Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hogeschool van Arnhem en Nijmegen"

Transcriptie

1 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Management & Innovation, hbo-master Locatie: Nijmegen Croho: Varianten: deeltijd Visitatiedatum: 24 april 2008 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2008

2 2/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

3 Inhoud Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen Voorwoord Inleiding Werkwijze Oordeelsvorming Oordelen per facet en onderwerp 11 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 19 Onderwerp 3 Inzet van personeel 32 Onderwerp 4 Voorzieningen 36 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 38 Onderwerp 6 Resultaten 42 Deel C: Bijlagen 45 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 46 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 51 Bijlage 3: Bezoekprogramma 55 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 57 Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 3/61

4 4/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

5 Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 5/61

6 6/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

7 1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de hbo-masteropleiding Management & Innovation (MMI) van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in februari 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 24 april Het panel bestond uit: de heer drs. L.M. (Louis) Timmer (domeinpanellid); mevrouw dr. C.J. (Karen) Kruijthof (domeinpanellid); mevrouw A. (Annemaaike) Daniel (studentpanellid); de heer drs. R.V. (Remco) van der Dussen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is in 1996 ontstaan door een fusie van een aantal hogescholen in Arnhem en Nijmegen. De HAN telt ongeveer studenten en ongeveer 2300 medewerkers. De hogeschool heeft locaties in Arnhem en in Nijmegen. De HAN kent vier faculteiten: de Faculteit Economie en Management, de Faculteit Educatie, de Faculteit Gezondheid, Gedrag & Maatschappij en de Faculteit Techniek. NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 7/61

8 Naast de faculteiten kent de HAN één academie, namelijk de Informatica en Communicatie Academie. De vier genoemde faculteiten en de academie bestaan in totaal uit 15 instituten. Binnen deze instituten zijn opleidingen die een duidelijke verwantschap kennen, gegroepeerd. Binnen de Faculteit Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij (GGM) is een aantal instituten gevormd. Voorheen waren dit afzonderlijke opleidingen die ook afzonderlijk werden aangestuurd. Elk instituut wordt, afhankelijk van de omvang, geleid door een of twee instituutsdirecteuren. De hbo-masteropleiding Mangement & Innovation (MMI) is, net als alle andere masteropleidingen van GGM, gepositioneerd in het instituut VDO Opleidings- en adviescentrum (VDO). Vanuit VDO worden vooral alle contractactiviteiten (VDOca) van GGM uitgevoerd. Hierdoor bevindt de opleiding zich in een omgeving voor onderwijs aan volwassenen. MMI is een zogenaamde professional Master, oftewel een hbo-masteropleiding. De opleiding Master in Management & Innovation is gestart in De opleiding is in eerste instantie ontwikkeld en verzorgd door de samenwerkende contractafdelingen van drie hogescholen: de Hogeschool van Amsterdam (Pro Education), de Hogeschool Rotterdam (Transfergroep) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (VDO). De opleiding is vanaf 2002 geaccrediteerd. De opleiding bestond oorspronkelijk uit twee fasen: een Voortgezette Opleiding (VO) op het terrein van Management of Innovation en een gezamenlijk verzorgd Masterjaar. Voor de toestromende VO s was een kerncurriculum ontwikkeld, maar zij werden door de afzonderlijke hogescholen verzorgd. Voor het masterjaar waren de drie betreffende hogescholen een samenwerkingsverband aangegaan. De opleiding werd onder gezamenlijke verantwoordelijkheid verzorgd. Per 1 juli 2004 is de Hogeschool Amsterdam uit het samenwerkingsverband getreden. Met de Hogeschool Rotterdam is afgesproken dat zij uit het samenwerkingsverband treden na het vervullen van alle verplichtingen voor cohort 10 (start november 2007). Met ingang van studiejaar is VDO gestart met een integrale tweejarige masteropleiding en is het onderscheid tussen de twee afzonderlijke fasen opgeheven. De opleiding kent een jaarlijkse instroom van rond de 30 studenten. De werksituatie van de student fungeert tijdens de opleiding als een deel van het leerproces. Studenten zijn afkomstig uit de not-for-profit, overheidsinstanties en de gezondheidszorg. Zij zijn veelal werkzaam als manager of adviseur in de zorg en dienstverlening. Vanouds komen de studenten uit het hele land. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). 8/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

9 NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode maart-april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 24 april Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) en van het Onderwerprapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 9/61

10 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 10/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

11 1.5 Oordelen per facet en onderwerp Onderwerp/Facet hbo-master Management & Innovation Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende 1.2 Niveau master Goed 1.3 Oriëntatie HBO master Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Voldoende 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Goed Totaaloordeel Positief NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 11/61

12 Doelstellingen opleiding De facetten 1.2 en 1.3 zijn beoordeeld met Goed. Het facet 1.1 is beoordeeld met Voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten 2.1, 2.2 en 2.7 zijn beoordeeld met Voldoende. De facetten 2.3, 2.4, 2.5 en 2.8 zijn beoordeeld met Goed. Facet 2.6 is beoordeeld met Voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met Goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Het facet 4.1 is beoordeeld met Voldoende en facet 4.2 is beoordeeld met Goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.1 en 5.3 zijn beoordeeld met Goed. Facet 5.2 is beoordeeld met Voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Het facet 6.1 is beoordeeld met Voldoende en facet 6.2 is beoordeeld met Goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. 12/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

13 Deel B: Facetten NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 13/61

14 14/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

15 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het doel van MMI is te voldoen aan een (groeiende) behoefte van organisaties in zorg en dienstverlening aan managers die in staat zijn door te groeien naar tactisch/strategisch manager en die in staat zijn om complexe organisatiekundige en veranderkundige vraagstukken op te lossen. Afgestudeerden van de hbo-masteropleiding Management & Innovation (MMI) zijn in staat om (a) complexe en veranderkundige vraagstukken op te lossen, (b) te functioneren in een sterke en snel veranderende politieke en maatschappelijke omgeving en (c) de strategische koers van hun organisatie uit te zetten, te implementeren en te verleggen. Afgestudeerden ontvangen de titel Master in Management & Innovation (MMI). Het beroepsprofiel en de eindkwalificaties van MMI zijn in de kern gebaseerd op het taaken competentieprofiel voor de Manager in Zorg en Welzijn. Dit profiel is in 1998 opgesteld door het Centrum voor Beroeps- en Opleidingsvraagstukken van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Dit profiel onderscheidt zes kerntaken die zijn uitgewerkt op operationeel, tactisch en strategisch niveau. Omdat deze kerntaken elkaar gedeeltelijk overlappen, heeft de opleiding deze zes kerntaken gereduceerd tot drie kerntaken en toegespitst op strategische innovaties: - Het richten van je organisatie: omgevingscondities scheppen voor een vraaggericht dienstenaanbod. - Het inrichten van je organisatie: de dienstverlening en het gebruik op korte termijn kwalitatief en kwantitatief waarborgen, zorgen voor continuïteit op middellange en lange termijn. - Het verrichten van veranderingsprocessen in je organisatie: sturen van verandering en vernieuwing. Zie bijlage 5 voor een beschrijving van de eindkwalificaties, uitgewerkt in competenties. De eindkwalificaties en het beroepsprofiel zijn besproken en goedgekeurd door de Beroepenveldcommissie (BVC). Het panel heeft inzicht gehad in de samenstelling van de BVC. De BVC bestaat onder andere uit directeuren en bestuurders in de sectoren zorg, welzijn en dienstverlening. Ook hebben vertegenwoordigers van beroepsverenigingen zitting in de BVC. Daarnaast bespreekt de opleiding de eindkwalificaties met vakgenoten en mensen uit de praktijk, die geen lid zijn van de BVC, zo blijkt uit notulen van interviews met werkveldvertegenwoordigers. Tevens is het beroepsprofiel voorgelegd aan een drietal commissies vanuit de achterban van de BVC, namelijk Verdiwel (Vereniging van Directeuren van Welzijnsorganisaties), de Vereniging voor managers patiëntenzorg en de Vereniging voor hogere managers in de gezondheidszorg. Tot slot heeft de opleiding de NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 15/61

16 eindkwalificaties ook besproken met afgevaardigden uit de beroepspraktijk die optreden als gastdocent in het tweede jaar van de opleiding. Deze gesprekken hebben geleid tot een nadrukkelijkere positie van de innovatiecomponent in de eindkwalificaties en tot meer aandacht voor relationele aspecten van het functioneren van de manager. De opleiding checkt minimaal eens per drie jaar of de eindkwalificaties aansluiten bij de actuele eisen van de beroepspraktijk, zo is op te maken uit het Kwaliteitszorgplan MMI. In het voorjaar van 2007 zijn de eindkwalificaties voor het laatst geactualiseerd, mede op basis van advies van de BVC, gesprekken met vakgenoten, mensen uit de beroepspraktijk en collega-docenten en alumni- en werkgeversonderzoek. Hierbij zijn actuele ontwikkelingen als ondernemerschap en innovatief vermogen sterker aangezet. De formulering van de doelstellingen en daarmee de positionering van de opleiding is tijdens het visitatiebezoek onderwerp van gesprek geweest. Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de opleiding een goed idee hierover heeft, namelijk het doorgroeien tot manager op tactisch of strategisch niveau (zie 1.3). De opleiding zet zichzelf in de markt als een post-experience opleiding: een professional master in het management-domein. Na een concurrentieanalyse heeft de opleiding vastgesteld dat er nauwelijks vergelijkbare (geaccrediteerde) masteropleidingen in Nederland operationeel zijn. Ten opzichte van de eveneens door VDO aangeboden masteropleiding Bedrijfskunde in Zorg- en Dienstverlening concludeert MMI dat deze opleiding weliswaar in dezelfde context opereert, maar het accent legt op besturings- en beheersvraagstukken. Binnen deze opleiding is in vergelijking met MMI meer aandacht voor financieel-economisch beleid, logistiek en bedrijfskundig instrumentarium. In vergelijking met MMI is minder aandacht voor veranderen en implementeren. De opleiding heeft contact met een aantal buitenlandse universiteiten, waaronder met Ottawa University (Telfer School of Management) en Toronto University. Deze universiteiten bieden ook managementopleidingen voor de sector Zorg en Welzijn op masterniveau aan (Master of Health Administration). Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding deze conctacten nog beperkt gebruikt om een vergelijking te maken met verwante opleidingen teneinde zich internationaal te positioneren. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding haar eindkwalificaties heeft afgestemd op de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk, doordat de eindkwalificaties de kerntaken die beschreven staan in het competentieprofiel van het NIZW volledig afdekken. De opleiding actualiseert de eindkwalificaties regelmatig met behulp van adviezen van vakgenoten en afgevaardigden uit de beroepspraktijk. De opleiding heeft laten zien dat zij, ondanks het ontbreken van een (recent) landelijk erkend beroepsprofiel en daaraan gerelateerde eindkwalificaties, goed in staat is geweest een eenduidige en door vakgenoten en de beroepspraktijk erkende set van eindkwalificaties te formuleren. Het panel ziet zich echter geconfronteerd met het probleem dat de eindkwalificaties van een dergelijk gespecialiseerde opleiding de relatieve positie beter dienen te weerspiegelen. Scherp geformuleerde eindkwalificaties en een eenduidige beschrijving van de doelstellingen stelt de opleiding in staat zich te onderscheiden en te profileren van andere opleidingen binnen het management-domein, zowel binnen VDO als daarbuiten. Gezien het bovenstaande beoordeelt het panel dit facet met een voldoende. 16/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

17 Facet 1.2 Niveau master Goed Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het document Relatie van de eindkwalificaties van de opleiding MMI is een tabel opgenomen waarin een koppeling wordt gemaakt met de Dublin descriptoren en de competenties. Hiermee heeft de opleiding op inzichtelijke wijze een overzicht gemaakt van de afstemming van de competenties met de Dublin descriptoren. Het panel heeft de koppeling tussen de competenties en de Dublin descriptoren bestudeerd en concludeert dat de koppeling adequaat is vormgegeven. Hiermee hanteert de opleiding een goede uitwerking van het masterniveau van de eindkwalificaties. Per Dublin descriptor komt het panel tot de volgende conclusies: - Kennis en inzicht: Aangezien de opleiding kiest voor een competentiegerichte benadering, vormt de kennis en inzicht die studenten ontwikkelen een geïntegreerd onderdeel van elke geformuleerde eindkwalificatie. Hierdoor reflecteren alle geformuleerde eindkwalificaties de vereisten van deze Dublin descriptor. Zo dienen afgestudeerden onder meer in staat te zijn een visie te vertalen, kennis te delen met andere experts en innovaties op het terrein van zorgdienstverlening te initiëren en te coördineren. Hieruit blijkt een niveau dat het bachelorniveau overtreft en verdiept. - Toepassing kennis en inzicht: De vereisten van deze descriptor komen onder meer naar voren in het in staat zijn om verbetering en vernieuwing van strategische organisatieveranderingen te entameren, te implementeren en te monitoren. Tevens is de afgestudeerde in staat om in complexe ketens en netwerken, alsmede kansen en mogelijkheden op te sporen. Met name de laatste competentie sluit aan bij de vereiste om te handelen binnen een bredere of multidisciplinaire context. - Oordeelsvorming: de competenties beantwoorden in voldoende mate aan de omschrijving van deze descriptor. Zo dient een afgestudeerde relevante maatschappelijke en internationale ontwikkelingen te analyseren en ontwerpt een visie op de mogelijkheden en kansen voor strategische innovaties. Voorts is de afgestudeerde MMI'er in staat om concepten en modellen van (organisaties voor) dienstverlening te vergelijken op grond van tevoren vastgestelde criteria en daaruit keuzen maken en standpunten bepalen. - Communicatie: de vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld in de competentie waarin is vastgelegd dat de afgestudeerde in staat is om gedragsverandering te bewerkstelligen bij medewerkers en stakeholders door middel van effectieve communicatie, ten behoeve van doelstellingen op strategisch niveau. - Leervaardigheden: in het bijzonder de overkoepelende competentie is gericht op deze descriptor. In deze competentie is vastgelegd dat de afgestudeerde sturing NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 17/61

18 geeft aan het ontwikkelen van de eigen professionaliteit en verworvenheden adequaat weet te integreren in de eigen organisatie/beroepscontext. Facet 1.3 Oriëntatie HBO master Goed Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft het beroepsprofiel van de NIZW vertaald naar een concreet beroepsprofiel. De eindkwalificaties en het beroepsprofiel zijn hiermee afgestemd op het beroepsprofiel van NIZW. Het beroepsprofiel is opgesteld in samenspraak met het beroepenveld. De eindkwalificaties en het beroepsprofiel zijn inhoudelijk gelegitimeerd bij de BVC en verschillende vertegenwoordigers van het werkveld. In de ogen van het panel vormt de BVC hierbij een goede afspiegeling van het werkveld. Het beroepsprofiel is ook voorgelegd aan en bekrachtigd door de Vereniging Managers Patiëntenzorg (VMP), de Vereniging van Hoger Management in de Gezondheidszorg (VHMZ) en Verdiwel. De opleiding controleert in ieder geval één keer per drie jaar of de eindkwalificaties aansluiten bij de actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. In het kader van de actualisering van het beroepsprofiel hebben in 2007 de volgende activiteiten plaatsgevonden: een onderzoek onder alumni en hun werkgevers, een onderzoek onder werkveldvertegenwoordigers, het opstellen van aangepaste set van eindkwalificaties en beroepsprofiel en het bespreken van conceptversies van eindkwalificaties en beroepsprofiel met docenten, werkveldvertegenwoordigers, beroepsverenigingen en de BVC. In het zelfevaluatierapport van de opleiding wordt beschreven welke ontwikkelingen relevant zijn (geweest) voor de actualisering van de eindkwalificaties. De opleiding leidt op tot een manager (leidinggevende) in de zorg- en dienstverlening die in staat is door te groeien naar tactisch en strategisch manager en die in staat is om complexe organisatiekundige en veranderkundige vraagstukken op te lossen. De MMI'er is resultaatverantwoordelijk voor een bepaalde organisatie-eenheid, voor een bepaald proces of voor een organisatie als geheel en geeft daar zelfstandig sturing aan. De afgestudeerde overziet ontwikkelingen uit verschillende disciplines (zorg, maar ook maatschappelijk en politiek), distilleert de voor de organisatie relevante onderdelen hieruit en vertaalt deze naar strategische doelen van de organisatie. De MMI'er voert zijn werk uit in de publieke sector, met name in zorginstellingen, justitie, onderwijs, maatschappelijk werk, kinderopvang en overheid. Functies waarin afgestudeerden van de opleiding werkzaam zijn, zijn onder andere regiomanager, cluster/divisiemanager, locatiemanager, (adjunct-)directeur, programmamanager, 18/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

19 zorgmanager, afdelingshoofd, hoofd bedrijfsvoering, senior-beleidsmedewerker en dergelijke. Het panel heeft de eindkwalificaties bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie van de opleiding. Het panel heeft eerder (onder 1.1) vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate aansluiten bij de eisen van vakgenoten en de relevante beroepspraktijk. Het beroepsbeeld en de beroepsrollen zijn tot stand gekomen in overleg met diverse vertegenwoordigers van het werkveld. Voorts is het panel van mening dat de eindkwalificaties het niveau van een leidinggevende die in staat is door te groeien naar strategisch en tactisch niveau voldoende weerspiegelen. Het panel stelt vast dat de gehanteerde eindkwalificaties aansluiten bij de huidige maatstaven waarin een leidinggevende, die zich bezig houdt met complexe organisatiekundige en veranderkundige vraagstukken, zijn beroep uitoefent. Het panel is dan ook van oordeel dat de opleiding voldoet aan de criteria die gelden voor een masteropleiding binnen het hbo. Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De beroepspraktijk is verankerd binnen elke onderwijseenheid op basis van beroepstaken en de daaraan gekoppelde beroepsproducten. De beroepstaken zijn geformuleerd op basis van de taken die in de beroepspraktijk van de manager in de zorgen dienstverlening worden uitgevoerd. Het opleidingsprogramma is zo opgebouwd dat het uitvoeren van een beroepstaak door de student altijd leidt tot oplevering van een of meerdere concrete beroepsproducten of diensten. Binnen elke beroepstaak staan één of meerdere samenhangende beroepsproducten centraal. De kern en uitwerking van het werken met beroepstaken en -producten staan beschreven in het Opleidingsstatuut en het document Beroepsproducten en Beoordelingscriteria MMI. (Zie 2.2 voor een beschrijving van de beroepstaken en beroepsproducten). Iedere onderwijseenheid heeft een kenniscomponent, waarbij verplichte en aanbevolen leerbronnen de basis vormen. De opleiding stelt jaarlijks een literatuurlijst op, waarop zowel verplichte als aanbevolen literatuur vermeld staat. Het kernteam beslist welke literatuur in de literatuurlijst wordt opgenomen. Afstemming hierover vindt plaats via het NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 19/61

20 kernteamoverleg. Het panel heeft de literatuurlijst bestudeerd en vastgesteld dat de opleiding gebruik maakt van relevante vakliteratuur. De literatuurlijst bestaat zowel uit wetenschappelijke boeken als meer praktijkgerichte boeken voor de ervaren manager. Het panel heeft internationaal georiënteerd studiemateriaal slechts in beperkte mate aangetroffen, zowel in de verplichte literatuurlijst als in de literatuurlijst van de bestudeerde meesterproeven. Wat betreft de ontwikkeling van kennis en het werken met beroepstaken en producten doet de opleiding ook een appel op de student. De opleiding ziet de student als de vertegenwoordiger van de kennis van zijn eigen organisatie en de student wordt geacht deze kennis te delen met medestudenten. Studenten hebben dan ook de mogelijkheid om zelf extra literatuur aan te dragen als aanvulling op de literatuurlijst. Ook leveren de beroepsproducten van studenten een bijdrage aan het analyseren of het oplossen van een vraagstuk uit de eigen beroepspraktijk, bijvoorbeeld de eindrapportage aan de opdrachtgever over de gerealiseerde verandering in het kader van het Verandertraject of de Meesterproef. Ook de vertaling van de actualiteit verloopt voor een deel via deze wijze via de student. Ten behoeve van de voorbereiding van de seminars en het uitvoeren van de praktijkprojecten brengen studenten zelf vraagstukken, opdrachten, casussen en materiaal mee vanuit hun eigen werksituatie. Dit praktijkgerichte studiemateriaal wordt door de studenten in hun beroepsproducten verwerkt, waarin het wordt getoetst aan theoretische concepten en modellen die in de seminars aan bod komen. Studenten bewerken het materiaal vanuit hun eigen werksituatie met behulp van de theorie. In de ogen van het panel zou de opleiding over de waarde van deze inbreng meer sturend kunnen optreden om zo de meerwaarde goed te benutten. Regelmatig worden recente artikelen en publicaties gebruikt in het onderwijs. VDO is geabonneerd op een aantal relevante tijdschriften, zoals Zorgvisie, Zorgmarkt en M&O (laatstgenoemde is een wetenschappelijk tijdschrift). Enkele docenten beschikken over websites waarop naar diverse (recente) artikelen wordt verwezen. Naast de eigen inbreng van de studenten, borgt de opleiding op diverse manieren dat ontwikkelingen in het beroepenveld worden gesignaleerd en vertaald in het onderwijs: - De BVC wordt geconsulteerd waarbij actuele ontwikkelingen naar voren komen. Deze ontwikkelingen worden vertaald in de beroepstaken en de beroepsproducten. - Alle docenten van de opleiding hebben relevante contacten met de beroepspraktijk, mede doordat zij studenten begeleiden en betrokken zijn bij diverse adviestrajecten. - De opleiding is gelieerd aan het lectoraat Zorgmanagement. De lector bewaakt op afstand de actualiteit van het onderwijs. - De opleiding maakt gebruik van gastdocenten en -sprekers. Het panel heeft een overzicht gezien van gastsprekers. Hieruit blijkt dat gebruik wordt gemaakt van een scala aan gezaghebbende senior consultants, ondernemers en politici. Wensen en suggesties voor de actualisering van het programma of bepaalde programma-inhouden vanuit de bovenstaande mechanismen worden in het kernteam besproken. Het kernteam maakt vervolgens concrete voorstellen voor aanpassingen aan 20/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

21 het curriculum. De uitvoering hiervan wordt besproken met het docententeam en vervolgens weer teruggekoppeld met de BVC en/of de lector. Bij de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden staat het leren in de praktijk, het zogenaamde action learning, centraal. De student werkt in de praktijk aan zijn beroepsproducten. Op deze manier kunnen de studenten hun nieuwe handelen oefenen in reële praktijksituaties en rollen waarbij zij concrete beroepsproducten produceren die relevant en bruikbaar zijn voor de eigen beroepspraktijk en ontwikkeling. Om de kwaliteit voor het leren in de praktijk te borgen eist de opleiding van de studenten dat ze een relevante werkplek hebben, die zo ingericht is dat de student in staat is de gevraagde beroepstaken uit te oefenen. (zie 2.4) De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt op verschillende plekken in het curriculum plaats. Binnen de inhoudelijke leerlijnen werkt de student systematisch aan beroepsproducten, veelal in de vorm van praktijkopdrachten en projecten, waarin de student de beheersing van zijn beroepsvaardigheden ontwikkelt en aantoont. Op basis van de ondersteunende leerlijnen Persoonlijke Effectiviteit en Onderzoeksmethodologie werkt de student aan het ontwikkelen van meer algemene beroepsvaardigheden in de vorm van trainingen en workshops. Met de ondersteunende leerlijn Innovatie stimuleert de opleiding dat de student zijn creativiteit en innovatief vermogen integreert in de beroepsproducten. De opleiding stimuleert de studenten over de grenzen van hun eigen (beroeps)praktijk te kijken. Zo voorziet het programma in werkbezoeken aan de organisaties van de deelnemende studenten. Tijdens een dergelijk werkbezoek wordt met het management van de bezochte organisatie een actuele strategische ontwikkeling besproken op het terrein van management op strategisch niveau. Vervolgens wordt hier samen met de groep op gereflecteerd. In het tweede studiejaar van de opleiding maken de studenten een buitenlandse studiereis. Tijdens deze studiereis bezoeken studenten verschillende bedrijven, waar zij actief meekijken bij de werkprocessen. Het doel van de studiereis is dat studenten in staat zijn om internationale ontwikkelingen te koppelen aan hun eigen beroepspraktijk. De ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden van studenten vindt plaats binnen de door de opleiding gehanteerde onderzoekscycli, waarin de student middels praktijkproblemen beroepsgericht onderzoek uitvoert. De opleiding onderscheidt hierin de verandercyclus, waarin met name een probleem uit de eigen organisatie wordt onderzocht en verbeterd, en de onderzoekscyclus, waarbij de student zelfstandig onderzoek verricht. In het eerste jaar werkt de student met name volgens de verandercyclus en voert voor verschillende beroepsproducten meerdere onderzoeksactiviteiten uit. In het tweede studiejaar wordt met name gewerkt in de onderzoekscyclus, ten behoeve van de meesterproef. Daarnaast heeft de opleiding contacten met het lectoraat Zorgmanagement. Vanaf studiejaar is het voor studenten mogelijk om via het lectoraat onderzoeksopdrachten uit te voeren. Zowel studenten als alumni zijn zeer positief over de mate van beroepsgerichtheid van de opleiding, zo blijkt uit evaluatieresultaten en uit gesprekken van het panel. Studenten zijn van mening dat het geleerde goed gebruikt kan worden in de beroepspraktijk. Studenten zijn ook positief over de actualiteit van het onderwijs; in het bijzonder de seminars in het tweede studiejaar worden positief geëvalueerd. Studenten zijn van NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 21/61

22 mening dat toegepast onderzoek in voldoende mate terugkomt in het programma. Tijdens het visitatiebezoek werd dit beeld door studenten bevestigd. Studenten waren zeer te spreken over de inbreng van docenten en in het bijzonder van de gastdocenten en -sprekers. Het panel is van mening dat de invulling van het programma voldoet aan de vereisten van een hbo-opleiding. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop studenten worden voorbereid op hun toekomstig beroep. Door het centraal stellen van de beroepstaken en beroepsproducten in de gehele opleiding, is de beroepspraktijk verankerd in elke onderwijseenheid van de opleiding. Actuele ontwikkelingen en de relevante beroepservaring komen via verschillende wegen terecht in het onderwijs. Het panel heeft vastgesteld dat de beroepsomgeving van de student hierbij een cruciale factor vormt, waarbij de werkvormen (seminars) dusdanig zijn ingericht om uitwisseling tussen studenten te stimuleren. Het panel is van mening dat de opleiding bij deze waardevolle informatie meer sturend kan opereren. Voor het panel is het voorts niet vanzelfsprekend dat de student studiemateriaal onder ogen krijgt dat hen confronteert met relevante internationale ontwikkelingen in het vakgebied. Om deze reden beoordeelt het panel dit facet met een voldoende. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op masterniveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma geoperationaliseerd op basis van beroepstaken en de daaraan gerelateerde beroepsproducten. Dit is vastgelegd in een schema met de eindkwalificaties en de beroepstaken/beroepsproducten in het Opleidingsstatuut en de Leerlijnboeken. Uit het schema blijkt dat iedere eindkwalificatie gerelateerd is aan één of meerdere beroepstaken. Onder beroepstaken wordt verstaan: kritische en betekenisvolle taken die in de praktijk door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. De beroepstaken zijn afgeleid van de beroepspraktijk en vormen een concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding. Binnen elke beroepstaak staan één of meerdere samenhangende beroepsproducten centraal, die toenemen in complexiteit en niveau naarmate de studie vordert. Beroepsproducten zijn een vertaling van de doelstellingen van de opleiding naar te beoordelen leerresultaten. Bij beroepsproducten kan worden gedacht aan een verslag, een beleidsstuk, een advies, maar ook het geven van een presentatie of het uitvoeren van een verandertraject. Als de student alle beroepsproducten die in de opleiding aan 22/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

23 bod komen succesvol heeft opgeleverd, beheerst de student de eindkwalificaties van de opleiding. De opleiding heeft per beroepsproduct toetscriteria geformuleerd (zie 2.8), die fungeren als leerdoelen. De opleiding heeft in een schema in het Opleidingsstatuut op inzichtelijke wijze weergegeven hoe de leerlijnen, beroepstaken, eindkwalificaties en beroepsproducten zich tot elkaar verhouden. Hieruit blijkt dat de leerdoelen een concretisering zijn van de geformuleerde eindkwalificaties. De eindkwalificaties, de bijbehorende beroepstaken en daaraan gerelateerde beroepsproducten zijn geclusterd op basis van leerlijnen van waaruit de opleiding is opgebouwd. Het betreft hier drie inhoudelijke leerlijnen die worden uitgewerkt in een leerlijnboeken per leerlijn. In een leerlijnboek is, naast de inhoudelijke beschrijving van de leerlijn, ook uitgewerkt welke eindkwalificaties worden getoetst, hoe deze worden getoetst, welke beroepsproducten de student moet opleveren en hoe de studenten hierin worden begeleid. De leerlijnen zijn: - Strategisch ondernemen (richten), oftewel strategie ontwikkeling (totaal 22,5 EC). - Sturen en inrichten (inrichten), oftewel het in samenhang ontwikkelen van alle bedrijfsaspecten zodanig dat de organisatiedoelen op een effectieve wijze worden gerealiseerd en dat het innovatie- en leervermogen van de organisatie wordt vergroot (totaal 15 EC). - Veranderen en implementeren (verrichten), oftewel planmatig, procesmatig en methodologisch verantwoord vormgeven van de verandering en vernieuwing (totaal 30 EC). Daarnaast heeft de opleiding drie ondersteunende leerlijnen: Persoonlijke effectiviteit, Onderzoekmethodologie en Innovatie. Deze leerlijnen worden eveneens uitgewerkt in Leerlijnboeken. De drie inhoudelijke leerlijnen vormen de onderwijseenheden van de opleiding en komen alle drie in beide studiejaren van de opleiding aan bod. De drie ondersteunende leerlijnen lopen als ondersteunende programma s door de drie leerlijnen heen. De ondersteunende leerlijnen zijn erop gericht de studenten kennis en vaardigheden bij te brengen die noodzakelijk zijn om de beroepsproducten behorend bij de inhoudelijke leerlijnen met goed gevolg te kunnen afronden. De leerlijnen zijn beschreven in het Opleidingsstatuut, waarin ook is aangegeven welke eindkwalificaties in de betreffende leerlijn aan de orde komen, welke onderwijsactiviteiten er plaatsvinden en wat de beroepsproducten zijn die de student moet opleveren in het kader van zijn beoordeling. Door de vormgeving, via leerlijnen, beroepstaken en beroepsproducten is het hele programma van de opleiding gericht op het opleveren van beroepsproducten, en daarmee het verwerven van de eindkwalificaties. Tijdens het visitatiebezoek gaven de studenten aan dat ze behoefte hebben aan meer handvatten voor de leerlijn Persoonlijke effectiviteit. Het panel heeft het programma en de vormgeving via de leerlijnen bestudeerd vanuit het perspectief van de competenties van de opleiding. Het panel kan zich in het algemeen vinden in de wijze waarop in het zelfevaluatierapport en de ondersteunende documenten een verband is gelegd tussen enerzijds de competenties en anderzijds de leerlijnen en de programmaonderdelen. In de ogen van het panel kan echter in het curriculum de aandacht voor de kerntaak Inrichten versterkt worden, door bijvoorbeeld een NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 23/61

24 verbredingslag te maken wat betreft de geformuleerde verantwoordelijkheidsgebieden van de strategisch manager. In de ogen van het panel kunnen enkele bedrijfskundige aspecten van management en innovatie in het curriculum versterkt worden, zoals het maken en omgaan met managementinformatie, alsmede de financieel-economische basis van de organisatie. Gezien het toenemende belang van IT in de zorg en de daaraan verbonden innovaties, zou dit meer onder de aandacht gebracht kunnen worden. Op deze wijze wordt nog meer recht gedaan aan het hoge ambitieniveau van de opleiding, zoals neergelegd in de doelstellingen. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding de competenties heeft gekoppeld aan de programmaonderdelen. Door het gebruik van leerlijnen, beroepstaken en beroepsproducten, blijkt dat de opleiding is opgebouwd vanuit de geformuleerde eindkwalificaties en dat alle eindkwalificaties zijn verankerd in het curriculum. Het panel waardeert de wijze waarop de beroepsproducten een schakel vormen tussen de competenties en het programma. Het panel is van mening dat de competenties op een evenwichtigere manier over het programma gespreid kunnen worden, al staat dit het bereiken van de gestelde eindkwalificaties geenszins in de weg. Op deze wijze kunnen enkele bedrijfskundige aspecten die bij management en innovatie een rol spelen beter over het voetlicht gebracht worden. Om deze reden beoordeelt het panel dit facet met een voldoende. Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De leerlijnen (zie 2.2) zorgen voor een inhoudelijk samenhangend programma. De inhoudelijke leerlijnen bestaan uit een aantal beroepstaken en komen alle drie terug in beide jaren van de opleiding. De studieactiviteiten van studenten sluiten altijd aan bij een van deze beroepstaken. Binnen de leerlijnen komen verschillende thema s aan bod. De opvatting van integraal management ligt hieraan ten grondslag. De verschillende thematieken hangen sterk met elkaar samen. Zij worden in de opleiding weliswaar onderscheiden, maar tegelijkertijd ook geïntegreerd benaderd. Naast de inhoudelijke leerlijnen werkt de opleiding ook met drie ondersteunende leerlijnen. Hierin wordt ondersteunend onderwijs gegeven, dat is gericht op activiteiten ter bevordering van het eigen professionele handelen. Deze leerlijnen zorgen voor integratie tussen de drie inhoudelijke leerlijnen en komen dan ook alle drie in alle inhoudelijke leerlijnen terug. De samenhang binnen de leerlijnen van de opleiding wordt geborgd door de beroepsproducten. De beroepsproducten staan centraal tijdens de studie: de leeractiviteiten die de student uitvoert zijn altijd gericht op de beroepsproducten binnen de leerlijn. De student werkt op een bepaald moment in zijn studie op verschillende manieren aan hetzelfde beroepsproduct, bijvoorbeeld door een inhoudelijk college, een consultatiegroep ten behoeve van het verandertraject of een workshop. Inhoudelijke 24/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)

25 thema s komen dus in verschillende didactische onderdelen terug. Naarmate de studie vordert, nemen de beroepstaken toe in complexiteit. Middels de beroepsproducten wordt ook een verband gelegd tussen de binnenschoolse opgedane kennis (theorie) en de buitenschoolse praktijk. De beroepsproducten worden immers met enige regelmaat als advies, beleid of een project in de eigen beroepsomgeving ingezet. In het programma lopen meerdere beroepsproducten parallel aan elkaar. In de leerlijnboeken is aangegeven welke studieactiviteiten de student dient te ondernemen om te komen tot een bepaald beroepsproduct. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het programma. Studenten vinden dat er goede samenhang is tussen de verschillende programmaonderdelen. Ook alumni vinden het programma voldoende samenhangend. Tijdens het visitatiebezoek bevestigden studenten en alumni dit beeld, al gaven studenten ook aan een betere samenhang tussen het eerste en tweede jaar te willen zien. Docenten gaven aan dat onderling inhoudelijke en organisatorische afstemming plaatsvindt. Het panel heeft de inhoudelijke samenhang van het curriculum op papier bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat het tweejarig deeltijdse programma in voldoende mate samenhang vertoont. Het panel is van mening dat de opleiding de inhoudelijke samenhang - door het programma te baseren op leerlijnen, beroepstaken en beroepsproducten - adequaat in het programma borgt. Er is sprake van uniform programma met een beperkte keuzeruimte, waardoor een inhoudelijk samenhangend studiepad voor studenten wordt gewaarborgd. Het panel is van oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium dat betrekking heeft op de interne samenhang van het programma. Facet 2.4 Studielast Goed Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De studielast wordt binnen de opleiding uitgedrukt in studiepunten, waarbij elk studiepunt staat voor een studiebelasting van 28 studie-uren. Dit is conform het ECTS. De opleiding bestaat uit ruim twee studiejaren en heeft een totale studielast van 67,5 studiepunten. Beide studiejaren duren 13 maanden. De opleiding gaat uit van een gemiddelde studiebelasting van 20 uur per week. Deze 20 uur bestaat dan uit onderwijsactiviteiten, zelfstudie en activiteiten op de werkplek voor de opleiding. Aan het begin van het studiejaar krijgen studenten een studie- en roosterwijzer, waarin een inschatting van de studiebelasting wordt gemaakt. In het curriculumschema, dat is opgenomen in het Opleidingsstatuut, staat aangegeven hoe de 67,5 studiepunten van de opleiding over de leerlijnen en studiejaren zijn verdeeld. NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt) 25/61

26 In het eerste studiejaar heeft de student 230 contacturen en een studielast van 30 EC. In het tweede studiejaar heeft de student 180 contacturen en een studielast van 37,5 EC. Een studiejaar heeft gemiddeld 40 lesweken. Hiermee komt de gemiddelde contacttijd voor het eerste studiejaar op 6 contacturen per week en voor het tweede studiejaar op 4,5 contacturen per week. Elke leerlijn bestaat uit een aantal seminars, workshops, intervisiebijeenkomsten of projectbesprekingen. De leerlijnen lopen alle drie door de gehele opleiding heen. De student werkt daardoor veelal tegelijkertijd aan twee of meer leerlijnen. Tijdens het intakegesprek (zie 2.5) wordt stilgestaan bij de studielast en wordt een inschatting gemaakt van de haalbaarheid van deze belasting voor de student in relatie tot zijn werk- en privéomstandigheden. Ook voordat studenten starten met het tweede studiejaar vindt een dergelijk gesprek plaats. Het eerste jaar van de opleiding omvat elf maandelijkse studieconferenties van drie aaneengesloten dagen. Het tweede jaar omvat een reeks seminars van telkens twee aaneengesloten dagen, workshops en tien coachingsbijeenkomsten (die de student zelf inplant) en een studiereis. Om een logische studieloopbaan te stimuleren, heeft de opleiding een studiedrempel ingesteld na het eerste studiejaar. Om te starten met het tweede studiejaar moeten alle studiepunten van het eerste jaar zijn behaald. Ook moet de student vóór het examengesprek aan het einde van het tweede studiejaar alles hebben behaald. De opleiding heeft ervoor gekozen om ter bevordering van de studievoortgang verder geen studiedrempels te hanteren. Bij studievertraging heeft de student de mogelijkheid om een uitstel van examen aan te vragen. Voor uitstel van een deadline moet de student vóór een vastgestelde datum een met redenen omkleed verzoek voor uitstel indienen bij de examencommissie. De student krijgt dan maximaal een half jaar uitstel. Als de student een examenopdracht niet haalt, krijgt hij de gelegenheid om de opdracht te verbeteren of opnieuw te maken en nogmaals in te leveren. Praktijkopdrachten leveren bij studenten soms vertraging op, zo beschrijft de opleiding in het zelfevaluatierapport. De oorzaak hiervan ligt veelal bij de werkplek van studenten. De opleiding gaat bij vertraging in gesprek met de betreffende student en probeert hierbij naar mogelijke oplossingen te zoeken. Deze oplossingen zijn veelal maatwerk en worden per student bekeken. (Zie ook 4.1). De feitelijke studiebelasting en de spreiding daarvan worden bewaakt door middel van evaluatieonderzoek dat de opleiding uitvoert. Deze feitelijke studiebelasting komt ook terug in de studievoortgangsgesprekken met studenten. Op basis hiervan vinden eventuele verbeteringen plaats in het curriculum. Daarnaast kunnen studenten met vragen of opmerkingen ten aanzien van de studielast terecht bij de opleidingscoördinator. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel geconstateerd dat studenten wegens de kleinschaligheid van de opleiding klachten en opmerkingen veelal direct bij de docenten of de opleidingscoördinator melden, waarna de opleiding zo snel mogelijk tot actie overgaat. Een van de klachten was de invulling van de donderdag in het eerste studiejaar: tot twee jaar geleden was er op donderdagochtend supervisie en op donderdagmiddag waren er workshops. Studenten vonden dit te zwaar en gaven aan dat 26/61 NQA - visitatie HAN: hbo-masteropleiding Management & Innovation (dt)