische onderzoeken niet ondersteund. Een dergelijk eenduidig verband bestaat niet. Er zijn andere factoren die eveneens een grote rol kunnen spelen in het ontstaan van onveiligheidsgevoelens. Jackson (2004) toonde aan dat er een verband bestaat tussen enerzijds de angst en onveiligheidsgevoelens die voortvloeien uit de perceptie van de omgeving gerelateerde factoren (overlast) en een bredere algemene sociaal-culturele onzekerheid of wantrouwen dat een persoon heeft in de samenleving. Dus respondenten die een meer autoritaire kijk hebben op de handhaving van de openbare orde en een zekere bezorgdheid toonden over de achteruitgang van de samenleving waren ook meer geneigd om te verwachten vormen van overlast of asociaal gedrag waar te nemen in hun eigen buurt. Desondanks worden overlast en de aanpak ervan belangrijk omdat elke vorm van overlast als een aantasting van de leefbaarheid, het ontstaan van onveiligheidsgevoelens en een voorloper van crimineel gedrag kan worden bekeken (Verfaillie, et.al., 2007). De basis van deze associatie tussen overlast of disorder met criminaliteit en veiligheid vond plaats in de jaren 70 toen beleidsmakers en criminologen worstelden met de fear of crime paradox. Men stelde namelijk vast dat bepaalde sociale groepen hun risico op slachtofferschap hoger inschatten dan het risico dat binnen de officiële criminaliteitsstatistieken werd vastgesteld (Van Der Vijver, 2004). Overlast kon als verklarende factor gebruikt worden voor deze discrepantie. Eerder de storende omgevingselementen dan criminaliteit vormden de basis voor onze onveiligheidsgevoelens (Van Den Herrewegen, 2008). Het werd duidelijk dat de laatste jaren moraliteit een steeds kleinere rol kreeg toebedeeld binnen de samenleving en dat in plaats hiervan allerlei maatschappelijke problemen binnen een kader van risicobeheersing en slachtofferschap werden behandeld (Garland, 6

14 2001; Waiton, 2008). Nu het onveiligheidsgevoel einde de jaren 90 als een belangrijk maatschappelijk probleem werd beschouwd zocht de overheid naar een beleidsmatig antwoord om tegemoet te komen aan de noden van de burgers. De wetgever werd hierbij geconfronteerd met een enge interpretatie van de Raad van State inzake de term openbare orde. Aangezien ze wenste de handhavingsbevoegdheid van de lokale gemeenten en steden te verruimen werd het begrip openbare overlast ingevoerd. Hieronder vallen licht criminele feiten die subjectief als storend ervaren kunnen worden door de burger (Veny & De Vos, 2005). De overlastproblemen worden omschreven als lokale problemen die een lokaal antwoord vragen in het kader van een geïntegreerd veiligheidsbeleid. Dit alles leidde tot de creatie van de Wet van 13 Mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties. 1.2 De Wet van 13 Mei 1999, een stok achter de deur voor de aanpak van overlast? Met de Wet van 13 Mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 10 juni 1999) trachtte de wetgever dus een oplossing te bieden voor de overlastproblemen van de gemeenten en steden. Er werd bewust gekozen door de wetgever om de lokale autoriteiten de vrijheid te geven om specifiek lokale problemen te kunnen aanpakken (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). In principe werd er aan de gemeenteraad de keuze gelaten tussen twee manieren van handhaving van hun politiereglement. Ten eerste is het mogelijk om het politiereglement te handhaven via een strafrechtelijke sanctie. De handhaving van de inbreuken op haar reglement zijn dan toevertrouwd aan het parket en de politierechtbank. Dit was de eigenlijke situatie voor de implementatie van de gemeentelijke administratieve sancties. Vervolgens werd het mogelijk zelf de overtredingen op hun politiereglement bestuurlijk af te handelen aan de hand van administratieve sancties. Zo kon overlast aangepakt worden zonder dat parket of gerecht nog dienden tussen te komen. Deze wet bracht dus een aantal fundamentele vernieuwingen met zich mee op het vlak van publieke rechtshandhaving (Veny & De Vos, 2005) Het invoegen van openbare overlast in de bevoegdheden van de gemeentelijke bestuurlijke politie. Vroeger, voor de Wet van 13 Mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, was het bijvoorbeeld niet mogelijk om een dancing te sluiten enkel op basis van de overlast die deze op de gemeente zou uitoefenen. De Raad van State oordeelde dat de 7

15 burgemeesters slechts bevoegd waren voor zaken die een verstoring of vrijwaring van de materiële orde uitmaakten of wanneer de verstoring van de morele orde zich zo veruitwendigde dat deze invloed had op de materiële orde (Schuermans, 2005). Met het invoegen van het begrip openbare overlast in de Nieuwe Gemeentewet heeft de wetgever de bevoegdheid van de gemeenten en steden op het gebied van bestuurlijke politie uitgebreid. Om te beginnen werd aan artikel 135, 2, van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008), het artikel 7 toegevoegd. Hierin wordt er aan de gemeenten en steden de bevoegdheid toegekend om de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, te nemen voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast. Het grote voordeel voor de gemeenten en steden is dat, dankzij het invoeren van het begrip openbare overlast, de gemeente of stad kan optreden bij een inbreuk op de morele orde, zonder dat ze een grondige verstoring van de openbare (materiële) orde moet bewijzen zoals voordien. Helaas heeft de wetgever het nagelaten om het begrip openbare overlast te definiëren of af te bakenen van het begrip openbare orde (Veny & De Vos, 2005). De Omzendbrief OOP 30bis (3 januari, 2005, B.S. 20 januari, 2005) tracht het begrip nader toe te lichten. Openbare overlast heeft betrekking op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt. Men kan de openbare overlast beschouwen als lichte vormen van verstoringen van de openbare rust, veiligheid, gezondheid en zindelijkheid. (OOP 30bis, I.2. nr. 6) Een recentere definitie vinden we in het Nationaal Veiligheidsplan van Overlast betekent de schade en het ongemak die mensen ervaren als een gevolg van bepaalde gedragingen. Dit houdt in dat er een duidelijk causaal verband is tussen de handelingen van één of meer individuen en de schade en het ongemak opgelopen door één of meer andere individuen. Overlast verschijnt in de meest diverse vormen en in de meest diverse situaties en beïnvloedt sterk het onveiligheidsgevoel van de burger. Het is een probleem dat een gepaste prioritaire aanpak vraagt op maat van de lokale situatie. De kans dat mensen er slachtoffer van worden of mee geconfronteerd worden moet sterk 8

16 verminderen. Hierdoor zal ook het onveiligheidsgevoel dalen. (Nationaal Veiligheidsplan , p. 26) Allerlei soorten overlast komen hierbij aan bod (bedelen, rondhangen op straat, hond niet aan de leiband, voetpad sneeuwvrij maken, ). Overlast is in België dus een term die breed te interpreteren is en niet gelimiteerd werd door de wetgever. Het gaat over gedrag van zowel jongeren als ouderen, over criminaliteit en over een gebrek aan burgerzin. De definities die worden gegeven aan overlast door de wetgever wijzen er op dat samenlevingsproblemen en dus overlast te herleiden zijn tot individuele problemen. De remedie is dan ook het aanpakken van de individuen door hun te wijzen op hun verantwoordelijkheid (Verfaillie, 2008). Deze gedachte wordt door beide zijden van het politieke spectrum omarmd (Wacquant, 2004; Hebberecht, 2005) De administratieve sanctie als wapen in de strijd tegen overlast Het nieuwe artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) bevat de grootste innovatie. Het bepaalt dat de gemeenteraad, naast de bestaande mogelijkheid om overtredingen van politiereglementen strafrechtelijk te laten afhandelen met een politiestraf, er voortaan ook kan gekozen worden om deze inbreuken te bestuurlijk te laten afhandelen met een administratieve straf. De gemeente kan dus zelf kiezen tussen een strafrechtelijke of bestuurlijke sanctie. Artikel 119bis, 3, van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) legt een expliciet verbod op om voor één dezelfde overtreding tegelijkertijd zowel een administratieve als een strafrechtelijke sanctie in te voeren. Dit is het verbod op samenloop. Wanneer een wet, decreet of ordonnantie reeds een strafsanctie of een bestuurlijke sanctie heeft vooropgesteld voor de gedraging kan de gemeente hierop geen administratieve sanctie meer zetten. De gemeenten kunnen er wel voor kiezen om een deel administratief en een deel strafrechtelijk af te handelen (Veny & De Vos, 2005). In Nederland wordt er gewerkt met een vaste lijst van overlastvormen waarbij de gemeenten en steden kunnen kiezen of ze deze hele lijst invoeren of niet (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). De gemeenteraad kan 4 types administratieve sancties bepalen (artikel 119bis, 2, Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008). Deze opsomming is limitatief. De gemeenten mogen dus geen nieuwe maatregelen verzinnen of het bepaalde arsenaal aanpassen. De gemeenten moeten kiezen voor de sanctie die het best overeenkomt met een bepaald gedrag of verzuim. Ten eerste is er de administratieve geldboete met een maximum van 250. In tegenstelling tot de strafrechtelijke boete wordt deze boete niet vermenigvuldigd met wettelijke opdeciemen. In de strafwet zijn er drie soorten straffen: 9

17 criminele straffen, correctionele straffen en politiestraffen. De overtredingen worden bestraft met een politiestraf. Deze kan van 1 tot 7 dagen gevangenisstraf en/of een boete van 1-25 maal opdeciemen (5,5) gaan. Het werkelijke bedrag van de boete ligt dus tussen de 5,5 en 137,5. Volgens de Nieuwe Gemeentewet mag de administratieve boete niet hoger zijn dan de politiestraf en dus niet hoger dan 137,5. De redenering van de wetgever luidt echter als volgt: Een administratieve sanctie is niet te combineren met een gevangenisstraf terwijl een politiestraf dat wel is, daarbovenop weegt een vrijheidsberovende straf zwaarder dan een vermogensstraf (Verbeek, et al., 2010). Het opleggen van deze sanctie valt onder de bevoegdheid van een aangeduide ambtenaar. De volgende 3 administratieve sancties kunnen enkel worden opgelegd door het College van Burgemeester en Schepenen. De administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; De administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; De tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting Nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester Het artikel 134ter van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) geeft de burgemeester van een gemeente of stad meer armkracht voor het aanpakken van openbare overlast. De Burgemeester krijgt het recht om, in geval van hoogdringendheid en wanneer een uitbater de uitbatingsvoorwaarden niet naleeft, de voorlopige sluiting van een instelling of de schorsing van een vergunning uit te spreken. Doch blijft dit steeds slechts mogelijk wanneer geen andere (bestuurlijke of gerechtelijke) overheid door een bijzondere regelgeving bevoegd is voor de zaak. De burgemeester moet ook steeds kunnen motiveren waarin het ernstige nadeel en de hoogdringendheid gelegen is (Schuermans, 2005). In het artikel 134quater werd nog een verregaande bevoegdheid inzake openbare ordehandhaving aan de burgemeester verleend. Indien de openbare orde rond een voor het publiek toegankelijke inrichting wordt verstoord door gedragingen, zowel legale als illegale, in die inrichting, kan de burgemeester besluiten deze inrichting te sluiten voor een duur die hij/zij bepaalt. Deze politiemaatregel die de burgemeester kan nemen heeft eigenlijk niets te maken met de gemeentelijke administratieve sancties. Het is een maatregel in het kader van bestuurlijke politie die de burgemeester kan nemen volgens 10

18 artikel 3 van de Wet op het politieambt (5 augustus 1992, B.S. 22 december 1992). Ze werden wel mee opgenomen in de Nieuwe Gemeentewet. De uitvoeringsbesluiten zijn dus niet onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de administratieve sancties (Verbeek et al, 2010). Zowel voor het artikel 134ter als het artikel 134quater van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) moeten deze maatregelen, die een termijn van 3 maanden niet mogen overschrijden, worden bekrachtigd op de eerstvolgende vergadering van het college van schepenen en gemeenten. 1.3 De gemeentelijke administratieve sancties een maat voor niets? De gemeenten waren niet verplicht om dit nieuwe instrument ook toe te passen. Het waren vooral grotere steden en gemeenten die te kampen hadden met overlast. De behoefte en de mogelijkheden met betrekking tot de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, waren voor hun dus groter. Ook de mogelijkheid om extra personeel en financiële middelen te voorzien is bij de steden groter dan bij de gemeenten (Van Heddegem, 2006). Als we een kijkje nemen in het toepassingsgebied dat deze nieuwe wetgeving met zich meebracht blijken er zich al snel een aantal problemen te stellen. Ten eerste voerde artikel 119bis, 1 van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) een belangrijke beperking in: De gemeenteraad kan slechts een bestuurlijke sanctie van zijn reglementen en verordeningen stellen, voor zover een wet, decreet of ordonnantie niet reeds een straf of bestuurlijke sanctie had vooropgesteld. De meeste vormen van overlast werden reeds bepaald door een andere wet of decreet (Verbeek, et.al., 2010). Deze regel hield dus in de praktijk voor de steden en gemeenten een serieuze beperking in omdat zij niet alleen nieuwe gedragingen van overlast die zich stelden maar ook oude handelingen van overlast, die geen gevolg kregen door parket en gerecht, wouden handhaven (Ponsaers & Vander Beken, 2008). Zo werd het bijvoorbeeld onmogelijk om iemand die blikjes of andere verpakkingen op straat achterlaat met een administratieve sanctie te bestraffen. Het Vlaamse decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van sluikstorten (B.S. 25 juli 1981) voorzag al in sancties voor deze materie. Er is dus een bestaand decreet die een administratieve sanctie onmogelijk maakt. Voor nachtlawaai was het bijvoorbeeld ook twijfelachtig of de gemeentelijke administratieve sancties een rol zouden kunnen spelen. Verschillende wetten bepaalden al welke strafrechtelijke sancties er bij verscheidene soorten geluidsoverlast hoorden. Ook 11

19 dit was één van de punten die de initiatiefnemers van de gemeentelijke administratieve sancties voorop hadden gesteld bij het ontwerp van de wet in In de realiteit bleek dus dat het aanpakken van de overlast door de initiatiefnemers onbewust niet toegestaan werd (Schuermans, 2005). Ten tweede blokkeerde de hele regeling inzake samenloop het hele handhavingssysteem. Indien dezelfde feiten zowel een strafrechtelijk als een bestuursrechtelijk misdrijf vormden, moest telkens volgens het toenmalige artikel 119bis, 8 de procureur des konings verwittigd worden. Deze had dan een maand de tijd om te beslissen of een strafrechtelijke of bestuursrechtelijke afhandeling voor handen was. Strafrechtelijke handhaving kreeg hierbij steeds de voorkeur. De doelstelling om de parketten te ontlasten werd dus tenietgedaan (Veny & De Vos, 2005). 1.4 De wetten van 7 Mei 2004 en 17 Juni 2004 Het gevolg met de problemen omtrent de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties heeft de wetgever in 2004 beslist om aan de basiswet van 1999 te sleutelen waardoor het toepassingsgebied enigszins vergroot wordt maar jammer genoeg aan een aantal van de hierboven vermelde problemen niet tegemoet komt. De wet van 17 Juni 2004 (B.S. 23 juni 2004) wijzigt de 1,2,4,6,7,8 van artikel 119bis de Nieuwe Gemeentewet en voegt er artikel 119ter aan toe. De wet van 7 Mei 2004 wijzigt de wet van 8 april betreffende de jeugdbescherming en wijzigt 12 van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet (Verbeek, et al., 2010). Er werden vier verregaande aanpassingen aan de Nieuwe Gemeentewet gemaakt. Ten eerste werd met de wet tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet van 17 Juni 2004 (B.S. 23 juni 2004) een depenalisering van een aantal strafrechtelijke overtredingen doorgevoerd. Concreet werd de hele titel X van boek II (art ) uit het strafwetboek gehaald en de besluitwet van 1945 inzake het verbod op het aanbrengen van opschriften, affiches, beeld- en fotografische voorstellingen, enz gedecriminaliseerd. Nachtlawaai en bepaalde gedragingen van vandalisme waren nu niet langer strafbaar. De gemeenten konden zelf kiezen om de artikelen van de afgeschafte titel X van het strafwetboek in hun politiereglementen administratief te gaan handhaven. De gemeenteraad kon ook opteren voor een status quo. Ze kunnen de gedepenaliseerde artikelen terug opnemen in hun politiereglement en bij inbreuk een politiestraf kiezen en dus strafrechtelijk blijven handhaven. Het gevolg hiervan was dat de artikelen, die de gemeenteraad niet langer bestuurlijk of strafrechtelijk wou hand te haven, sinds 1 April 2005 (De wet van 17 juni 12

20 2004 is in werking getreden op 1 april 2005) op het grondgebied van die gemeente niet langer als strafbare feiten in aanmerking kwamen (Veny & De Vos, 2005). Zo was bijvoorbeeld het afschieten van vuurwerk, dat verboden werd door artikel van het strafwetboek niet langer strafbaar. Concreet kon dit in een gemeente tot drie resultaten leiden. Ten eerste kon de gemeenteraad een administratieve sanctie voorzien in het politiereglement. Ten tweede kon ze opteren om een strafrechtelijke sanctie te voorzien in haar politiereglement. De vervolging en de bestraffing bleef hierbij in handen van het parket en de politierechtbank. Ten slotte kon de gemeente ook niets doen waardoor het afschieten van vuurwerk niet langer bestraft kon worden binnen de grenzen van de gemeente. Ten tweede werd een co-existentie van straf- en bestuurlijke sancties mogelijk. Voor een aantal opgesomde misdrijven uit het strafwetboek werd er een uitzondering gemaakt op het cumulverbod. De zogenaamde gemengde inbreuken schiepen de mogelijkheid voor de gemeenten om administratieve sancties op te leggen indien het parket het aangewezen vond administratief te sanctioneren en de zaak seponeerde. Dit gold voor de zwaardere misdrijven uit artikelen , 398, 448, 461 en 463 van het strafwetboek. Indien het parket niet reageerde en besliste niet te vervolgen kon de gemeente voor de lichtere misdrijven uit de artikelen 526, 537 en 547 van het strafwetboek dit zelf doen. Om een totale willekeur te voorkomen en het werk van vaststellingsambtenaren en parketten te vergemakkelijken werd er wel naar gestreefd om de politiereglementen van de gemeenten zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen zonder daarbij de gemeentelijke autonomie uit het oog te verliezen (Veny & De Vos, 2005). Deze wijziging had een aantal verregaande gevolgen. De hierboven vernoemde artikelen bevatten handelingen zoals opzettelijke slagen en verwondingen, diefstal, bedreiging en vernieling en beschadiging van grafstenen, monumenten, standbeelden en kunstvoorwerpen. Hierbij kan men zich de vraag stellen of het wel wenselijk is dat gemeenten deze zaken administratief gaan afhandelen. Bovendien is niet elke gemeente of stad voldoende uitgerust om dergelijke feiten af te handelen. Vooral kleinere gemeenten zouden hierdoor met problemen geconfronteerd worden (Verbeek et al, 2010). Op 4 Maart 2005 besliste De Raad van Procureurs des Konings om de zwaardere misdrijven zoals hierboven omschreven niet langer in aanmerking te laten komen voor gemeentelijke administratieve sancties. De parketten kregen dus de opdracht van De Raad om deze artikelen niet administratief te laten afhandelen waardoor het voor de gemeenten ook overbodig werd om deze artikelen op te nemen in hun politiereglement (Verbeek, et.al., 2010). 13

21 Een andere wijziging houdt verband met de strafbaarheid van minderjarigen in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties. Jongeren die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het moment van het plegen van overlast kunnen worden gesanctioneerd met een boete van maximum 125. Indien de persoon jonger is dan 16, is nu volgens artikel 119bis, 2, zevende lid van de Nieuwe Gemeente Wet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) een administratieve sanctie uitgesloten. Tenslotte Voerde de wet van 17 Juni 2004 (B.S. 23 juni 2004) ook een procedure van bemiddeling in. Voor minderjarigen die 16 jaar zijn is de bemiddelingsprocedure verplicht en wordt ze dus steeds doorlopen. Het enige doel van de bemiddelingsprocedure, volgens de wet, is de dader de mogelijkheid te bieden de schade te herstellen of te vergoeden. Het meegegeven kader voor de bemiddeling bleef beperkt en de gemeenten kregen dus veel vrijheid over de invulling van de bemiddeling (Ponsaers & Vander Beken, 2008). 1.5 De reparatiewet: Terug met de voeten op de grond Na een aantal maanden bleek dat de wijzigingen gemaakt in 2004 een aantal praktische en procedurele problemen met zich meebrachten. De reparatiewet in 2005 (Wet houdende diverse bepalingen, 20 juli 2005, B.S. 29 Juli 2005) trachtte een aantal lacunes in de Nieuwe Gemeentewet weg te werken. Het grootste probleem stelde zich zoals reeds vermeld bij de depenalisering van Titel X van boek II van de Strafwet. Hierdoor konden zaken zoals vandalisme en nachtlawaai, indien deze niet werden opgenomen in het politiereglement door de gemeenten zelf, niet worden gesanctioneerd. Door het depenaliseren van deze artikelen en in samenhang met de regelgeving over het bestuurlijk sanctioneren van minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar bereikt hebben, kwamen minderjarigen beneden de 16 jaar volledig buiten schot (Ponsaers & Vander Beken, 2008). Aangezien de feiten horende onder Titel X onttrokken werden aan het strafrecht, kwamen zij evenmin in aanmerking voor beschermingsmaatregelen. Deze als misdaad omschreven feiten waarmee de Jeugdbeschermingswet en dus de jeugdrechtbanken werkten werden dus een dode letter. De regelgeving met betrekking tot het bestuurlijk sanctioneren van minderjarigen legde de grens voor het mogen geven van administratieve sancties immers op 16 jaar. In praktijk werden deze vormen van gedrag juist het meest gepleegd door deze jongeren (Veny & De Vos, 2005). 14

22 Toen de wetgever op de hoogte werd gebracht van deze lacune stelde hij dat het noodzakelijk was de gedepenaliseerde titel X, van boek II van de strafwet opnieuw strafbaar te stellen. Er werd hierbij gekozen dit niet alleen ten aanzien van jongeren te doen maar ten aanzien van alle leeftijden (Veny & De Vos, 2005). De wetgever opteerde ervoor deze inbreuken onder de gemengde inbreuken te brengen. Op deze manier werden het opnieuw misdrijven die ook met een administratieve sanctie zouden kunnen worden afgehandeld indien het parket niet reageert of er uitdrukkelijk de toestemming voor geeft (Ponsaers & Vander Beken, 2008). Verder bleken sommige termijnen te kort om goed werkbaar te zijn. Hiervoor werden een aantal procedureregels gewijzigd. Het parket kreeg twee maanden de tijd om te reageren in plaats van een maand. De termijn om het proces verbaal over te maken aan het parket werd verlengd van 15 dagen naar een maand. Verder werd ook de termijn waarbinnen de administratieve sanctie moet worden opgelegd verlengd door de zes maanden pas te beginnen tellen vanop het moment dat de bevoegde ambtenaar het proces verbaal in ontvangst neemt in plaats van het moment van het plegen van de feiten (Verbeek, et al., 2010; Van Heddegem, 2006). Dit wil zeggen dat, als de verbalisant een maand de tijd neemt om het proces verbaal op te stellen en te overhandigen aan het parket, en het parket op zijn beurt twee maanden wacht en beslist niet te reageren en de bevoegde ambtenaar zes maanden de tijd heeft om bestuurlijk te sanctioneren, er tussen het tijdstipt van de gepleegde feiten en de uiteindelijke sanctie een periode van negen maanden kan zitten. Ten slotte werd er besloten om de besluitwet van 29 december 1945 niet opnieuw in de strafwet op te nemen. Het aanbrengen van graffiti kan dus enkel bestuurlijk worden gesanctioneerd indien het gedrag door de gemeente wordt opgenomen in hun politiereglement. Voor minderjarigen beneden de 16 jaar kunnen andere bepalingen van het strafwetboek gebruikt worden zoals bijvoorbeeld artikel 545 van het strafwetboek over de opzettelijke beschadiging en beschadiging van stedelijke en landelijke afsluitingen (Veny & De Vos, 2005). 1.6 Nog enkele lacunes Omdat bepaalde vormen van graffiti toch nog niet helemaal strafbaar bleken te zijn en er zich toch nog enkele lacunes bij de handhaving van de minderjarigen onder de 16 voordeden, werden er in 2007 een aantal nieuwe strafbaarstellingen ingevoerd. De Wet tot bestraffing van graffiti en van beschadiging van onroerende eigendommen en tot wijziging van de nieuwe gemeentewet (25 januari 2007, B.S. 20 februari 2007) zorgde ervoor dat artikel 534bis en artikel 534ter van het Strafwetboek aan de lichte gemengde 15

23 inbreuken werd toegevoegd. Graffiti kon dus terug zowel strafrechtelijk als administratief bestraft worden. In 2008 werd er in beroep gegaan tegen een administratieve sanctie van de stad Antwerpen met betrekking het opzettelijk achterlaten van afvalstoffen (Bijlage 2). In deze zaak werd geoordeeld door de rechtbank dat het achterlaten van afvalstoffen reeds sinds de publicatie van het Vlaamse Afvalstoffendecreet van 2 Juli 1981 geen bevoegdheid meer uitmaakt van de politiereglementen maar werd geregeld bij vorm van een decreet. In de Nieuwe Gemeentewet art 119bis, 1 en 3 (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) wordt er gesteld dat er een verbod op dubbele incriminatie geldt. Er werd geen uitzondering voorzien voor het achterlaten van afval in de vorm van gemengde inbreuken. Als gevolg hiervan werd het toepassen van een bestuurlijke sanctie als onwettig verklaard. Tenslotte laat het huidige milieuhandhavingsdecreet nu de ruimte om het achterlaten van afvalstoffen met een gemeentelijke administratieve sanctie te bestraffen. 2. De procedure van de administratieve geldboete De procedure van de administratieve geldboete wordt in het licht van deze masterproef (de sociale onderkant van de stedelijke samenleving) besproken. De procedures met betrekking tot de andere administratieve sancties zullen niet besproken worden. Ten eerste komt in dit hoofdstuk aan bod wie de inbreuken op de gemeentelijke administratieve sancties vaststelt. Verder wordt er besproken wie de administratieve sancties na de vaststelling afhandelt. Dan wordt beschreven hoe een sanctieprocedure verloopt bij meerderjarigen en minderjarigen. Tenslotte wordt er even stil gestaan bij de mogelijkheid tot bemiddeling. 2.1 Wie stelt er de inbreuk vast? Aangezien de administratieve sancties bestuurlijke sancties zijn ligt de vaststellingsbevoegdheid enigszins anders bij de strafrechtelijke overtredingen. In de Nieuwe Gemeentewet artikel 119bis 6 (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) werd de vaststellingsbevoegdheid voor gemeentelijke administratieve sancties uitgebreid, door de wetswijziging van 17 juni 2004, van politieambtenaren en hulpagenten van politie met gemeentelijke ambtenaren, ambtenaren van openbaarvervoersmaatschappijen en agenten van bewakingsfirma s. De mate waarin ze inbreuken kunnen vaststellen verschilt naargelang de categorie waartoe ze behoren. Verder hangt de bevoegdheid om 16

24 administratief te sanctioneren af van hoe de inbreuken op het politiereglement bestraft kunnen worden Politieambtenaren en hulpagenten Artikel 119bis 6, eerste lid en tweede lid (Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) vertelt ons dat de politieambtenaren en hulpagenten de inbreuken op de gemeentelijke administratieve sancties vaststellen aan de hand van het opstellen van een proces-verbaal. Zij zijn tevens de enigen die gemengde inbreuken, inbreuken die zowel sanctioneerbaar zijn met een penale als met een bestuurlijke sanctie, mogen vaststellen Gemeenschapswacht-vaststeller De wetswijziging van 17 Juni 2004 maakte het mogelijk dat ook gemeentelijke ambtenaren en ambtenaren van openbare vervoersmaatschappijen vaststellingen konden doen aan de hand van een bestuurlijk verslag (Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008). In het kader hiervan werd op 9 Juli 2007 de nieuwe wet op gemeenschapswachten (Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, 15 mei 2007, B.S. 29 Juni 2007) van kracht. Op deze manier werd een kader gecreëerd voor iedereen in de gemeente of stad die een niet-politionele veiligheids- en preventiefunctie uitoefent (Verbeek, et al., 2010). De gemeenschapswachten werden wel gelimiteerd in hun bevoegdheden als vaststeller. In artikel 3 staat dat enkel overtredingen op het politiereglement waarop een bestuurlijke sanctie staat en inbreuken op gemeentelijke retributiereglementen door hun kunnen worden vastgesteld. Kortom, zij mogen geen gemengde inbreuken vaststellen. Zo zal voor de vaststelling van bijvoorbeeld nachtlawaai nog steeds een politieambtenaar of een hulpagent van politie de vaststelling moeten maken. Verder wordt nu in artikel 119bis, 6, tweede lid, 1 van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) bepaald aan welke minimumvoorwaarden de gemeenteambtenaren moeten voldoen om vaststellingen te mogen doen. Deze voorwaarden hebben te maken met zaken zoals de selectie, de rekrutering, de opleiding en de bevoegdheden van de gemeenteambtenaren. Verder bepaalt het artikel 5 van de wet tot instelling (15 mei 2007, B.S. 29 Juni 2007) dat de gemeenteambtenaren ook op grondgebied van andere gemeenten binnen dezelfde 17

25 politiezone vaststellingen kunnen doen. In artikel 7 van deze wet wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeenschapswachten en gemeenschapswachtenvaststellers. Deze laatste kunnen in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties functioneren als vaststeller. Hierbij hebben ze de bevoegdheid om de identiteitskaart van een overtreder, van een overtreding waarop een administratieve sanctie staat, op te vragen Ambtenaren van een vervoersmaatschappij De ambtenaren van vervoersmaatschappijen zoals de lijn of NMBS kunnen ook vaststellingen doen indien ze behoren tot een categorie bepaald bij Koninklijk Besluit. Het K.B. dat deze categorieën vastlegt is echter nog steeds niet goedgekeurd waardoor er in de praktijk nog geen toepassing is van deze soort vaststellingen (Verbeek, et al., 2010) Bewakingsagenten Voor de bewakingsagenten werd een speciaal regime ontwikkeld. Zij kunnen geen vaststellingen doen maar wel aangifte van feiten, waarop enkel een administratieve sanctie staat, bij een politieambtenaar of hulpagent van politie. Hier zijn echter nog een aantal voorwaarden aan verbonden volgens artikel 119bis, 6, vijfde lid (Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008). Ten eerste moet de bewakingsagent aangesteld zijn door de gemeenteraad. Ten tweede kan de aangifte enkel in het kader van bepaalde activiteiten van de bewakingswet. Ten derde is deze beperkt tot roerende goederen. De wetgever beoogt hier feiten zoals het vroegtijdig buitenzetten van vuilniszakken, loslopende honden, bedekte straatnamen of borden, schade aan planten of parken, sluikstorten, Het komt er uiteindelijk op neer dat ze niet meer kunnen doen dan een oplettende burger. Hun aangifte heeft dus geen bijzondere bewijskracht (Schuermans, 2005). 2.2 Wie handelt de vaststelling af? Vooreerst dient vermeld te worden dat er een verschil wordt gemaakt tussen een procesverbaal en een bestuurlijk verslag. Het proces verbaal wordt opgemaakt, enkel door politieambtenaren of hulpagenten van de politie, indien het gaat over gemengde inbreuken. Bij de overtredingen waar louter administratieve sancties op staan wordt er een 18

26 bestuurlijk verslag opgemaakt. Gemeenteambtenaren en ambtenaren van openbare vervoersmaatschappijen stellen de inbreuken dus ook vast aan de hand van een bestuurlijk verslag (Veny & De Vos, 2005). Wie de bestemmeling van de vaststelling is hangt af van de soort inbreuk die er is vastgesteld. Afhankelijk van de soort inbreuk en de leeftijd van de overtreder zijn er eigenlijk 3 mogelijkheden (een administratieve inbreuk bij meerderjarigen en minderjarigen en een gemengde inbreuk bij meerderjarigen). De vierde mogelijkheid, een gemengde inbreuk bij minderjarigen is automatisch een als misdaad omschreven feit en komt niet in aanmerking voor administratieve afhandeling maar wordt behandeld door de jeugdrechtbank (Verbeek, et al., 2010). De eerste drie mogelijkheden worden nader toegelicht in artikel 119bis, 7 van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) Administratieve inbreuken bij meerderjarigen Bij de feiten die enkel strafbaar zijn met een administratieve sanctie moet de vaststeller binnen de maand na de vaststelling het origineel bestuurlijk verslag naar de sanctionerende ambtenaar doorsturen. Bij de overschrijding van de termijn, zal de sanctionerende ambtenaar geen administratieve sanctie meer kunnen opleggen Gemengde inbreuken bij meerderjarigen Bij de feiten, die zowel met een strafrechtelijke sanctie als een administratiefrechtelijke sanctie aangepakt kunnen worden, stuurt de politieambtenaar of hulpagent van politie het originele proces-verbaal door naar de Procureur des Konings bij het Openbare Ministerie. Tegelijkertijd stuurt de ambtenaar ook een afschrift door naar de sanctionerende ambtenaar. Aangezien het college van procureurs des konings beslist had om de zwaardere gemengde inbreuken niet te laten afhandelen door administratieve sancties blijft het aantal afschriften beperkt. De procureur moet het proces verbaal ontvangen binnen 1 maand na dat de feiten zijn vastgesteld. De strafrechtelijke procedure krijgt steeds voorrang op de administratieve procedure omdat niemand twee sancties voor dezelfde overtreding kan krijgen. 19

27 2.2.3 Administratieve inbreuken bij minderjarigen De vaststeller van een inbreuk, waarop louter een administratieve sanctie staat, door een minderjarige (die de volle leeftijd van 16 jaar bereikt heeft) stuurt een bestuurlijk verslag door naar de sanctionerende ambtenaar. Hierbij stuurt hij ook steeds een kopie van het bestuurlijk verslag naar de Procureur des Konings. Hoewel de minderjarige geen misdrijf heeft gepleegd is het van belang dat deze kopieën worden doorgestuurd. Wanneer blijkt dat er meerdere administratieve inbreuken worden gepleegd, dan kan dit wijzen dat er sprake is van een problematische opvoedingssituatie. Het jeugdparket kan dan op gepaste tijde en wijze ingrijpen (Verbeek, et al., 2010). 2.3 Hoe verloopt de sanctieprocedure voor meerderjarigen? Bij de sanctieprocedure voor meerderjarigen wordt er eerst dieper ingegaan op de sanctieprocedure van de gemengde inbreuken. Daarna wordt de procedure besproken vanaf het moment dat de sanctionerende ambtenaar het proces verbaal of het bestuurlijk verslag ontvangen heeft. Tenslotte wordt de beroepsprocedure, de uitvoering van de beslissing en de verjaring besproken Gemengde inbreuken Artikel 119bis, 7, 1 e lid van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) voorziet dat wanneer er bij een inbreuk een samenloop is van zowel een administratieve als een strafrechtelijke sanctie, de strafrechtelijke procedure voorrang krijgt op de administratieve. Hierbij werd dus door de wetgever een uitzondering gemaakt op het principiële verbod van samenloop. De wetten van 7 Mei en 17 juni van 2004 hebben ervoor gezorgd dat deze procedure opgedeeld werd in drie soorten. In elk van de drie onderverdelingen is de procedure tot afhandeling licht verschillend (Schuermans, 2005). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de zware gemengde inbreuken en de lichte gemengde inbreuken. A. Een inbreuk op de gemeentelijke politieverordening en op de artikelen , 398, 448, 461 en 463 van het strafwetboek (zware gemengde inbreuken) 20

28 Met betrekking tot de hierboven genoemde artikelen van het strafwetboek bepaald artikel 119bis, 8 (Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) dat de sanctionerende ambtenaar slechts een administratieve geldboete kan opleggen indien de Procureur des Konings laat weten dat er geen gevolg aan de inbreuk zal gegeven worden en dat de werkelijkheid van de inbreuk niet betwist zal worden. Verder dient de Procureur des Konings te vermelden dat het aangewezen is een administratieve sanctie op te leggen. Deze mededeling moet binnen de twee maanden op initiatief van de Procureur des Konings genomen worden. Het betreft hier dus een actieve handeling van doorverwijzing wat wil zeggen dat er bij een passieve houding na 2 maanden automatisch ook een standpunt wordt ingenomen, namelijk dat er geen administratieve sanctie mag worden gegeven (Verbeek, et al., 2010). B. Een inbreuk op de gemeentelijke politieverordening en op de artikelen [534bis, 534ter,] 537, 545, 559, 1, 561, 1 en 563, 2 en 3 van het strafwetboek (lichte gemengde inbreuken) Met betrekking tot de hierboven vernoemde artikelen is de procedure net iets anders. Hier kan de administratieve afhandeling beginnen wanneer de Procureur des Konings, binnen de twee maand na ontvangst te hebben genomen van het proces verbaal, aan de ambtenaar zijn standpunt niet heeft laten kennen of beslist niet te vervolgen. Indien de procureur de termijn dus laat passeren kan er enkel nog een administratieve en geen strafrechtelijke afhandeling van de feiten plaatsvinden. Indien daarentegen wel wordt beslist te seponeren of te vervolgen vervalt de bevoegdheid van de sanctionerende ambtenaar. De twee maanden is een vervaltermijn voor het parket. De ambtenaar krijgt na het verstrijken ervan impliciet groen licht om verder te vervolgen. (Verbeek, et al., 2010). C. Een inbreuk op de gemeentelijke politieverordening en op een strafbepaling die voorzien is in een andere (bijzondere) strafwet In bepaalde situaties is het niet ondenkbaar dat eenzelfde feit zowel sanctioneerbaar is met een administratieve sanctie alsook onder een federale of regionale strafbepaling valt. Een inbreuk kan aanleiding geven tot verschillende kwalificaties en dus verschillende strafbaarstellingen. In artikel 119bis, 8 (Nieuwe Gemeentewet, 1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) werd 21

29 er voor gekozen om voor dezelfde procedure te kiezen als bij de licht gemengde inbreuken. Het parket heeft 2 maanden de tijd om te laten weten of ze de zaak zal opvolgen. Indien er geen antwoord wordt gegeven dan kan de ambtenaar administratief sanctioneren en kan het parket niet langer de vervolging instellen Inbreuken waarop administratieve sancties staan Nadat de sanctionerende ambtenaar het proces verbaal of het bestuurlijk verslag heeft ontvangen oordeelt hij/zij of het opleggen van een administratieve boete opportuun is. Zo ja, wordt dit meegedeeld aan de overtreder aan de hand van een aangetekend schrijven waarin een aantal zaken vermeld dienen te worden. Welke zaken dit zijn vinden we terug in artikel 119bis, 9, van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008): De feiten waarom de procedure wordt opgestart De mededeling dat de overtreder binnen de 15 dagen (ontvangst van de brief) zijn verweermiddelen schriftelijk via een aangetekende brief uiteen kan zetten en het recht heeft op een mondelinge verdediging van zijn zaak. Dit recht op mondelinge verdediging geld echter niet wanneer de boete de grens van 62.5 niet overschrijdt De overtreder heeft recht op bijstand of vertegenwoordiging door een raadsman De overtreder heeft het recht zijn dossier te consulteren en een afschrift van het proces-verbaal van de vaststelling wordt toegevoegd als bijlage De ambtenaar heeft op deze manier de mogelijkheid om de overtreder al bij het eerste aanschrijven te laten weten dat een boete niet de grens van 62.5 zal overschrijden. Op deze manier is het mondelinge verweer niet meer mogelijk en wordt de procedure aanzienlijk vereenvoudigt. De echte beslissing om al dan niet een geldboete op te leggen wordt dan pas na de schriftelijke verweerprocedure genomen. Bijgevolg worden de rechten van de verdediging niet geschonden (Verbeek, et al., 2010). De ambtenaar kan overgaan tot het opleggen van een boete, die proportioneel hoort te zijn met de zwaarte van de feiten, na dat de termijn van 15 dagen 22

30 verlopen is of na de mondelinge verdediging. Als de overtreder reeds voor de termijn van 15 dagen te kennen geeft met de feiten akkoord te gaan kan de ambtenaar meteen overgaan tot het opleggen van de boete. De ambtenaar stelt een aangeschreven brief op aan de hand van een formele motivering waaruit de overtreder moet kunnen begrijpen op grond van welke feitelijke en juridische gegevens de beslissing is genomen. Hierbij vermeldt de ambtenaar, in het kader van de openbaarheid van bestuur, ook nog de beroepsmogelijkheden van de overtreder. Bij de brief wordt er ook een overschrijvings- of stortingsformulier toegevoegd. Tenslotte wordt de overtreder op de hoogte gebracht van de mogelijkheid tot betaling van de boete bij de gemeenteontvanger. De ambtenaar heeft sinds de reparatiewet van juli 2005 zes maanden de tijd om de boete te betekenen De beroepsprocedure De overtreder heeft volgens artikel 119bis 12 van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de beslissing van de ambtenaar waarmee hij of zij niet akkoord gaat. Hiervoor heeft de overtreder 1 maand te tijd vanaf de kennisgeving van de beslissing. Het aantekenen van beroep kan bij de politierechtbank via een eenvoudig verzoekschrift. Minderjarigen kunnen beroep instellen aan de hand van een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. Waar vroeger de gemeente beroep kon instellen tegen een beslissing van haar ambtenaar om geen administratieve boete op te leggen, is sinds de reparatiewet van 2005 dit enkel nog mogelijk indien het gaat om een provinciale sanctionerende ambtenaar (Verbeek, et al., 2010). De politierechtbank of de jeugdrechtbank kan oordelen over de wettigheid en proportionaliteit van de opgelegde geldboete maar mag zich niet uitspreken over de opportuniteit van de beslissing. Ze hebben zes maanden de tijd na de aanhangigmaking om een uitspraak te doen. Schuermans (2005) stelt zich hierbij terecht de vraag of de steeds bejubelde uitspraak, dat de administratieve afhandeling sneller en efficiënter is, wel nog reëel is. De rechter heeft dus de macht om de geldboete ongedaan te maken indien ze onwettig is of ze te verminderen indien ze niet in verhouding is tot de gepleegde feiten. De jeugdrechter op zijn beurt kan overgaan tot een maatregel van bewaring of opvoeding zoals bepaald in artikel 37 van de Wet van 8 April 1965 betreffende de jeugdbescherming (B.S.19 mei 1965). Ten slotte moet nog vermeld worden dat er 23

31 tegen de beslissing van de politierechter of jeugdrechter geen beroepsmogelijkheden meer zijn. Een uitzondering hierop vinden we terug bij de jeugdrechtbank wanneer maatregelen van bewaring of opvoeding worden genomen. Hierbij wordt gehandeld volgens de procedures van de jeugdbeschermingswet over de als misdrijven omschreven feiten. De aanwending van buitengewone rechtsmiddelen, zoals cassatieberoep, blijft uiteraard steeds mogelijk (Verbeek, et al., 2010) De uitvoering van de beslissing Na een termijn van één maand vanaf de kennisgeving, wanneer er geen hoger beroep wordt aangetekend, heeft de beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie uitvoerbare kracht. De geldboete wordt geïnd ten bate van de gemeente via een overschrijvings- of stortingsformulier of rechtstreeks bij de gemeenteontvanger. Deze boete moet betaald worden binnen de termijn van één maand volgend op de dag dat de beslissing uitvoerbaar is geworden. De overtreder heeft dus twee maanden de tijd om te betalen vanaf de kennisgeving van de boete. Indien de overtreder niet betaalt kan een gerechtsdeurwaarder tot uitvoering overgaan Verjaring Er werd al een aantal keer aangehaald dat de termijnen om de administratieve sanctie af te handelen snel kunnen oplopen. In principe moet de hele procedure afgehandeld zijn binnen de zes maanden. Tijdens een beroepsprocedure wordt deze termijn geschorst. In de praktijk blijkt dat er niet veel verkeerd mag gaan om binnen de vooropgestelde termijn te blijven. Een voorbeeld verduidelijkt de zaak (Verbeek, et al., 2010). Een man houdt er de gewoonte op na om elke zondagavond zijn gras te maaien. Deze handeling vormt een inbreuk waarop een administratieve sanctie staat. De buren die dit beu zijn bellen de politie. De politie komt langs op 26 juni 2011 en omdat dit niet de eerste klachten waren wordt er beslist een Proces Verbaal op te stellen. Dit Proces Verbaal wordt opgestuurd naar de (provinciale) ambtenaar die de boete oplegt. Deze ambtenaar ontvangt het Proces Verbaal op 13 juli De termijn van 6 maanden, die ingaat op de dag van de ontvangst van het afschrift, gaat dus nu in. De deadline ligt dus op 13 januari De ambtenaar is echter op 24

32 verlof en start de procedure pas op 2 augustus via een aangetekend schrijven. Bemiddeling lijkt niet opportuun aangezien er niet echt schade, die eenvoudig kan hersteld of vergoed worden, is. De verweerder heeft nu dus 15 dagen om een aangetekende brief terug te sturen naar de ambtenaar. Deze datum ligt dus op 16 augustus. De verweerder wordt uitgenodigd om zijn zaak verder toe te lichten op een hoorzitting. De ambtenaar houdt één hoorzitting per maand. De eerstvolgende was al op 18 augustus dus beslist hij de verweerder uit te nodigen voor de hoorzitting van 15 september. Op deze manier heeft de verweerder de nodige tijd om zijn raadsman raad te plegen. Op 30 september wordt de aangetekende brief verstuurd met de beslissing van de ambtenaar. Vanaf 31 oktober, een maand na de kennisgeving is de beslissing uitvoerbaar. In deze periode kan eventueel beroep aangetekend worden waardoor de verjaringstermijn wordt geschorst. Deze beroepstermijn is gelimiteerd tot 6 maanden. Het wordt duidelijk dat voor een vrij simpele overtreding het al 4 maanden (zonder beroep) kan duren voor een zaak afgerond is. Ten slotte heeft de gemeente hierna nog geen garantie dat de boete ook betaald zal worden. 2.4 Hoe verloopt de sanctieprocedure voor minderjarigen? De wetswijzigingen in 2004 hebben er toe geleid dat minderjarigen, die de volle leeftijd van 16 jaar op ogenblik van het plegen van de feiten bereikt hebben, volgens artikel 119bis, 2, van de Nieuwe Gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) in aanmerking komen tot het krijgen van een administratieve sanctie. De reparatiewet van juli 2005 veranderde deze wet nogmaals zodat de leeftijd van 16 jaar niet op het moment van het plegen van de feiten maar op het moment van de beoordeling moet bereikt zijn. De maximum boete voor minderjarigen bedraagt 125. De procedure loopt op dezelfde manier als bij volwassenen met dit verschil dat er voor minderjarigen een aantal extra waarborgen zijn gecreëerd. Zo is er een verplichte bijstand van een advocaat vereist zowel bij de louter administratieve als bij de gemengde inbreuken. Verder is de bemiddelingsprocedure verplicht voor minderjarigen die op het ogenblik van het plegen van de feiten 16 jaar zijn. De beroepsprocedure is zoals hierboven reeds aangehaald ook anders. De minderjarige kan via een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank in beroep gaan. 25

33 2.5 Bemiddeling In artikel 119ter van de Nieuwe gemeentewet (1 februari 2008, B.S. 27 maart 2008) wordt sinds de wetswijzigingen in 2004 de bemiddelingsprocedure geregeld. De gemeenteraad is verplicht om een bemiddelingsprocedure te voorzien voor minderjarigen die 16 jaar zijn op het moment dat de feiten gepleegd werden. Voor de anderen, 17 jaar en ouder, is er dus geen verplichting maar kan de gemeenteraad in een bemiddelingsprocedure voorzien. Het doel van de bemiddeling is de overtreder de mogelijkheid te geven om de schade te vergoeden of te herstellen. De sanctionerende ambtenaar kan hierop beslissen om eventueel de geldboete te verkleinen of zelfs geen administratieve sanctie op te leggen. Een diepere uitwerking van wat de bemiddeling dan allemaal moet inhouden wordt er niet gegeven in de wetgeving. De gemeenten en steden hebben onderling wel documenten in omloop waarin de mogelijkheden en vormen van een goede bemiddeling met betrekking tot de gemeentelijke administratieve sancties uitgeschreven staan. Een verhoor van beide partijen door de ambtenaar kan in dit opzicht ook al als bemiddeling aanschouwd worden. Wel is een schriftelijke neerslag van de bemiddelingspoging vereist omwille van bewijsredenen (Verbeek, et al., 2010). Ook hier dient in hoofde gehouden te worden dat de procedure niet te lang mag aanslepen om de termijn van 6 maanden niet te overschrijden. 3. Een kritische reflectie op de huidige wetgeving In dit overzicht over het ontstaan en het evolueren van de gemeentelijke administratieve sancties werden hierboven reeds een aantal kritieken geformuleerd. In deze kritische reflectie worden een aantal van deze kritieken verzameld en samengebracht met andere kritieken van verscheidene auteurs. Vanuit een criminologische invalshoek moet er benadrukt worden dat de gemeentelijke administratieve sancties er voor het eerst in geslaagd zijn om met de wetten van 7 Mei en 17 Juni 2004 een deel van de strafwet te depenaliseren. Dat het strafwetboek verouderd is en aan hernieuwing toe is, is geen publiek geheim. Hierbij moet gezegd worden dat de depenalisering van banale en archaïsche feiten geen slechte zaak was. Toch hebben we moeten vaststellen dat zelfs na de reparatiewet in 2005, er in 2007 nog nieuwe strafwetten zijn bijgekomen omdat sommige overtreders, desondanks het invoeren van de gemeentelijke administratieve sancties, door de depenalisering toch nog door de mazen van het net glipten. Het lijkt nu dat sinds 2007 de lacunes in de wetgeving zijn opgevuld. De overdracht van sanctioneren van parket naar de 26

34 gemeenten en steden bracht met zich mee dat het van groot belang is dat de steden en gemeenten tot op een zeker niveau hun beleid inzake de gemeentelijke administratieve sancties op elkaar afstemmen. Zonder inbreuk te doen op de gemeentelijke autonomie kan via overleg toch gezocht worden naar enige uniformiteit in hun politieverordeningen. Op deze manier blijft het voor de burger ook duidelijker welke gedragingen al dan niet strafbaar zijn binnen onze samenleving. Een gerelateerde praktijk die hierbij soms wordt toegepast is het overnemen van het bestuurlijk regelement van een naburige gemeente. Dit hoeft op zich geen probleem te zijn met het oog op uniformiteit tussen de gemeenten, maar een zekere autonomie en aanpassing aan de eigen problematiek lijkt toch gewenst. Verder kan men zich de vraag stellen of de ontlasting van de parketten door het invoeren van de gemeentelijke administratieve sancties wel zo een succes gebleken is. Na het vele wikken en wegen zijn de meeste gedepenaliseerde strafwetten hervormd naar de gemengde inbreuken. Zoals beschreven in de procedure van de gemeentelijke administratieve sancties moet het parket bij de zware gemengde inbreuken steeds actief handelen. Het moet dus expliciet groen licht geven aan de gemeenten om ze te laten overgaan tot een administratieve sanctie. Schuermans (2005) stelt hierbij dat de parketmagistraat dus bij elk dossier over slagen en verwondingen dat hij zou seponeren de overweging moet maken of een administratieve sanctie niet beter doorgestuurd zou worden naar de gemeenten. Ten slotte is het parket verplicht om voorrang te geven aan relatief onbelangrijke zaken om ze toch binnen de twee maanden bekeken te kunnen hebben om op tijd te zijn voor een administratieve afhandeling. Deze kritiek van Schuermans (2005) was niet onterecht. Zoals vermeld besloot De Raad van Procureurs des Konings om de zwaardere misdrijven niet langer in aanmerking te laten komen voor gemeentelijke administratieve sancties. Het gevolg was dus dat de strafrechtelijke afhandeling de voorkeur kreeg en de ontlasting van de parketten niet werd verwezenlijkt. Bij de procedure met betrekking tot minderjarigen zijn ook een aantal bedenkingen te maken (Schuermans, 2005). De complexe procedure die voorafgaat aan een geldboete die maximaal 125 kan bedragen en waarschijnlijk door de ouders betaald wordt lijkt overdreven. De procedure wordt op deze manier al even omslachtig als de strafprocedure. De verplichte bijstand van een advocaat en de mogelijkheid op cassatieberoep zorgt ervoor dat de procedure als vrij zwaar ervaren kan worden. Deze complexe procedure vormt eveneens een probleem bij de meerderjarigen. Zoals aangetoond hoeft er niet veel mis te gaan binnen een eenvoudige procedure om de termijn van zes maanden te benaderen of te overschrijden (Verbeek, et al., 2010). De beroepsprocedure kan ervoor zorgen dat er zelfs nog zes maanden bijkomen bij deze periode. Om aan de beoogde doelstelling van de gemeentelijke administratieve sancties om een lik op stuk beleid te voeren door de traagheid van het justitieapparaat te vermijden is 27

35 niet langer voldaan. Door de gegeven rechtsbescherming lijken de gemeentelijke administratieve sancties als alternatief systeem geen echte meerwaarde te bieden op de strafrechtelijke afhandeling. Als de extra mensen en middelen in de klassieke vervolgingsorganen werden gestopt had men het probleem evengoed kunnen aanpakken. Doch door de verschuiving worden de strafgerechten ten gronde en bijgevolg het parket minder belast. De extra middelen en mensen bij het parket zouden waarschijnlijk toch voor de afhandeling van meer ernstige zaken gebruikt worden en daarmee aan de doelstelling van de aanpak van overlast voorbijgaan (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). Niettemin kunnen de parketten wel nog extra middelen en mensen gebruiken. Als we gaan kijken naar de personen die als vaststeller van overlast fungeren kunnen we al snel tot het besluit komen dat de regeling voor de bewakers nutteloos is. Ze hebben geen surplus op een gewone oplettende burger en de uitgewerkte regeling is veeleer een maat voor niets (Van Heddeghem, 2006). De gemeenschapswacht-vaststeller bevindt zich nog steeds in een precaire positie. Alhoewel ze sinds de wet op de Gemeenschapswachten van 9 juli 2007 extra bevoegdheden hebben gekregen, zoals het opvragen van de identiteit bij het vaststellen van een inbreuk, waarop enkel een administratieve sanctie en geen strafrechtelijke sanctie staat, zijn ze toch nog altijd overgelaten aan de goede wil van de persoon die ze gaan controleren. Ze zijn niet gewapend, hebben geen handboeien en mogen evenmin dwang of geweld gebruiken. Het recht op het gebruik van dwang en geweld ligt nog steeds bij de reguliere politie. Dit heeft als gevolg dat, wanneer een burger weigert zijn identiteit prijs te geven, ze afhankelijk blijven van de reguliere politie voor het vervolledigen van hun bestuurlijk verslag. De reguliere politie heeft het ook niet altijd even makkelijk met de gemeentelijke administratieve sancties. In de praktijk is het niet zo eenvoudig om alle overlastbepalingen in het politiereglement te memoriseren (De Schepper, 2008). Omdat de politieambtenaar zich begeeft binnen een politiezone, komt hier nog eens het probleem bij dat binnen dezelfde politiezone in de ene gemeente een gedraging wel strafbaar kan zijn met een administratieve sanctie en in de andere dan misschien weer niet. Een goed overleg tussen de gemeenten van dezelfde politiezone is dan noodzakelijk om een goede werking van de politiediensten te verzekeren. Verder situeert er zich ook nog een probleem ter hoogte van de scheiding der machten. De wetgever besliste dat, voor een efficiënte, snelle en daadkrachtige manier om overlast aan te pakken, de gemeenten de overlastfenomenen volledig autonoom moeten kunnen handhaven. Hierbij berusten de lokale beleidsmakers zich niet op wetenschappelijk onderzoek of peilingen naar welk soort gedrag door de bevolking als echte overlast wordt gepercipieerd maar eerder naar kleine zelfbedachte ergernissen (Van Heddeghem, 2006). De verantwoording van de 28

36 wetgever voor het administratieve afhandelingssysteem dat hier werd ontwikkeld strookte niet steeds met de werkelijkheid. Het sepotbeleid van het parket dat werd aangehaald bleek overdreven daar er bijna geen PV s meer binnenkwamen op inbreuken van de gemeentelijke politiereglementen bij de parketten en dat de meeste sepots gebeurden om technische redenen. Verder waren de politiereglementen van de gemeenten vaak verouderd en stonden er beperkingen in op gedragingen die in een hedendaagse samenleving niet meer denkbaar zijn (Van Heddeghem, 2006). Na het beslissen van welke gedragingen met een administratieve sanctie kunnen belast worden, kan de gemeente ook als vaststeller optreden van de inbreuken op hun politiereglement. Het kader voor de gemeentelijke ambtenaren die kunnen optreden als vaststeller werd zoals eerder vernoemd vastgelegd in de wet op de Gemeenschapswachten van 9 juli De gemeenschapswachten kunnen mits de goede wil van de burger optreden maar een meer bemiddelende en waarschuwende functie lijkt meer op zijn plaats dan een repressieve functie. Vervolgens treedt de gemeente ook op als rechter inzake bemiddeling, de opportuniteit en de hoogte van de sanctie. De Gemeente is eveneens ontvanger van de geldboete. De gemeente vervult dus zowel de rol van het openbare ministerie als van de rechter ten gronde. Ze beslist dus over de opportuniteit van de vervolging en over de sanctie. Een essentiële check and balance verdwijnt wanneer het vervolgingsbeleid en individuele rechtspraak samenvallen in de handen van één ambtenaar (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). Tenslotte is de boete die de ambtenaar als rechter oplegt voor de gemeenteontvanger. Aangezien dat de kost voor de afhandeling van de dossiers en het betalen van het personeel vaak groter zijn dan de inkomsten uit de gemeentelijke administratieve sancties lijkt winstbejag voorlopig nog geen reden te zijn van de gemeenten en steden om tot de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties over te gaan. Als de gemeentelijke administratieve sancties worden bekeken als een stok achter de deur om overlast tegen te gaan wil dit niet zeggen dat de gemeenten en steden bij elke gedraging die als storend wordt ervaren door de omgeving een administratieve sanctie moet opleggen. Langs de andere kan moet er ook een realistisch standpunt ingenomen worden. Wanneer in bepaalde wijken of buurten de openbare orde regelmatig wordt bedreigd door allerlei vormen van overlast is een bepaalde vorm van repressie ongetwijfeld nodig. De kern is en blijft de stok achter de deur. In het kader van een lokaal integraal veiligheidsbeleid kan een efficiënt overlastbeleid gevoerd worden. Dit is in eerste plaats een preventiebeleid uitstippelen dat de vormen van overlast tegengaat. Een efficiënt preventiebeleid kan immers een repressief optreden voorkomen (Van Heddeghem, 2006). Voorlopig lijkt vooralsnog dat de gemeentelijke administratieve sancties hun plaatsje nog moeten zoeken binnen een integraal veiligheidsbeleid 29

37 Deel II : De sociale onderkant van de stedelijke samenleving De sociale onderkant van de stedelijke samenleving is een groep mensen die gevormd wordt aan de hand van sociale uitsluitingsprocessen. De brede sociaal-economische en politieke analyse van Jock Young (1999, 2007) over deze uitsluitingsprocessen in de laatmoderniteit wordt als leidraad gehanteerd om tot een beschrijving te komen van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. Hierbij wordt er verder gegaan dan de klassieke klassenverdeling van Marx en wordt er beschreven hoe de klassieke grenzen van het klassendenken zijn vervaagd. Aan de hand van een aantal theoretische inzichten wordt tenslotte besproken hoe de sociale onderkant als de oorzaak kan worden bekeken van allerlei maatschappelijke problemen en hoe ze als het gevolg kan bekeken worden ervan. 1. Het proces van sociale uitsluiting Sociale uitsluiting is een term die in de literatuur de laatste decennia aan populariteit heeft gewonnen. De term, geleend vanuit de Engelstalige literatuur (social exclusion), duidt aan hoe een bepaalde groep mensen wordt uitgesloten om ten volle deel te nemen aan het economische, het sociale en het politieke aspect van de samenleving. Deze groep mensen krijgen in de Nederlandstalige literatuur verschillende namen. Of nu over kansarmen, marginalen, sociaal uitgestotenen, sociaal uitgeslotenen of een onderklasse wordt gesproken, gaat het veelal over dezelfde mensen met dezelfde eigenschappen en karakteristieken. In The exclusive society beschrijft Young (1999) hoe in de laatmoderniteit een meer onzekere en verdeelde samenleving tot stand kwam. De sociale uitsluiting die hiermee gepaard ging wordt beschreven op drie niveaus. Op het eerste niveau, dat van de arbeidsmarkt, stelt hij vast dat er zich een grote uitbreiding van marginale, tijdelijke jobs heeft voorgedaan. Deze jobs worden slecht betaald en aangezien er geen speciale kwalificaties nodig zijn voor het uitoefenen van je werk is het behoud van je job onzeker. Deze jobs zijn ook wel gekend als de McDonalds-job. Kwantitatief gezien worden er op deze wijze inderdaad veel mensen tewerkgesteld die het anders moeilijk zouden hebben om aan een job te geraken. Aan de andere kant, door de aard van het werk zoals hierboven beschreven, is het behoud van de job onzeker en is iedereen vervangbaar waardoor lonen en sociale waarborgen laag kunnen blijven. Het bedrijfsleven heeft steeds minder nood aan sociale integratie en stabiliteit aangezien ze door een toegenomen mobiliteit en globalisering minder afhankelijk zijn van de natiestaat (Hebberecht, 2005). Een persoon die tewerkgesteld wordt in dergelijke jobs kent een onzeker werktraject doorheen zijn leven en er wordt van job naar job gesprongen. Hierbij zijn lange en korte perioden van werkloosheid in de tussenperiodes normaal (MacDonald & Marsh, 30

38 2002). De mensen die deze jobs uitoefenen komen veelal uit de sociale onderklasse van de samenleving. Ze zijn structureel werkloos en blijven binnen de cirkel van slecht betaalde, laag gekwalificeerde en onzekere jobs (Young, 1999). Mensen uit een sociale onderklasse worden dus gekenmerkt door het uitoefenen van deze jobs of door een volledige exclusie van de arbeidsmarkt; werkloosheid. In het verlengde van deze exclusie van de arbeidsmarkt stelt er zich voor deze onderklasse op een tweede niveau een exclusie van de samenleving voor. Door hun ongeletterdheid, pathologische aandoeningen of gedesorganiseerde leven worden ze uitgesloten van participatie als burger aan de samenleving en vormen ze een onderklasse (Young, 1999). Het uitgesloten worden van participeren aan de samenleving kan verregaande gevolgen hebben. Op het gebied van maatschappelijke dienstverlening werd aan de hand van kwalitatief onderzoek bevestigd dat er in de hulp en maatschappelijke dienstverlening allerlei drempels bestaan die voor sommige mensen moeilijk of niet te overkomen zijn. Met de opkomst van een activerende verzorgingsstaat werden deze drempels nog hoger. Dit geldt zeker en vast voor bepaalde groepen mensen die moeilijk bereikbaar zijn. (POD maatschappelijke integratie, 2008; Sannen, 2002). Op sociaal vlak, in de omgang met anderen die wel als participerend lid van de samenleving worden beschouwd, worden ze het mikpunt voor stigmatisering door de respectabele burgers. Op een derde niveau werkt dit uitsluitingsproces ook in op de maatschappelijke reactie tegen deze onderklasse. Inclusiviteit gaat steeds gepaard met exclusie (Young, 1999). De eerste maatschappelijke reactie die vernoemd kan worden is die van de maatschappelijke dienst- en hulpverlening. Zij proberen tegemoet te komen aan de problemen waarmee deze onderklasse wordt geconfronteerd. Hierbij werken ze wel vanuit een strikt wetgevend kader waarbij niet vanuit de vraag maar vanuit het aanbod wordt gewerkt. Verder worden steeds meer voorwaarden gesteld aan de bestaande sociale rechten (Hermans, 2005; Jones & Novak, 1999). Zo is er sinds de wet van 26 Mei 2002 betreffende het Recht op Maatschappelijke Integratie (B.S. 31 juli 2002) geen sprake meer van het bestaansminimum, maar werd dit vervangen door het leefloon dat aan voorwaarden gekoppeld werd. De voorwaarden bestaan uit een verblijfsvoorwaarde (in België wonen), een leeftijdsvoorwaarde (meerderjarigheid) en een voorwaarde van behoeftigheid (Mostinckx, 2008). Het lijkt er wel op dat, hoe meer een persoon op de maatschappelijke ladder naar beneden schuift, hoe moeilijker het hem/haar wordt gemaakt om terug naar boven te klimmen. 31

39 To individuals who are isolated, society ceases to be an extension of themselves, and becomes instead a vast impersonal force. The more isolated and helpless the individual feels, the more adamantine in its indifference is society. (Heartfield, 2002, p. 56). Een andere maatschappelijke reactie die steeds vaker wordt toegepast is het onder controle proberen houden of de bestraffing van de sociale onderkant van de samenleving. Criminaliteit wordt hier bekeken als een product van een desorganisatie van de samenleving gekenmerkt door werkloosheid, zwakke familiebanden, slechte scholing en slechte, gemarginaliseerde buurten. De meeste criminaliteit wordt steeds verklaard door een gebrek aan controle of persoonlijke motivatie. De rationele keuze theorie wordt hierbij vaak naar voor geschoven om deze gedachte te ondersteunen (Verfaillie, 2008). Alhoewel er een significant deel van de criminaliteit om deze instrumentele redenen van motivatie en gebrekkige controle zal gepleegd worden, kan deze theorie de achterliggende verhalen en oorzaken van zo een gedrag niet achterhalen (Young, 1999). Nieuwe theorieën die beschreven worden door culturele criminologen kunnen deze achterliggende motivaties en verhalen wel duiden. Hayward (2004) beschrijft in City Limits: Crime, Consumer Culture and the Urban Experience hoe bepaalde criminaliteit niet voorafgaat door een rationale keuze. Hij beschrijft hoe het sensuele gevoel en risico zoekende dat samenhangt met het plegen van bepaalde criminaliteit mede een oorzakelijke factor is bij het plegen van criminaliteit. Zo zal er soms pas crimineel gedrag gepleegd worden omdat er een regel op bestaat. Hierbij is criminaliteit een vorm van rebellie tegen de regelgeving in se. Het risico dat ermee gepaard gaat wordt aanschouwd als een uitdaging in plaats van een afschrikking. Hierdoor kan de toegenomen controle en regelgeving op het alledaagse leven uitdagend werken in plaats van tot conformiteit te leiden. 2. De vervaging van de klassengrenzen binnen de samenleving Het concept van sociale uitsluiting wordt te vaak simpelweg in een binaire code vertaald van twee groepen; de ingeslotenen en de uitgeslotenen. Hierbij ligt de focus meestal op de daarbij horende categorieën van sociale, morele en spatiale separatie (Young, 2007). Ongetwijfeld bestaan er nog wijdverspreide verschillen binnen en tussen gemeenschappen. Het kan niet ontkend worden dat bepaalde delen van een stad soms meer met criminaliteit te maken krijgen dan andere gedeelten. Noch kan ontkend worden dat deze inwoners meer in aanraking komen met sociale uitsluiting en stigmatisatie. Het gevaar van dit als een dualisme te beschouwen ligt erin dat er wordt vergeten dat de problemen in beide kampen vallen. In een geglobaliseerde wereld heeft de politiek haar invloed verloren op de economische sector (Wacquant, 2004). Dit zorgt ervoor dat niet alleen de mensen die tot de sociale onderklasse behoren zich in een precaire situatie op de arbeidsmarkt bevinden 32

40 maar dat ook de lagere middenklasse zich steeds meer in een onzekere positie bevindt. Bij de middenklasse heerst de angst dat ze hun beschermde positie in de maatschappij niet zouden kunnen doorgeven aan hun kinderen of zelfs zouden kunnen verliezen (Hebberecht, 2005). Ook zij worden nu het slachtoffer van de wispelturige economie en de financiële markten en houden er een turbulente werkcarrière op na. Waar een wispelturige economie voor het sluiten of het afslanken van fabrieksarbeid zorgde, heeft de huidige financiële crisis anno 2011 duidelijk gemaakt dat niemand kan ontsnappen aan de markten in een geglobaliseerde wereld. Hele landen staan op hun kop en saneringen moeten worden doorgevoerd. De geplande of reeds uitgevoerde ontslagen en saneringen hebben geleid tot stakingen en onrust over heel de Westerse wereld. Er wordt vaak gewezen op allerlei barrières die ontstaan tussen de ingeslotenen en de uitgeslotenen. Toch is het niet zo dat een aparte sociale onderklasse, helemaal afgesloten zowel op gebied van plaats, sociaal als moreel niveau, zou bestaan (Young, 2007). De samenleving in Zuid- Afrika ten tijde van de Apartheid kon enigszins zo worden beschouwd. Fysieke barrières zijn er echter wel. Hiermee wordt bedoeld dat bepaalde delen van bijvoorbeeld de stad niet bereikt worden omdat het openbaar vervoer of de hoofdwegen niet naar die delen van de stad leiden. Verder kan het ontstaan van gated communities ook beschouwd worden als een fysieke barrière. De sterkte van deze barrières moet niet overdreven worden. In de literatuur bij zowel links georiënteerde als rechts georiënteerde schrijvers komt het vaak naar voor dat de sociale onderkant van de samenleving er een apart waarden en normen systeem op zou nahouden of dat ze veeleer onze waarden en normen ontbreken (Young, 2007). Ze kennen geen grenzen, gedragen zich agressief, ze zijn verwend en onvolwassen. De onderklasse vormt dan de anderen in contrast met de normale mensen in de samenleving. De gedeelde waarden en normen zijn vaak groter dan theoretici beweren. De groep van sociaal uitgeslotenen is een zeer heterogene groep. Werklozen, druggebruikers, immigranten, jongeren en nog vele andere subgroepen passeren de revue. Subculturen binnen een samenleving bestaan wel degelijk maar dit wil niet zeggen dat ze er een volledig ander waarden en normen systeem op nahouden maar veeleer vanuit een andere kernwaarde vertrekken of bepaalde waarden of normen extra accentueren binnen hun subcultuur (Young, 2007). Noch blijven personen hun hele leven lang lid van dezelfde subculturen (Vettenburg & Walgrave, 2009). Een kind kan alvorens hij of zij volwassen is lid geweest zijn van verschillende subculturen. Zo kan het zijn dat bij een jongen van 8 tot 12 jaar zijn idolen de voetballers zijn en de sportcultuur als de belangrijkste wordt aanschouwd. Vervolgens kan hij de periode van jaar in een skatecultuur doorbrengen. Niet zozeer roem en succes zoals bij de sportcultuur maar andere waarden zoals vrijheid worden belangrijker. Daarna volgt misschien wel een experimenteerfase met drugs waarbij weer andere waarden en normen aan belang winnen. Samen met het veranderen van de 33

41 subcultuur veranderen bepaalde waarden en normen mee. Als we naar de algemeen gekende normen en waarden van de samenleving van 50 jaar geleden kijken zullen deze heel anders zijn dan de normen waarden van de huidige generatie. Het veranderen van de normen en waarden is inherent aan de ontwikkeling van de samenleving en aan de ontwikkeling van een persoon. Bij het bespreken van de barrières in de samenleving faalt men om de vluchtigheid en de vloeibaarheid van de huidige samenleving te duiden (Bauman, 2000). De hoeveelheid of zwaarte van de sociale uitsluiting doorheen het leven van een persoon kan variëren van het ene moment op het andere moment (Young, 2007). Zo kan het zijn dat, in tijde van tewerkstelling, het hebben van een woonst, een vriendin en het lid zijn van een club binnen het vaste aanbod van vrijetijdsbesteding, er slechts weinig tot geen vormen van sociale uitsluiting aanwezig zijn of ervaren worden. Wanneer aan deze kwaliteit van het leven moet ingeboet worden kan de mate van sociale uitsluiting terug vergroten. Deze onzekerheden waarmee de vloeibare sociale onderklasse samen met een deel van de middenklasse moeten leven worden ook wel eens in de Nederlandstalige literatuur verklaard via de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid. Hierbij wordt beschreven hoe een maatschappelijk kwetsbare positie kan doorgegeven worden waardoor de kinderen van maatschappelijk kwetsbaren in hun latere leven met dezelfde vormen van sociale uitsluiting te maken krijgen. 3. De theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid en het Matheüseffect Onderzoek toont aan dat het percentage kinderen in Vlaanderen dat de school verlaat zonder diploma van het zesde jaar rond de 15 procent ligt. Wanneer de moeder slechts een diploma van het lager onderwijs behaald heeft loopt dit op tot 29 procent. Indien ze hogere studies heeft afgemaakt dan valt dit terug naar 2,7 procent (Vettenburg & Walgrave, 2009). Het is onzin dit enkel toe te schrijven aan genetische factoren. Het opleidingsniveau van iemand gaat vaak gepaard met zijn/haar sociaaleconomische status en is dus een factor waar ook rekening mee moet worden gehouden. De theorie van de maatschappelijke kwetswaarheid (Bijlage 2) toont aan dat afkomst vaak bepalend is voor de verdere manier van participeren in de samenleving. De theorie vertrekt vanuit de notie cultuur. Cultuur mag hierbij breed geïnterpreteerd worden als een systeem van waarden en normen, omgangsvormen, communicatiewijzen, Vettenburg & Walgrave (2009) willen verklaren hoe cultuur als een machtsmechanisme kan spelen waarbij de dominante groepen hun waarden en normen vorm geven en bestendigen. 34

42 Kinderen uit een gezin met een hogere sociaaleconomische status bezitten een bepaalde elementaire voorkennis, hebben respect voor het schoolreglement en de leerkrachten. De leerkrachten geven op hun beurt een positieve bekrachtiging terug naar deze groep leerlingen aan de hand van schouderklopjes en goede punten. Als gevolg hiervan zullen deze leerlingen zich veeleer inzetten en respect tonen voor de school en de leerkrachten. Deze prestige- en respectabiliteitmotieven gaan overheersen en worden eigen aan de leerling (Cremin & Thomas, 2005; Vettenburg & Walgrave, 2009). De anderen uit een gezin met een lagere sociaaleconomische status worden van in het begin vaker negatief benaderd. Hierdoor gaan ze zich minder inzetten op school. Het gevolg van herhalende negatieve benaderingen is dat deze leerlingen zich gestigmatiseerd kunnen voelen omdat de leerkrachten hun ondertussen hebben gelabeld als dom en ongedisciplineerd. (Britton & Room, 2006; Cremin & Thomas, 2005; Vettenburg & Walgrave, 2009). Na het krijgen van het label volgt een proces van aanvaarding. Ze gaan steun zoeken bij een peergroup met dezelfde negatieve ervaringen. In de peergroup ontstaat een tegenreactie op deze stigmatisatie. De waarden en normen van de school worden niet langer aanvaard maar aangepast of er worden andere accenten gelegd. Dit anti waarden en normen systeem wordt steeds verder bestendigd doorheen hun groei naar volwassenheid (Vettenburg & Walgrave, 2009). Het geloof in de samenleving wordt dus voor een groot stuk op school gevormd. Wie van thuis uit reeds de juiste waarden en normen mee gekregen heeft, zal het gemakkelijker hebben om aanvaard te worden. Op latere leeftijd komen deze personen in contact met allerlei maatschappelijke instellingen waaraan ze sneller en gemakkelijker zullen kunnen aan participeren. De anderen zullen daarentegen botsen op de controlerende en sanctionerende aspecten van de instellingen en profiteren minder van het positieve aanbod (Wolf, 1997). Dit wordt ook wel eens het Matheüseffect genoemd. De theorie van het Matheüseffect stelt dat de voordelen van het sociaal beleid in een samenleving verhoudingsgewijs meer naar hogere sociale groepen gaan dan naar de lagere, ook als deze diensten net ontworpen zijn om de meer kwetsbaren te helpen. De achterliggende reden hiervoor is dat deze voordelen een betere aansluiting vinden bij de middenklasse (Vlastrov, 2010). Zo waren openbare dienstverleningen zoals bibliotheken origineel bedoeld om de mensen die geen boeken konden kopen de mogelijkheid te geven om te lezen. Verder is het de verantwoordelijkheid van het individu om allerlei sociale voordelen zelf aan te vragen bij de juiste maatschappelijke dienst. Onderzoek toont aan dat mensen uit de hogere sociale klassen in onze samenleving meer gebruik maken van de gezondheidszorg waardoor ze ook meer genieten van het terugbetalingssysteem. Hetzelfde gaat ook op voor het langer kunnen genieten van kindergeld en onderwijs omdat ze vaker langer studeren (Vlastrov, 2010). Op deze manier zijn 35

43 zij die het meeste nood hebben aan deze zaken niet altijd op de hoogte van deze mogelijkheden of kunnen ze er minder van genieten en worden deze voordelen benut door hogere sociale groepen. Bij dit proces van maatschappelijke kwetsbaarheid gaat het telkens over een verhoogd risico (MacDonald & Marsh, 2002; Vettenburg & Walgrave, 2009). Het is dus niet zo dat iedereen die maatschappelijk kwetsbaar is gedoemd is om dit proces mee te maken. De individuele verwerking van deze processen van uitsluiting en de sociale banden met vrienden, familie en leerkrachten, samen met het schoolbeleid en het Vlaams beleid, bepalen mee de mate waarin het proces van maatschappelijke kwetsbaarheid invloed uitoefent op het kind zijn verdere leven. 4. Op zoek naar een gemeenschappelijke vijand in tijden van onzekerheid Op gebied van de erkenning van de persoon die je bent en de plaats die je hebt in een maatschappij is er chaos ontstaan (Giddens, 1991). Hierboven werd er reeds op gewezen dat er geen echte klassenverdelingen meer bestaan en dat de sociale zekerheden zijn ingeperkt. De overgang van een lagere middenklasse naar een sociale onderklasse en vice versa kan snel gebeuren. Het is voor velen dus niet meer zeker of ze in hun huidige bevoorrechte positie zullen kunnen blijven. Deze bestaansonzekerheid brengt een ware identiteitscrisis met zich mee. Giddens (1991) analyseerde het antwoord dat op deze bestaanscrisis wordt gegeven en onderscheidde daarbij drie fazen. Ten eerste worden de essentiële waarden en normen en kwaliteiten van de individuen waar het over gaat samengebracht en ge-euforiseerd. Men gaat op zoek naar soortgenoten die zich in deze zelfde precaire positie bevinden. Door samen werk en vrijetijd te delen worden de gedeelde waarden en normen gevierd. Ten tweede worden zij die deze waarden en normen niet hebben of er niet aan kunnen voldoen als minderwaardig beschouwd. Dit is het proces van othering waarbij er getracht word om een duidelijk onderscheid te maken tussen hun en de sociale onderklasse. In de derde fase gaan zij die ge-othered werden zich gaan harden tegenover de rest van de samenleving. Deze reactie op dit sociale uitsluitingsproces werd binnen de theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid reeds vermeld. Het creëren van een anti-waardensysteem en zich afzetten van de heersende waarden en normen werd daar als gevolg van het sociaal uitsluitingsproces besproken. Macho gedrag is hierbij een veelvoorkomend fenomeen. 36

44 Om een gemeenschappelijke vijand te zoeken moeten ze zichzelf er dus van overtuigen dat (1) de anderen de oorzaak zijn van de meeste maatschappelijke problemen en (2) dat ze in essentie anders zijn dan ons, zelfs intrinsiek kwaadaardig (Giddens, 1991). 5. De structuren van de samenleving als oorzaak voor maatschappelijke problemen De oorzaken voor maatschappelijke problemen worden toegeschreven aan verschillende groepen. Toch wordt er regelmatig met de vinger gewezen naar de sociale onderkant van de samenleving. Deze automatische denkpiste werd bekritiseerd door aanhangers van de sociale desorganisatietheorie. Het Straathoekwerk is een organisatie die zich richt op de sociale onderkant van de samenleving. Zij kaarten de structurele uitsluitingsprocessen binnen de samenleving aan en werken vanuit de leefwereld van de sociale onderklasse De sociale desorganisatietheorie Deze criminologische theorie werd ontwikkeld door de Chicago School. Ze staan bekend om hun kennis over stedelijke problematieken en wetenschappelijk onderzoek met de stad als uitvalsbasis. Verder ontwikkelenden zij ook het symbolisch interactionisme. Ze beschouwen de maatschappelijke problemen zoals criminaliteit en overlast niet als de schuld van een onderklasse maar als een gevolg van een achterliggende problematiek (Sampson & Groves, 1989). Volgens hen is het gebrek aan sociale cohesie de oorzaak voor het verzwakken van informele sociale controle waardoor overlastgedrag, criminaliteit alsook de onveiligheidsgevoelens toenemen. Daarbovenop is ook de kwaliteit van lokale relaties van de buren met de buurt afgenomen (Sampson & Raudenbush, 1999). Hierdoor delen de buurtbewoners elkaars waarden en normen niet langer waardoor ook het vertrouwen in elkaar afneemt. Ze zullen dan minder geneigd zijn om tussen te komen wanneer er criminaliteit of overlast wordt gepleegd in hun buurt. Voor deze theorie ligt ten slotte de verstedelijking aan de basis voor de maatschappelijke problemen. Het vluchtige, anonieme en vergankelijke van de stad zorgt ervoor dat er weinig sociale cohesie heerst onder de bewoners in de stad. De sociale desorganisatietheorie geeft een eerste aanzet om maatschappelijke problemen op een andere manier te bekijken. Doch kent ze ook enkele tekortkomingen en kritieken. Zo hoeft sociale cohesie niet altijd als iets positiefs bekeken te worden. Er kan ook een sterke sociale cohesie bestaan tussen criminele individuen. Verder is het sociale cohesie die op de eerste plaats voor uitsluiting zorgt van bepaalde groepen (Giddens, 1991). Tenslotte kan het 37

45 proberen opleggen of creëren van sociale cohesie ook bekeken worden als het opleggen van het normen en waardensysteem van een meerderheid op een minderheid (Van Den Herreweghen, 2008). Het is onmogelijk om in een stad waar diversiteit juist de norm is, een algemeen gemeenschappelijk normen en waardensysteem op te leggen. Dit zal altijd op verzet rekenen van bepaalde groepen. Desondanks de kritieken op de sociale desorganisatietheorie wordt, vanuit de gedachte dat het bijschaven van waarden en normen nodig is voor een grotere sociale cohesie binnen de samenleving, gebruik gemaakt van deze theorie door het beleid. Allerlei sociale programma s worden opgestart om de sociale cohesie van buurten te versterken en de buurt terug leefbaar te maken. Zo zijn er bijvoorbeeld projecten waarbij er buurttuinen worden aangelegd om de sociale cohesie van de buurt te versterken. Er zijn ook organisaties die vanuit een eigen ethiek werken en gefinancierd worden door de stad. Het doel van de beleidsmakers is de sociale cohesie versterken en onrechtstreeks kunnen deze organisaties hiertoe bijdragen. Zo is er samenlevingsopbouw dat als doel heeft de sociale achterstelling, armoede en uitsluiting te bestrijden. Ze komen op voor een samenleving waarin mensen samen vorm kunnen geven aan hun leefomgeving. Dit doen ze vanuit een onafhankelijke opstelling, vanuit de praktijkervaring op het werkveld en vanuit een rechtstreeks, intens en regelmatig contact met diverse bewoners. Verder is er in sommige steden ook straathoekwerk aanwezig. Straathoekwerk wordt vanuit de sociale desorganisatiegedachte van het stedelijk beleid gezien als een onderdeel van het preventiebeleid. Ze worden ingeschakeld in het kader van overlastbestrijding Straathoekwerk Geschiedenis Het straathoekwerk in Vlaanderen kent slechts een korte geschiedenis. Toch zijn er in een brede sociaal-politieke context reeds heel wat voorlopers van het straathoekwerk te vinden. Het Centrum voor Alcohol en andere Drugs in Limburg had in 1985 een probleem met het bereiken van heroïnegebruikers die hun weg naar de hulpverlening niet vonden. Na een aantal bezoeken aan Nederland, waar straathoekwerk reeds een actieve werkvorm was, introduceerden zij het straathoekwerk in Limburg. Het doel van het straathoekwerk was toen om een aanbod te creëren op straat voor mensen die anders uit de boot zouden vallen (Vlastrov, 2010). Waar oorspronkelijk vrijetijdsbesteding de grootste aandacht kreeg kwamen steeds meer andere groepen in beeld. In de jaren 80 begon werd er steeds meer gewerkt met mensen die door de mazen van de klassieke opvangnetten vielen. Hierbij ging het over 38

46 groepen met een problematisch druggebruik, jongens in de prostitutie, mensen in armoede, maatschappelijk kwetsbare jongeren, dak- en thuislozen en later kwamen daar ook nog voetbalsupporters bij (Balthazar, 2008). In 1992 werden op het Ministerie van Binnenlandse Zaken de veiligheidscontracten (later de samenlevings- en preventiecontracten) gecreëerd. Deze contracten kennen een politioneel en een socio-preventief luik. Het straathoekwerk werd geïmplementeerd binnen het sociopreventief luik van de veiligheidscontracten (Vlastrov, 2010). Dit had enkele gevolgen voor het straathoekwerk. Het beleid zag in het straathoekwerk een manier om groepen die gekend stonden als veroorzakers van allerlei overlastvormen te gaan controleren. Hierbij veranderde de oorspronkelijke welzijnsbenadering naar een overlastbenadering (Vlastrov, 2010). Ook na 1999 blijft het straathoekwerk verder groeien, voornamelijk dankzij de veiligheidscontracten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Tenslotte werd een deel van het straathoekwerk ook nog steeds gefinancierd door enkele particuliere organisaties (Vlastrov, 2010) De doelgroep De doelgroep van het straathoekwerk werd hierboven al even kort vernoemd. Het is duidelijk dat het gaat over dezelfde restcategorieën die Young (2007) naar voor schuift in zijn analyse van de samenleving. Volgens het Vlaams Overleg Straathoekwerk (De koepelorganisatie van het straathoekwerk in Vlaanderen) wijst het begrip sociaal uitgeslotenen op twee processen. Enerzijds benadrukt het de verantwoordelijkheid van de samenleving, die via uitsluitingsprocessen ervoor zorgt dat bepaalde groepen niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Anderzijds verwijst het naar de betekenis die Andries Baart aangeeft in de term sociaal overbodigen: het zijn mensen die door de maatschappij uitgerangeerd worden en zich ook zo voelen. Zij voelen zich buitengesloten en hebben de indruk dat de samenleving hen liever kwijt dan rijk is. De doelgroep van het straathoekwerk zijn die mensen of groepen die zich in een kwetsbare positie bevinden of er dreigen in terecht te komen. Kenmerkend is dat de relatie tussen deze mensen aan de ene kant en hun omgeving en de maatschappelijke voorzieningen aan de andere kant, geschaad, gebroken of onbestaand is. Zij zijn/worden/voelen zich sociaal uitgesloten. (Vlastrov, 2010, p22-23) Deze processen beginnen reeds in de schoolperiode waar het gedrag van jongeren niet altijd in de juiste context wordt geplaatst of juist wordt geïnterpreteerd. Met de theorie van 39

47 maatschappelijke kwetsbaarheid werd hierboven al vermeld dat dit in sommige gevallen kan leiden tot het stoppen met school en het creëren van een anti-waardensysteem binnen een peergroep (Dewaele, 2009; Vettenburg & Walgrave, 2009). Ook voor andere zaken ligt het tempo van de hulpverlening voor de doelgroep vaak te hoog. Dit veroorzaakt vroegtijdig afhaken van allerlei maatschappelijke voorzieningen (school, sport, jeugdbeweging, ) waardoor hun relatie met maatschappelijke voorzieningen vaak geschaad wordt of zelfs onbestaand is (Vlastrov, 2010). Dit afhaken bij maatschappelijke voorzieningen en perioden van werkloosheid zorgen ervoor dat deze groepen zich zichtbaar in het publieke domein gaan begeven. De laatste jaren werd het duidelijk dat de doelgroep zich minder hecht aan een bepaalde plaats maar regelmatig verhuist. Verder zijn er ook periodes van dak- en thuisloosheid en raken deze mensen soms geïsoleerd (Balthazar, 2008). De vloeibaarheid en het vervagen van de grenzen tussen het wel of niet behoren tot deze onderklasse of de sterkte van sociale uitsluiting die wordt ervaren, zorgt ervoor dat deze groep niet tot in de puntjes kan gedefinieerd worden. Sociaal uitgeslotenen zijn een diverse groep met diverse culturele en maatschappelijke kenmerken (Pinxten, 2010). Dit alles dwingt welzijns- en preventiewerkers tot een nieuwe aanpak en heroriëntering voor het bereiken van deze doelgroep De methode De methode van het straathoekwerk is een samenspel van de mens- en maatschappij visie, de doelstellingen, de relatie en de uiteindelijk toegepaste techniek. De mens- en maatschappij visie van het straathoekwerk vertrekt vanuit de notie van het recht op een menswaardig bestaan. Ten eerste zijn er de sociale grondrechten die ons worden gegeven door de grondwet. De belangrijkste rechten zijn recht op arbeid en vrije beroepskeuze, recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand, het recht op een behoorlijke huisvesting, recht op bescherming van een gezond leefmilieu en recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Deze rechten zijn echter niet afdwingbaar waardoor vele mensen er nog steeds van verstoken blijven (Vlastrov, 2010). Ten tweede is een zorgethiek nodig om deze sociale grondrechten op een menswaardige manier tot uiting te laten komen. Hierbij wordt er getracht om de individualisering, verkilling en afstandelijkheid van de samenleving tegen te gaan. Zorgethiek gaat dus over een integrale aanpak waarin men een persoon als een geheel benaderd (Vlastrov, 2010). 40

48 Ten derde is voor een menswaardig bestaan de vrijheid om te kiezen en het respect voor de keuzes die er gemaakt worden noodzakelijk (Vlastrov, 2010). Vervolgens zijn de doelstellingen die voorop worden gesteld belangrijk voor de uiteindelijke werkvorm. Om te beginnen is de eerste doelstelling contact proberen maken met de onderkant van de samenleving. Op deze manier kunnen er inzichten op de situaties en de noden van de sociale onderkant van de samenleving verworven worden. Hierbij ondersteunen ze de doelgroep om eigen verantwoordelijkheid op te nemen en beter gebruik te maken van maatschappelijke instellingen. Tenslotte wordt er ook vanuit een signaalfunctie aan belangenbehartiging van de doelgroepen gedaan bij de maatschappelijke diensten en instellingen om deze zo dichter te doen aansluiten op de specifieke en vaak complexe noden van de onderkant van de samenleving (Vlastrov, 2010). Het belangrijkste onderdeel van het straathoekwerk is ongetwijfeld de relatie. Hierbij onderscheidden zij zich van de meeste andere vormen van sociaal werk. Op het vlak van de relatie staan er 4 belangrijke pijlers voorop. (1) Zorgzaam en betrokken : Enkel door echt betrokken te geraken met de mensen en echt aandacht te hebben voor hun noden, problemen en hun persoon kan er een relatie ontstaan tussen hulpverlener en cliënt (Dewaele, 2009; Lieten, 2009; Van Den Broeck, 2009; Vlastrov, 2010). (2) Evenwaardig : De hulpverlener moet zijn eigen deskundigheid soms even aan de kant durven leggen en de situatie vanuit de deskundigheid van de cliënt proberen te bekijken. Het leren luisteren en het leren van elkaar kunnen structurele problemen naar de oppervlakte doen brengen (Bracke, 2004; Dewaele, 2009; Van Den Broeck, 2009; Vlastrov, 2010). (3) Vruchtvol : Als hulpverlener heb je altijd een bepaald doel op oog. Het niet bereiken van het vooropgestelde doel wil niet zeggen dat de werking niet vruchtvol is geweest. Alleen het feit dat de cliënt voelt dat er iemand voor hem aan het werken was kan de cliënt zijn vertrouwen in hulp- en maatschappelijke dienstverlening versterken (Dewaele, 2009; Vlastrov, 2010). (4) Onvoorwaardelijk : De CAW s bevinden zich op de eerste lijn van opvang. Ze zouden geen voorwaarden mogen stellen aan cliënten. Ook het niet bereiken van bepaalde doelstellingen zou niet mogen leiden tot het beëindigen van de hulpverleningsrelatie (Dewaele, 2009; Vlastrov, 2010). Tenslotte bestaat de eigenlijke techniek die wordt toegepast door het straathoekwerk uit de volgende onderdelen. 41

49 De eerste fase is die van onderdompeling. De straathoekwerkers gaan zich in de publieke ruimten begeven en participerende observeren. Deze onderdompeling kan enkele maanden in beslag nemen zodat de straathoekwerker zicht krijgt op wat er zich afspeelt binnen de wijk en zich kan inleven in de leefwereld van de doelgroep. Door zich bloot te stellen en te luisteren kunnen relaties aangegaan worden met de buurt en de bewoners (Vlastrov, 2010). Na de onderdompelingfase kan er gewerkt worden op drie verschillende niveaus. Het eerste niveau is werken met de doelgroep. Hierbij kan het gaan over het louter informeren, over perspectieven bieden of keuzemogelijkheden aanreiken. Er wordt ook aan harm reduction en andere hulp- en dienstverlening gedaan (Vlastrov, 2010). Op het tweede niveau wordt er gewerkt met de doelgroep en de maatschappij. Het herstellen van de relatie tussen de doelgroep en de maatschappelijke diensten loopt niet altijd van een leien dakje. Hierbij kan de straathoekwerker als brugfunctie worden beschouwd om de doelgroep toe te leiden of door te verwijzen naar andere maatschappelijke hulp- en dienstverlening (Vlastrov, 2010). Op het laatste niveau is structureel werk van enorm belang. Dit zijn technieken om maatschappelijke instellingen en het beleid te beïnvloeden om uitsluiting te voorkomen of weg te werken. Hierbij kunnen bepaalde onrechten worden aangekaart en gesignaleerd naar het beleidsniveau door de sociale restcategorie van de samenleving een stem te geven. Bij Structureel werk tracht men de manier waarop er gedacht wordt, of zaken georganiseerd of uitgevoerd worden, binnen organisaties of door een bestuur of overheid te veranderen. Het straathoekwerk kan de noden van de doelgroep vertegenwoordigen en verdedigen (Vlastrov, 2010) Besluit Straathoekwerkers komen dagelijks in contact met sociaal uitgeslotenen. Eén van hun voornaamste taken is de doelgroep terug aansluiting te laten vinden bij de samenleving. Dit doen ze op de eerste plaats door een relatie van vertrouwen op te bouwen met de gasten. Anderzijds hebben ze ook een brugfunctie naar maatschappelijke voorzieningen. Eén van de belangrijkste functies van het straathoekwerk bevindt zich misschien wel in de staart. Het is het structureel werk dat van groot belang is om de problemen, waarmee de onderkant van de samenleving geconfronteerd wordt, aan te pakken. Sensibiliseringsacties kunnen helpen om een evenwichtig beeld te geven van de doelgroep aan de samenleving dat voorbijgaat aan de reeds bestaande vooroordelen en stigma s. 42

50 6. De sociale onderkant van de samenleving als oorzaak voor maatschappelijke problemen In de analyse van Young (1999, 2007) over de globalisatie en het sociaaleconomische binnen de laatmoderniteit werd er reeds op gewezen dat de job situatie voor vele mensen en specifiek voor de sociale onderkant van de samenleving zeer precair is. De economie en de sociale sector in de laatmoderniteit zijn doorspekt met de gedachte van individualisme en rivaliteit. Er werd vermeld dat de voordelen van het sociaal beleid verhoudingsgewijs meer naar hogere sociale groepen gaan dan naar lagere. Met de opkomst van een activerende verzorgingsstaat werd een responsabiliseringsstrategie toegepast. Het is nu het individu dat zelf actief moet zoeken naar oplossingen of reeds aan bepaalde voorwaarden moet gaan voldoen om zijn recht op maatschappelijke integratie te verdienen. De gevolgen van de dynamische sociale uitsluitings- en deprivatieprocessen, de identiteitscrisis (Giddens, 2001) en het vasthouden van de sociaal uitgeslotenen in een secundaire arbeidsmarkt zorgen ervoor dat deze mensen disrespect, het gevoel een sukkelaar te zijn en vernedering ervaren (Young, 2007). Bepaalde delen in het leven van personen binnen de onderklasse zoals bijvoorbeeld hun precaire job situatie is vrijwel onzichtbaar terwijl er bij een groot deel van middenklasse een gevoel heerst dat werklozen dat minder moeten profiteren van het systeem en meer moeten werken. Verder vervaagden de grenzen tussen onderklasse en de lagere middenklasse ten gevolge van deze globalisatie. Niet alleen is het vervagen van de grenzen in een laatmoderniteit een karakteristiek van een economische en culturele globalisatie, tevens is deze overlapping ook een aanzet geweest tot veranderende visies op criminaliteit en bestraffing. Er worden 24 op 24 en 7 op 7 beelden op ons afgestuurd door de media van the good life en de luxe van hogere middenklasse gezinnen. Wie de laatste nieuwe I-Phone nog niet heeft is niet meer mee. Het machogedrag, dat als een gevolg werd beschreven van sociale uitsluitingsprocessen, kan worden geuit door het nastreven en showen van deze vooropgestelde luxe. Langs de ene kant kan de relatieve deprivatie samen met het onbegrepen voelen en het stigma dat ze aan de onderkant van de samenleving ervaren leiden tot crimineel gedrag. Paradoxaal genoeg kan aan de andere kant van de medaille diezelfde groeiende onzekerheid bij de lagere middenklasse tot een grotere drang naar strafbaarstellingen leiden (Young, 2007). Het proces van otheren leidt hierbij tot een negatieve beeldvorming van de onderklasse als werklozen, alleenstaande moeders, druggebruikers en overlastveroorzakers. Kortom groepen die de oorzaak zijn van alle maatschappelijke problemen. 43

51 Dagelijks worden we door de media gebombardeerd met beelden over een onderklasse. Ze halen het nieuws door hun antisociaal gedrag en door de reacties van de maatschappij op dit gedrag. Ze tonen geen warmte maar zijn kil. Ze zijn niet opstandig maar gedesinteresseerd. Ze zijn dus niet langer onzichtbaar. Via een stereotypering van deze groep wordt de ontevredenheid van de rest van de samenleving geuit. Deze onderklasse wordt, vrij disproportioneel tegenover van hun ware impact, aanschouwd als het grootste aandeel te hebben in de problemen in de maatschappij. Verder toonde Pauwels (2008) aan dat een gebrek aan supervisie in de publieke ruimten en maatschappelijk kwetsbare jongeren die geen aansluiting vinden bij de reguliere vrijetijdsbesteding factoren zijn waarbij er een grotere kans bestaat dat een jongere overgaat tot het plegen van crimineel gedrag of tot vormen van overlast. Maatschappelijk kwetsbare jongeren vinden vaak geen aansluiting bij het reguliere aanbod van vrijetijdsbesteding en eisen hun plekje in de publieke ruimte op. Dit claimgedrag wordt snel ervaren als overlast door buurtbewoners. Het samentroepen komt bedreigend over, afval dat wordt rondgeslingerd en geluidsoverlast kunnen voor een reactie zorgen terwijl de jongeren misschien niet de intentie hebben om voor overlast te veroorzaken (De Wree & Van Malderen, 2008). Wat is nu juist deze sociale uitsluiting die deze onderkant van de samenleving vormt? Volgens Young (2007) zijn over het algemeen drie visies op sociale uitsluiting te onderscheiden. In de eerste visie ligt de fout van de sociale uitsluiting bij de individuen zelf door een gebrek aan motivatie en hun terugtrekkingsgedrag uit de maatschappij. Doch ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij de staat die een groep heeft gecreëerd die afhankelijk is geworden van zijn steun. Zo worden bijvoorbeeld ook al zijn er nog jobs op de markt over deze niet ingevuld door de onderklasse. Volgens een tweede visie ligt het probleem van sociale uitsluiting in het falen van het systeem om jobs te creëren. Dit leidt tot een situatie van sociale uitsluiting waarbij mensen niet de motivatie tot werken verliezen maar gewoon geen job vinden. In de derde visie wordt een actieve weigering van de onderklasse door de maatschappij benadrukt. Deze weigering gebeurt aan de hand van het verkleinen van de industrie, de stigmatisatie van de werklozen en de stereotypering van een onderklasse als een druggebruikende, criminogene groep. Vaak zijn ras en vooroordelen hier nauw aan verbonden. Sociale exclusie is een probleem binnen de maatschappij dat zich uit als een symptoom van een bredere sociale malaise veroorzaakt door een maatschappij die beheerst wordt door de markten. Het is duidelijk dat deze laatste visie anno 2011 steeds meer aan belang wint. De rol van de financiële markten doet onze huidige samenleving op zijn grondvesten daveren. In het volgende hoofdstuk wordt besproken welke rol de gemeentelijke administratieve sancties binnen deze 44

52 politieke en sociaaleconomische evolutie spelen en hoe hun aandacht gericht wordt op het controleren van de sociale onderklasse. 45

53 DEEL III: De gemeentelijke administratieve sancties als lokaal sociaal controle-instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. In dit derde deel worden de gemeentelijke administratieve sancties als sociaal controlemiddel van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving besproken. Om te beginnen wordt er dieper in gegaan op nieuwe vormen van sociale controle en de shift van veiligheid van een nationaal naar een lokaal probleem op het einde van de jaren 90. Verder wordt het kwanitatief onderzoek van De schepper (2008) besproken en vergeleken waar mogelijk met huidige cijfers van de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten. Naast deze kwantitatieve analyse wordt het belang van kwalitatief onderzoek benadrukt om tot een beter begrijpen te komen van de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties aan de hand van een onderzoek van Devroe & Ponsaers (2005) en van een onderzoek van Groenen en Goethals (2006). Daarna wordt er dieper ingegaan op een praktijkvoorbeeld van de Gemeentelijke administratieve sancties als lokaal sociaal controle instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. Ten slotte wordt er een blik over het water geworpen naar de Anti- Social Behaviour Orders van het Verenigd Koninkrijk. Een korte beschrijving van hun systeem voor de aanpak van overlast en een aantal gelijkenissen en verschillen met de gemeentelijke administratieve sancties worden beschreven om zo het internationale karakter van het ontstaan van nieuwe vormen van sociale controle meer kracht bij te zetten. 1. Het ontstaan van nieuwe vormen van controle in de stedelijke samenleving Diversiteit is een inherente eigenschap van de stedelijke samenleving. Tot op vandaag de dag wordt de stad geassocieerd met negatieve kenmerken zoals vervuiling chaos, geweld, verwaarlozing, Het stadsleven is anoniem in vergelijking met het plattelandsleven waar iedereen elkaar kent (Van Den Herrewegen, 2008). De stad wordt benaderd vanuit het beleid en de bewoner voor zijn instrumentele functie. Ze is een plaats waar vier zaken tegelijkertijd voorkomen: ronddwalen, verkeer, werk en plezier. Dit heeft een aantal gevolgen voor de opdeling van de stad. Het centrum wordt als ontspanningsruimte en als een toeristenattractie gebruikt. De snelwegen zorgen op hun beurt voor mobiliteitsmogelijkheden rondom de stad. Verder worden woningen veelal buiten de steden opgetrokken in de randgemeenten. Ten slotte wordt een aparte plaats voorzien aan de rand van de stad voor economische activiteiten (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Het beleid richt zich erop dat deze activiteiten gerealiseerd kunnen worden en elimineert de zaken die 46

54 deze functies in gevaar brengen. Hierbij gaat het over groepen die zich niet doelbewust in de openbare ruimten begeven zoals bedelaars, rondhangende jongeren en migranten. Ze worden beschouwd als de oorzaak van irritaties en onveiligheidsgevoelens (Van Den Herrewegen, 2008). De mensen in de publieke ruimte bestaan dus uit bezoekers, vaste bezoekers en bewoners. Deze laatste groep wordt de laatste jaren kleiner. Hiermee wordt niet bedoeld dat iedereen buiten de stad is gaan wonen. Integendeel sinds de jaren 90 is er een hernieuwde interesse in de stad ontstaan (Van Den Herrewegen, 2008). Appartementen in het centrum van de stad worden snel en aan hoge prijzen verhuurd. De bewoners zelf hebben echter andere plannen. Het is niet omdat ze wonen in de stad dat ze daar ook gaan werken of hun vrije tijd gaan doorbrengen (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Vaak wordt er ook voor geopteerd om slechts een aantal jaren in de stad te leven en weer te verhuizen. Het profiel van de bewoner is dus veranderd. Hoge huisprijzen maken het bijna onmogelijk om als alleenstaande een woning te kopen dus wordt er gehuurd en vaak veranderd van woonst. De mobiliteit van de mensen is groter dan ooit. De publieke ruimte in de stad heeft dus veel van zijn functies verloren. Ze wordt niet langer sterk informeel gecontroleerd want de mensen die zich in de stad bevinden zijn vaak slechts bezoekers in die ruimte. Het ontstaan van multiculturele gemeenschappen en het proces van individualisatie zorgde voor een vermindering van informele controle (Sampson & Raudenbush, 1999). Formele sociale controlevormen zoals de kaartjesknippers op de tram werden in de jaren 80 achterwege gelaten. De politie hield zich rond deze periode vooral bezig met ernstigere vormen van criminaliteit en van community policing was nog geen sprake (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). De controle over criminaliteit of de reacties op crimineel gedefinieerd gedrag worden geconstrueerd via sociale invloeden. Deze sociale invloeden bepalen welke criminaliteit als het meest ernstige wordt aanschouwd en welke soorten criminaliteit de hoogste prioriteit van politie, justitie en beleid verdienen. (Carrabine, Cox, Lee, Plummer & South, 2009). Zo worden bijvoorbeeld problemen met afval, graffiti, lawaai en andere vormen van overlast al decennia als vervelend ervaren door de bevolking. Toch is het pas vrij recent dat de reacties op deze vormen van overlast een centraal thema vormen in onze hedendaagse maatschappij (Waiton, 2008). Hebberecht (2005) merkte op hoe Angelsaksische en Nederlandse ontwikkelingen in het politiebeleid sinds de jaren 70 worden beïnvloedt door Noord-Amerikaanse 47

55 criminaliteitstheorieën zoals de situationele controle theorieën, de gelegenheidstheorie, de rationele keuzetheorie, Deze theorieën richten zich op de reductie van de gelegenheden tot het plegen van criminaliteit en tot de verhoging van informele, functionele en formele controle in (semi-) publieke plaatsen. Deze nieuwe vormen van controle deden stapsgewijs ook hun intrede in de Belgische samenleving. Binnen de politiediensten is er een shift geweest van reactief politie handelen naar proactief en preventief communitiy policing handelen (Garland, 2001). Hierbij werd de nadruk steeds meer gelegd op het controleren van kleinere misdrijven en overlast. Ze dienen echter niet gezien te worden in het kader van een verrechtsing van het beleid dat de waarden en normen van de maatschappij zou willen herstellen (Wacquant, 2004). De conservatieve overtuiging van hoe het vroeger was en de radicale overtuiging van hoe het zou kunnen zijn delven onderspit voor een nieuwe visie van hoe het nu is (Waiton, 2008). De overheden hebben moreel-politieke campagnes om de waarden en normen van onze samenleving te benadrukken verlaten en concentreren zich nu volledig op het controleren en reguleren van een samenleving waarop men zijn grip verliest (Waiton, 2008). Zygmunt Bauman (2000) spreekt hierbij over een vloeibare moderniteit waar er geen echt onderscheid meer is tussen rechts en links. De elite heeft zijn identiteit verloren en daarbij zijn grip op de samenleving (Bauman, 2000). De nadruk bij deze nieuwe vormen van controle kwam te liggen op situationele preventie. Deze kunnen van technische aard zijn zoals het plaatsen van camera s op de bussen of op openbare plaatsen. Het oprichten van de gemeenschapswacht kan ook in dit kader bekeken worden (Verfaillie, 2008). In de hedendaagse criminologie over criminaliteitscontrole staan kleine overtredingen meer centraal, die vaak via situationele controle vastgesteld kunnen worden om daarna kordaat bestraft te worden (Garland, 2001). Deze vormen van situationele preventie zijn nog steeds in opmars. (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). 2. De verschuiving van criminaliteit en onveiligheid van een maatschappelijk naar een lokaal probleem De laatste decennia werd veiligheid een belangrijke zaak in het dagelijks leven van de burgers van onze Westerse samenlevingen. In diezelfde periode werd onveiligheid en angst voor criminaliteit dan ook een belangrijk onderwerp op de politieke agenda. De burger in de samenleving verwacht dat iets aan deze onveiligheid gedaan wordt, desnoods door harde en 48

56 strikte maatregelen. Steeds meer gaan ook de linkse politieke partijen zichzelf profileren als hard in de strijd tegen criminaliteit (Burney, 2005; Waiton, 2008). Elke stadsbewoner of stadsbezoeker is zich in zekere mate bewust van de gevaren die de stad met zich meebrengt. Het dagelijks gedrag en het gebruik van publieke ruimten van burgers in de stedelijke samenleving wordt soms gelimiteerd door gevoelens van onveiligheid of angst voor criminaliteit (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). De modale burger wordt als een kwetsbaar individu bekeken dat een grote mate van bescherming nodig heeft tegen een wijde variatie van onlusten in de samenleving (Waiton, 2008). Dit wil niet zeggen dat iedereen daarom met angstgevoelens rondloopt of gevoelens van onveiligheid ervaart. Aangezien overlast een containerbegrip is, is het logisch dat niet iedereen zich zal storen aan elke soort gedrag dat onder deze noemer valt. Er zijn ook andere reacties dan angst en vermijding mogelijk op ervaren overlast en criminaliteit. Gevoelens van onverschilligheid, frustratie, walging, woede zijn minstens even frequent aanwezig (Van Den Herrewegen, 2008). Bij de eerste confrontatie met een dakloze op de straat zal er onwaarschijnlijk enige aandacht naar deze persoon uitgaan. Na een langdurigere confrontatie met dit beeld zal de man steeds meer opgaan in het algemeen stadsbeeld. Verder kunnen ook bepaalde patronen ontdekt worden waardoor storend gedrag voorspelt en indien gewenst ook vermeden kan worden (Van Den Herrewegen, 2008). Veel mensen bouwen op deze manier een routinegedrag op waarbij bepaalde delen van de stad zoals de ondergrondse metro of buitenwijken en steegjes worden vermeden. Hun zoektocht naar veiligheid en zekerheid kan in zekere mate gezien worden als een reactie op een steeds meer open, vloeibare, gedifferentieerde en multiculturele maatschappij (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Het vertrouwen van de burger in justitie en politie is al meermaals geschonden geweest. De trage strafrechtelijke afhandeling of het seponeringsbeleid van minder ernstige criminaliteit heeft voor een ontevredenheid en een wantrouwen van de werking van het strafrecht gezorgd (Schuermans, 2005). De vraag van de burger naar meer veiligheid en een betere strafrechtelijke behandeling werd door de politici gehoord. Het slachtoffer kreeg, mede door de uitdrukking van verontwaardiging in de strafrechtelijke afhandeling van de zaak Dutroux, een centralere plaats binnen de strafrechtsketen (Garland, 2001). De veiligheidsmonitor die de gevoelens van onveiligheid linkte met allerlei vormen van overlast kon als basis gebruikt worden voor het uitstippelen van een beleidsmatige reactie op de gevoelens van onveiligheid. Hierbij zien de politici ook een kans om het vertrouwen van de burger terug te winnen (Waiton, 2008). 49

57 Vanuit een sociaal constructivistische kijk op de samenleving kan men zich afvragen of het tegemoetkomen aan de verwachtingen van burgers wel altijd de beste oplossing is voor de samenleving in zijn geheel. De problemen die worden aangekaart door de burgers zijn tenslotte een perceptie van de sociale wereld waarin ze leven waaraan dan betekenis wordt gegeven. Deze perceptie wordt beïnvloedt door allerlei andere sociaal culturele normen, waarden en verwachtingspatronen (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Buurtbewoners formuleren dikwijls noden die emotioneel geladen zijn, erg parochiaal van aard zijn, niet zelden onrechtvaardig zijn en vanuit een antipathie voor anderen worden opgesteld. Verder gaat het ook soms over verregaande fantasieën van een absolute veiligheid. Het zijn deze dikwijls angstige en verzuurde groepen die beroep doen op politie. Buurtklachten komen meestal voort vanuit een middenklasse van blanke hoogopgeleide groepen (Jackson, 2004; Ponsaers & Vander Beken, 2008). Op deze manier zijn het de grootste roepers en klagers die de aandacht trekken van het beleid maar daarom niet representatief zijn voor de hele samenleving. De inhoud van overlast hangt af van de tolerantiedrempel van de burger (Devroe & Ponsaers, 2005). De interpretaties van de sociale wereld die mensen maken kunnen dus op verschillende manieren gerepresenteerd worden. De verschillende representaties bestaan niet naast elkaar maar zijn vermengd en beïnvloeden elkaar. Tenslotte kunnen bepaalde perspectieven de bovenhand halen en dominant worden (Verfaillie, 2008). Deze complexe strijd tussen representaties speelt zich af binnen de samenleving tussen verschillende actoren die niet allemaal over gelijke middelen en autoriteit beschikken om te worden gehoord of zichzelf verstaanbaar te maken (Verfaillie, 2008). In het kader van overlast moet het lokale beleid nog steeds het regionale en federale beleid inzake regelgeving respecteren. Toch zullen er bepaalde groepen zijn in de samenleving, zoals een blanke hoogopgeleide middenklasse, die meer invloed kunnen uitoefenen op het niveau van het beleid. Het overdreven benadrukken van onveiligheidsgevoelens leidt tot een stigmatiserend effect op bepaalde groepen en individuen die automatisch door vooroordelen gelinkt worden aan onveiligheid. Het betreft hier groepen zoals daklozen, bedelaars, luidruchtige jongeren, kortom de sociale onderkant van de stedelijke samenleving (Demey, 2009; Verfaillie, 2008). Andere structurele problemen worden op deze manier uitgesloten. Deze restgroepen zullen hierdoor automatisch minder invloed kunnen uitoefenen op het beleid en regelmatig het mikpunt worden van een veiligheidsbeleid. Binnen dit perspectief wordt er gesproken over een constructie van onveiligheid (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). 50

58 Ten eerste wordt criminaliteit altijd voorgesteld als een probleem dat steeds erger wordt. Slachtofferenquêtes toonden echter aan dat het aantal slachtoffers van criminaliteit de laatste twee decennia vrijwel stabiel gebleven is. Er wordt ook vaak gezegd dat de angst en onveiligheidsgevoelens bij de bevolking gestegen zijn. Toch zijn deze vrijwel stabiel gebleven. Ten tweede zijn er verschillende percepties over wat criminaliteit is. Wat als criminaliteit gedefinieerd wordt is grotendeels verbonden aan het feit of criminaliteit bekeken wordt op een micro-, meso- of macro niveau. Op een macro niveau zijn criminaliteitsproblemen zaken zoals moord en overvallen. Deze fenomenen worden op nationale of internationale manieren aangepakt. Op de lagere niveaus zijn vervuiling en vandalisme de centrale problemen. Hieraan wordt op stedelijk en individueel niveau naar oplossingen gezocht. Ten derde is er de fear of crime paradox : de gevoelens van onveiligheid en dus de perceptie van de mensen over criminaliteit zijn niet logisch gerelateerd aan de mate waarin er criminaliteit wordt gepleegd, aan slachtofferschap of aan het risico op slachtofferschap. In de jaren 70 zat de criminologie met een probleem. De discrepantie tussen de inschatting van de burger op slachtofferschap van criminaliteit en de kans op slachtofferschap volgens officiële criminaliteitsstatistieken kon niet worden verklaard. Vormen van overlast werden als verklarende factor voor deze discrepantie aangehaald. In 1982 werd een artikel gepubliceerd door de criminoloog James Q. Wilson en senior policeman George Kelling (1982), onder de titel Broken Windows. Het centrale argument van het artikel is dat wanneer een raam wordt gebroken in een gebouw en het niet snel herstelt wordt, de andere ramen van het gebouw snel zullen volgen. Deze hypothese gaat over de escalatie van crimineel gedrag. Als minder ernstige criminaliteit en vormen van overlast niet kordaat worden aangepakt dan kan dit gedrag escaleren naar zwaardere vormen van criminaliteit. De hypothese van de Broken Windows geldt volgens de auteurs zowel in arme als in meer welgestelde buurten. In deze periode werd in New York een nultolerantie uitgeroepen die wereldwijd de aandacht trok van andere beleidsmakers en wetenschappers. Politiechef van New York Wiliam Bratton, die zich ook internationaal stedelijk veiligheidsconsulent mag noemen, was een stevige aanhanger van de nultolerantie. Wie in New York sinds 1993 wordt betrapt op bedelen, ronddwalen, de autoradio te luid zetten, graffiti spuiten, afval achterlaten of een ander banaal decreet overtreedt, kan aangehouden en afgevoerd worden naar de gevangenis (Wacquant, 2004). Hedendaagse steden in Europa hebben dualistische kwaliteiten (Verfaillie, et. al., 2007). Aan de ene kant zijn ze de plaats waar mensen naartoe trekken om zich te ontspannen en waar 51

59 toeristen geld kunnen uitgeven aan allerlei stedelijke attracties. Voor lokale beleidsmakers is zorgen voor een goed gevoel van veiligheid belangrijk om de mensen blijven aan te trekken naar de stad (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Aan de andere kant is de stad nog steeds gevuld met sociaal uitgesloten mensen. Desondanks de vergroting van communicatiemogelijkheden en de mobiliteit in de laatste decennia, leven grote stukken van de stedelijke samenleving nog steeds afgesloten van de rest van de samenleving. Deze onderkant van de stedelijke samenleving wordt steeds meer zichtbaar in het straatbeeld (Van Der Vijver & Terpstra, 2004; Young 2008). Het gaat hier over druggebruikers, bedelaars, dak en thuislozen, alcoholisten en groepjes luidruchtige jongeren die de voorbijgangers lastigvallen. Deze mensen worden gepercipieerd als een gevaar voor de stedelijke veiligheid (Devroe & Ponsaers, 2005). Eén van de reacties van de niet-uitgeslotenen op deze problemen is het verhuizen naar de buitenwijken of gated communities om zo te ontsnappen aan de dagelijkse confrontatie met de problemen in de stad (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Volgens Wilson & Kelling (1982) wordt het toestaan van het verwaarlozen van de eigen omgeving gelinkt aan het teniet gaan van sociale controle in de buurten. In een stabiele buurt zal er voor elkaars kinderen gezorgd worden en worden vreemden in de buurt die iets mispeuteren daar op aangesproken. Binnen een korte periode kan dit echter omslaan. Een leegstaand gebouw binnen de buurt met een verwaarloosde tuin kan de aanzet zijn tot het stoppen met lawaaierige jeugd aan te spreken, de kinderen ontsnappen aan elke vorm van informele controle en worden nog rumoeriger. Sommige families besluiten de buurt te verlaten en anderen die niet gehecht zijn aan de buurt komen in de plaats. Dit wil volgens hun niet zeggen dat ernstigere criminaliteit nu niet meer te vermijden is maar wel dat de buurtbewoners wel beginnen te geloven dat er ernstigere vormen van criminaliteit op komst zijn. Hierdoor trekken ze dan weg vanuit het straatbeeld en vermijden ze contact met de buurt. Deze buurt wordt dan op zijn beurt kwetsbaar voor een invasie van het criminele. Niet de originele bewoners maar het aantrekken van dronkaards, prostituees en bedelaars van buitenaf zorgt voor gevoelens van onveiligheid. Een urbane of stedelijke mentaliteit van de inwoners kan een middenweg vormen voor het omgaan met elkaar in een stedelijke gedifferentieerde samenleving. Deze attitude houdt in dat andere waarden en normen worden gerespecteerd zonder ze daarom te delen met elkaar(van Den Herrewegen, 2008). Binnen onze als complex ervaren geglobaliseerde wereld, waarin veranderingen nog nooit zo snel zijn gegaan, is het vrijwel onmogelijk om aan alle eisen van veiligheid te voldoen. De politici zijn zich hier van bewust en verschuiven criminaliteit en onveiligheid van een 52

60 maatschappelijk naar een lokaal probleem. Het lokale beleid werd aangesteld om voor de preventie en controle van criminaliteit en onveiligheid te zorgen (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Het veiligheidsbeleid wordt benaderd vanuit een rationele keuzebenadering van crimineel gedrag en richt zich op preventie, schadebeperking en risico-controle (Verfaillie, et. al., 2007). De gemeentelijke administratieve sancties werden het sluitstuk van allerlei lokale preventie en controle initiatieven. Daarom is het interessant om te bekijken in welke mate de gemeentelijke administratieve sancties reeds geïmplementeerd zijn in Vlaanderen en welke gedragingen er door de gemeentelijke administratieve sancties gesanctioneerd worden. 3. De gemeentelijke administratieve sancties in werking Op 1 Juli 2008 werd door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten een onderzoek gevoerd naar de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties (De schepper, 2008). In dit onderzoek werd bij 308 Vlaamse gemeentesecretarissen per elektronische post een korte vragenlijst over de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties afgenomen. In het tweede deel van het onderzoek werd er bij de sanctionerende ambtenaren gepeild naar de praktische toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties. De resultaten van dit onderzoek worden weergeven en verder toegelicht. Waar mogelijk worden de resultaten van het onderzoek van 2008 vergeleken met de recente gegevens over de gemeentelijke administratieve sancties van de Vereniging voor Vlaamse Steden Gemeenten op 15 Juni 2011 (VVSG, 2011). 3.1 De implementatie van de Gemeentelijke administratieve sancties in Vlaanderen Om te beginnen wordt er even ingezoomd op de implementatie van de gemeentelijke administratieve sancties in Vlaanderen. Hiervoor werden de cijfers van 1 Juli 2008 en de cijfers van 15 Juni 2011 gebruikt. Toepassing van de gas op 1 juli 2008 Oost- Vlaams- West- Gemeenten/provincie Antwerpen Limburg Vlaanderen Brabant Vlaanderen totaal van toepassing 43% 36% 52% 95% 30% % op komst 23% 11% 28% 3% 17% 58 19% Discussie geen gegevens 40 13% niet van toepassing 34% 53% 20% 2% 53% 49 16% totaal

61 Toepassing op 15 Juni 2011 Oost- Vlaams- West- Gemeenten/provincie Antwerpen Limburg Vlaanderen Brabant Vlaanderen totaal van toepassing 87,14% 52,27% 92,31% 98,46% 53,13% ,57% op komst 1,43% 4,55% 1,54% 0,00% 12,50% 12 3,90% discussie 8,57% 9,09% 3,08% 0,00% 14,06% 21 6,82% niet van toepassing 2,86% 34,09% 3,08% 1,54% 20,31% 33 10,71% totaal 308 Op 1 Juli 2008 waren de gemeentelijke administratieve sancties bij 161 gemeenten van toepassing. Dit wil zeggen dat ongeveer dan de helft van de Vlaamse gemeenten toen gebruik kon maken van de bestuurlijke sancties. Opvallend is dat bij 98 gemeenten en steden (32%) op dat moment reeds de discussie over de invoering aan de gang was of dat het al vast lag dat ze weldra zouden worden geïmplementeerd. Als er naar de cijfers van 15 Juni 2011 wordt gekeken, valt op dat de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties met 81 gemeenten en steden (27%) is toegenomen. Van de te verwachten toename van 98 gemeenten of steden zijn er 81 gemeenten die binnen deze periode van 3 jaar de overstap hebben gemaakt naar het invoeren van de gemeentelijke administratieve sancties. Bijna acht van de tien Vlaamse gemeenten of steden maken op 15 Juni 2011 gebruik van de gemeentelijke administratieve sancties. Er mag verwacht worden, aan de hand van de gemeenten en steden die hebben laten weten in 2011 dat de invoering van de gemeentelijke administratieve sancties op komst of in discussie is, dat deze toename zich de volgende jaren zal verder zetten. Een toename van nog een kleine 10% binnen de drie jaar ligt dan in de lijn van de verwachtingen. Tegen 2014 zou dit willen zeggen dat negen op de tien gemeenten de gemeentelijke administratieve sancties hebben geïmplementeerd. Het is duidelijk dat de gemeentelijke administratieve sancties geen marginaal fenomeen meer is. Het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties in onze samenleving zijn een feit. Vlaams-Brabant stak in 2008 nog met kop en schouders uit boven de andere provincies inzake de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties. Anno 2011 hebben Oost- Vlaanderen en Antwerpen de provincie bijgebeend. De schepper (2008) vond verder in zijn analyse dat er vooral in stedelijke gebieden gebruikt gemaakt werd van de gemeentelijke administratieve sancties. Vooral residentiële randgemeenten met hoge inkomens (93% invoering), woongemeenten (85%), grote (83%) en middelgrote steden (70%) passen de gemeentelijke administratieve sancties al toe. In de 54

62 recentere gegevens wordt duidelijk dat ook steeds meer landelijke gemeenten de gemeentelijke administratieve sancties invoeren (VVSG, 2011). Op deze kaart wordt het verschil tussen de provincies heel duidelijk. In de provincies Limburg en West-Vlaanderen is de toepassingsgraad beduidend lager dan in Vlaams-Brabant, Oost- Vlaanderen en Antwerpen. Slechts de helft van de steden en gemeenten in de twee provincies passen de gemeentelijke administratieve sancties toe. De schepper (2008) merkte dit verschil in 2008 ook al op en vond een aantal verklaringen voor deze verschillen. Om te beginnen bestaan er in West-Vlaanderen en Limburg op een aantal plaatselijke initiatieven na geen interlokale of provinciale samenwerkingsverbanden. Dit is in Oost-Vlaanderen en Vlaams- Brabant bijvoorbeeld wel het geval. Er wordt gebruik gemaakt van een provinciale ambtenaar voor de afhandeling van de gemeentelijke administratieve sancties. Verder hebben in Limburg verscheidene gemeenten afspraken gemaakt met het parket van Tongeren en Hasselt. Op deze manier blijft de beteugeling van overlast in de handen van het parket. Veny & De Vos (2005) wezen er op dat voor de zwaardere gemengde inbreuken de strafrechtelijke afhandeling de voorkeur kreeg door een besluit van De Raad van Procureurs des Konings. Hier wordt ook bij de lichtere gemengde inbreuken voor een strafrechtelijke afhandeling gekozen. De beoogde ontlasting van de parketten werd hier dus helemaal niet bereikt. In de provincie West-Vlaanderen is slechts weinig samenwerking maar veel discussie. Er wordt wel een tendens waargenomen naar steeds meer vormen van samenwerking. De gemeenten en steden blijven uiteraard vrij om de gemeentelijke administratieve sancties toe te passen. De Gemeenten die ze nog niet hebben toegepast in 2008 geven verschillende 55

63 redenen op (De Schepper, 2008). Een eerste probleem waar veel gemeenten mee geconfronteerd worden is een gebrek aan middelen. Verdere uitbreiding van samenwerkingsverbanden kan een oplossing bieden. De andere redenen die gegeven worden zijn eerder van politieke aard of zijn het gevolg van afspraken binnen het gerechtelijk arrondissement met het parket. 3.2 Welke soorten overlast worden vastgesteld? Overlast werd door de wetgever niet gedefinieerd. Elke gemeente heeft de vrijheid om bepaalde inbreuken al dan niet in het plaatselijke politiereglement op te nemen. Dit zorgt er voor dat sommige inbreuken bij de ene gemeente wel en bij de andere niet in het politiereglement worden overgenomen. Om tot enige zinnige resultaten te komen werd aan de sanctionerende ambtenaar in het onderzoek van De Schepper (2008) gevraagd om een top drie samen te stellen van de meest voorkomende overlast. Verder werd ook gevraagd naar wie er als vaststeller optreedt in de gemeente of stad. De meeste vormen van overlast die aangepakt worden zijn duidelijk geluid (overdag en s nachts), honden (blaffende en bijtende honden en hondenpoep), afval (vooral zwerfvuil en sluikstorten) en vormen van vandalisme. Zoals vermeld zal dit lijstje niet in elke gemeente in deze volgorde voorkomen maar schetst het wel een algemeen beeld van welke vormen van overlast er worden aangepakt. 56

64 Voor de periode van juli 2008 tot maart 2011 schrijven de Vlaamse steden en gemeenten vooral boetes uit voor hondenoverlast (15%), klein vandalisme (13%), geluidshinder (21%) en allerlei vormen van zwerfvuil (VVSG, 2011). Veel verandering in de soorten overlast die worden vastgesteld is er dus niet. In het onderzoek van De schepper (2008) werd hierna ook nog bevraagd welke soorten overlast de gemeenten en steden in de toekomst nog zouden willen bestraffen aan de hand van de gemeentelijke administratieve sancties. Naast de meest voorkomende vormen van overlast zoals milieu-inbreuken kwamen ook heel specifieke vormen van overlast naar voor met een lokaal karakter. Zo zijn alcoholverboden, nachtwinkelgerelateerde overlast en bedelverboden voorbeelden voor de lokale problemen die in steden worden ervaren. In landelijke gemeenten worden dan weer zaken zoals overlast met betrekking tot landbouw naar voor geschoven. 3.3 Wie treedt er op als vaststeller van de overlast? Als er wordt gekeken naar wie de overlast vaststelt is het duidelijk dat de politie het meeste van de vaststellingen van overlast maakt. Alhoewel een aantal gemeenten een gemeenschapswacht hebben ingevoerd wordt er vaak voor geopteerd om deze niet in te schakelen voor het vaststellen van overlast (De Schepper, 2008). Vaststeller Vlaanderen Politie (ambtenaar 90,33 en agenten) Gemeenschapswacht- 5,24% vaststeller andere 2,38% Gemeentepersoneel 2,05% Private bewaking 0,00% De kritiek van Van Heddeghem (2006) dat de private bewaking niet meer vaststellingsbevoegdheid heeft dan een burger en dus als nutteloze categorie van vaststeller naar voor wordt geschoven houdt stand. Ook de problemen die werden beschreven over de gemeenschapswacht als vaststeller leidden er duidelijk toe dat de politie als primaire vaststellers worden aangeduid. 57

65 3.4 Hoe hoog zijn de boetes? Het merendeel van de boetes die worden uitgeschreven liggen tussen de 0 en 62,50. Hiervoor zijn een aantal redenen. De dossier kosten voor de afhandeling via een provinciale ambtenaar zoals bij vele gemeenten in Oost-Vlaanderen bedraagt 55 per dossier. De Gemeente zou zichzelf kosten opjagen indien ze boetes zou uitschrijven die lager dan 55 zijn. Indien de boete wel lager dan 62,50 blijft is een mondeling verweer niet mogelijk. Op deze manier is het voor de ambtenaar interessant om boetes tussen de 55 en 62,50 te geven. Niettemin is beroep nog altijd mogelijk waardoor een complexe procedure voor een kleine boete nog steeds kan worden gestart (Schuermans, 2005). 4. Meer dan cijfers Uit de cijfers van de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties kunnen een aantal zaken opgemaakt worden. De gemeentelijke administratieve sancties zijn een feit in onze huidige samenleving. Dat er nu al acht van de tien en heel binnenkort waarschijnlijk negen van de tien gemeenten en steden in Vlaanderen gebruik maken van de gemeentelijke administratieve sancties maakt van de gemeentelijke administratieve sancties een onvermijdbaar fenomeen in de samenleving. Verder is het de politie die de grootste rol speelt in de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties en zijn de meeste boetes over het algemeen vrij laag. Tenslotte worden de gemeentelijke administratieve sancties het meest gebruikt voor honden-overlast, milieuoverlast en lawaaioverlast. Overlast is echter meer dan cijfers alleen. Een louter kwantitatieve analyse van de gemeentelijke administratieve sancties is niet voldoende om ze volledig te doorgronden en te begrijpen. In deze Masterproef werd dan ook vertrokken vanuit een breed sociaaleconomisch 58

66 en politiek kader om de processen die hebben geleid tot het ontstaan en de evolutie van de gemeentelijke administratieve sancties beter te begrijpen. Een kwalitatieve interpretatie van de cijfers is alvast noodzakelijk. Hierboven werden een aantal kritieken van auteurs op de wetgeving van de gemeentelijke administratieve sancties gelinkt aan de verzamelde cijfers over de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties. Naast het kwalitatief interpreteren van de data is ook kwalitatief onderzoek uitermate nuttig om tot betere inzichten van de werking van de gemeentelijke administratieve sancties te komen. In dit deel worden een aantal bevindingen van een onderzoek van Devroe & Ponsaers (2005) en van een onderzoek van Groenen en Goethals (2006) gegeven. Verder wordt er dieper ingegaan op een praktijkvoorbeeld van de GAS als lokaal sociaal controle instrument van de sociale onderkant van de stedelijke samenleving. 4.1 Een bespreking van het onderzoek van Devroe & Ponsaers In hun onderzoek naar overlast, en meer specifiek drugoverlast werd een bevraging bij de bevolking gehouden voor een inzicht te verwerven in druggerelateerde overlast voor bewoners van 11 bevraagde onderzoeksgebieden. Via een telefonische bevraging werden 3713 respondenten bereikt aan de hand van een semi-gestructureerde vragenlijst. Overlast wordt vooral ervaren in stedelijke regio s en dan vooral in de stadskern, veel minder in grensregio s. Net zoals de cijfers van De Schepper (2010) aangaven bleef de aard van de overlast overal dezelfde. Vooral afval, hondenpoep en verkeersoverlast zijn de boosdoeners. De meeste respondenten schreven overlast toe aan andere maatschappelijke groepen waartoe ze zelf niet behoren. Bij het bevragen van de sleutelfiguren (welzijns-, veiligheids- en beleidsactoren) over wie dan wel de veroorzakers zijn van overlast werden verschillende subgroepen besproken. Ze werden niet als een homogene groep maar als verschillende subgroepen geordend naargelang de problematiek. Het overlast fenomeen wordt door hun vooral toegeschreven aan (Deze lijst is opgesteld in aflopende volgorde): Allochtonen Jongeren Illegalen Mensen in een precaire positie (werkloos, gemarginaliseerd, residugroep, ) Mensen met een alcoholprobleem 59

67 In een derde luik werden drugsgebruikers zelf benaderd voor hun visie op het overlastfenomeen. Drugsgebruikers zelf definiëren overlast als het dagdagelijks geconfronteerd worden met wantrouwen, gebrek aan respect en vriendschap. Overlast heeft voor hun een sociale en dus niet een materiële betekenis. Overlast is de moeilijkheid om vertrouwen te schenken door het gebrek aan respect dat sommige gebruikers ten toon spreiden in hun relaties met anderen. Zich blootgeven is risicovol want dat kan problemen aantrekken en het omgaan met de dagdagelijkse realiteit bestaat er uit zich te beschermen tegen anderen. Het is dus duidelijk dat de restgroepen van de samenleving worden aangeduid als de veroorzakers van overlast zowel door de bevolking als door de sleutelfiguren. Bij de restgroepen kan duidelijk het proces van verharden en afsluiten herkend worden. 4.2 Een bespreking van het onderzoek van Groenen & Goethals In Leuven werd door de auteurs een onderzoek gedaan naar de beleving van overlast. Er werd aan de hand van een survey gepeild naar de perceptie en de ernstappreciatie van verschillende vormen van overlast. Er werden ook een aantal sleutelfiguren bevraagd die professioneel bezig zijn met de overlastproblematiek via semigestructureerde interviews. De bewoners ervaren hondenpoep, afval en het beschadigen van de woonst of tuin als de meest storende soorten van overlast. De ernstappreciatie is het hoogst voor vandalisme maar de frequentie waarmee respondenten in aanraking komen met deze vorm van overlast hangt niet samen met de ernstinschatting. De ernstappreciatie van de bevraagde vormen van overlast is gelijk voor de inwoners uit verschillende zones (in de stad, op de rand en buiten de stad) alhoewel ze te maken krijgen met verschillende vormen van overlast. Zo wordt overlast dat te maken heeft met uitgaansgedrag zoals braken en wildplassen in de drie groepen als even ernstig ervaren. De stadsbewoners die met het meeste vormen van overlast te maken krijgen geven geen hogere ernstappreciatie aan. De interviews die werden afgenomen met de sleutelfiguren waarin hun visie op de overlastproblematiek wordt bevraagd stroken niet met wat de inwoners zelf ervaren als overlast. Hun visies steunen op een eigen, soms enge begripsinvulling, die vaak niet overeenkomt met de realiteit. Dit kan voor een deel verweten worden aan het feit dat overlast een subjectief gegeven is en dat er geen eenduidige visies op bestaan. Het subjectieve element 60

68 voor wat als overlast gedefinieerd kan worden speelt dus een grote rol. Het is de tolerantiegrens die bepaald of iets als overlast wordt ervaren of niet. 4.3 Een praktijkvoorbeeld: Hangouderen in Bredene De kustgemeente Bredene is de eerste Vlaamse gemeente met een zone waar alcohol permanent verboden is (Bijlage 2). Een blik bier openen of een fles wijn ontkurken op het Duinenplein kan een boete van 250 opleveren. De maatregel kwam er na diverse klachten over dronken hangouderen. Het gaat over een groep hangouderen die al maanden op het plein rondhingen en bier dronken. De gemeente besliste in te grijpen om dat er veel toeristen deze route naar de kust nemen en het familievriendelijke beeld van de kust zo bedoezeld werd. Het overlastprobleem dat zich hier stelt is een typisch voorbeeld van hoe de publieke ruimte door meerdere sociale groepen wordt gebruikt en waar de aanwezigheid van één van die groepen als een overlastprobleem wordt beschouwd. Het gedrag van anderen kan als overlast beschouwd worden omdat het niet past binnen onze specifieke culturele en sociale betekenisgeving aan de normen van gedrag (Millie, 2008). Zo wordt een groepje jongeren dat rondhangt in een skatepark niet als overlast ervaren omdat hun gedrag op die plaats verwacht en getolereerd wordt. Het gedrag (roepen, rondhangen, ) kan begrepen worden en als we het niet leuk vinden kunnen we het vermijden. Toch kan dat zelfde groepje jongeren dat in en rond het shoppingcenter hangt wel als problematisch beschouwd worden. De verwachting op zich van hoe bepaalde groepen zich gedragen speelt een cruciale rol in de perceptie van het gedrag dat deze groepen stellen (Millie, 2008). Zo zullen vooroordelen over jongeren in het shoppingcenter of de zatte hangouderen in Bredene voor een sterkere perceptie van antisociaal gedrag gaan zorgen. Als de confrontatie niet kan vermeden worden wordt er extra op gelet. Op deze manier worden daklozen met een alcoholverslaving automatisch overlast omdat ze zich in de publieke ruimte begeven. Het is dus duidelijk dat deze regelgeving kan leiden tot sociale en ruimtelijke uitsluiting. Zo had de stad Antwerpen in hun politiecodex de burgemeester de mogelijkheid gegeven om een straatverbod op te leggen. In het arrest van de Raad van State, nr van 23 Oktober 2009 (inforumnummer ) wordt een uitspraak gedaan over het straat- en plaatsverbod in de stad Antwerpen. De Raad van State oordeelde dat het verbod niet als een bestuurlijke ordemaatregel kan beschouwd worden maar wel als een administratieve sanctie. Het straat- en 61

69 plaatsverbod werd als onwettig bevonden omdat ze als administratieve sanctie niet is opgenomen als één van de mogelijke sancties. Langs de ene kant worden de sociale vangnetten groter. Een paternalistische houding van de staat streeft naar intense interventies met actieve, disciplinaire en responsabiliserende maatregelen. Dit geldt vooral voor jongeren. Aan de andere kant worden de mazen van het politiële en justitiële net steeds kleiner. Er wordt strenger en repressiever opgetreden (Wacquant, 2004). De bestuurlijke handhaving van overlast is een typevoorbeeld van hoe deze twee netten gebruikt worden. Het verbod op alcohol drinken op het Duinenplein van Bredene getuigt van een sterk paternalistische houding waarbij de verantwoordelijkheid van het individu naar voor wordt geschoven. Ze dwingen het individu de verantwoordelijkheid voor het plegen van zijn/haar gedrag op te nemen en een vorm van zelf controle toe te passen (McCarthy, 2010). Als het individu zichzelf niet onder controle heeft is een repressieve aanpak het automatische gevolg. Een toenemende regulering verhoogt de verantwoordelijkheden die worden gegeven aan individuen en tegelijkertijd de mogelijkheden tot bestraffing. Waar er bij jongeren getracht wordt om aan de hand van allerlei interventieprojecten het gedrag nog te corrigeren is hier het doel enkel nog het wegwerken of onzichtbaar maken van de persoon. Er dient vermeld te worden dat de overlast die mensen ervaren door bijvoorbeeld hangouderen wel degelijk reëel is. Het probleem wordt echter niet opgelost met het uitschrijven van boetes maar zal zich gewoon verplaatsen. Er zijn andere oplossingen om de ervaren problemen met deze hangouderen op te lossen. 5. Een kijk over het water In academische kringen van de sociologie in de Verenigde Staten werd in de jaren 70 en 80 steeds meer aandacht geschonken aan maatschappelijke problemen die een verband toonden met de stad. Om deze problematische cocktail, van licht irriterend gedrag tot vervuiling van de omgeving, te omschrijven werden termen als slecht burgerschap, onlusten en disorder of chaos gebruikt (Burney, 2005). 62

70 5.1 Een sociaal constructivistische benadering van anti-social behaviour Midden de jaren 90 dook in het Verenigd koninkrijk plots de term anti-social behaviour op. In tegenstelling tot disorder, een term die berust op een hele gemeenschap, is anti-social behaviour een term die zijn grondslagen vindt in het individu die dan de schuld krijgt voor het schaden van de hele gemeenschap. Disorder kan in tegenstelling tot anti-social behaviour vrijwel limitatief worden opgesomd (Burney, 2005; Pakes, 2005). Net zoals overlast is de inhoud van anti-social behaviour veelal afhankelijk van het gedrag dat mensen verwachten in een bepaalde tijd en ruimte. Wat dus aanschouwd wordt als anti-social behaviour wordt gedefinieerd door de sociaal culturele normen van esthetisch aanvaard gedrag. Dit zorgt er voor dat bepaalde gedragingen soms als antisociaal ervaren worden, soms getolereerd worden of soms zelfs gevierd kunnen worden afhankelijk van de tijd, de plaats en de sociaal culturele normen waarin het gedrag zich stelt (Millie, 2008). In de figuur wordt een differentieel interpretatief perspectief weergegeven. Het begint met de notie dat een bepaald gedrag plaatsvindt op een bepaalde plaats en tijd. In preventieterminologie is dit dus de situatie. Voor deze bepaalde plaatsen op bepaalde tijdstippen zijn er te verwachten gedragingen en sociale waarden en normen (Millie, 2008). Zo kan het opzij duwen van iemand aanvaardbaar zijn in sommige situaties. Wanneer een ijshockeyspeler tijdens een wedstrijd een tegenspeler tegen de zijkant doet smakken wordt zijn gedrag met luid applaus en gejoel gevierd. Doch kan duwen ook als onbeschaafd, antisociaal of zelfs crimineel beschouwd worden. Het opzij duwen van mensen om op de bus of trein te stappen wordt als antisociaal gedrag beschouwd. Het duwen van een politieambtenaar wordt als crimineel beschouwd. Ten slotte is het niet alleen de daad, het duwen zelf, maar ook mensen die toeschouwers zijn van dit gedrag dat er voor zorgt dat dit antisociaal gedrag wordt. Scoutsleiders die kleine kinderen elkaar zien duwen bij het lopen naar de verdelingsplaats voor het vieruurtje zullen hier meestal geen opmerkingen over maken. De ouders die hun kind 63

71 zien duwen om als eerste bediend te worden door de ijscowagen zullen normaliter wel het gedrag van hun kind berispen. Het gedrag treedt buiten de normen van sociaal aanvaard gedrag en buiten de verwachtingen op die de mensen hebben op dat bepaalde moment en op die bepaalde plaats (Millie, 2008). Het gedrag kan offensief zijn voor anderen of derden of kan zo ervaren worden. De interpretatie van het gedrag hangt ook af van de duur van de blootstelling aan het gedrag en aan eerder gevormde percepties en vooroordelen. Dit leidt uiteindelijk tot een differentiële uitkomst. Het gestelde gedrag kan gevierd worden, getolereerd of als crimineel of als overlast bestraft worden (burgerlijk of strafrechtelijk) (Millie, 2008). Het antisociaal gedrag kent dus ook verscheidene graden van ernst. Persisterend irriterend gedrag dat bepaalde buurten verziekt, serieuze schade en vernieling, overdreven langdurige geluidsoverlast en buurten die overrompeld worden door drugsdeals en drugsgebruik kunnen uiteraard niet door de beugel (Burney, 2005). In deze constructivistische benadering van antisocial behaviour interpreteren mensen de wereld en doen ze dit vanuit een bepaalde positie. Feiten hebben bijgevolg geen betekenis an sich maar zijn een sociaal construct en kunnen op verschillende wijzen gerepresenteerd worden (Verfaillie, 2008). Criminaliteit kan hierbij gedefinieerd worden als een sociologisch concept dat niet autonoom bestaat maar bestaat als een sociaal construct. Wat criminaliteit inhoudt hangt af van de tijd, de plaats en de mensen. Doorheen sociale processen wordt dan bepaald gedrag gedefinieerd als crimineel te zijn. Vanuit een Westers oogpunt zijn de wetgeving, zowel internationaal, nationaal als lokaal het meest voorkomend. (Carrabine, et al., 2009; Waiton, 2008). 5.2 Een Britse aanpak van onveiligheidsgevoelens met de Labour-partij als motor van de Anti Social Behaviour Orders Onveiligheidsgevoelens en angst voor criminaliteit zijn complexe menselijke emoties. Elke dag worden we 24 op 24 en 7 op 7 overstelpt met berichtgeving over criminaliteit, crisissen, trauma s, De technologische innovaties in onze laatmoderniteit zoals het internet zorgen ervoor dat het nieuws zich verspreid tegen de snelheid van het licht doorheen een geglobaliseerde wereld. Dit kan er voor zorgen dat er een algemenen perceptie heerst bij de huidige bevolking van te leven in een onveilige onzekere wereld waar het gevaar achter elke hoek verscholen kan zitten. (Carrabine, et al., 2009). De Labour party baseerden hun beleid, net zoals bij de gemeentelijke administratieve sancties op de fear of crime die werd gemeten aan de hand van de Brittish Crime Survey (Demey, 2009). Onderzoekers stelden vragenlijsten op over de beleving van de mensen over sociale overlast zoals rondhangende jongeren of openbaar drinken en over omgevingsoverlast zoals afval of graffiti. Ze werden 64

72 ondervraagd over hun angstgevoelens of hun vermijdgedrag dat met deze overlast gepaard gaat. Als er naar de resultaten van de Brittish Crime Survey werd gekeken blijkt dat de problemen die steeds als eerste op de lijst pronkten vandalisme en afval zijn (Burney, 2005). Verder werd in het Verenigd Koninkrijk ook het justitie systeem als inefficiënt ervaren. De oplossing die naar voor werd geschoven was de plaatselijke autoriteiten meer macht geven om zelf te handelen. Eens de term antisociaal gedrag werd ingevoerd werd het vrij makkelijk om gelijk welke lokale irritatie onder die term te brengen (Burney, 2005). In 1997 voerde de New Labour Party in het Verenigd Koninkrijk een nieuw stuk wetgeving in. In clausule 1 van de Crime and disorder bill werden de Anti Social-Behaviour Orders (hierna: ASBO s) gecreëerd. De introductie van het label antisociaal gedrag, dat voordien enkel in psychologische, criminologische of sociologische middens werd gebruikt om een bepaald type van personaliteit of gedrag te beschrijven, werd publiek geïntroduceerd door de overheid (Burney, 2005). De ASBO s zijn een burgerlijke, civiele maatregel en dus geen strafsanctie. Het overtreden van een ASBO is daarentegen wel een misdrijf waardoor verdere strafsancties nog mogelijk zijn (Lippens, 2006). Verder nog is deze flexibele maatregel ideaal om straatboefjes aan te pakken. Ze worden aangevraagd met het oog op bestraffing of omdat de strafrechter slechts voor korte sancties zou kiezen of ze worden samen met een straf opgelegd door een burgerlijke rechter. Net zoals de gemeentelijke administratieve sancties kenden de ASBO s een trage start. In april van 1999 kon men gebruik maken van de nieuwe wetgeving. Tegen oktober van dat zelfde jaar bleek dat er echter nog maar vijf maal gebruik van gemaakt werd. Lokale autoriteiten werden aangespoord om meer gebruik te maken van de ASBO s om zo de smet van antisociaal gedrag op de gemeenschappen uit te roeien (Burney, 2005). De meeste van de gedragingen, die later via ASBO s bestraft konden worden, konden reeds bestraft worden binnen het oude strafrecht. Politici probeerden de publieke opinie te overtuigen dat het slachtoffer zijn van persisterend asociaal gedrag even serieuze of ergere gevolgen kan hebben als slachtoffer worden van een zwaarder misdrijf. Er werden hierbij beelden naar voor geschoven van individuen en families die als worst case scenario gebruikt werden (Burney, 2005; Pakes 2005). Hieruit extrapoleerden de politici dan een beeld van de gehele samenleving die sinds kort onder deze gedragingen te lijden had. Het label antisociaal gedrag kan op deze manier ook gezien worden als het samenbrengen van een aantal politieke bezorgdheden (Millie, 2005). 65

73 De Criminal Justice and Police Act van 2001 voerde de mogelijkheid in om bepaalde gedragingen zoals antisociaal gedrag, openbare dronkenschap, het afsteken van vuurwerk en de verkoop van drank aan minderjarigen te beboeten met boetes van 50 of 80 pond de zogenaamde PND s (Penalty notices for disorder). Indien de boete niet binnen de 21 dagen werd betaald riskeerden de overtreders verdere vervolging. De anti social beahviour act van 2003 was het sluitstuk van de ASBO s en zorgde voor een uitbreiding van de gedragingen die konden bestraft worden samen met een verlaging van de leeftijd om te bestraffen tot 10 jaar (Burney, 2005). 5.3 Een korte beschrijving van wat de ASBO s zijn en hoe de procedure loopt Het gedrag dat ASBO s willen aanpakken kan onderverdeeld worden in drie categorieën (Millie, 2008). Interpersoonlijk antisociaal gedrag gericht op individuen, groepen of organisaties zoals het bedreigen van de buren of vandalisme Omgevingsgericht antisociaal gedrag zoals geluidsoverlast, graffiti of afval Antisociaal gedrag met betrekking tot publieke ruimtes zoals het lastigvallen van mensen op straat, agressief bedelen, drinken op straat en openlijk drugsgebruik Degenen die zich schuldig maken aan één van deze vormen van overlast of antisociaal gedrag lopen het risico om via een ASBO de toegang tot bepaalde ruimtes al dan niet gedurende bepaalde tijdstippen en voor een bepaalde periode te worden ontzegd of ze worden verboden om bepaalde handelingen of gedragingen te stellen (Burney, 2005). Deze situatie verschilt in de realiteit dus niet veel met de uitsluiting van dronkaards op het Duinenplein in Bredene met als verschil dat er bij de overtreding van een ASBO een strafrechtelijke sanctie mogelijk is en bij de gemeentelijke administratieve sancties een bestuurlijke. De procedure is vrij eenvoudig. Lokale autoriteiten; het lokale stadsbestuur en de lokale politie mogen bewijsmateriaal verzamelen dat een bepaalde persoon overlast veroorzaakt. Met dit bewijsmateriaal gaan ze naar de lokale burgerlijke rechtbank om de oplegging van een ASBO aan te vragen. De local landlords (verhuurders van woningen in sociale woonwijken) kunnen een aanvraag tot ASBO indienen. Er worden ook Acceptable Behaviour Contracts (ABC s) of introductionary tenancies (door de landlords) opgesteld waarbij de personen een akkoord vormen over een proefperiode waarbij ze aan een aantal voorwaarden moeten voldoen zodat het niet tot een ASBO moet leiden (Burney, 2005). Op deze manier wordt er dus een dubbele preventiemaatregel getroffen om te vermijden dat iemand met het strafrecht 66

74 in aanraking komt. Doch moet wel gesteld worden dat de persoonlijke vrijheden serieus beknot kunnen worden. Verder kan op deze manier de zware bewijslast die er heerst bij strafzaken enigszins vermeden worden door de lichtere bewijslast in burgerlijke zaken. Zoals al eerder vermeld staat niet zozeer de intentie en de daad van de dader staat centraal maar wel de ervaring van het slachtoffer. Hiervoor werd de mogelijkheid voorzien om in de burgerlijke rechtbank wel slachtoffers te aanhoren wat een objectieve rechtspraak eventueel kan belemmeren (Pakes, 2005). De ASBO s en ABC s worden disproportioneel gebruikt tegenover restgroepen. Recent onderzoek toonde aan dat jongeren met studeerproblemen of kwetsbare volwassenen Het merendeel van de ASBO s voor hun rekening nemen (McCarthy, 2010; Millie, 2008). Ongeveer 60% van de ontvangers had mentale stoornissen, studeermoeilijkheden of een verslaving. De toepassing van deze vormen van controle suggereert dus dat betere inzichten in de complexe problemen van de sociale onderkant van de samenleving nodig zijn om voor structurele veranderingen te zorgen in deze problematiek. 5.4 Besluit De aanraking met de Anti Social Behaviour Orders is te kort om tot exhaustieve besluiten te komen. Dit was ook niet de bedoeling. De ASBO s zijn heel verschillend van de GAS. Toch zijn er een ook een aantal gelijkenissen die onmiddellijk in het oog springen. De gemeentelijke administratieve sancties en de Anti Social Behaviour Orders zijn er niet zomaar vanzelf gekomen. Om te beginnen is het frappant dat de wijze van totstandkoming van de gemeentelijke administratieve sanctie en de ASBO s grote gelijkenissen toont. De beide wetgevingen zijn gemaakt op het einde van de jaren 90. Dit is geen toeval. De kritische analyses van Garland (2001) en specifiek voor de Belgische situatie van Hebberecht (2005, 2007) geven een breder en dieper inzicht in de sociaal-economische, culturele en sociaalpolitieke oorzaken voor het centraal stellen van veiligheid in de laatmoderniteit. De pragmatische redenen voor het invoeren van de wetgevingen waren ook grotendeels dezelfde. Het niet vervolgen van minder ernstige criminaliteit en gevoelens van onveiligheid bij de bevolking die werden gelinkt aan overlast waren de redenen voor de implementatie ervan. De veiligheidsmonitor en de Brittish Crime Survey werden gebruikt als wetenschappelijke ondersteuning om de aanpak van overlast en antisociaal gedrag centraal te stellen in het politieke beleid. Een broken windows benadering gaf een vrijwaarde voor een repressieve aanpak van overlast met het oog op het verlagen van de onveiligheidsgevoelens (Waiton, 67

75 2008). Verder kenden de beide wetgevingen een moeizame start en wordt er pas sinds kort meer gebruik van gemaakt. Een probleem dat zich bij beide wetgevingen stelde is dat er geen grenzen zijn aan de definitie van antisociaal gedrag of overlast. Het is een continuüm van kleine irritaties naar zwaardere inbreuken. Hiermee wordt vaak gespeeld en worden de grenzen van het mogelijke afgetast (Millie, 2008). De procedures zijn, alhoewel het beiden een burgerlijke en geen strafrechtelijke procedures zijn, heel verschillend. Bij de gemeentelijke administratieve sancties werden in vergelijking met de ASBO s veel meer rechtswaarborgen gegarandeerd. Een drastisch verschil is er wanneer er naar de straf wordt gekeken. In het geval van het gedrag van particulieren wordt er bij de gemeentelijke administratieve sancties veelal voor een administratieve boete geopteerd. Bij de ASBO s is dit een beperking van de vrijheid in mobiliteit en gedrag. De PND s benaderen wel de administratieve sanctie. Bij het niet betalen van de boete is er bij de gemeentelijke administratieve sancties enkel de mogelijkheid voor de ambtenaar om een burgerlijke procedure tot het invorderen van de geldboete te stellen (Verbeek, et al., 2010). Het niet nakomen van ASBO s of een PND is een inbreuk en dus is een strafrechtelijke afhandeling mogelijk. Ook bij de personen die het gedrag kunnen vaststellen zijn er verregaande verschillen. Bij de gemeentelijke administratieve sancties is de vaststellingsbevoegdheid voorlopig vrijwel beperkt tot de politieambtenaren desondanks pogingen om ook anderen de bevoegdheid tot vaststellen te geven. Bij de ASBO s kan bewijsmateriaal verzameld worden door lokale autoriteiten om zo de zaak aanhangig te kunnen maken bij een burgerlijk rechter. Tenslotte moet nog vermeld worden dat de verschillen in de wetgevingen nog steeds enorm zijn. Desondanks een aantal gelijkenissen zijn het duidelijk nog steeds 2 verschillende antwoorden op hetzelfde probleem. De Britse context is ook de Belgische niet. Verschillen eigen aan de Natie in sociaal economisch beleid liggen mede aan de basis van de verschillen in wetgeving. Er is in België nog steeds de vraag vanuit de bevolking om onveiligheids- en criminaliteitsproblemen ook aan te pakken door middel van een sociaal welzijnsbeleid. Zo wordt er in België bij jongeren meestal voor interventie gekozen in plaats van repressie. Er is nog steeds een sociale component aanwezig in het preventie- en veiligheidsbeleid van België (Hebberecht, 2008). 68

76 Deel IV: Beleidsaanbevelingen voor de aanpak van overlast De specifieke problemen die worden ervaren aan en met de onderkant van de samenleving kennen verschillende aanpakken. Er werd in deze Masterproef aangetoond hoe de gemeentelijke administratieve sancties als een sociaal controlemiddel voor de sociale onderkant van de stedelijke samenleving kunnen bekeken worden. Er zijn in de thesis een aantal kritieken geformuleerd op de werking van de gemeentelijke administratieve sancties. Deze kritieken zijn echter zinloos wanneer er geen constructieve oplossingen naar voor worden geschoven voor de aanpak van overlast. Er moet nagegaan worden of er zich geen opportuniteiten voordoen om het overlastfenomeen op een duurzame structurele wijze uit te sluiten. 1. Onderzoek als basis voor het overlastdebat Hoe kan criminologisch onderzoek bijdragen aan het objectiveren van het overlastdebat? Het is geweten dat evidence based werken populair is bij de huidige beleidsgevers. Op deze manier werden ook de veiligheidsenquêtes de steunpilaar en de motor in de ontwikkeling van de gemeentelijke administratieve sancties. In de veiligheidsenquêtes wordt er steeds op kwantitatieve wijze de verbanden tussen de stad, overlast en gevoelens van onveiligheid voorgesteld via dezelfde categorieën (Van Den Herrewegen, 2008). Als er onderzoek wordt gedaan naar wat overlast is, is er meer nodig dan alleen cijfers. Cijfers zijn wel handig om eerste inzichten te verwerven in de aard en de omvang van overlast maar voor het uitstippelen van een daadwerkelijke aanpak ervan is eerder diepte informatie nodig die aan de hand van kwalitatief onderzoek kan vergaard worden. Het samenbrengen van de kwantitatieve met de kwalitatieve gegevens zorgt ervoor dat er betekenis aan de cijfers kan worden gegeven waardoor ze kunnen geplaatst worden in een bredere context. Interviews met sleutelinformanten en participerende observaties zijn twee manieren om tot betere kwalitatieve inzichten te komen (De Wree & Van Malderen, 2008). Ook op het lokaal niveau kan onderzoek dan bepalen welke vormen van overlast er de nodige aandacht verdienen. Aan de hand van een uitgebreide lokale probleemanalyse kan de interventie aangepast worden aan de setting en de overlastveroorzaker. Hierbij zijn er naast de gemeentelijke administratieve sancties uiteraard ook andere vormen van preventie, interventie of repressie mogelijk. 2. Streven naar een integraal veiligheidsbeleid Populistische en opportunistische beleidsinitiatieven die louter het bestrijden van bepaalde incidenten inhouden via een repressieve aanpak gaan voorbij aan de gedachte van een 69

77 integraal veiligheidsbeleid. Er is in de bevolking ook nog steeds een vraag om de criminaliteits- en onveiligheidsproblemen aan te pakken door middel van een sociaal en welzijnsbeleid (Hebberecht, 2005). De aanpak van overlast in het kader van de integrale veiligheidsgedachte veronderstelt dat de complexiteit van de samenleving in rekening wordt gebracht bij het uittekenen van een beleid en dat hiervoor een integrale en geïntegreerde aanpak noodzakelijk is. Dit wil zeggen dat alle mogelijke oorzaken en gevolgen in kaart worden gebracht en naar oplossingen wordt gezocht met alle betrokken partners (Kadernota Integrale Veiligheid, 2004). Sociale integratie en cohesie wordt niet, zoals vooropgesteld door de sociale desorganisatietheorie, bereikt door de verschillen te verwijderen en homogene buurten te maken met inwoners die er dezelfde waarden en normen op nahouden (Van Den Herrewegen, 2008). Dit proces is veel complexer en vraagt verscheidene maatregelen op verschillende niveaus. Met de toepassing en handhaving van de gemeentelijke administratieve sancties is er nog steeds geen sprake van een integraal veiligheidsbeleid waar overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers samenwerken (Devroe & Ponsaers, 2005). Ten aanzien van ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing moeten de publieke ruimten toegankelijk worden gehouden en functioneel zijn voor iedereen. Verder moet men trachten de concentraties van restgroepen te proberen vermijden (Devroe & Ponsaers, 2005; Van Den Herrewegen, 2008). Zowel Jan met de pet, rondhangende jongeren, hondeigenaars, oudere mensen en restgroepen moeten gebruik kunnen maken en willen maken van deze ruimtes door ze aantrekkelijk genoeg te maken voor al deze groepen. Een feitgerichte aanpak van een aantal structurele problemen kan het nemen van repressieve maatregelen zoals de gemeentelijke administratieve sancties voorkomen (Devroe & Ponsaers, 2005; De Wree & Van Malderen, 2008). Hierbij zijn bijvoorbeeld het extra plaatsen van vuilnisbakken, openbare toiletten of het creëren van speel- en skatetereinen een mogelijkheid. Ten slotte is een uitgebouwd welzijnsbeleid een noodzaak voor een volwaardig overlastbeleid. Hiervoor moeten de nodige voorzieningen opgericht en ondersteund worden (Devroe & Ponsaers, 2005). 3. Het creëren van overlegstructuren Het uitstippelen van een integraal veiligheidsbeleid veronderstelt een eenduidige visie op wat overlast is en hoe dit probleem best kan worden aangepakt. Er is nood aan een betere afstemming tussen alle betrokkenen met plaats voor overleg. (Groenen en Goethals, 2006) Er zal dus, als het beleid, de politie, de hulpverlening, justitie, de buurtbewoners en de restgroepen willen samenwerken, op het lokale niveau een overlegstructuur moeten gecreëerd worden. Pas dan kan er gewerkt worden aan structurele oplossingen waarin de dialoog centraal 70

78 staat. Verfaillie (2008) stelt dat de achterliggende visies over de correcte aanpak van het beleid en sociale actie- en werkgroepen met het beleid en onderling sterk kunnen verschillen. Hoewel samenwerking optimaal zou kunnen zijn zorgen deze verschillende visies ervoor dat in principe samenwerking heel moeilijk wordt en allerhande spanningen met zich zal meebrengen (Devroe & Ponsaers, 2005). Waar er vanuit de ene zijde aan leefbaarheid wordt gewerkt wordt er aan de andere aan beheersbaarheid van de overlastproblematiek gewerkt. Er zijn dus verschillen in doelstelling en visie. Het is belangrijk voor de verschillende actoren dat ze hun eigenheid kunnen bewaren in de aanpak van het fenomeen. Over het doel is alvast een consensus, men wil komen tot buurten die leefbaar zijn en waar overlast beheersbaar blijft (Devroe & Ponsaers, 2005). Samenkomen voor overleg op basis van de verscheidenheid is dan wel mogelijk. Hierbij moet er respect worden getoond voor de eigenheid van de verschillende diensten. Deze aanbeveling naar een echte overlegstructuur dateert ondertussen al vanuit Tot op heden is hier officieel nog geen werk van gemaakt. Lokale preventieambtenaren kunnen misschien als motor voor deze samenwerking gebruikt worden. In Vlaanderen zijn er een vijftigtal lokale preventieambtenaren aan het werk. 4. Participatie van minderheidsgroepen in het lokale beleid De Gemeentelijke administratieve sancties kunnen een middel zijn om de lokale politiek en het volk terug met elkaar te verbinden. De gemeenteraad die de bevolking vertegenwoordigt kan de feiten die als overlast worden gedefinieerd bepalen. Een orgaan dat nagaat of nieuwe vormen van overlast nog steeds overlast zijn in de geest van de Nieuwe Gemeentewet kan ingevoerd worden om latere arresten van de Raad van State te voorkomen en om excessief gebruik te vermijden (Pakes, 2005). Aangezien de gemeenteraad uiteindelijk maar een lokale verkozen meerderheid betreft wordt er nogal gemakkelijk voorbij het belang gegaan van kleinere maatschappelijke groepen. Bij de invulling van de lokale veiligheidspolitiek is het daarom uitkijken naar de participatie van minderheidsgroepen (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). Deze groepen zullen onrechtstreeks het meest getroffen worden door het overlastbeleid. Onderzoek toonde aan dat deze groepen beide niet homogeen zijn waardoor dus ook voor een correcte aanpak van de problemen differentiële oplossingen zijn (Devroe & Ponsaers, 2005). Sensibiliseringsacties van sociaal werkers zoals straathoekwerkers of buurtwerkers kunnen een belangrijke rol spelen om deze minderheden een stem te geven (De Hert, Meerschaut & Gutwirth, 2008). Straathoekwerkers en buurtwerkers worden verder reeds ingeschakeld om persoonsgericht tewerk te gaan en probleemoplossend te werken met het oog op het toekomstperspectief van de doelgroep. Waar het voor sommige mensen te 71

79 moeilijk is om in overlegstructuren te werken kunnen zij als spreekbuis dienen. Het aanstellen van een jongerenpreventiemedewerker biedt ook een oplossing om aan deze jongeren een stem te geven in het beleid. Op deze manier kan gepeild worden naar de behoeften en kunnen de risicofactoren ingeperkt worden (De Wree & Van Malderen, 2008). 5. Werken op buurtniveau Er zijn twee visies die domineren op de buurt als ruimte voor het uitvoeren van een beleid. In de eerste visie wordt de buurt bekeken als een sociaal opvangnet dat kan geactiveerd worden en waar mensen zich kunnen thuis voelen. In een tweede visie wordt de buurt bekeken als een getto waar sociaal uitgeslotenen opgesloten zitten, weg van de participatie aan het alledaagse maatschappelijke leven (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Deze twee visies hebben hun gevolgen voor het gekozen beleid. In de eerste visie wordt veeleer gegrepen naar een integrale multidisciplinaire aanpak. In deze buurten wordt gewerkt vanuit het kader van een integrale veiligheidsgedachte. Buurten als Nieuw Gent of de Brugse Poort in Gent zijn voor straathoekwerkers, buurtwerkers en stedelijke beleidsmedewerkers geen onbekenden. In het tweede geval wordt er vaak teruggegrepen naar een harde aanpak van overlastveroorzakers. De Seefhoek in Antwerpen wordt bijvoorbeeld geteisterd door druggerelateerde overlast. De buurtbewoners zijn evenmin opgezet met deze overlastberokkenaars. Een harde aanpak is dan soms onvermijdelijk. Toch moet ze samengaan met structurele aanpassingen om efficiënt te zijn. Sociaal werkers die een groot vertrouwen hebben in de zelfredzaamheid en de emancipatie van restgroepen in buurten moeten opletten dat ze niet teveel druk leggen op deze mensen. Wanneer de problemen in de buurt niet weggaan bestaat het risico dat de bewoners zichzelf beschuldigen of de schuld krijgen van deze mislukking. Dit wordt dan weer ervaren als een extra stigmatisering van deze groepen. Werken op het tempo van de groepen die aanwezig zijn in de buurt is dus noodzakelijk (Vlastrov, 2010). Personen kunnen verschillende identiteiten aannemen afhankelijk van de sociale omgeving of buurt waarin ze zich bevinden. De grenzen van de buurt moeten dus niet overschat worden, doch mogen we ze ook geenszins onderschatten. De buurt blijft nog steeds de plaats waar mensen een sociale binding mee hebben. Hun persoon is medegevormd door de sociale interacties binnen en met de buurt (Van Der Vijver & Terpstra, 2004). Werken in de buurt kan dus als een nuttige manier bekeken worden om de problemen die er heersen te kaderen en te begrijpen. 72

80 Deel V: Algemeen besluit De onzekerheden, die een toenemende globalisering met zich meebracht, gaven aanleiding tot een stijging van misdrijven tegen goederen en personen en van straatcriminaliteit op het einde van de jaren 90. Op basis van de analyse die Young maakte over sociale uitsluiting in de laatmoderniteit werd er verklaard hoe de grenzen van de klassenverdeling vervaagden. De lagere middenklasse wordt niet langer volledig beschermd en leeft door de economische globalisering in tijden van onzekerheid. De sociale onderklasse leeft samen met deze lagere middenklasse in angst. Angst voor de toekomst, angst om van de maatschappelijke ladder te vallen, angst voor sociale achteruitgang en angst dat de status niet kan worden doorgegeven aan de kinderen. Processen van sociale uitsluiting kunnen als een gevolg van deze onzekerheden bekeken worden. Sociale uitsluiting duidt aan hoe een bepaalde groep mensen wordt uitgesloten om ten volle deel te nemen aan het economische, het sociale en het politieke aspect van de samenleving. Deze groep mensen krijgen verschillende namen. Of nu over kansarmen, marginalen, sociaal uitgestotenen, sociaal uitgeslotenen of een onderklasse wordt gesproken, gaat het veelal over dezelfde mensen met dezelfde eigenschappen en karakteristieken. Deze onderklasse wordt actief geweigerd op verschillende niveaus. Deze weigering gebeurt aan de hand van het verkleinen van de industrie, de stigmatisatie van de werklozen en de stereotypering van een onderklasse als een druggebruikende, criminogene groep. Vaak zijn ras en vooroordelen hier nauw aan verbonden. Sociale exclusie is een probleem binnen de maatschappij dat zich uit als een symptoom van een bredere sociale malaise veroorzaakt door een maatschappij die beheerst wordt door de markten. Het is duidelijk dat deze visie anno 2011 steeds meer aan belang wint. De financiële markten houden onze huidige Westerse samenlevingen in haar greep. De sociale malaise als het gevolg van gedwongen besparingen vertoont zijn eerste tekenen. In de landen die de laagste rating krijgen zijn stakingen en werkloosheid scheer en inslag. Op deze processen van sociale uitsluiting komt ook een reactie van deze sociale uitgeslotenen. Ze gaan zich verharden en afsluiten van de samenleving omdat ze alle geloof in deze samenleving hebben verloren. De economische reuzen en de financiële markten zijn in tegenstelling tot vroeger niet langer meer gebaat met de stabiliteit die de bescherming van de klassenverdeling biedt. Door een toegenomen mobiliteit en globalisering zijn ze minder afhankelijk van de natiestaat. Ten aanzien van de overheid wordt er gepleit voor de controle van risicopopulaties die het economische proces kunnen verstoren of bedreigen. De groeiende onzekerheid in de laatmoderniteit zorgde ook voor een verhoging van het bewustzijn over risico s en angst van criminaliteit bij de burger. Langs de ene kant kan de relatieve deprivatie samen met het zich onbegrepen voelen en het stigma dat ze aan de onderkant van de samenleving ervaren leiden tot crimineel gedrag. Het is niet altijd zo dat ze er andere waarden en normen op nahouden maar wel juist omdat ze diezelfde standaarden van leven willen maar niet kunnen bereiken 73

81 dat er crimineel gedrag wordt gesteld. Paradoxaal genoeg kan aan de andere kant van de medaille diezelfde groeiende onzekerheid bij de lagere middenklasse tot een grotere drang naar strafbaarstellingen leiden. Het proces van otheren leidt hierbij tot een negatieve beeldvorming van de onderklasse als werklozen, alleenstaande moeders, druggebruikers en overlastveroorzakers. Kortom groepen die de oorzaak zijn van alle maatschappelijke problemen. De ervaringen die ze hebben met de onderkant van de samenleving is er één van constante dreiging en wanorde. De burger heeft reden om te klagen. De parketten waren en zijn nog steeds overbelast waardoor vormen van minder ernstige criminaliteit niet bestraft maar vaak geseponeerd worden. Ook allerlei vormen van overlast zoals rondhangende jongeren of rondslingerend afval werden steeds vaker aangeklaagd. De Veiligheidsmonitor schreef de oorzaken van onveiligheidsgevoelens aan allerlei vormen van overlast toe. Dit is het antwoord dat werd naar voor geschoven als oplossing van de fear of crime paradox waar de perceptie van de kans op slachtofferschap niet overeenkwam met de reële kans op slachtofferschap van criminaliteit. Hierbij ging de Veiligheidsmonitor voorbij aan de bredere sociaaleconomische ontwikkelingen van de huidige samenleving maar gaf een pragmatische oplossing aan de overheid om iets aan de angst en onveiligheidsgevoelens te doen. De Veiligheidsmonitor vormde de wetenschappelijke basis voor de overheid om een systeem uit te werken om deze overlast aan te pakken. Om dit gedrag dat meer als storend dan als crimineel wordt ervaren goed aan te pakken en om iets te doen aan de overbelasting van de parketten werd besloten om een systeem op te starten waarbij een strafrechtelijke afhandeling van minder ernstige criminaliteit en vormen van overlast niet langer nodig was. De gemeenten en steden kregen met de invoering van de Wet van 13 Mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties een bestuurlijk instrument om overlast te bestrijden op een lokaal niveau. De invoering van de gemeentelijke administratieve sancties ter bestrijding van overlast was een antwoord van de overheid op de vraag van zowel de bevolking als van de economische markt naar een meer repressieve aanpak van bepaalde risicopopulaties. Veiligheid werd het centrale politieke thema. Met het invoegen van het begrip openbare overlast in de Nieuwe Gemeentewet heeft de wetgever de bevoegdheid van de gemeenten en steden op het gebied van bestuurlijke politie uitgebreid. Overlast werd een term die breed te interpreteren is en niet gelimiteerd werd door de wetgever. Het gaat over gedrag van zowel jongeren als ouderen, over criminaliteit en over een gebrek aan burgerzin. De definities die worden gegeven aan overlast door de wetgever wijzen er op dat samenlevingsproblemen en dus overlast te herleiden zijn tot individuele problemen. De Gemeenten en steden waren niet verplicht om het nieuwe instrument tegen de aanpak van overlast ook te implementeren. De implementatie van de gemeentelijke administratieve sancties door steden en gemeenten kende een trage start. Al vrij snel bleek dat de aanpak van de vooropgestelde gedragingen van overlast met de Wet van 13 Mei 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties 74

82 niet mogelijk was. Omdat deze wet zichzelf ondergeschikt stelde aan andere wetten, decreten of ordonnanties die reeds een straf of bestuurlijke sanctie hadden vooropgesteld waren er slechts heel weinig soorten overlast die effectief konden worden aangepakt. Verder kreeg bij samenloop de strafrechtelijke steeds de voorkeur op de bestuursrechtelijke afhandeling en werden de parketten dus niet ontlast. De wetgever besliste in 2004 om de basiswet van 1999 aan te passen om iets te doen aan deze problemen. Hierbij werden verregaande beslissingen genomen. Voor het eerst werd een deel van de Strafwet gedepenaliseerd. Verder werd een uitzondering gemaakt op het verbod van cumul en werden de gemende inbreuken tot leven geroepen. Hierbij ging het om een aantal serieuzere misdrijven zoals diefstal en opzettelijke slagen en verwondingen. Het duurde niet lang voor De Raad van Procureurs des Konings besliste om deze zwaardere gemengde inbreuken niet administratief te laten afhandelen. Tenslotte kwamen nu ook minderjarigen vanaf 16 jaar in aanmerking om een administratieve sanctie te krijgen. Na een aantal maanden bleek dat de wijzigingen gemaakt in 2004 een aantal praktische en procedurele problemen met zich meebrachten. Door het depenaliseren van titel X, van boek II van het Strafwetboek konden zaken zoals vandalisme en nachtlawaai, indien deze niet werden opgenomen in het politiereglement door de gemeenten zelf, niet worden gesanctioneerd. Door het depenaliseren van deze artikelen en in samenhang met de regelgeving over het bestuurlijk sanctioneren van minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar bereikt hebben, kwamen minderjarigen beneden de 16 jaar volledig buiten schot van het strafrecht en bestuursrecht. De reparatiewet in 2005 trachtte een aantal lacunes in de Nieuwe Gemeentewet weg te werken. Er werd besloten titel X, van boek II van het Strafwetboek opnieuw strafbaar te stellen. Ten slotte werden in 2007 een aantal nieuwe strafwetten ingevoerd omdat bepaalde vormen van graffiti toch nog niet helemaal strafbaar bleken te zijn. Van de oorspronkelijke depenalisering en ontlasting van de parketten is dus uiteindelijk niet veel van in huis gekomen. Met de procedure van de gemeentelijke administratieve sancties stelden en stellen er zich ook een aantal problemen. De voornaamste vaststeller van overlast is de politie. Met de wet op de Gemeenschapswachten van 9 juli 2007 werd een kader gecreëerd om ook de gemeenschapswachten als vaststeller van overlast te laten optreden. Hierbij is het grootste probleem dat deze gemeenschapswachten geen recht op het gebruik van dwang en geweld hebben en dus bij een onwillige burger bot vangen. Verder is de regeling die getroffen werd voor bewakers nutteloos aangezien ze geen grotere bevoegdheden hebben als een modale burger. Er zijn dan ook geen vaststellingen gebeurt door deze groep mensen. 75

83 De procedure van de gemeentelijke administratieve sancties is al even complex als die van een strafrechtelijke afhandeling van criminaliteit. De rechtswaarborgen die meegegeven worden zijn ongetwijfeld noodzakelijk maar zorgen ervoor dat een snel bestuursrechtelijke afhandeling onmogelijk gemaakt wordt. Dat er nu al acht van de tien en heel binnenkort waarschijnlijk negen van de tien gemeenten en steden in Vlaanderen gebruik maken van de gemeentelijke administratieve sancties maakt van de gemeentelijke administratieve sancties een onvermijdbaar fenomeen in de samenleving. Ze worden het meest gebruikt voor honden-overlast, milieuoverlast en lawaaioverlast. Men moet beseffen dat overlast een fenomeen is dat nooit helemaal kan verdwijnen en het zal niet altijd voldoende kunnen worden aangepakt. Overlast is een containerbegrip. Afhankelijk van de problematiek is een mindere of sterkere ingrijpende reactie nodig. Er is dus zeker niet op alle vormen van overlast noodzakelijk een maatschappelijke reactie nodig. Er wordt beter geopteerd voor een beleid, in kader van het reduceren van punitiviteit en handhaving, dat prioritair gericht is op preventie en buurtwerk. Men kan zich dan ook de vraag stellen of de hele creatie van deze nieuwe vorm van controle wel nodig is geweest. De complexe procedures (die net zoals bij de parketten maanden kunnen duren), de administratieve rompslomp, het aanwerven van personeel en alle andere kosten wegen niet altijd op tegen de bereikte effecten. Een efficiënt preventiebeleid kan immers een repressief optreden voorkomen. Het verschil tussen preventie en sociale controle is dat het eerste criminaliteit probeert te verminderen en het andere gevoelens van onveiligheid. Bad practices moeten hierbij wel vermeden worden. Het zou niet de eerste keer zijn dat het voeren van een bepaald beleid onvoorziene en ongewenste uitkomsten met zich meebrengt. Een duurzame investering en aanpak op de lange termijn zijn aan te raden. Op politiek niveau worden beslissingen over de vele aspecten van een sociaal beleid genomen door middel van een retoriek die beheerst wordt door risicobeperking. Het gevaar bestaat er in dat steeds meer sociale projecten zoals straathoekwerk of buurtopbouw worden opgestart in het kader van overlastbestrijding. Hierdoor ervaren de sociale werkers druk om zich met overlastbestrijding in te laten. Het is belangrijk om de waarde en de eigenheid van deze sociale initiatieven te erkennen. Het is juist vanuit die eigenheid dat ze binnen overlegstructuren constructief mee kunnen meewerken aan een integraal veiligheidsbeleid. Een urbane of stedelijke mentaliteit van de inwoners kan een middenweg vormen voor het met elkaar omgaan in een stedelijke gedifferentieerde samenleving. Deze attitude houdt in dat andere waarden en normen worden gerespecteerd zonder ze daarom te delen met elkaar. Natuurlijk kan deze attitude niet opgedrongen worden. De lokale overheden kunnen wel de condities creëren waarin ontmoetingen plaatsvinden en er voor zorgen dat deze ontmoetingen op een respectvolle manier verlopen. 76

84 Een overname van harde hand-aanpakken op alternatieve sociale aanpakken van deze problemen moet vermeden worden. Het gebruik van de gemeentelijke administratieve sancties kan zeer nuttig zijn voor de lokale overheden maar ze geven ook de morele verplichting aan deze overheden om structureel te blijven werken aan hulpverlening en begeleiding. Sociale projecten die zich vooral richten op de emancipatie van kansarme of uitgesloten doelgroepen moeten ondersteund worden. Dakloze alcoholisten verbieden om te drinken, jongeren die zich vervelen verbieden om rond te hangen of het rondslingeren van afval in een buurt waar er slechts een aantal openbare vuilnisbakken zijn bestraffen, zijn kortzinnige en zinloze maatregelen. Het criminaliseren van gedrag zou in de eerste plaats binnen het strafrecht moeten gebeuren en niet binnen het burgerlijk recht. Ten slotte leidt een goed tewerkstellingsbeleid, een sterke welvaartstaat, gelijkwaardige kansen op school en een lage inkomensongelijkheid tot een betere preventie van crimineel gedrag of overlast dan gelijk welke andere maatregel. Een integrale aanpak mag dus heel breed geïnterpreteerd worden. De gemeentelijke administratieve sancties moeten net zoals het strafrecht in een samenleving als ultimum remedium gebruikt worden. Ze moeten hun plaats als stok achter de deur bewaren. 77

85 Deel VI: Bibliografie Balthatzar, T. (2008). Beleidsnota Straathoekwerk : Werk aan de onderkant van de samenleving. Retrieved Juni 25, 2011, From Beleidsnota%20Straathoekwerk% pdf Bracke, E. (2004). Welzijnssector lijdt aan acute kromspraak, Weliswaar, 55, 4-5. Britton, M. & Room, G. (2006). The dynamics of social exclusion, International journal of social welfare, 15(4), Burney, E. (2005). Making People behave: Anti-social behaviour, politics and policy. Devon: Willan Publishing Carrabine, E., Cox, P., Lee, M., Plummer, K. & South, N. (2009). Criminology: A social introduction. Londen: Routeledge Cremin, H. & Thomas, G. (2005). Maintaining underclasses via contrastive judgement: Can inclusive education ever happen? British journal of educational studies, 53(4), De Hert, P., Meerschaut, K. & Gutwirth, S. (2008). Democratie en rechtsbescherming bij zeer lichte administratieve sancties, Panopticon, 1, 3-13 Demey, D. (2009). Living in dangerous times: Fear, insecurity, risk and social policy. West Sussex: Blackwell Publishing Devroe, E. (2003). Last van overlast: Volle G.A.S. vooruit?, Orde van de dag, 24, 6-32 Devroe, E. & Ponsaers, P. (2005). De discussie over (drug overlast: enkele wetenschappelijke bevindingen, In: Santens, M. (ed), Gewapend bestuur? Gemeentelijk bestuur(srecht) en gemeentelijke administratieve sancties ter bestrijding van het overlast fenomeen en kleine criminaliteit, Brugge, Die Keure, Dewaele, C. (2008). Overlast bestaat niet, In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, Dewaele, C. (2009). Het straathoekwerk vertelt: De relatie als een koevoet, Welwijs, 20(3), De Schepper, T. (2008). VVSG-onderzoek naar de toepassing van de GAS. In: Verbeek, M., Van Heddeghem, K. & De Schepper, T. (2010). Gemeentelijke administratieve sancties: De bestuurlijke aanpak van overlast, Brussel: Politeia De Wree, E., Vermeulen, G. & Christiaens, J. (2006). Strafbare overlast door jongerengroepen in Antwerpen in het kader van openbaar vervoer. Fenomeen dadergroep, onveiligheidsbeleving, beleidsevaluatie en aanbeveling. Antwerpen: Maklu De Wree, E. & Van Malderen, S. (2008). Waarheid, durven, doen? Bevindingen over de aanpak van overlast. In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer,

86 Giddens, A. (1991) Modernity and Self-Identity. Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Publisher Groenen, A. & Goethals, J. (2006). Onderzoek naar de beleving van overlast in Leuven, Panopticon,2, Hayward, K. (2004). City Limits: Crime, Consumer Culture and the Urban Experience. London: Cavendish Publishing Hebberecht, P. (2005). De lokale gemeentelijke bestrijding van openbare overlast in het kader van het federale preventie- en veiligheidsbeleid, in: Santens, M. (ed), Gewapend bestuur? Gemeentelijk bestuur(srecht) en gemeentelijke administratieve sancties ter bestrijding van het overlast fenomeen en kleine criminaliteit, Brugge, Die Keure, Hebberecht, P. (2008). De bestrijding van overlast: een moreel conservatieve en autoritaire aanpak van sociale problemen, In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, Hermans, K. (2005). De actieve welvaartstaat in werking: OCMW s en het activeren van leefloongerechtigden. In: Vrancken, J., De Boyser, K. & Dierckx, D. (eds.). (2005). Armoede en sociale uitsluiting: Jaarboek. Leuven: Acco Jackson, J. (2004). Experience and expression: social and cultural significance in the fear of crime. British journal of criminology, 44(6), Jones, C. & Novak, T. (1999). Poverty, welfare and the disciplinary state. London: Routeledge Lippens, R. (2006). Aan de grens van het sociale: ASBO s in het Verenigd Koninkrijk, Panopticon, 27(2), McCarthy, D.J. (2010). Self-governance or professionalized paternalism. British journal of criminology, 50, MacDonald, R. & Marsh, J. (2002). Crossing the Rubicon: youth transitions, poverty, drugs and social Exclusion. International Journal of Drug Policy, 13, Millie, A. (2008). Anti-social behavior, behavioural expectations and urban aesthetic. British journal of criminology, 48, Mostinckx, J. (2008). Federaal welzijnsrecht en welzijnsbeleid. In: Mostinckx, J. & Deven, F. (eds.). (2008). Wegwijzer voor de sociale sector: Welzijn en zorg in Vlaanderen. Mechelen: Kluwer Pakes, F. (2005). De Britse aanpak van antisociaal gedrag. Tijdschrift voor de criminologie,3, Pauwels, L. (2008). Problematische vrijetijdsbesteding van jonge adolescenten in context, In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, 3-22 Pinxten, R. (2010). Straathoekwerk als etnograaf 79

87 Ponsaers, P. & Vander Beken, T. (2008). Onderzoek naar de implementatie van de GAS-wet in België: cijfers en discussies. In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, POD maatschappelijke integratie (2008). Onderzoek naar de OCMW hulpverlening aan dak- en thuislozen. Retrieved Mei 28, 2010, From is.be/be_fr/07/studies/content/stud% %20ocmw%20en%20daklozen_cpas%20et%20sans%20abri_nl.pdf Sannen, L. (2002). Cliënten aan het woord over drempels in de welzijnszorg, Weliswaar, 44, 2-4 Sampson, R. J. & Raudenbush, S. (1999). Systematic Social Observation of Public Spaces: A New Look at Disorder in Urban Neighborhoods. American Journal of Sociology, 105, Sampson, R. J. & Groves, B.W. (1989). Community structure and crime: Testing social disorganization theory. American Journal of Sociology, 94, Schuermans, F. (2005). Gemeentelijke administratieve sanctie en gewapend bestuursrecht : Naar een embryo van bestuurlijke parketten. In: Santens, M., (eds.). (2005). Gewapend bestuur? Gemeentelijk bestuur(srecht) en gemeentelijke administratieve sancties ter bestrijding van overlastfenomenen en kleine crimlinaliteit, Brugge: Die Keure, Van Den Broeck, S. (2009). Cliëntparticipatie in de jeugdhulp: Eerst relatie dan participatie. Weliswaar, 91, Van Den Herrewegen, E. (2008). De stad als belevenis! Bedenkingen bij onderzoek naar overlast en stedelijkheid, In: Cools, M. e.a. (eds.), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, Van Der Vijver, K. (2004). Public safety and the role of the police: some theoretical considerations. In: Van Der Vijver, K. & Terpstra, J. (eds.), Urban safety: Problem, governance and strategies, Twente, Drukkerij Twente Hengelo B.V., Van Der Vijver, K. & Terpstra, J. (2004), Urban safety: Problem, governance and strategies, Twente, Drukkerij Twente Hengelo Van Heddeghem, K. (2006). Bestuurlijke aanpak van overlast: de gemeentelijke administratieve sancties, Panopticon, 2, Veny, L. & De Vos, N. (2005). De Gemeentelijke Administratieve Sancties, Brugge: Van der Broele Verbeek, M., Van Heddeghem, K. & De Schepper, T. (2010). Gemeentelijke administratieve sancties: De bestuurlijke aanpak van overlast, Brussel: Politeia Verfaillie, K., Beyens, K., Blommaert, J., Meert, H & Stuyck, K. (2007). De overlastmythe. Het geïnstitutionaliseerd onvermogen om constructief om te gaan met samenlevingsproblemen? Panopticon, 3 80

88 Verfaillie, K. (2008) Zijn beleidsmakers overlastveroorzakers? Over verantwoordelijkheid en reflexiviteit in beleidsprocessen. In: Cools, M. e.a. (red), Overlast en de maatschappelijke aanpak ervan, Mechelen, Kluwer, Vettenburg, N. & Walgrave, L. (2009). Maatschappelijke kwetsbaarheid op school, Welwijs, 20(3), 3-8. Vlastrov (2010). Straathoekwerk: Een actieve werkvorm, Retrieved 20 Juni, 2011, From language=nl-be&stats=false VVSG (2011). Vlaamse gemeenten bestrijden samen overlast, Retrieved 5 Juli, 2011, From Wacquant, L. (2004). Straf de armen: Het nieuwe beleid van de sociale zekerheid. Berchem: EPO Waiton, S., (2008). The politics of antisocial behaviour, New York: Routledge Wilson, J. & Kelling, G. (1982). Broken Windows: the police and neighbourhood safety, The Atlantic Monthly, March, Verkregen op 20, 06, 2011 van Wolf, H. (1997). Straathoekwerk: Een algemene inleiding. Antwerpen: Standaard uitgeverij MIM Young, J. (1999). The exclusive society. London: Sage Young, J. (2007). The vertigo of late modernity. London: Sage 81

89 Bijlagen Bijlage 1: Wetgeving De wet van 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet Bijlage 2: Varia Afvalstoffencasus Schema theorie van de maatschappelijke kwetswaarheid Casus Bredene 82

90 Bijlage 1 De wet van 1999 tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties Bron : BINNENLANDSE ZAKEN.JUSTITIE Publicatie : nummer : bladzijde : Dossiernummer : /32 Inwerkingtreding : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de nieuwe gemeentewet. Art. 2. In artikel 119 van de nieuwe gemeentewet worden het vierde en het zevende lid opgeheven. Art. 3. In dezelfde wet wordt een artikel 119bis, luidend als volgt, ingevoegd : " Art. 119bis. 1. De Raad kan straffen stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen, tenzij een wet, decreet of ordonnantie daarin heeft voorzien. Die straffen mogen de politiestraffen niet te boven gaan. De strafrechtelijke geldboeten die door de thans geldende reglementen en verordeningen bepaald zijn en hoger zijn dan door deze wet is geoorloofd, worden van rechtswege verminderd tot het maximum van de politiegeldboeten. 2. De Raad kan eveneens, tenzij een wet, decreet of ordonnantie reeds voorzien heeft in een strafsanctie of een administratieve sanctie, de volgende administratieve sancties stellen op de overtreding van zijn reglementen en verordeningen : 1 de administratieve geldboete met een maximum van frank; 2 de administratieve schorsing van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; 3 de administratieve intrekking van een door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning; 4 de administratieve sluiting van een instelling die tijdelijk of definitief kan zijn. De administratieve geldboete wordt opgelegd door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen, hierna te noemen " de ambtenaar ". Die ambtenaar mag niet dezelfde zijn als degene die op grond van 6 de strafbare feiten vaststelt. De hierboven bedoelde schorsing, intrekking en sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. 3. De Raad kan op dezelfde inbreuken van zijn reglementen en verordeningen niet terzelfdertijd in een strafsanctie én een administratieve sanctie voorzien, maar slechts in één van beide. 4. De in paragraaf 2, eerste lid, 2 tot en met 4, gestelde sancties kunnen eerst worden opgelegd nadat de overtreder voorafgaand een waarschuwing heeft ontvangen. Deze waarschuwing bevat een uittreksel van het overtreden reglement of de overtreden verordening. 5. De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden, en in functie van eventuele herhaling. De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op hetzelfde reglement of dezelfde 83

91 verordening zal het voorwerp uitmaken van één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten. 6. De overtredingen worden bij proces-verbaal vastgesteld door een politieambtenaar of door een hulpagent van politie. 7. Indien de feiten zowel een strafrechtelijk als een administratiefrechtelijk delict vormen, wordt het origineel van het proces-verbaal toegestuurd aan de procureur des Konings. Een afschrift wordt overgezonden aan de ambtenaar. Indien de overtreding enkel met een administratieve sanctie strafbaar is, wordt het origineel van het proces-verbaal uitsluitend aan de ambtenaar overgezonden. 8. In het in 7, eerste lid, bedoelde geval beschikt de procureur des Konings over een termijn van één maand, te rekenen van de dag van de ontvangst van het origineel van het proces-verbaal, om de ambtenaar in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart of een strafrechtelijke vervolging werd ingesteld. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor de ambtenaar om een administratieve geldboete op te leggen. Vóór het verstrijken van deze termijn kan de ambtenaar geen administratieve geldboete opleggen, behoudens voorafgaande mededeling door de procureur des Konings dat deze geen gevolg aan het feit wenst te geven. Na het verstrijken van deze termijn kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden gesanctioneerd. 9. Wanneer de ambtenaar beslist dat er reden is om de administratieve procedure aan te vatten, deelt hij de overtreder door middel van een ter post aangetekend schrijven mee : 1 de feiten met betrekking tot dewelke de procedure is opgestart; 2 dat de overtreder de gelegenheid heeft, om, binnen de vijftien dagen te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, zijn verweermiddelen uiteen te zetten bij een ter post aangetekend schrijven, en dat hij het recht heeft om bij deze gelegenheid de ambtenaar om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken; 3 dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman; 4 dat de overtreder het recht heeft zijn dossier te consulteren; 5 een afschrift van het in 6 bedoelde proces-verbaal, gevoegd als bijlage. De ambtenaar bepaalt in voorkomend geval de dag waarop de overtreder uitgenodigd wordt de mondelinge verdediging van zijn zaak voor te dragen. Indien de ambtenaar van oordeel is dat er een geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan frank, heeft de overtreder niet het recht om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken. 10. Na verloop van de termijn, vermeld in 9, 2, of vóór het verstrijken van deze termijn, wanneer de overtreder te kennen geeft de feiten niet te betwisten of in voorkomend geval na de mondelinge verdediging van de zaak door de overtreder of zijn raadsman, kan de ambtenaar de door de politieverordening voorziene administratieve geldboete opleggen. Deze beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de overtreder. De ambtenaar kan geen administratieve geldboete opleggen na het verstrijken van een termijn van zes maanden, te rekenen van de dag waarop het feit werd gepleegd, de mogelijke beroepsprocedures niet inbegrepen. 11. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf haar kennisgeving, behoudens wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig

92 12. De gemeente, in het geval van beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete, of de overtreder, kan binnen een termijn van één maand vanaf de kennisgeving bij de politierechtbank bij verzoekschrift hoger beroep instellen tegen de beslissing. De politierechter beoordeelt de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete. Hij kan de beslissing van de ambtenaar hetzij bevestigen, hetzij hervormen. Geen hoger beroep staat open tegen de beslissing van de politierechtbank. Onverminderd de voorgaande leden, zijn de bepalingen van het gerechtelijk Wetboek toepasselijk op het beroep bij de politierechtbank. 13. De Koning regelt bij een in Ministerraad overlegd besluit de procedure tot aanwijzing door de gemeente van de ambtenaar gelast met het opleggen van de administratieve geldboete, alsmede de wijze van inning van de administratieve geldboete. De administratieve geldboeten worden geïnd ten bate van de gemeente. ". Art. 4. Artikel 123 van dezelfde wet wordt aangevuld met een 12, luidend als volgt : " 12 het opleggen van de in artikel 119bis, 2, bedoelde schorsing, intrekking of sluiting. ". Art. 5. In dezelfde wet wordt een artikel 134ter ingevoegd, luidend als volgt : " Art. 134ter. Behoudens wanneer de bevoegdheid om in geval van hoogdringendheid een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke schorsing van een vergunning uit te spreken door een bijzondere regelgeving is toevertrouwd aan een andere overheid, kan de burgemeester wanneer elke verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen, die maatregelen nemen wanneer de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd en nadat de overtreder de mogelijkheid werd geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen. Die maatregelen vervallen dadelijk indien zij door het college van burgemeester en schepenen in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd. Zowel de sluiting als de schorsing kunnen een termijn van drie maanden niet overschrijden. Na verloop van deze termijn wordt de beslissing van de burgemeester van rechtswege geheven. ". Art. 6. In dezelfde wet wordt een artikel 134quater ingevoegd, luidend als volgt : " Art. 134quater. Indien de openbare orde rond een voor het publiek toegankelijke inrichting wordt verstoord door gedragingen in die inrichting, kan de burgemeester besluiten deze te sluiten, voor de duur die hij bepaalt. Die maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben indien ze niet tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en schepenen worden bevestigd. De sluiting mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt opgeheven bij het verstrijken van die termijn. ". Art. 7. Artikel 135, 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : " 7 het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast. ". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het gerechtelijk Wetboek. Art. 8. In Deel III, Hoofdstuk IIIbis van het gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 601ter 85

93 ingevoegd, luidend als volgt : " Art. 601ter. De politierechtbank neemt kennis van : 1 het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet; 2 het beroep tegen de beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete door de ambtenaar die daartoe door de gemeente wordt aangewezen overeenkomstig artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet; 3 het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie door de ambtenaar, daartoe door de Koning aangewezen, voor feiten omschreven in de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. ". Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 13 mei ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS 86

94 Artikel 119 van de Nieuwe Gemeentewet Art. [119.] (Art. 119 hernummerd bij W art B.S ) De gemeenteraad maakt de gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en de gemeentelijke politieverordeningen [, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.] (Eerste lid aangevuld bij W art. 2 - B.S en B.S datum inwerkingtreding ) [Deze reglementen en verordeningen mogen niet in strijd zijn met de wetten, de decreten, de ordonnanties, de reglementen en de besluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de provincieraad en de bestendige deputatie van de provincieraad.] (Tweede lid vervangen bij K.B art B.S ) De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad. [...] (Vierde lid opgeheven bij W art. 2 - B.S ) Een afschrift van die reglementen en politieverordeningen wordt dadelijk toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank, waar zij in een daartoe bestemd register worden ingeschreven. Van die reglementen en verordeningen wordt melding gemaakt in het Bestuursmemoriaal van de provincie. [...] (Zevende lid opgeheven bij W art. 2 - B.S [Art. 119bis. (Art. 119bis. ingevoegd bij W art. 3 - B.S ) 1. [De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen, tenzij voor dezelfde overtredingen door of krachtens een wet, 87

95 een decreet of een ordonnantie straffen of administratieve sancties worden bepaald.] ( 1 vervangen bij W art. 2, 1 - B.S ) 2. [De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan. De gemeenteraad kan de volgende administratieve sancties bepalen: 1 de administratieve geldboete, met een maximum van 250 EUR; 28 2 de administratieve schorsing van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning; 3 de administratieve intrekking van een door de gemeente afgegeven toestemming of vergunning; 4 de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting. [In afwijking van 1 kan de gemeenteraad in zijn reglementen en verordeningen voorzien in de administratieve sanctie als bedoeld in het tweede lid, 1, voor een strafbaar feit genoemd in boek II, titel X van het Strafwetboek en in de artikelen 327 tot 330, 398, 448, 461, 463, 526, [534bis, 534ter,] 537, 545, 559, 1, 561, 1, en 563, 2 en 3, van het Strafwetboek.] De administratieve geldboete wordt opgelegd door de ambtenaar behorend tot één van de categorieën vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en die daartoe door de gemeenteraad wordt aangewezen, hierna te noemen de ambtenaar. Deze ambtenaar mag niet dezelfde zijn als degene die op grond van 6 de inbreuken vaststelt. De in het tweede lid bedoelde schorsing, intrekking of sluiting worden opgelegd door het college van burgemeester en schepenen. Onverminderd 10, tweede lid, legt de gemeenteraad de wijze vast van kennisgeving van de sanctie aan de dader van de inbreuk. Minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten [, zelfs wanneer deze persoon op het ogenblik van de beoordeling van de feiten meerderjarig is geworden,] kunnen gestraft worden met een administratieve geldboete bedoeld in het tweede lid, 1 In dat geval is het maximum evenwel vastgesteld op 125 EUR.] ( 2 gewijzigd bij W art. 3 - B.S , vervangen bij W art. 2, 1 - B.S , gewijzigd bij W. 88

96 art. 21, 1 en 2 - B.S en bij W art. 5, 1 - B.S (ed. 3)) 3. De raad kan op dezelfde inbreuken van zijn reglementen en verordeningen niet tezelfdertijd in een strafsanctie én een administratieve sanctie voorzien, maar slechts in één van beide. 4. De in paragraaf 2, [tweede lid], 2 tot en met 4, gestelde sancties kunnen eerst worden opgelegd nadat de overtreder voorafgaand een waarschuwing heeft ontvangen. Deze waarschuwing bevat een uittreksel van het overtreden reglement of de overtreden verordening. ( 4 gewijzigd bij W art. 2, 2 - B.S ) 5. De administratieve sanctie is proportioneel in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden, en in functie van eventuele herhaling. De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op hetzelfde reglement of dezelfde verordening zal het voorwerp uitmaken van één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten. 6. [De inbreuken die bestraft kunnen worden met administratieve sancties, worden door een politieambtenaar of door een hulpagent van politie vastgesteld bij proces-verbaal. De inbreuken die uitsluitend bestraft kunnen worden met administratieve sancties, kunnen eveneens het voorwerp uitmaken van een vaststelling door de hiernavolgende personen : 29 1 de gemeenteambtenaren die beantwoorden aan de minimumvoorwaarden die door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad zijn bepaald inzake selectie, rekrutering, opleiding en bevoegdheid, en die daartoe door de gemeenteraad zijn aangewezen; [In geval van een meergemeenten-politiezone, kunnen deze gemeenteambtenaren vaststellingen verrichten op het grondgebied van alle gemeenten die deel uitmaken van deze politiezone, nadat daartoe voorafgaandelijk een overeenkomst werd gesloten tussen de betrokken gemeenten]. [De vaststellende gemeenteambtenaar kan het identiteitsbewijs of een ander identificatiedocument van de overtreder opvragen, zodat hij zich kan vergewissen van de juiste identiteit van deze persoon. De identiteitscontrole is alleen maar toegelaten ten opzichte van personen waarvan de 89

97 ambtenaar heeft vastgesteld dat zij feiten hebben gepleegd die aanleiding kunnen geven tot een gemeentelijke administratieve sanctie;] 2 ambtenaren van de vervoersmaatschappijen behorend tot één van de categorieën bepaald door de Koning. De bewakingsagenten, daartoe aangesteld door de gemeenteraad, kunnen eveneens aangifte doen van de inbreuken die uitsluitend bestraft kunnen worden met administratieve sancties, bij de politieambtenaar of hulpagent van politie bedoeld in het eerste lid en dit enkel in het kader van de activiteiten bedoeld in artikel 1, 1, eerste lid, 6, van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten.] ( 6 vervangen bij W art. 2, 3 - B.S Erratum B.S , gewijzigd bij W art. 21, 3 - B.S en bij W art B.S (ed. 4) - datum inwerkingtreding ) 7. [1 Indien de feiten zowel een inbreuk vormen op de artikelen 327 tot 330, 398, 448, 461, 463, 526, [534bis, 534ter,] 537, 545, 559, 1, 561, 1, of 563, 2 en 3 van het Strafwetboek, als gesanctioneerd worden met een administratieve sanctie, wordt het origineel van de vaststelling uiterlijk binnen de maand na de vaststelling toegestuurd aan de procureur des Konings. Bij gebreke hieraan kan er geen enkele administratieve sanctie worden opgelegd. De politieambtenaar of hulpagent vermeldt op het proces-verbaal uitdrukkelijk de datum waarop het werd toegestuurd of ter hand gesteld aan de procureur des Konings. Er wordt tezelfdertijd een afschrift opgestuurd aan de ambtenaar; 2 indien de inbreuk enkel met een administratieve sanctie bestraft kan worden, wordt het origineel van de vaststelling uiterlijk binnen de maand na de vaststelling aan de ambtenaar toegestuurd. Bij gebreke hieraan kan er geen enkele administratieve sanctie worden opgelegd; 3 van de vaststellingen lastens minderjarigen voor feiten die enkel kunnen worden bestraft met een administratieve sanctie, wordt door de politiediensten of gemeenteambtenaren steeds een afschrift overgemaakt aan de procureur des Konings; 90

98 4 indien de vaststelling wordt opgesteld door een ambtenaar van een vervoersmaatschappij, wordt zij door deze toegestuurd aan de ambtenaar bevoegd voor het grondgebied van de gemeente waar de feiten zich hebben voorgedaan.]] ( 7 vervangen bij W art. 2, 3 - B.S , vervangen bij W art. 21, 4 - B.S en gewijzigd bij W art. 5, 2 - B.S (ed. 3)) 8. [Indien de inbreuk bestraft kan worden met een administratieve sanctie, bedoeld in 2, tweede lid, 1, of met een straf bepaald door de artikelen 327 tot 330, 398, 448, 461 en 463 van het Strafwetboek, kan de ambtenaar enkel een administratieve geldboete opleggen indien de procureur des Konings binnen een termijn van twee maanden heeft laten weten dat dit volgens hem aangewezen is en dat hijzelf geen gevolg aan de feiten zal geven. 30 Indien de inbreuk bestraft kan worden met een administratieve sanctie bedoeld in 2, tweede lid, 1, of met een straf bepaald [door de artikelen 526, [534bis, 534ter,] 537, 545, 559, 1, 561, 1 en 563, 2 en 3 van het Strafwetboek] beschikt de procureur des Konings over een termijn van [twee maanden], te rekenen van de dag van de ontvangst van het origineel van het procesverbaal, om de ambtenaar in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart, vervolging werd ingesteld, dan wel dat hij oordeelt het dossier te moeten seponeren bij gebrek aan toereikende bezwaren. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor de ambtenaar om een administratieve geldboete op te leggen. Vóór het verstrijken van deze termijn kan de ambtenaar geen administratieve geldboete opleggen. Na het verstrijken ervan kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden bestraft. De ambtenaar kan evenwel een administratieve geldboete opleggen vooraleer deze termijn is verstreken indien de procureur des Konings heeft laten weten dat, zonder het materieel element van de overtreding in twijfel te trekken, hij geen gevolg aan de feiten zal geven.] ( 8 vervangen bij W art. 2, 3 - B.S , gewijzigd bij W art. 21, 5 - B.S en bij W art. 5, 3 - B.S (ed. 3)) [ 8bis. Indien buiten de gevallen van samenloop vermeld in 7, een feit zowel een strafrechtelijke als een administratiefrechtelijke inbreuk vormt, dient te worden gehandeld 91

99 volgens de procedures die gelden voor inbreuken bedoeld in de artikelen van boek II, titel X van het Strafwetboek en de artikelen 526, [534bis, 534ter,] 537 en 545 van het Strafwetboek.] ( 8bis. ingevoegd bij W art. 21, 6 - B.S en gewijzigd bij W art. 5, 4 - B.S (ed. 3)) 9. Wanneer de ambtenaar beslist dat er reden is om de administratieve procedure aan te vatten, deelt hij de overtreder door middel van een ter post aangetekend schrijven mee : 1 de feiten met betrekking tot dewelke de procedure is opgestart; 2 dat de overtreder de gelegenheid heeft, om, binnen de vijftien dagen te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, zijn verweermiddelen uiteen te zetten bij een ter post aangetekend schrijven, en dat hij het recht heeft om bij deze gelegenheid de ambtenaar om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken; 3 dat de overtreder het recht heeft om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman; 4 dat de overtreder het recht heeft zijn dossier te consulteren; 5 een afschrift van het in 6 bedoelde proces-verbaal, gevoegd als bijlage. De ambtenaar bepaalt in voorkomend geval de dag waarop de overtreder uitgenodigd wordt de mondelinge verdediging van zijn zaak voor te dragen. Indien de ambtenaar van oordeel is dat er een geldboete moet worden opgelegd die niet hoger is dan [62,5 EUR], heeft de overtreder niet het recht om een mondelinge verdediging van zijn zaak te verzoeken. (Gewijzigd bij W art. 3 - B.S ) [ 9bis. Wanneer een persoon beneden de achttien jaar ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd dat wordt bestraft met een administratieve geldboete, geeft de ambtenaar daarvan kennis aan de stafhouder van de orde van advocaten, zodat ervoor gezorgd wordt dat betrokkene kan worden bijgestaan door een advocaat. 31 De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand gaat over tot de toewijzing van een advocaat, uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen van dit bericht. 92

100 Afschrift van het bericht van de kennisgeving aan de stafhouder wordt gevoegd bij het dossier van de rechtspleging. Indien er een belangenconflict is, ziet de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand erop toe, dat de betrokkene verdedigd wordt door een andere advocaat dan diegene op wie zijn vader en moeder, voogd of personen die hem onder hun bewaring hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht, een beroep gedaan hebben. [In afwijking van 9, wordt het in 9, eerste lid, bedoelde aangetekend schrijven aan de minderjarige en aan zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen, gestuurd. Deze partijen hebben dezelfde rechten als de overtreders zelf.] ( 9bis. ingevoegd bij W art. 2, 4 - B.S , gewijzigd bij W art. 21, 7 - B.S en vernietigd bij Arrest 6/2006 van 11 januari 2006 van het Arbitragehof in de bij art. 4 van de W. van eraan gegeven formulering - B.S voor de periode van 1 april 2005 tot en met 7 augustus 2005) 10. Na verloop van de termijn, vermeld in 9, 2, of vóór het verstrijken van deze termijn, wanneer de overtreder te kennen geeft de feiten niet te betwisten of in voorkomend geval na de mondelinge verdediging van de zaak door de overtreder of zijn raadsman, kan de ambtenaar de door de politieverordening voorziene administratieve geldboete opleggen. [Deze beslissing wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht aan de overtreder en in het geval van een minderjarige overtreder, aan de minderjarige, evenals aan zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen. De vader en de moeder, de voogden of de personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor het betalen van de geldboete. De beslissing bedoeld in het tweede lid dient binnen een termijn van zes maanden ter kennis te worden gebracht aan de betrokkenen. Deze termijn gaat in op de dag van de ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal of van de ontvangst van de vaststelling door de personen zoals bedoeld in 6, tweede lid. De ambtenaar kan geen administratieve geldboete meer opleggen na het verstrijken van deze 93

101 termijn. Hij kan een afschrift van het proces-verbaal of van de vaststellingen van de personen bedoeld in 6, tweede lid, en een afschrift van zijn beslissing overzenden aan elke belanghebbende partij die voorafgaandelijk hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek richt aan hem.] ( 10 gewijzigd bij W art. 21, 8 - B.S ) 11. De beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van één maand vanaf haar kennisgeving, behoudens wanneer hoger beroep wordt aangetekend overeenkomstig [[De gemeente, in geval van beslissing tot het niet-opleggen van een administratieve geldboete genomen door een aangewezen provincieambtenaar, of de overtreder kan binnen een termijn van een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing bij verzoekschrift een beroep instellen bij de politierechtbank volgens de burgerlijke procedure. 32 Indien de beslissing evenwel betrekking heeft op minderjarigen die de volle leeftijd van zestien jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten, wordt hoger beroep ingesteld bij kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank. In dit geval kan het hoger beroep ook worden ingesteld door de vader en de moeder, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen. De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de overtreder meerderjarig is op het moment dat de rechtbank zich uitspreekt. De politierechtbank of de jeugdrechtbank doet, in het kader van een openbaar debat met uiteenzetting door alle partijen, uitspraak over het beroep dat werd ingesteld tegen de administratieve sancties als bedoeld in 2, tweede lid, 1. Zij oordeelt over de wettigheid en de proportionaliteit van de opgelegde geldboete.] Hij kan de beslissing van de ambtenaar hetzij bevestigen, hetzij herzien. Wanneer een beroep tegen een administratieve sanctie aanhangig wordt gemaakt bij de jeugdrechtbank, kan deze de sanctie vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding zoals die wordt bepaald in artikel 37 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit 94

102 hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade]. [In dit geval is artikel 60 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade] van toepassing.] [Geen hoger beroep staat open tegen de beslissing van de politierechtbank of van de jeugdrechtbank. Wanneer echter de jeugdrechtbank beslist om de administratieve sanctie te vervangen door een maatregel van bewaring, behoeding of opvoeding bedoeld in artikel 37 van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade], staat er wel hoger beroep open. In dit geval wordt er gehandeld volgens de procedures van [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade] die gelden voor de als misdrijf omschreven feiten.] Onverminderd de voorgaande leden en [de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade], zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk op het beroep bij de politierechtbank en de jeugdrechtbank.] ( 12 vervangen bij W art. 4 - B.S , gewijzigd bij W art. 21, 9, 10 en 11 - B.S , 12, zesde lid vernietigd bij Arrest 6/2006 van 11 januari 2006 van het Arbitragehof in de bij art. 4 van de W. van eraan gegeven formulering - B.S en 12, vijfde, zevende en achtste lid gewijzigd bij W art B.S (ed. 2) - datum inwerkingtreding cfr. K.B art. 1 - B.S (ed. 4)) 13. De Koning regelt bij een in ministerraad overlegd besluit de procedure tot aanwijzing door de gemeente van de ambtenaar gelast met het opleggen van de administratieve geldboete, 95

103 alsmede de wijze van inning van de administratieve geldboete. 33 De administratieve geldboeten worden geïnd ten bate van de gemeente.] [Art. 119ter. (Art. 119ter. ingevoegd bij W art. 3 - B.S ) De gemeenteraad kan in een bemiddelingsprocedure voorzien in het kader van de door artikel 119bis toegekende bevoegdheden. Deze is verplicht indien zij betrekking heeft op minderjarigen die de volle leeftijd van 16 jaar hebben bereikt op het tijdstip van de feiten. De bemiddeling, bedoeld in het eerste lid, heeft uitsluitend tot doelde dader van de inbreuk de mogelijkheid te bieden de schade die hij heeft aangebracht, te vergoeden of te herstellen 96

104 Bijlage 2 Afvalstoffencasus 97

105 98

106 99

107 100

108 101

109 Schema theorie van de maatschappelijke kwetsbaarheid 102

110 Casus: Bredene Bredene gaat "dronken hangouderen" aanpakken vr 10/06/ :00De kustgemeente Bredene heeft een verbod ingesteld op het gebruik van alcoholische dranken in de toeristische zone. Die maatregel komt er na verschillende klachten over dronken oudere mannen. beluister "Er zijn genoeg zaken waar je een frisse pint kan drinken" "Overlast door alcohol komt steeds meer voor" lees ook Ieper wil tieners in toom houden na de examens Alcohol drinken is permanent verboden op het Duinenplein en in de zone daarrond. Wie daar nog alcohol drinkt, kan een boete van 250 euro krijgen. Het is de eerste Vlaamse gemeente met een zone met een alcoholverbod. De maatregel viseert vooral "hangouderen". "Dat is een toeristisch plein en bovendien is er in die buurt een speelplein", vertelt burgemeester Steve Vandenberghe (SP.A). Er waren geregeld klachten over oudere mannen die te veel gedronken hadden. "Het gaat dan om tien of vijftien mensen die blikjes bier drinken op het Duinenplein. Als ze dan te veel gedronken hebben, vallen ze mensen lastig. Meestal verbaal, maar er is al eens een vechtpartij geweest ook. Maar we moeten hier geen staatszaak van maken, het is vooral een maatregel zodat het niet escaleert", vertelt hij in "De ochtend" op Radio 1. Tot nu toe werden al zeker 30 pv's opgesteld. Enkele mannen moesten zelfs al de nacht in de cel doorbrengen na openbare dronkenschap. "Maar nu kan er een gemeentelijke administratieve sanctie worden opgelegd", zegt Vandenberghe. Dat gaat dan om een boete van 250 euro. "We gaan uiteraard ook opvolgen of het probleem zich niet verlegt van het Duinenplein naar andere plaatsen in de gemeente. Er zijn handelszaken genoeg in Bredene waar je een frisse pint kan drinken." 103

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES WIJZIGING WETGEVING EN UITBREIDING TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN (wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet en wet van 7 mei 2004 tot wijziging van

Nadere informatie

Het ABC van de GAS-wet: een kort overzicht van de mogelijkheden van de GASwet. #VVSGhandhaven 26 mei Mechelen

Het ABC van de GAS-wet: een kort overzicht van de mogelijkheden van de GASwet. #VVSGhandhaven 26 mei Mechelen Het ABC van de GAS-wet: een kort overzicht van de mogelijkheden van de GASwet #VVSGhandhaven - Mechelen 1. Wat is GAS? Bestuurlijke handhaving Gemeente kan een gemeentelijke administratieve sanctie opleggen

Nadere informatie

Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor minderjarigen vanaf 16 jaar? (max. 125 euro)

Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor minderjarigen vanaf 16 jaar? (max. 125 euro) Hoe verloopt de sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor meerderjarigen? (max. 250 euro) 1. Wie kan inbreuken vaststellen? De vaststelling van een inbreuk op het gemeentelijk politiereglement

Nadere informatie

GAS in Vlaanderen. Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16

GAS in Vlaanderen. Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16 GAS = nieuw? GAS in Vlaanderen Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16 Waarom? Ongepast gedrag blijft ongestraft:

Nadere informatie

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan.

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan. Gecoördineerde regelgeving Nieuwe Gemeentewet Artikel 119bis, Nieuwe Gemeenwet 1. De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen,

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.

De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad. DE NIEUWE GEMEENTEWET ( Laatste aanpassing : Wet van 25 april 2007 - B.S. 11 mei 2007 ) Titel II - Bevoegdheden Hoofdstuk I - Bevoegdheden van de gemeenteraad Art. 117. [ ] (Art. 117 gewijzigd bij W. 27.5.1989

Nadere informatie

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Handboek GAS afl 10 basisboek.book Page 9 Thursday, January 29, 2009 3:20 PM Inhoudstafel I. WEGWIJZER II. INSTRUMENTARIUM Inhoudstafel DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1. Situering

Nadere informatie

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december 2018)

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december 2018) PROVINCIE WEST-VLAANDEREN ARRONDISSEMENT VEURNE GEMEENTE KOKSIJDE REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december

Nadere informatie

Hoofdstuk I. Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5.

Hoofdstuk I. Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3. Artikel 4. Artikel 5. REGLEMENT OP DE ADMINISTRATIEVE SANCTIES EN DE BEMIDDELING Hoofdstuk I. Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Hoofdstuk II. De gemeentelijke administratieve geldboete Hoofdstuk

Nadere informatie

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES Zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van Hamme van 18 juni 2014. HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED... 2 HOOFDSTUK 2: SANCTIES... 2 AFDELING 1:

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE Lekkerstraat 10 B 3680 Maaseik Tel. 089/560 560 Fax 089/560 561 E-mail: stad.maaseik@maaseik.be www.maaseik.be ALGEMEEN REGLEMENT OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 2 HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED,

Nadere informatie

In dit algemeen reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.

In dit algemeen reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis. Algemeen reglement betreffende het opleggen van een administratieve geldboete bij inbreuken op het stilstaan en parkeren en op de verkeersborden C3 en F103 vastgesteld met automatisch werkende toestellen

Nadere informatie

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 22 juni 2015)

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 22 juni 2015) PROVINCIE WEST-VLAANDEREN ARRONDISSEMENT VEURNE GEMEENTE KOKSIJDE REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 22 juni 2015)

Nadere informatie

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015.

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015. Algemeen reglement betreffende het opleggen van een administratieve geldboete bij inbreuken op het stilstaan en parkeren en op de verkeersborden C3 en F103 vastgesteld met automatisch werkende toestellen

Nadere informatie

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES WAT? GAS staat voor gemeentelijke administratieve sancties. Terwijl je vroeger bij bepaalde overtredingen moest verschijnen voor de politierechtbank en je bestraft

Nadere informatie

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer. Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid art. 117, 119bis en 135, 2;

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer. Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid art. 117, 119bis en 135, 2; Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer De Raad, Gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid art. 117, 119bis en 135, 2; Gelet op de wet van 24 juni 2013 betreffende de

Nadere informatie

Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties

Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties Goedgekeurd in de gemeenteraad van 24 november 2014. Bekendgemaakt op 27 november 2014. In werking getreden op 1 december 2014. Inhoudstafel

Nadere informatie

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer Goedkeuring

Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer Goedkeuring Bijzonder politiereglement betreffende overlast in het openbaar vervoer Goedkeuring De gemeenteraad, gelet op de Nieuwe Gemeentewet, inzonderheid art. 117, 119bis en 135, 2; gelet op de wet van 24 juni

Nadere informatie

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45 Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45 www.lovendegem.be Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties van toepassing op overtredingen op het stilstaan en parkeren en op de overtredingen

Nadere informatie

I. WIJZIGINGEN AAN ARTIKEL 119BIS NIEUWE GEMEENTEWET

I. WIJZIGINGEN AAN ARTIKEL 119BIS NIEUWE GEMEENTEWET 10 NOVEMBER 2005. - Omzendbrief OOP 30ter waarbij uitleg verschaft wordt bij de wijziging van artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet krachtens de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen Aan

Nadere informatie

Gemeentelijke Administratieve Sancties Politiecodex

Gemeentelijke Administratieve Sancties Politiecodex Gemeentelijke Administratieve Sancties Politiecodex Markt 1 2450 Meerhout T 014 24 99 20 F 014 24 99 57 E info@meerhout.be www.meerhout.be 1 Algemeen GAS staat voor Gemeentelijke Administratieve Sancties.

Nadere informatie

Toename van administratieve afhandeling

Toename van administratieve afhandeling Toename van administratieve afhandeling Studiedag Centrum voor Politiestudies 16/02/2017 Tom De Schepper en Melissa Rasschaert VVSG Inhoud 1. Administratieve afhandeling 2. Fenomenen en categorisering

Nadere informatie

Gemeentebestuur Schoten

Gemeentebestuur Schoten Vergadering GEMEENTERAAD - Besluit Datum 15 december 2016 Dienst Integrale Veiligheid Auteur Tom Bresseleers Uniek nummer 201603979 Titel Algemeen Politiereglement Schoten TOELICHTING/VERSLAG VOOR DE GEMEENTERAAD

Nadere informatie

INHOUD. Inleiding. Een nieuwe wet op de gemeentelijke administratieve sancties. Wegwijzer doorheen deze pocket

INHOUD. Inleiding. Een nieuwe wet op de gemeentelijke administratieve sancties. Wegwijzer doorheen deze pocket INHOUD Inleiding Een nieuwe wet op de gemeentelijke administratieve sancties Wegwijzer doorheen deze pocket 11 13 19 1 GAS als onderdeel van een integraal veiligheidsbeleid 23 1.1. Wat is overlast eigenlijk?

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER. Inhoudstafel II. PROCEDURES. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties. Hoofdstuk 1. Situering en historiek

INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER. Inhoudstafel II. PROCEDURES. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties. Hoofdstuk 1. Situering en historiek INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER Inhoudstafel II. PROCEDURES DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1. Situering en historiek 1. Situering gemeentelijke administratieve sancties 1 1.1. Kadering

Nadere informatie

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE Lekkerstraat 10 B 3680 Maaseik Tel. 089/560 560 Fax 089/560 561 E-mail: stad.maaseik@maaseik.be www.maaseik.be ALGEMEEN REGLEMENT OP DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 2 HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED,

Nadere informatie

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw

Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw De politiezone Politiereglementen Gemeentelijke administratieve sancties Isabelle Vincke 12-12-2012 Association de la Ville et des Communes de la Région de Bruxelles-Capitale asbl Vereniging van de Stad

Nadere informatie

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Inhoudstafel I. WEGWIJZER II. INSTRUMENTARIUM Inhoudstafel DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1. Situering en historiek 1. WAT ZIJN GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES? 1 1.1. Doel

Nadere informatie

GAS. Nee bedankt! 12 oktober 2013. www.gasboetes.be. studiedag op zaterdag

GAS. Nee bedankt! 12 oktober 2013. www.gasboetes.be. studiedag op zaterdag C.H.I.P.S. StampMedia - Pauline Poelmans C.H.I.P.S. StampMedia - Pauline Poelmans Over deze en andere geplande activiteiten vind je alle info op De sanctieprocedure bij een administratieve geldboete voor

Nadere informatie

Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.)

Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.) Gemeentelijke administratieve sancties (G.A.S.) Toelichting Minaraad Algemeen kader g.a.s. Vroeger enkel politiestraffen mogelijk op inbreuken politiereglement Kleine overtredingen werden niet vervolgd

Nadere informatie

VRAGENLIJST evaluatie GAS-wetgeving

VRAGENLIJST evaluatie GAS-wetgeving VRAGENLIJST evaluatie GAS-wetgeving Deze vragenlijst wil een beeld schetsen van de toepassing van de GAS-wet (wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties). De gestelde vragen

Nadere informatie

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering

Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie 1 Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering De Wet van 30 juni 1971betreffende de administratieve geldboeten,

Nadere informatie

Handhaving sluikstort door middel van de GAS-procedure Geertrui Neirynck Provinciaal sanctionerend ambtenaar

Handhaving sluikstort door middel van de GAS-procedure Geertrui Neirynck Provinciaal sanctionerend ambtenaar Handhaving sluikstort door middel van de GAS-procedure Geertrui Neirynck Provinciaal sanctionerend ambtenaar gas@oost-vlaanderen.be 09 267 81 12 GAS is het werk van verschillende actoren, in een schakel

Nadere informatie

Reglement voor het bekomen van een speciale machtiging voor het schenken van sterke dranken bij de uitbating van occasionele drankgelegenheden

Reglement voor het bekomen van een speciale machtiging voor het schenken van sterke dranken bij de uitbating van occasionele drankgelegenheden Reglement voor het bekomen van een speciale machtiging voor het schenken van sterke dranken bij de uitbating van occasionele drankgelegenheden Goedgekeurd in de gemeenteraad van 25 juni 2018 Bekendgemaakt

Nadere informatie

Voorgestelde aanpassingen aan het gecoördineerde politiereglement van Assenede van (politiezone Assenede Evergem)

Voorgestelde aanpassingen aan het gecoördineerde politiereglement van Assenede van (politiezone Assenede Evergem) Voorgestelde aanpassingen aan het gecoördineerde politiereglement van Assenede van 22.02.2018 (politiezone Assenede Evergem) Huidig reglement Aanpassing Verantwoording Benaming College van Burgemeester

Nadere informatie

46 Lokale rechtshandhaving via administratieve sancties en minderjarigen: het vervolgverhaal 1

46 Lokale rechtshandhaving via administratieve sancties en minderjarigen: het vervolgverhaal 1 ARTIKELEN 46 Lokale rechtshandhaving via administratieve sancties en minderjarigen: het vervolgverhaal 1 Tom De Sutter Advocaat Frans Baert & vennoten CVBA Assistent UGent, Vakgebied Bestuursrecht INLEIDING

Nadere informatie

Brussel, Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad,

Brussel, Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Brussel, Algemene directie Veiligheids- en Preventiebeleid Horizontale diensten juridische cel Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement

Nadere informatie

Overlast en GAS: een geslaagd huwelijk?

Overlast en GAS: een geslaagd huwelijk? Overlast en GAS: een geslaagd huwelijk? Studiedag CPS Beheren van de publieke ruimte 19 november, Mechelen Koen Van Heddeghem Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) Historiek GAS VVSG onderzoek

Nadere informatie

SAMENVATTING ONDERZOEK TOEPASSING GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

SAMENVATTING ONDERZOEK TOEPASSING GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES SAMENVATTING ONDERZOEK TOEPASSING GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES 26 november 2008 De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) voerde gedurende de maanden mei tot en met juli 2008 een grootschalige

Nadere informatie

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? (deel 2)

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? (deel 2) GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? (deel 2) De wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, de zogenaamde GAS-wet, verscheen in het Belgisch Staatsblad

Nadere informatie

15 MEI Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot

15 MEI Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot 15 MEI 2007. - Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet. Bron : BINNENLANDSE

Nadere informatie

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. 15 MEI 2007. - Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet. Bron : BINNENLANDSE

Nadere informatie

REGLEMENT FEESTEN & FUIVEN

REGLEMENT FEESTEN & FUIVEN REGLEMENT FEESTEN & FUIVEN Ninoofsesteenweg 116 1670 Pepingen Tel. 02/383.14.38 Fax 02/356.11.50 maya.vanholder@pepingen.be www.pepingen.be BIJZONDER GEMEENTELIJKE POLITIEVERORDENING M.B.T. HET ORGANISEREN

Nadere informatie

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45 Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45 www.lovendegem.be Algemeen reglement op de gemeentelijke administratieve sancties van toepassing op overtredingen op de algemene politieverordening Lowazone (AR

Nadere informatie

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD OPENBARE ZITTING VAN 18 FEBRUARI 2016

UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD OPENBARE ZITTING VAN 18 FEBRUARI 2016 UITTREKSEL UIT DE NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD OPENBARE ZITTING VAN 18 FEBRUARI 2016 Provincie Aanwezig : Johan Paret, voorzitter West-Vlaanderen Ward Vergote, burgemeester; Edouard Gillis, Pol Verhelle,

Nadere informatie

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties

Inhoudstafel I. WEGWIJZER INSTRUMENTARIUM. Inhoudstafel. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Inhoudstafel I. WEGWIJZER II. INSTRUMENTARIUM Inhoudstafel DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1. Situering en historiek 1. WAT ZIJN GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES? 1 1.1. Doel

Nadere informatie

WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK. Pedagogische studiedag. Vrijdag 28 januari 2011 31-01-11 POLITIEZONE VLAS

WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK. Pedagogische studiedag. Vrijdag 28 januari 2011 31-01-11 POLITIEZONE VLAS WETGEVING DRUGS CDO KORTRIJK Pedagogische studiedag Vrijdag 28 januari 2011 SPREKER : BART COUSSEMENT Commissaris van Politie Politiezone Vlas (Kortrijk-Kuurne-Lendelede) Directie Risicomanagement Voetbalcel

Nadere informatie

Publicaties wetenschappelijk onderzoek - Veiligheid en Preventie - Nummer 2. G emeentelijke A dministratieve S ancties

Publicaties wetenschappelijk onderzoek - Veiligheid en Preventie - Nummer 2. G emeentelijke A dministratieve S ancties Publicaties wetenschappelijk onderzoek - Veiligheid en Preventie - Nummer 2 G emeentelijke A dministratieve S ancties 2 G emeentelijke A dministratieve S ancties Evaluatie van de toepassing van de wet

Nadere informatie

Samenvatting studie toepassing GAS

Samenvatting studie toepassing GAS Samenvatting studie toepassing GAS VVSG-studie november 2008 VVJ-driedaagse 17/02/2011 De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) voerde gedurende de maanden mei tot en met juli 2008 een grootschalige

Nadere informatie

Onderzoeksrapport. Looptijd van het onderzoek: 7 maanden (01.12.2005 tem 30.06.2006)

Onderzoeksrapport. Looptijd van het onderzoek: 7 maanden (01.12.2005 tem 30.06.2006) Onderzoeksrapport Evaluatie van de toepassing van de wet betreffende de Administratieve Sancties in de gemeenten 7 jaar Gemeentelijke Administratieve sancties Opdrachtgevers: Patrick Dewael (Vice-Eerste

Nadere informatie

SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN ONDERZOEK GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN ONDERZOEK GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES SAMENVATTING ONDERZOEKSRESULTATEN ONDERZOEK GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) voerde gedurende de maanden mei tot en met juli 2008 een grootschalige

Nadere informatie

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD?

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES : WAT IS ER VERANDERD? Gemeentelijke administratieve sancties (GAS) het laatste is er nog lang niet over gezegd. Er deden dan ook heel wat geruchten de ronde. Worden

Nadere informatie

7/02/2011. De bestuurlijke aanpak van overlast: gemeentelijke administratieve sancties (GAS) VVSG team veiligheid: wie en wat?

7/02/2011. De bestuurlijke aanpak van overlast: gemeentelijke administratieve sancties (GAS) VVSG team veiligheid: wie en wat? De bestuurlijke aanpak van overlast: gemeentelijke administratieve sancties (GAS) Tom De Schepper Stafmedewerker lokale politie en veiligheid Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) VVSG team

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER. Inhoudstafel II. PROCEDURES. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties. Hoofdstuk 1. Situering en historiek

INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER. Inhoudstafel II. PROCEDURES. DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties. Hoofdstuk 1. Situering en historiek INHOUDSTAFEL I. WEGWIJZER Inhoudstafel II. PROCEDURES DEEL 1 Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1. Situering en historiek 1. Situering gemeentelijke administratieve sancties 1 1.1. Kadering

Nadere informatie

Gecoördineerde versie van de wet op de gemeenschapswachten van 15 mei 2007 (gewijzigd door Wet houdende diverse bepalingen van 24 juli 2008).

Gecoördineerde versie van de wet op de gemeenschapswachten van 15 mei 2007 (gewijzigd door Wet houdende diverse bepalingen van 24 juli 2008). Gecoördineerde versie van de wet op de gemeenschapswachten van 15 mei 2007 (gewijzigd door Wet houdende diverse bepalingen van 24 juli 2008). Wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht,

Nadere informatie

Studiedag. Actuele vraagstukken van bestuurlijke politie

Studiedag. Actuele vraagstukken van bestuurlijke politie Studiedag Actuele vraagstukken van bestuurlijke politie Maandag 23 maart 2009 Provinciehuis Antwerpen Bestuurlijke beheersing van overlast 1. Bestuurlijke politie en aanpak van storend gedrag ratione materiae,

Nadere informatie

Brussel, Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad,

Brussel, Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Brussel, Aan de Dames en de Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Ter informatie : Aan de dames en heren Burgemeesters, Algemene

Nadere informatie

Gemeentereglement betreffende de exploitatie van en de beteugeling van overlast rond nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie

Gemeentereglement betreffende de exploitatie van en de beteugeling van overlast rond nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie Gemeentereglement betreffende de exploitatie van en de beteugeling van overlast rond nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie Artikel 1: Begripsomschrijving Voor de toepassing van dit reglement

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

Inhoud. 1. Algemene bepalingen 2. Doelstellingen 3. Verloop van de bemiddelingsprocedure 4. Bijzondere bepalingen. 1. Algemene Bepalingen

Inhoud. 1. Algemene bepalingen 2. Doelstellingen 3. Verloop van de bemiddelingsprocedure 4. Bijzondere bepalingen. 1. Algemene Bepalingen Bemiddelingsreglement van het gerechtelijk arrondissement Oost- Vlaanderen afdeling Dendermonde in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties (goedgekeurd gemeenteraad 14/09/2016) Inhoud 1.

Nadere informatie

REGLEMENT INZAKE VESTIGINGS- EN UITBATINGVERGUNNING VOOR NACHTWINKELS

REGLEMENT INZAKE VESTIGINGS- EN UITBATINGVERGUNNING VOOR NACHTWINKELS dienst ruimtelijke ordening R E G L E M E N T Gemeenteraad van 28-11-2013 REGLEMENT INZAKE VESTIGINGS- EN UITBATINGVERGUNNING VOOR NACHTWINKELS HOOFDSTUK 1: BEGRIPPENKADER Artikel 1: defintities Voor de

Nadere informatie

Codex van gemeentelijke politiereglementen

Codex van gemeentelijke politiereglementen UCGPV v.16 A: aanpassingen besproken in de werkgroep uniforme codex op 28/05 en 03/07/2014. Dit reglement is behoudens andersluidende bepaling van toepassing op alle overtredingen op de bepalingen van

Nadere informatie

Behandeling van een inbreuk op de welzijnswetgeving door de arbeidsauditeur

Behandeling van een inbreuk op de welzijnswetgeving door de arbeidsauditeur Behandeling van een inbreuk op de welzijnswetgeving door de Een pro justitia, opgesteld door de bevoegde inspectiediensten wordt gestuurd de, de overtreder, de werkgever, en de FOD WASO, dienst administratieve

Nadere informatie

Hoofdstuk 33 - Straf- en andere bepalingen

Hoofdstuk 33 - Straf- en andere bepalingen Hoofdstuk 33 - Straf- en andere bepalingen TITEL 1. ALGEMEEN Art. 33.1. Toepassingsgebied Dit hoofdstuk legt de verschillende aspecten van de procedure vast ingeval een inbreuk werd vastgesteld op één

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening

Nadere informatie

Brussel, 23 april _advies_Aslasten. Advies

Brussel, 23 april _advies_Aslasten. Advies Brussel, 23 april 2008 080423_advies_Aslasten Advies Over hoofdstuk XIV Aslasten van het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen inzake energie, leefmilieu, openbare werken, landbouw en visserij

Nadere informatie

AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 18/06/2014

AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 18/06/2014 1/3 AGENDAPUNT VAN DE GEMEENTERAAD VAN HAMME IN ZITTING VAN 18/06/2014 REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES - AANPASSING Toelichting Naar aanleiding van het recent verschenen KB rond bemiddeling

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Faculteit Rechtsgeleerdheid DE GAS-WETGEVING IN DE STRIJD TEGEN OVERLAST

Faculteit Rechtsgeleerdheid DE GAS-WETGEVING IN DE STRIJD TEGEN OVERLAST Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2011-2012 DE GAS-WETGEVING IN DE STRIJD TEGEN OVERLAST Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Ingrid De Belser Studentennummer: 19970138

Nadere informatie

Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken

Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken Reglement voor het bekomen van een tap- en exploitatievergunning voor uitbating van horecazaken Inhoud Hoofdstuk I : Definities... 2 Hoofdstuk II : Aanvraag van de tap- en exploitatievergunning... 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

Publieke rechtshandhaving, inzonderheid de gemeentelijke bestuurlijke politie

Publieke rechtshandhaving, inzonderheid de gemeentelijke bestuurlijke politie Publieke rechtshandhaving, inzonderheid de gemeentelijke bestuurlijke politie Tip: heel veel van de cursus staat in de codex. I. Publieke rechtshandhaving Publieke vs. Strafrechtelijke rechtshandhaving

Nadere informatie

Standpunt VVSG Parkeren: agenten van politie altijd al bevoegd voor vaststellen gedepenaliseerde parkeerovertredingen

Standpunt VVSG Parkeren: agenten van politie altijd al bevoegd voor vaststellen gedepenaliseerde parkeerovertredingen Standpunt VVSG Parkeren: agenten van politie altijd al bevoegd voor vaststellen gedepenaliseerde parkeerovertredingen Het recente vonnis omtrent het Brugse parkeertoezicht geeft de indruk dat er na het

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Overeenkomstig de richtlijnen inzake het strafrechtelijk beleid opgenomen in de op

Overeenkomstig de richtlijnen inzake het strafrechtelijk beleid opgenomen in de op MODEL VAN PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES IN GEVAL VAN GEMENGDE INBREUKEN TUSSEN :De gemeente/stad..., vertegenwoordigd door haar College van Burgemeester en Schepenen/gemeentecollege,

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening

Nadere informatie

Werknota aan DG SAT De Saveur Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving.

Werknota aan DG SAT De Saveur Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving. Werknota aan DG SAT De Saveur Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving. 1. Inleiding. Een ontwerp-kaderdecreet bestuurlijke handhaving (Vlaanderen : gewest en gemeenschap) is zichtbaar op de website van de

Nadere informatie

Criminaliteitscijfers en gemeentelijke administratieve sancties 2012

Criminaliteitscijfers en gemeentelijke administratieve sancties 2012 vrijdag 19 april 2013 Criminaliteitscijfers en gemeentelijke administratieve sancties 2012 De totale geregistreerde criminaliteit in Antwerpen nam in 2012 toe met 2% ten opzichte van 2011. De woninginbraken

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 Not.nr. : GE45.FJ.4277/14-Sw4 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Stéphane Michel Christian W., zonder beroep, geboren te Boussu op (

Nadere informatie

HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling)

HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling) HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling) DIENST Gent - Oudenaarde EEDVERBONDKAAI 285 9000 GENT DIENST Dendermonde OLV KERKPLEIN 30 9200 Dendermonde OOST-VLAANDEREN Voor wie? Slachtoffer/ daders

Nadere informatie

Politiereglement Evenementen

Politiereglement Evenementen Politiereglement Evenementen Gelet op de artikelen 19, 26 en 27 van de Grondwet; Gelet op de artikelen 112, 117 t.e.m. 119ter en 133 t.e.m. 135 van de Nieuwe Gemeentewet; Gelet op het Milieuvergunningsdecreet

Nadere informatie

GAS-beleid in Gent. PersSalonStad Gent 28 maart 2014

GAS-beleid in Gent. PersSalonStad Gent 28 maart 2014 GAS-beleid in Gent PersSalonStad Gent 28 maart 2014 1 Nieuwe bepalingen in de wetgeving Minderjarigen: - Verlaging leeftijdsgrens naar 14 jaar - Naast bemiddeling ook gemeenschapsdienst mogelijk - Advies

Nadere informatie

Politiereglement Evenementen

Politiereglement Evenementen Politiereglement Evenementen Gelet op de artikelen 19, 26 en 27 van de Grondwet; Gelet op de artikelen 112, 117 t.e.m. 119ter en 133 t.e.m. 135 van de Nieuwe Gemeentewet; Gelet op het Milieuvergunningsdecreet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Reglement voor het bekomen van een vergunning voor schenken van gegiste en/of sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden

Reglement voor het bekomen van een vergunning voor schenken van gegiste en/of sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden Reglement voor het bekomen van een vergunning voor schenken van gegiste en/of sterke dranken bij de uitbating van drankgelegenheden Goedgekeurd in de gemeenteraad van 28 april 2014 Bekendgemaakt op 30

Nadere informatie

Het Belgisch una via-model in fiscale strafzaken

Het Belgisch una via-model in fiscale strafzaken Het Belgisch una via-model in fiscale strafzaken Een vervolging en een beteugeling langs één weg? Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen tel. 0800 40 300 fax 0800 17 529 www.kluwer.be info@kluwer.be

Nadere informatie

DO S & DON TS OP OPENBARE PLAATSEN LEUVEN ZOALS HET IS

DO S & DON TS OP OPENBARE PLAATSEN LEUVEN ZOALS HET IS LEUVEN ZOALS HET IS DO S & DON TS OP OPENBARE PLAATSEN De folder is opgesteld voor jongeren en geeft informatie over inbreuken tijdens het uitgaan en de procedure gemeentelijke administratieve sancties.

Nadere informatie

1.1 Ontstaan. Waarom? Flagrante wanpraktijken blijven bestaan Sommige eigenaar blijven onbewoonbare woningen verhuren

1.1 Ontstaan. Waarom? Flagrante wanpraktijken blijven bestaan Sommige eigenaar blijven onbewoonbare woningen verhuren 1.1 Ontstaan Waarom? Flagrante wanpraktijken blijven bestaan Sommige eigenaar blijven onbewoonbare woningen verhuren Andere aanpak nodig met strafrechterlijk optreden en hoge boetes 1.2 Taken en bevoegdheden

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

GAS in kinderschoenen? Een onderzoek naar de invoering van de gemeenschapsdienst bij minderjarigen

GAS in kinderschoenen? Een onderzoek naar de invoering van de gemeenschapsdienst bij minderjarigen FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID GAS in kinderschoenen? Een onderzoek naar de invoering van de gemeenschapsdienst bij minderjarigen Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische

Nadere informatie

PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES INBREUKEN OP HET STRAFWETBOEK (NIET-VERKEER)

PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES INBREUKEN OP HET STRAFWETBOEK (NIET-VERKEER) TUSS PROTOCOLAKKOORD BETREFFDE DE GEMETELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES INBREUK OP HET STRAFWETBOEK (NIET-VERKEER) de stad Eeklo, vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, namens

Nadere informatie

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal

Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal Bestuurlijke handhaving: afhandeling van een proces-verbaal - afdelingshoofd Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer Milieunetwerkdag voor lokale politie 13 mei 2014 Inhoud 2. Bestuurlijke

Nadere informatie

GAS voor stilstaan en parkeren

GAS voor stilstaan en parkeren GAS voor stilstaan en parkeren POLITIECONGRES 26/11/2015 VESTA Tom De Schepper stafmedewerker VVSG Inhoud DEEL I Stilstaan en parkeren DEEL II Knelpunten DEEL III Een blik op de toekomst Stilstaan en parkeren

Nadere informatie

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting In de jaarlijkse publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Wetenschappelijk

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 In de zaak van het openbaar ministerie tegen: S. V. G., zonder gekend beroep, geboren te Gent op ( ), wonende te ( ) beklaagd van: A. Hetzij door daden,

Nadere informatie

Bijlage 1: Verklaring op eer (art. 61, 4 K.B. plaatsing)

Bijlage 1: Verklaring op eer (art. 61, 4 K.B. plaatsing) Bijlage 1: Verklaring op eer (art. 61, 4 K.B. plaatsing) Deze verklaring betreft volgende opdracht (hierna de opdracht ): (omschrijving en besteknummer) Hierbij bevestigen wij dat (handelsnaam en maatschappelijke

Nadere informatie

WONINGKWALITEITSBEWAKING IN HET VLAAMSE GEWEST

WONINGKWALITEITSBEWAKING IN HET VLAAMSE GEWEST WONINGKWALITEITSBEWAKING IN HET VLAAMSE GEWEST ISBN 978 90 4651 951 6 D 2008 2664 421 BP/R_P-BI8054 Verantwoordelijke uitgever: Hans Suijkerbuijk Ragheno Business Park Motstraat 30 B-2800 Mechelen Telefoon:

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie