AVANS+, locatie Breda

Transcriptie

1 AVANS+, locatie Breda Toets Nieuwe Opleiding: HBO-Master ICT & Business Innovation Varianten: Deeltijd Visitatiedatum: 27 maart 2009 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2009

2 2/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

3 Inhoud Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen Voorwoord Inleiding Werkwijze Oordeelsvorming Oordelen per facet en onderwerp 10 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 19 Onderwerp 3 Inzet van personeel 26 Onderwerp 4 Voorzieningen 28 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 29 Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 31 Deel C: Bijlagen 33 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 34 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 39 Bijlage 3: Bezoekprogramma 43 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 3/45

4 4/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

5 Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 5/45

6 6/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

7 1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de Toets Nieuwe Opleiding hbo-master ICT & Business Innovation van AVANS+ heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in januari 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 27 maart Het panel bestond uit: Mevrouw prof.dr. V.A.J. Frissen (voorzitter, domeinpanellid); De heer prof.dr. S.K.Th. Boersma (domeinpanellid); De heer prof.dr. P. Vanden Abeele (domeinpanellid); Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/de oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding Avans + is een dochterorganisatie van Avans Hogeschool. Avans + wil toonaangevend zijn in het praktijkgericht ontwikkelen van mensen en organisaties en doet dat onder meer door het verzorgen van post-hbo- en masteropleidingen op het gebied van techniek, ICT, management, finance en zorg & welzijn, maar ook door het aanbieden van individuele en organisatie-ontwikkeltrajecten. In de filosofie van Avans + staat de koppeling tussen de ambities van mensen en organisaties centraal. Mensen leveren betere prestaties als zij betrokken zijn bij de organisatie waarbinnen ze werken en gestimuleerd en uitgedaagd worden om hun kwaliteiten te verkennen. Organisaties komen tot groei als zij de ambities van hun werknemers weten te verbinden met strategie en doelstellingen. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 7/45

8 Avans + ziet het creëren en koppelen van deze collectieve ambitie als de succesfactor voor de ontwikkeling van een organisatie en de mensen die er werken. Vanuit deze filosofie biedt Avans + mensen en organisaties de mogelijkheid om zich gezamenlijk te ontwikkelen. De opleiding Master of ICT and Business Innovation leidt op tot hbo-masterniveau en wordt in deeltijd aangeboden. De graad die door het instellingsbestuur aan studenten met een afgeronde opleiding zal worden verleend luidt: Master of ICT and Business Innovation (MBI). De opleiding is voor de eerste keer gestart op 1 oktober Voor de opleiding is eerder accreditatie aangevraagd; deze is niet verstrekt. In deze nieuwe aanvraag zijn de punten uit het NVAO-paneladvies (5 juli 2007) meegenomen en in de nieuwe opzet van de opleiding verwerkt. De MBI-opleiding is in het cursusjaar in de nieuwe vorm van start gegaan. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (maart 2009) bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 27 maart Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of er sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. 8/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

9 Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten en studenten. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in april 2009 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in mei 2009 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 9/45

10 1.5 Oordelen per facet en onderwerp Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding TNO ICT & Business Innovation Voldoende 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende 1.2 Niveau bachelor Voldoende 1.3 Oriëntatie HBO master Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende 2.4 Studielast Voldoende 2.5 Instroom Voldoende 2.6 Duur Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Voldoende 3.2 Kwantiteit personeel Voldoende 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak Voldoende 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie Voldoende 6.2 Investeringen Voldoende 6.3 Financiële voorzieningen Voldoende Totaaloordeel Positief 10/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

11 Doelstellingen opleiding Het panel komt bij alle drie facetten van het onderwerp Doelstellingen opleiding tot het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Het panel heeft alle facetten van het onderwerp Programma met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Het panel komt bij alle drie facetten van het onderwerp Inzet van personeel tot het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Het panel heeft beide facetten van het onderwerp Voorzieningen met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel komt bij alle drie facetten van het onderwerp Interne Kwaliteitszorg tot het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Condities voor continuïteit Het panel komt bij alle drie facetten van het onderwerp Condities voor continuïteit tot het oordeel voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 11/45

12 12/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

13 Deel B: Facetten NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 13/45

14 14/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

15 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Avans+ verzorgt sinds 2005 een post-hbo-opleiding op het gebied van ICT in aansluiting op de bacheloropleiding bedrijfskundige informatica. De voorloper van de huidige opleiding is in 2007 door de NVAO gevisiteerd en negatief beoordeeld. Op basis van de kritiek van het toenmalige panel is de opleiding aangepast, zowel qua profiel als qua curriculum. De opleiding heeft haar eindkwalificaties ontleend aan: - een analyse van de uitstroomprofielen van bacheloropleidingen Bedrijfskundige Informatica (Bachelor of ICT). De opleiding hanteert deze als startcompetenties van de opleiding; - een beperkte benchmark met verwante binnenlandse en buitenlandse opleidingen (in Engeland, Amerika en Duitsland); - evaluatiegegevens van studenten en docenten (de opleiding bestaat sinds 2005); - een aanvullend onderzoek naar de beroepspraktijk. Het werkveld (zie 1.3) dat opereert op het snijvlak van ICT en Bedrijfskunde is gevraagd een analyse te maken van het beroependomein van de MBI-opleiding en de ontwikkelingen daarin. De eindkwalificaties zijn besproken met de Opleidings Adviesraad. Voortvloeiend uit bovenstaande activiteiten hanteert de opleiding zeven eindkwalificaties. De laatste eindkwalificatie is de meest integratieve, omdat daarin alle voorgaande eindkwalificaties worden verenigd. De opleiding heeft in haar Zelfevaluatierapport de volgende eindkwalificaties geformuleerd: 1. Student kan een gefundeerde diagnose van de informatievoorziening en ICT in de eigen of fictieve organisatie stellen, daarover rapporteren en op basis hiervan komen tot voorstellen tot verandering van de informatievoorziening en mogelijk de ICT. 2. Student kan voor de eigen of fictieve organisatie de begrippen business-architectuur, informatie-architectuur en technische architectuur, hun onderlinge samenhang en hun relatie met de enterprise-architectuur en de mogelijke effecten van ICT hierop uitleggen. 3. Student kan de innovativiteit (met inbegrip van duurzaamheid) van de eigen of een fictieve organisatie beoordelen en deze in strategisch perspectief plaatsen om van daaruit suggesties ter verbetering te doen. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 15/45

16 4. Student kan een globale strategische opzet vervaardigen, waarin op adequate wijze de ICT-inzet in een organisatie gekoppeld wordt aan relevante actuele ontwikkelingen zoals gaming, customer communities, datamining en marketing accountability. 5. Student kan aantoonbaar een verantwoorde keuze maken voor het gebruik van verschillende vormen van toegepast onderzoek en deze vertalen in een onderzoek(sopzet) naar ICT in de eigen of een fictieve organisatie, het onderzoek uitvoeren, analyseren en erover rapporteren/presenteren. 6. Student kan de eigen (strategische) rol of functie in een meerwaarde voor de organisatie waarvoor hij/zij werkzaam is definiëren, met inbegrip van de mogelijkheden en beperkingen. Hij kan deze rol op een zelfkritische manier koppelen aan zijn persoonlijke doelen en ambities. 7. Student kan alle voorgaande eindkwalificaties integreren en koppelen in de vorm van een businessplan, waarin ICT als strategisch middel wordt ingezet bij businessoptimalisatie of business-innovation. Uit de interviews die de opleiding met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven heeft gehouden, blijkt dat deze veel waarde hechten aan competenties met betrekking tot innoveren. Het gaat er daarbij zowel om externe innovatie te kunnen toepassen in de eigen bedrijfsvoering als om innovaties te ontwikkelen binnen het eigen bedrijf. Het panel is van mening dat de interpretatie en invulling van het aspect innovatie eenduidiger en helderder kan geschieden, waarbij vooral duidelijker kan worden wat het verband tussen ICT en innovatie is. ICT kan als sleutel fungeren tot nieuwe producten en productiewijzen. Een historisch overzicht kan studenten helpen bij de bewustwording van de innovatieve kracht van ICT. Daarnaast is invoering van ICT in de organisatie is op zich een innovatie, maar medewerkers en organisatie dienen zich daaraan aan te passen, wat het managen van veranderingsprocessen vergt. De ICT betekent voor de adopterende organisatie een procesinnovatie. ICT kan gebruikt worden om innoverende producten en diensten te ontwikkelen of om er verbeteringen in aan te brengen (bijvoorbeeld intelligente producten). De opleiding heeft zich georiënteerd op verwante binnen- en buitenlandse opleidingen, om haar positionering duidelijk te kunnen stellen. In Nederland heeft de opleiding zowel gekeken naar post-hbo- als naar wo-masteropleidingen. Daarnaast is een selectie gemaakt van buitenlandse hbo/wo-opleidingen die zich met dezelfde vakgebieden bezig houden. De opleiding geeft op basis van deze analyse aan, dat de zij zich onderscheidt van Engelse en Amerikaanse opleidingen waar de combinatie van ICT en business niet op deze manier lijkt voor te komen. Ook in Nederland is het aantal opleidingen met deze combinatie beperkt. Het panel komt tot de conclusie dat de opleiding een eigen positie in de post-hbo-markt heeft gedefinieerd. Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties aansluiten bij de eisen van de beroepspraktijk. 16/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

17 Facet 1.2 Niveau master Voldoende Criterium - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding geeft in het document Doelen en Dublin Descriptoren weer hoe de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de Dublin descriptoren. De 51 deelkwalificaties, afgeleid van de eindkwalificaties, worden in dit document direct gekoppeld aan de descriptoren. De descriptoren Kennis en Inzicht toepassen en Oordeelsvorming komen aan de orde binnen de deelkwalificatie: Student kan de ICT-inzet in de organisatie organiseren en sturen, onder andere door gebruik van in- en outsourching af te wegen. Deze deelkwalifcatie behoort tot de eindkwalificatie: Student kan een gefundeerde diagnose van de informatievoorziening en ICT in de eigen of een fictieve organisatie stellen, daarover rapporteren en op basis hiervan komen tot voorstellen tot verandering van de informatievoorziening en mogelijk de ICT. Kennis en Inzicht zit bijvoorbeeld in de deelkwalificatie: Student kan de mogelijkheden van een e-businessmodel, een businessmodel met een zware e-component en een gewoon businessmodel uiteenzetten. Deze deelkwalificatie draagt bij aan de eindkwalificatie: Student kan voor de eigen of een fictieve organisatie de begrippen business-architectuur, informatiearchitectuur en technische architectuur, hun onderlinge samenhang en hun relatie met de enterprise-architectuur en de mogelijk effecten van ICT hierop uitleggen. In het Zelfevaluatierapport legt de opleiding, naast het rechtstreekse verband tussen de deelkwalificaties en de Dublin descriptoren, een overkoepelend verband tussen de descriptoren en haar onderwijsprogramma. Zo beargumenteert de opleiding ten aanzien van de descriptor Oordeelsvorming, dat studenten in elke masterclass (zie facet 2.1) worden getraind in het verzamelen van informatie en het beslissen onder onzekerheid. Als onderdeel van de descriptor Communicatie wordt gesproken over de wijze waarop de IO/ICTM in staat moet zijn vaak specialistische ICT-expertise te ontsluiten voor collega s die niet uit het vakgebied afkomstig zijn. Het panel stelt vast dat de opleiding overtuigend heeft aangetoond dat de eindkwalificaties aansluiten bij het masterniveau zoals weergegeven in de Dublin descriptoren. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 17/45

18 Facet 1.3 Oriëntatie HBO master Voldoende Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in HBO: - zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De argumenten bij facet 1.1 en 1.2 gelden ook voor 1.3. De eindkwalificaties die de opleiding heeft opgesteld zijn, zoals bij facet 1.1 reeds omschreven, in samenspraak en vanuit behoefte van het werkveld ontwikkeld. Het beroep waar de MBI-opleiding voor opleidt, wordt in de praktijk Information Manager (IO) of ICT-manager (ICTM) genoemd. De IO/ICTM koppelt de huidige en toekomstige inzet van ICT aan de strategische doelen van een organisatie, en houdt zich bezig met het inzetten van mensen, middelen en materialen die dat doel dienen. De IO/ICTM opereert op managementniveau en onderscheidt zich daarmee van de uitvoerend ICTspecialist. Bedrijfskundige expertise, om op strategisch niveau ICT te kunnen koppelen aan bedrijfs- of organisatiedoelen, is hierbij een verbindende factor. Studenten die deze masteropleidingen willen volgen, blijken een ICT-achtergrond te hebben. Zij zijn meestal doorgegroeid naar een positie waarvoor aanvullende scholing op het verbindingsvlak van strategisch respectievelijk organisatorisch management en ICT wenselijk is. Tijdens de opleiding leren zij ICT-expertise in te zetten voor ondernemingsdoelstellingen en de realisatie daarvan. Een aantal van de geïnterviewde werkveldvertegenwoordigers heeft zitting in de OpleidingsAdviesRaad (OAR). De OAR bestaat uit het voormalig hoofd HRM van Cap Gemini Nederland BV, voormalig thoughtleader ERP Atos Consulting en lector ERP Avans Hogeschool, Service Level & Risk Manager PGGM Pensioenfondsen, en hoofd afdeling Information Systems and Change Management bij de Universiteit Twente. Het panel is van mening dat deze OAR nog versterkt zou kunnen worden met leden afkomstig uit de zorgsector, het openbaar bestuur en de non-profit sector. De opleiding zegt in een reactie daarmee bezig te zijn en stelt zich ten doel om de OpleidingsAdviesRaad in nieuwe samenstelling voor de zomer van 2009 te installeren. 18/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

19 Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding neemt bij het vormgeven van het onderwijsprogramma het multidisciplinaire karakter van de beroepspraktijk als uitgangspunt. De opleiding stelt zich tot doel studenten constant uit te dagen om theorie toe te passen in de praktijk, gebruikmakend van hun eigen ervaringen. Daarbij worden studenten gestimuleerd zichzelf voortdurend af te vragen welke rol ze daarbij hebben, respectievelijk willen innemen en hoe ze die het beste kunnen vormgeven. Het onderwijsprogramma bestaat uit vier Masterclasses, te weten: ICT Alignment, ICT en Business Management, ICT en Strategisch Management van Technologie en Innovatie, ICT en Dynamiek in Commerciële Relaties. Deze masterclasses bieden ieder vanuit hun eigen perspectief verdieping op bedrijfskundig en ICT-terrein en kunnen worden beschouwd als de vakinhoudelijke kern van de opleiding. Daarnaast kent de opleiding twee doorlopende leerlijnen die in elk van de masterclasses een plaats hebben. Het gaat om de thema s Methoden en Technieken en Persoonlijke Effectiviteit. In het Overzicht literatuur MBI geeft de opleiding inzicht in de vakliteratuur die tijdens de opleiding gebruikt wordt. De vakliteratuur dient ter verdieping als hulpmiddel om de praktijk in theoretische context te plaatsen. Anderzijds dient de literatuur als middel om via opdrachten en discussie tot (zelf)reflectie bij de studenten te komen. Het panel is van mening dat de literatuurlijst voldoende en belangrijke actuele werken bevat. Naast Nederlandstalige werken staan er ook een aantal Engelstalige op deze lijst. Het deeltijdse karakter van de opleiding maakt een interactie van kennisontwikkeling met de actuele beroepspraktijk mogelijk, doordat studenten hun eigen ervaringen kunnen inbrengen. Studenten werken in de masterclasses met cases uit de (bij voorkeur eigen) beroepspraktijk. Daarnaast krijgen studenten opdrachten mee, die uitgevoerd dienen te worden in de eigen beroepssituatie, zoals het panel heeft kunnen vastgestellen. Het panel vraagt zich wel af of een (kleine) organisatie bij meerdere opeenvolgende opdrachten niet te zwaar belast wordt. Studenten met wie het panel heeft gesproken, hadden op dit punt nog geen problemen ondervonden. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 19/45

20 De opleiding bereikt ook afstemming met de actuele beroepspraktijk door de inzet van gastdocenten. Docenten vernieuwen ieder studiejaar, waar nodig, de literatuur/opdrachten/casuïstiek om deze opnieuw af te stemmen op de actualiteit. Een voorbeeld hiervan is de aandacht voor recente innovatieve concepten zoals het Business Model Framework en het Amsterdams Informatie Model binnen de masterclass ICT en Business Management. Het panel heeft kunnen vaststellen dat masterclasses de afgelopen jaren steeds zijn vernieuwd. Studenten hebben dit ook bevestigd. De opleiding heeft toegepast onderzoek binnen het onderwijsprogramma gerealiseerd door middel van de doorlopende leerlijn Methoden en Technieken. Deze leerlijn, die door alle masterclasses loopt, is gericht op het ontwerpen van empirisch onderzoek naar multidisciplinaire en complexe businessvraagstukken waarmee organisaties in een dynamische omgevingscontext te maken hebben. Er is onder meer aandacht voor technieken ten behoeve van het genereren van data en methoden voor het verrichten van kwalitatieve en kwantitatieve analyses. In de afsluitende thesis moeten studenten een toegepast onderzoek uitvoeren in de eigen beroepspraktijk om van daaruit ook concrete verbetervoorstellen te doen. Om het onderwijsprogramma actueel te houden en periodiek te toetsen aan nieuwe theoretische inzichten werkt de opleiding met een OpleidingsAdviesRaad (OAR). De leden van de OAR zijn werkzaam in het beroepenveld waartoe de opleiding opleidt en binnen de relevante universitaire wereld. De OAR komt elk half jaar bijeen, waarvan één keer met docenten van de opleiding. Deze laatste bijeenkomst staat in het teken van praktische voortgang en eventuele noodzaak tot bijstelling of aanpassing van het onderwijsprogramma. Het programma van de opleiding bouwt voort op de beroepsvaardigheden uit de bacheloropleiding Bedrijfskundige Informatica. In het programma is een leerlijn Persoonlijke Effectiviteit opgenomen met daarin aandacht voor communicatie, analytische en onderzoekende attitude, overtuigingskracht en onderhandelingsvaardigheid. Bij Methoden en Technieken ligt de nadruk op diverse onderzoeksvaardigheden. Deze beide leerlijnen zijn op overtuigende wijze in het curriculum geïntegreerd. Het panel is van mening dat de opleiding voldoet aan de eisen hbo. Wel vraagt het aandacht van de opleiding voor de wijze waarop actuele ontwikkelingen een plaats in het programma krijgen. Het panel vindt dat dit meer aandacht verdient en meer gestructureerd aangepakt kan worden. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. 20/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

21 Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding geeft in haar Zelfevaluatierapport aan dat de complexiteit van het strategisch leren inzetten van technologische (ICT) innovatie in organisaties van studenten een professioneel niveau vereist. Gedurende de studie dienen studenten zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces, daarbij begeleid en gefaciliteerd door de opleiding. Studenten worden aangesproken op hun eigen mening, besluitvorming en aangezet om het geleerde te integreren in hun eigen gedragsrepertoire. Daarnaast worden studenten uitgedaagd om niet alleen te leren, maar ook om te doen en te ervaren, waardoor hun leerervaringen worden verrijkt. De keuze voor bepaalde (didactische) werkvormen is op deze uitgangspunten afgestemd. Het onderwijskundig concept van de opleiding stelt de principes van Kolb (leerstijlen en leercirkels) centraal. De leercirkel van Kolb waarbij sprake is van concreet ervaren, reflectief observeren, abstract conceptualiseren en actief experimenteren wordt hierbij door de opleiding gehanteerd. Bij Concreet ervaren gaat het om de input van de studenten vanuit de eigen beroepspraktijk. Studenten worden gestimuleerd uitdagingen/problemen in te brengen, bijvoorbeeld tijdens de colleges en projecten als onderdeel van de verschillende masterclasses. Reflectief observeren komt onder meer tot uiting binnen Methoden en Technieken en Persoonlijke effectiviteit, de doorlopende leerlijnen van het programma. Abstract conceptualiseren vindt binnen elke masterclass plaats. Het denken van studenten en hun perceptie van de realiteit wordt hierbij op een conceptueel hoger niveau gebracht, enerzijds door het aanreiken van geschikte literatuur, anderzijds door in de begeleiding van projecten en onderzoeken te stimuleren tot diepgang, bezien vanuit meerdere invalshoeken/disciplines. Via Actief experimenteren, onder meer door projecten uit te voeren en door via de coaching verworven nieuwe gedragsrepertoire in de praktijk te proberen, is de cirkel weer rond bij concreet ervaren. Zoals hierboven reeds beschreven wordt vanuit de uitgangspunten van de opleiding gewerkt met verschillende werkvormen. De opleiding draagt zorg voor een koppeling tussen de werkvormen en de leercirkel van Kolb. Zo wordt abstract conceptualiseren gekoppeld aan het contactonderwijs (hoor- en werkcolleges, werk- en studiegroepen) en het concreet ervaren aan het projectonderwijs en werken in de praktijk. Daarnaast krijgen werkvormen als zelfstudie, individuele en groepsopdrachten, individuele begeleiding/coaching en zelfreflectie een plaats in het onderwijsprogramma. De opleiding geeft in de handleidingen van de masterclasses aan welke werkvormen er worden gehanteerd. Het panel is van mening dat de leercirkel van Kolb en de werkvormen die de opleiding in de masterclasses hanteert, goed op elkaar aansluiten. De opleiding geeft in de handleidingen van de verschillende masterclasses aan welke toetsvormen gehanteerd worden. Zo wordt er binnen de masterclass ICT Alignment getoetst door middel van een schriftelijk tentamen, twee individuele werkstukken en twee groepsopdrachten. De opleiding maakt, binnen de totale opleiding, verder nog gebruik van mondelinge tentamens, rapportage door middel van een paper, presentaties, plannen van aanpak en logboeken. Het panel stelt het op prijs dat er een diversiteit aan toetsvormen gehanteerd wordt, zodat de evaluatie van de student niet gekleurd wordt door één enkele toetsbenadering. Het panel heeft van enkele masterclasses de toetsen in kunnen zien en heeft vastgesteld dat deze van goed niveau zijn en aansluiten bij de NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 21/45

22 stof uit de masterclass. Er is geen aparte toetscommissie. Toetsen behoren tot de verantwoordelijkheid van de docent. De projectleider en de programmamanager bewaken de kwaliteit van de toetsen. Via evaluaties wordt de mening van studenten hierover gevraagd. De opleiding wordt afgesloten met een individuele integrale eindopdracht, de thesis. In de thesis moet de student ICT-kennis en bedrijfskundige kennis op een onderzoeksmatig verantwoorde wijze inzetten in het kader van business-innovatie. De thesis beslaat een uitgebreide praktijkcasus. De student dient zijn aanpak te onderbouwen, erover schriftelijk te rapporteren en mondeling te verdedigen/presenteren. In haar Zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat de thesis getoetst wordt op: inhoudelijke kwaliteit, focus, samenhang (multidisciplinair), onderzoekstechnische kwaliteit, praktische relevantie/oplossingsgerichtheid en presentatie/toelichting/verdediging. Hoewel de beoordelingscriteria niet als apart document in de handleiding van de masterclass Methoden en Technieken is opgenomen, heeft het panel vastgesteld dat deze criteria wel uit de beschrijvingen zijn af te leiden. In het gesprek met docenten is gebleken dat studenten een plan van aanpak voor de thesis moeten indienen, dat door de begeleider moet worden goedgekeurd. Studenten worden gedurende het schrijven van de thesis individueel begeleid. De opleiding heeft in het document Doelen en Dublin descriptoren de eindkwalificaties onderverdeeld in 51 deelkwalificaties/leerdoelen. Vervolgens heeft de opleiding deze doorvertaald naar het onderwijsprogramma. Uit de handleiding van de masterclass ICT Alignment blijkt bijvoorbeeld dat er gewerkt wordt aan het leerdoel Student kan de informatievoorziening en de ICT van organisaties en ketens van organisaties modelmatig beschrijven. Dit leerdoel valt onder de eindkwalificatie 1 (zie facet 1.1). De masterclass ICT en Business Management heeft onder andere als leerdoel Student kent het begrip enterprise architectuur en de opbouw en toepassing hiervan. Dit leerdoel is onderdeel van eindkwalificatie 2 (zie facet 1.1). Het panel heeft de vier masterclasses en de twee leerlijnen bestudeerd en is van mening dat deze inhoudelijk goed in elkaar steken. Wel vraagt het panel meer aandacht voor het innovatieve aspect in de derde masterclass (ICT en Strategisch Management van Technologie en Innovatie) en voor een meer gestructureerde aanpak in de vierde masterclass (ICT en Dynamiek in Commerciële Relaties). Het panel is zeer te spreken over de eerste twee masterclasses (ICT Alignment en ICT en Business Management) en de beide leerlijnen (Methoden en Technieken en Persoonlijke Effectiviteit). Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding een goed programma heeft ontwikkeld, waardoor de eindkwalificaties kunnen worden gerealiseerd. Het panel is positief over het feit dat studenten uit het eerdere programma een aparte reparatiecursus krijgen waarin de vernieuwingen in het programma worden aangeboden. 22/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

23 Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende Criterium - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding geeft aan dat de inhoudelijke samenhang gestoeld is op vier indelingsprincipes: van vertrouwd naar innovatief, van binnen naar buiten, van operationeel (via tactisch) naar strategisch met praktijk als vertrekpunt en praktijk als eindpunt. De opleiding heeft de inhoudelijke samenhang direct afgeleid van de beroepspraktijk via gesprekken met de OAR en ervaringen van (aspirant) studenten van de eerste opzet van deze opleiding. De samenhang komt tot uiting in de opbouw van de masterclasses die in een vaste volgorde worden aangeboden. De eerste masterclass (ICT Alignment) kent een vrij sterke ICT-oriëntatie, waarbij het er vooral om gaat dat studenten leren inzien dat ICT in alle facetten van de bedrijfsvoering aanwezig is èn dat ICT-toepassingen met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd zijn. In de tweede masterclass (ICT en Business Management) wordt nader ingegaan op de rol van ICT in de interne bedrijfsvoering en de strategische keuzes die daarbij aan bod komen. De derde masterclass (ICT en Strategisch Management van Technologie en Innovatie) staat in het teken van ICT als strategisch instrument. In de masterclass ICT en Dynamiek in Commerciële relaties wordt, ter afsluiting de opleiding, expliciet het externe perspectief gekozen. Het gaat in deze masterclass om relaties met het afnemend veld, marketing en de rol van ICT daarbij. Het panel is positief over deze opbouw waarbij de eerste masterclass goed aansluit bij de ervaringswereld van de student. De eerste drie masterclasses behandelen thema s die studenten op de eigen organisatie moeten toepassen. In de vierde masterclass leren studenten om ontwikkelingen uit de eigen organisatie in de markt te zetten. Naast deze opbouw werkt de opleiding met twee rode draden, die gevormd worden door de onderdelen Persoonlijke Effectiviteit en Methoden en Technieken. Deze onderdelen komen terug in elk van de masterclasses en bij de thesis. Het panel is van mening dat deze onderdelen de samenhang in het programma goed ondersteunen. In elke masterclass komen opdrachten uit deze leerlijnen aan bod. Het onderdeel Persoonlijke Effectiviteit stelt de persoon van de student centraal. Het gaat daarbij om zelfkennis, zelfreflectie en de zoektocht naar de optimale afstemming tussen de mogelijkheden en beperkingen die elk persoon met zich meedraagt en de vertaling daarvan in professioneel en authentiek gedrag. De studenten werken gericht aan een combinatie van persoonlijke en professionele ontwikkeling. De opleiding reikt daarvoor verschillende kaders aan. Vanuit die kaders bepaalt elke student - op basis van introspectie, reflectie en (directe) relevantie voor zijn werk - aan welke competenties hij in de verschillende masterclasses nadrukkelijk werkt. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 23/45

24 De masterclass Methoden en Technieken is gericht op het ontwerpen van empirisch onderzoek naar multidisciplinaire en complexe business vraagstukken waarmee organisaties in een dynamische omgevingscontext te maken hebben. Het behandelt onder andere methoden en technieken voor het genereren van data en methoden voor het verrichten van kwalitatieve en kwantitatieve analyses. Door het karakter van de deeltijdopleiding is er een organische samenhang tussen theorie en praktijk. Studenten voeren opdrachten uit de masterclasses in hun eigen beroepspraktijk of die van een collega-student uit. Uit het gesprek met docenten is gebleken dat de kerndocenten onderling overleg hebben over de samenhang en de overlap tussen de masterclasses. Ook de opdrachten worden onderling afgestemd. Studenten geven aan dat de samenhang tussen de verschillende onderdelen voor hen duidelijk is. Het negenvlaksmodel, dat als basis dient voor de inhoudelijke samenhang in de opleiding, blijkt voor hen een goede kapstok te vormen. Volgens de docenten wordt het model echter niet expliciet genoemd, omdat het niet één op één past op het studieprogramma en het curriculum, hetgeen tot verwarring bij studenten zou kunnen leiden. De ervaring leert dat studenten er wel de verbanden tussen de masterclasses mee kunnen duiden. Het panel heeft vastgesteld dat er voldoende samenhang in het programma zit, maar dat die nog duidelijker in de handleidingen van de masterclasses kan worden aangegeven. Facet 2.4 Studielast Voldoende Criterium - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studielast wordt door de opleiding onderverdeeld in contacturen en zelfstudie-uren. De bijeenkomsten vinden tweewekelijks plaats en zijn aansluitend geroosterd. Elke bijeenkomst bestaat uit zes contacturen. Daarnaast werken studenten gemiddeld nog 16 uur per week aan de studie. In het OER wordt aangegeven dat de studielast gelijkmatig wordt verdeeld over minimaal twee kalenderjaren. Het beleid van Avans+ bepaalt dat opleiding een faciliterende rol speelt. Studenten worden beschouwd als volwassenen met eigen verantwoordelijkheid voor hun leerproces. De student mag rekenen op goede randvoorwaarden, de opleiding mag rekenen op gemotiveerde, initiatiefrijke en professionele studenten. In de gesprekken die het panel met betrokkenen heeft gevoerd, blijkt dat dit een realistisch uitgangspunt is. Studenten blijken in deze zelfstudie voldoende te worden gecoacht. 24/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

25 De opleiding geeft aan dat studiebelasting een vast onderdeel is bij evaluaties van studenten en docenten. Op basis van deze resultaten worden eventuele verbeteringen doorgevoerd, zoals het panel heeft kunnen vaststellen. Studenten geven aan dat het programma aan hun verwachtingen voldoet. Thema s die aan bod komen (bijvoorbeeld optimaliseren duurzaamheid, nieuwe manieren om een product in de markt te zetten) kunnen ze goed in hun eigen werksituatie toepassen. Het panel concludeert dat er sprake is van een pittige opleiding is, die wel te doen is. Er blijken weinig studenten voortijdig met de studie te stoppen. Facet 2.5 Instroom Voldoende Criterium - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectiecriteria. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert bij de toelating een intake-gesprek. De intake van studenten vindt plaats door vergelijking van de competenties van de aspirant-student met de eindcompetenties van de bacheloropleiding Bedrijfskundige Informatica van Avans Hogeschool en de eindkwalificaties zoals verwoord in facet 1.1. Wanneer een student zich voor de opleiding meldt, wordt hem duidelijk gemaakt welke eisen de opleiding stelt en hoe zwaar de studie is. Indien daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld bij twijfel aan capaciteiten of werkervaring, krijgt een student een persoonlijk intakegesprek waarin twee medewerkers de motivatie, geschiktheid qua vooropleiding, de werksituatie en de eisen die de studie stelt, met de student bespreken. Van alle studenten die door de voorgaande selectie zijn gekomen, wordt voor de start van de opleiding een capaciteitentest afgenomen. De opleiding formuleert in haar Zelfevaluatierapport de toelatingseisen: - werkzaam in een werkkring en functie die past bij de opleiding: Onder relevant werk verstaat de opleiding een functie, die qua niveau en inhoud is afgestemd op de beoogde eindkwalificaties van de MBI-opleiding; - een relevant HBO-diploma: Onder een relevant HBO-diploma verstaat de opleiding een bacheloropleiding Bedrijfskundige Informatica of een vergelijkbare ICT-opleiding; - minimaal vijf jaar relevante werkervaring in een IT-omgeving; - motivatie om de opleiding te volgen: Bij overwegend extrinsieke motivatie wordt een negatief studie-advies gegeven; - kwetsbare opstelling, leerbereidheid: Tijdens het intakegesprek moet de student aantonen dat hij bereid is tot leren en tot gedragsverandering. Voor een student die niet over de formele instroomvereisten beschikt en/of voor de student die vrijstellingen wil aanvragen beschikt de opleiding over een eigen vrijstellingenprocedure, vastgelegd in het document EVC-procedure. Uit het gesprek met het opleidingsmanagement blijkt dat studenten met te weinig relevante werkervaring het tempo van de opleiding moeilijk of niet kunnen volgen. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 25/45

26 Uit het gesprek met studenten is gebleken dat de masterclasses aansluiten bij het verwachtingspatroon van de studenten. Facet 2.6 Duur Voldoende Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten (EC). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het totale programma omvat 62 EC, 12 EC per masterclass, 9 EC voor de doorlopende leerlijn Methoden en Technieken en 5 EC voor de doorlopende leerlijn Persoonlijke Effectiviteit. Onderwerp 3 Inzet van personeel Facet 3.1 Eisen HBO Voldoende Criterium De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit de documentatie van de opleiding blijkt dat in de selectiecriteria voor docenten de nadruk wordt gelegd op een relevante opleidingsachtergrond in combinatie met ervaring in de beroepspraktijk. In de cv s van de kern- en gastdocenten komen deze selectiecriteria tot uitdrukking. Voorts blijkt uit de documentatie dat het merendeel van de kerndocenten beschikken over actuele kennis van het werkveld. Van de zes kerndocenten zijn er vier gepromoveerd, PhD, en hebben twee een mastergraad. Vrijwel alle docenten zijn zowel in onderwijs als in het werkveld actief. Naast de kerndocenten wordt gebruik gemaakt van gastdocenten. Het panel heeft de cv s van tien gastdocenten ingezien en vastgesteld dat die alle ruime ervaring in het onderwijs en het werkveld hebben. De docenten stellen zich op de hoogte van actuele ontwikkelingen door hun werkzaamheden in diverse sectoren zoals maatschappelijke ondernemingen en bedrijfsleven. Omdat een deel van de kerndocenten naast hun onderwijstaken ook werkzaam zijn als adviseur is de brug met het werkveld geborgd. 26/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)

27 Tijdens de gesprekken met docenten, het onderwijsmanagement en de studenten is gebleken dat er veel aandacht is voor de mix van theorie en de praktijkervaring uit het beroepsveld. De docenten zoeken de verbinding tussen de inhoudelijke onderdelen zoals Methoden en Technieken en Persoonlijke effectiviteit en de vraagstukken die studenten in praktische opdrachten moeten behandelen tijdens de studie. Veel praktische opdrachten zijn gebaseerd op de beroepspraktijk van de studenten en worden daar ook uitgevoerd. Zowel door docenten als door de studenten wordt de mix van theorie en beroepspraktijk in deze opleiding benadrukt als waardevol. Het panel is van mening dat de docenten van deze opleiding goed gekwalificeerd zijn om een masterniveau te verzorgen en goed in staat zijn om de verbinding met de beroepspraktijk te leggen. Facet 3.2 Kwantiteit personeel Voldoende Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft aangegeven dat er twee keer per jaar een startmoment is voor een masterclass. Per keer kunnen maximaal 18 studenten worden toegelaten. Gezien het feit dat er zeven kerndocenten zijn, kan geconcludeerd worden dat er voldoende capaciteit is om te opleiding te kunnen starten dan wel te kunnen continueren. Daarnaast heeft de opleiding aangegeven dat er een projectleider (0,5 fte) en backoffice medewerker (0,5 fte) beschikbaar zijn voor deze opleiding. De directeur levert een bijdrage in de vorm van representatie. De opleiding geeft aan dat de vaste bezetting voldoende is om de huidige exploitatie van de opleiding in goede banen te leiden. Tijdens het visitatiebezoek is aandacht gevraagd voor de benodigde capaciteit voor deze masteropleiding. Met name de studenten gaven aan dat de docenten voldoende beschikbaar zijn voor de colleges. Er zijn voldoende contacturen: elke veertien dagen is er een lesdag van zes uur. Daarnaast is er aandacht voor persoonlijke begeleiding van de studenten. Studenten waren zeer te spreken over de adequate begeleiding door de docenten, bereikbaarheid en snelle respons via . Facet 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Criterium - Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt) 27/45

28 Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit het ter beschikking gestelde materiaal blijkt dat vrijwel alle kerndocenten beschikken over uitgebreide didactische ervaring, universitair zijn geschoold en ervaring hebben in de rol van begeleider van studenten. Alle kerndocenten worden structureel geëvalueerd als trekker van de masterclass. Indien er uit de evaluatie van de docent blijkt dat deze structureel lager dan een zeven scoort, dan wordt een vervanger gezocht. Behalve de kerndocenten is een projectleider samen met de back-office verantwoordelijk voor het organisatorische gedeelte van de opleiding. Van alle medewerkers van front- en backoffice zijn functieprofielen met performance-indicatoren opgesteld. Ook de gastdocenten worden door de studenten geëvalueerd. Wanneer een gastdocent in deze evaluaties slechte scores behaalt, wordt deze niet meer gevraagd door de opleiding. Tijdens de bezoekdag aan de opleiding is daadwerkelijk gebleken dat een gastdocent vanwege een lage beoordeling niet meer wordt ingezet. Avans+ heeft een CEDEO-erkenning gekregen voor haar maatwerktrajecten, waarin onder andere logisitieke en organisatorische processen zijn geborgd. Het panel heeft vastgesteld dat de docenten goed zijn onderlegd voor hun taak. Avans + huurt docenten in op freelancebasis vanwege hun specifieke expertise. Deskundigheidsbevordering is een zaak van de docenten zelf. Er worden geen structurele functioneringsgesprekken gevoerd. Indien de evaluatieresultaten van een masterclassdocent daartoe aanleiding geven, wordt de docent wel voor een gesprek uitgenodigd met de projectleider/het management van Avans +. De inhoud van het gesprek kan variëren van het geven van suggesties en tips ter verbetering van het onderwijs tot een slechtnieuwsgesprek waarin de docent met redenen omkleed te verstaan wordt gegeven dat hij niet gevraagd wordt voor een volgende uitvoering van de masterclass. Onderwerp 4 Voorzieningen Facet 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende Criterium - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt bij voorkeur gebruik van externe, representatieve locaties en in voorkomende gevallen wordt uitgeweken naar onderwijslocaties van Avans+ in Breda. Studenten kunnen gebruik maken van een digitale leeromgeving (Virtual Community) voor het studieprogramma, studiegids en collegesheets. Studenten en docenten kunnen in deze digitale leeromgeving met elkaar communiceren door middel van en een forum. Studenten van deze opleiding kunnen verder gebruik maken van Xplora, het facilitaire centrum van Avans+ Hogescholen. 28/45 NQA - visitatie AVANS+; TNO hbo-master ICT & Business Innovation (dt)