BEROEPENVELDEN SECUNDAIR ONDERWIJS. B-stroom EERSTE GRAAD RIJN- EN BINNENVAART. PV Praktijk Rijn- en binnenvaart 7 Lt/w. IT-q TWEEDE LEERJAAR (BVL)

Transcriptie

1 SECUNDAIR ONDERWIJS Onderwijsvorm: B-stroom GRAAD: EERSTE GRAAD LEERJAAR: TWEEDE LEERJAAR (BVL) BEROEPENVELDEN Beroepenveld: RIJN- EN BINNENVAART Vak(ken): PV Praktijk Rijn- en binnenvaart 7 Lt/w Vakkencode: IT-q Leerplannummer: 2001/008 (vervangt 99054)

2 Algemeen deel p 1 VISIE OP DE STUDIERICHTING De optie Rijn- en binnenvaart bestaat uit het beroepenveld Rijn- en binnenvaart in het 2de jaar van de 1ste graad (B-stroom) en uit een 2de en een daarop aansluitende 3de graad. De vorming in het beroepsvoorbereidend jaar heeft tot doel een bijdrage te leveren te leveren aan een verantwoorde keuze voor verdere scholing en beroep. De hier aangeboden vakken dragen bij tot het ontdekken van de verdere ontplooiing van eigen mogelijkheden en interesses. De 2de en de 3de graad van de BSO studierichting Rijn- en binnenvaart wil de leerlingen voorbereiden op het behalen van één van volgende brevetten: scheepsjongen of lichtmatroos Rijn- en binnenvaart dekman matroos Rijn- en binnenvaart VHF-brevet matroos-motordrijver Rijn- en binnenvaart sloepgast en brandbestrijdingsbrevet stuurbrevet A/B, machinist ondernemer binnenvaart Rijnschipperspatent radardiploma Rijn ADNR getuigschrift Bij de keuze van de verschillende leerplandoelstellingen en leerinhouden werd rekening gehouden met de minimale vakkennis zoals bepaald in diverse wettelijke bepalingen. Deze vakkennis wordt o.a. bepaald door het Koninklijk Besluit van 15 oktober 1993 tot instelling van een radarbrevet; het Koninklijk Besluit van 16 januari 1996 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van natioaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren; het Koninklijk Besluit van 23 december 1998 betreffende het verkrijgen van vaarbewijzen voor het besturen van binnenvaartuigen bestemd voor het goederen- en personenvervoer; het Koninklijk Besluit van 31 mei 2000 houdende goedkeuring van het nieuwe Reglement betreffende het verlenen van Rijnpatenten. De opleiding kan verder vervolledigd worden met een 3de jaar van de 3de graad (BSO optie Beperkte kustvaart waar de leerlingen voorbereid worden op het behalen van het ticket stuurman beperkte kustvaart het GMDSS A1 certificaat Bij de keuze van de verschillende leerplandoelstellingen en leerinhouden werd ook hier rekening gehouden met de minimale vakkennis zoals bepaald in diverse wettelijke bepalingen (in de eerste plaats het STCW-95). Er wordt geadviseerd om de leerlingen meteen te informeren omtrent de voorwaarden voor medische geschiktheid, zoals die in de diverse Koninklijke Besluiten omschreven wordt.

3 Algemeen deel p 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN Over de verschillende vakken heen wordt ernaar gestreefd de leerling de noodzakelijke basiskennis en vaardigheden bij te brengen om uiteindelijk te voldoen aan het opleidingsprofiel van de optie. Bij alle leerinhouden waar mogelijk zal de nodige aandacht besteed welzijn (hygiëne, gezondheid, veiligheid) en milieu. De theoretische vorming zal leiden tot het opstellen van een gedetailleerd reisplan, met daarbij de beschrijving van de reisroute; de geografische ligging van de waterwegen; de toegepaste reglementen; de gebruikte markeringen; het berekeningen van afstanden en vaartijden; het noteren en berekenen van waterstanden- en diepten; kennis van de karakteristieken van de bevaren waterwegen; praktische kennis en toepassing van meertalige communicatieprocedures; scheepsbescheiden; bevrachting, lading en de hierbijhorende boekhouding; bunkering en bevoorrading; douaneformaliteiten; toegelaten vaartijden en minimale personeelsbezetting; informatiebronnen; berekening van reiskosten. Rekening houdend met het mogelijke vaargebied van de afgestudeerde, zal ook aandacht besteed worden aan een elementaire extra talenkennis (Frans, Duits, Engels) in functie van het beroep. Hierdoor zal afgestudeerde in staat zijn om een eenvoudige technische conversatie te voeren eenvoudig te rapporteren. Naast de "technische" vaardigheden, zal de leraar ook oog hebben voor de vereiste persoonlijkheidskenmerken: bewust veiligheidsbevorderend en preventief optreden; verantwoordelijksheidzin opbrengen en plichtsbewust handelen; zin voor samenwerking aan de dag leggen; kritisch ingesteld zijn ten opzichte van het eigen werk; zin voor orde en netheid nastreven; bereidheid tot permanente vorming en belangstelling voor technologisch vernieuwingen; economisch verantwoord omgaan met materialen; kwaliteitszorg alsook zin voor nauwkeurigheid, volledigheid en stiptheid nastreven; kostenbewust denken en werken; zin voor produktiviteit ontwikkelen; groeien naar gestructureerd zelfstandig werken; het raadplegen van informatiebronnen aanmoedigen.

4 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 1 INHOUD Visie...2 Beginsituatie...2 Algemene doelstellingen...2 Leerplandoelstellingen / leerinhouden...3 Pedagogisch-didactische wenken en timing...7 Minimale materiële vereisten...9 Evaluatie...9 Bibliografie...11

5 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 2 VISIE De vorming in het beroepsvoorbereidend jaar Rijn- en binnenvaart heeft tot doel een bijdrage te leveren aan een verantwoorde keuze voor verdere scholing en beroep. In het vak praktijk Rijn- en binnenvaart wordt aan de leerlingen de kans geboden om kennis te maken met enkele aspecten van het vak praktijk die in opleiding BSO Rijn- en binnenvaart verder aanbod zullen komen. BEGINSITUATIE De leerlingen hebben geen vooropleiding kunnen genieten voor dit vak en beginnen dus eigenlijk allemaal van nul. Nochtans zijn de schipperskinderen onder hen meestal reeds in contact gekomen met bepaalde aspecten van het beroep. Dit is zo verschillend van leerling tot leerling dat het geen degelijke basis vormt voor een degelijke beginsituatie ALGEMENE DOELSTELLINGEN Het vak praktijk Rijn- en binnenvaart heeft tot doel de leerling kennis te laten maken met vaarpraktijk op lichte vaartuigen, bewegingstechniek op lichte vaartuigen schiemanswerk Varen dient van bij de aanvang als een groepactiviteit te worden beschouwd. Bij alle lesonderwerpen moet dus steeds voldoende aandacht besteed worden aan teambuilding. Tijdens de vaart kunnen de andere opvarenden diverse verantwoordelijke taken vervullen. Mee uitkijk houden is daarvan reeds een fundamentele opdracht. Ook bij de aanlegoefeningen dienen de medeopvarenden extra alert te zijn om een handje toe te steken, niet alleen om schade aan het eigen vaartuig te voorkomen, doch ook om niet helemaal correcte uitvoeringen bij te sturen. De vaarpraktijk zal in de eerste graad steeds gebeuren op afgesloten oefenwater met kleine vaartuigen met klein vermogen en grote wendbaarheid. Het deel bewegingstechniek op lichte vaartuigen heeft tot doel de leerlingen wind en waterwijs te maken met kleine vaartuigen. Onder dit motto zal aan de leerlingen een zo ruim mogelijk pakket van ervaringen met kleine vaartuigen aangeboden worden. Immers varen met een schip is - buiten de voorgeschreven technische handeling - in grote mate een gevoelskwestie. Het opsturen naar bak- of stuurboord, het nog even laten doorlopen vooraleer achteruit te slaan, enz... zijn van zo veel factoren afhankelijk en dus niet in een vaste maateenheid uit te drukken. Deze jongeren moeten dus leren zien en voelen hoe hun schip beweegt en waar het naar toe gaat onder invloed van de wind en/of stroom. Bij beide delen zal steeds voldoende aandacht besteed worden aan het veiligheidsaspect. Er moet naar gestreefd worden dat alle leerlingen spontaan een verplicht - zwemvest dragen. Van deze regel mag niet afgeweken worden. Ook moeten de leerlingen erop getraind worden dat zij (spontaan) instaan voor het dagelijkse onderhoud van de boten. Het deel Schiemanswerk leunt sterk aan bij de bewegingstechnieken op lichte vaartuigen en bij de boordpraktijk. Het ligt voor de hand dat het schiemanswerk realiteitsvol moet onderwezen worden en bijgevolg als een te integreren deel wordt bijgebracht. De leerlingen dienen in staat te zijn een 30-tal knopen te herkennen en vlot te vormen, exact toe te passen en te integreren in de boordpraktijk. De aangewende materialen en het aangewende materieel moet levensecht zijn. Vanzelfsprekend dienen telkenmale de eigenschappen en kenmerken van het materieel als beperkte materialenkennis bijgebracht. De aspecten veiligheid, hygiëne, gezondheid en zorg voor het milieu worden bij alle leerinhouden indien toepasselijk behandeld (VG-8 en VG-9).

6 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 3 LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen LEERINHOUDEN 1 1 de noodzakelijke controles uitvoeren 1 Startprocedure 2 2 Vaartechniek 2.1 kleine koerscorrecties aanbrengen 2.1 Rechte koers 2.2 de theoretisch aangeleerde principes in de praktijk uitvoeren bij vooren achteruitvaren. 2.3 tijdig en met mate tegenstuur geven om bochten op de juiste wijze te maken. 2.2 Roer- en schroefwerking 2.3 Slalomvaren 2.4 gebruik maken van de windkracht om de vaart uit het schip te halen. de uitloopsnelheid en de uitloopafstand inschatten. 2.4 Aanlegmanoeuvre Kop in de wind Aan paal Aan lange steiger 2.5 tijdig koerscorrecties uitvoeren. 2.5 Achteruitvaren in rechte lijn 2.6 de breedte van het schip inschatten in functie van de breedte van het vaarwater. 2.7 het effect van de wind op de romp ervaren en kunnen de verplaatsing inschatten. 2.6 Varen in nauw vaarwater 2.7 Driftoefening 2.8 de geleerde vaardigheden toepassen in nieuwe situaties. 2.8 Combinatieoefening 3 de nodige preventieve maatregelen toepassen om zowel eigen lichaam als milieu te beschermen tegen de gevaren van het werken met gasolie. 3 Brandstof tanken omgaan met slang en pistool. 4 4 Onderhoudstechnieken 1 Bij het aanbrengen van de diverse leerinhouden zullen de bepalingen van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende Het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en van het K.B. van 3 mei 1999 betreffende De bescherming van jongeren op het werk strikt nageleefd worden.

7 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 4 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 4.1 met respect voor het milieu omgaan met de materialen voor dagelijks onderhoud (dekzwabber, putsemmer, detergent, ) 4.2 veilig werken met een dompelpomp om de vaartuigen drijvende te houden. 4.3 de gebruikelijke verftechnieken toepassen volgens de richtlijnen van de fabrikant op boven- en onderwaterlijn. 4.1 Dagelijks onderhoud 4.2 Dompelpomp 5 5 Wrikken: LEERINHOUDEN Preventief onderhoud (corrosie) 5.1 de correcte positie van de handen toepassen. 5.1 Wrikbeweging met beide handen op ponton met vastgemaakte boot. 5.2 opwaartse druk op riem leren toepassen. 5.2 Wrikbeweging met beide handen op varende boot met lange vanglijn 5.3 een gelijke spierkracht in beide richtingen toepassen. 5.3 Wrikbeweging met beide handen: sturen van een rechte koers 5.4 noodzaak van symmetrische beweging ervaren. rekening houden met winddrift. het effect van de wind op de boot aanvoelen. 5.4 Rechte koers afgewisseld met ruime bochten. Tijdens het bochten mag de wrikbeweging gestopt worden- roeieffect 5.5 de krachtinspanning beheersen in functie van de correcte koers. 5.5 Ruime slalom varen doorheen de dukdalfpalen zonder onderbreking van de beweging 5.6 ervaren dat een juist uitgevoerde beweging rendement en snelheid betekent. 5.7 de elementaire voorrangsregels toepassen. afstand en snelheid inschatten en die aanpassen in functie van een veilige vaart. 5.6 Kleine snelheidstest in eenvoudig parcours 5.7 Parcours wrikken met kruisende koersen 5.8 het belang van het kijken in de vaarrichting ervaren. 5.8 Wrikbeweging met 2 handen stelselmatig overbrengen naar 1 hand. De romp leren draaien zodat de rug niet meer in de vaarrichting is 5.9 de remmende kracht van de wind aanvoelen 5.9 Aanleggen aan steiger. Gebruik maken van de windkracht om de boot te laten stilvallen.

8 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 5 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen voordeel halen uit die natuurkracht ervaren dat tegenwind sturen kort bochten toelaat en, omgekeerd met de wind mee, ruime bochten oplevert door zijwaartse riembewegingen de boot snel en efficiënt kan doen draaien het verschil ervaren tussen aanwezige windkracht aan hogerwal en lagerwal. LEERINHOUDEN Slalomvaren doorheen dukdalfpalen met bochten tegen wind en met de wind mee Ter plaatse draaien in een sluiskolk; wrikbeweging onderbreken, de riem uit de wrikdol, staande op de achterplecht 5.12 Vrijblijven van lagerwal, zelfs met enige windkracht 6 6 Overlevingszwemmen: 6.1 het drijvend vermogen van het lichaam vergroten door gebruik te maken van de juiste techniek. 6.2 de veiligheidsprocedures noodzakelijk zijn voor een veilige vaart toepassen. hun eventuele angst voor de hoogte overwinnen. 7 7 Roeien: 7.1 de eerste commando s opvolgen. (U) een rechte koers te sturen. (U) 7.2 de krachten die werken op de riemen aanvoelen en tijdig reageren. (U) 6.1 Proeven voor het brevet brons 6.2 Correct leren aandoen van de reddingsgordel en veiligheidssprong uitvoeren van de toren van 3m en 5m 7.1 Roeibeweging met 2 roeiers 7.2 Bochten met vaart en zonder vaart 8 de kracht van de wind in het zeil ervaren. (U) het evenwicht naar loef. (U) 8 Zeilen 9 9 Theorie schiemanswerk 9.1 opnoemen welke speciale termen men in het vakjargon hanteert. 9.1 Gebruikte terminologie 9.2 de elementen toelichten die een rol spelen bij de keuze van een soort touw. 9.2 Verschillende materialen waarin touwwerk gefabriceerd wordt in functie van duurzaamheid, breeksterkte, soepelheid en andere invloeden. 9.3 de manieren toelichten om touwwerk te vervaardigen. 9.3 Verschillende vormen waarin touwwerk in de handel te vinden is: te weten links en rechts geslagen (S - Z gesla-

9 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 6 Decr. nr. LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen gen) LEERINHOUDEN elementaire kennis betreffende staaldraad aantonen. (U) 9.4 Eenvoudige kennis van staaldraad; soorten, soepelheid, enz. 10 de geschikte knoop kiezen in functie van de toepassing. de gemaakte keuze toelichten. de verschillende knopen uitvoeren. 10 Praktijk knopen Stoppersknopen Vaste ogen Verbindingsknopen touwwerk van gelijke dikte Verbindingsknopen touwwerk van ongelijke dikte Verbindingssteken Verkortingsteek Speciale steken 11 touwen met dunnen garens afbinden om uitrafelen te voorkomen. 11 Takelen eindtakeling takeling in het midden van een eind Splitsen 12.1 de voorgeschreven procedures consequent uitvoeren kruisknoop en eindsplits of Spaanse takeling in 3- strengstouw 12.2 meertrossen van een vast oog voorzien oogsplits in 3-strengstouw

10 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 7 PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN TIMING Het is niet de bedoeling om de verschillende leerinhouden aan te bieden in de volgorde waarin die in het leerplan opgenomen werden. De lerares/leraar moet zelf hierover beslissen in functie van de omstandigheden (bijvoorbeeld samenhang met theorie, weersomstandigheden, ) Nr. Pedagogisch-didactische wenken Timing 1 Besteed voldoende aandacht aan het inoefenen van de startprocedure. Geef tijdens de theorieles het waarom van de uit te voeren taken, zodat men gemotiveerd is om het volledige schema te doorlopen. Eis discipline; de motor zal er wel bij varen. 2 Sommige leerlingen geven bij de aanvang te weinig roer, anderen daarentegen teveel; geef dus een voldoende lange rechte lijn, zodat zij de mogelijkheid krijgen het juiste bijsturen aan te voelen. Vertrek vanuit de praktijkervaring met de schroefwerking om dan de zaak uit te diepen in de theorie. Laat ze aan boord de gedragingen van de boot noteren zodat die gegevens later kunnen worden vergeleken. Varieer het slalomparcours met de wind mee en tegen wind. Zij moeten dan ervaren dat het roergeven afhankelijk is van deze externe invloed. Aangezien het de wind is die als remmende factor wordt gebruikt is het belangrijk deze oefening te laten uitvoeren met verschillende windkrachten en -richtingen. Sommige leerlingen geven bij de aanvang te weinig roer, anderen daarentegen teveel, te vroeg of te laat; geef dus een voldoende lange rechte lijn, zodat zij de mogelijkheid krijgen het juiste bijsturen aan te voelen. Vestig ook hun aandacht op de enorme krachten waaraan de stuurinrichting wordt blootgesteld bij het achteruitvaren. Laat het roer met zachtheid behandelen. Van bij de aanvang de opdracht geven het midden van het vaarwater te gebruiken, wanneer de wind van voor en achteraan inkomt, en de bovenwindse kant wanneer de wind op de zij inkomt. Bij deze oefening is het belangrijk dat de wind op de zij invalt met een hoek van 90. Laat deze oefening uitvoeren wanneer er flink wat wind staat; zoniet gaat een groot deel van de waarde verloren. Combinatieoefeningen kunnen ingeschakeld worden om de verschillende onderdelen die hierboven worden beschreven te trainen. Varieer in functie van de heersende windkracht en -richting om de leerlingen te leren zich vlot aan te passen. 3 Laat de leerlingen handschoenen dragen om contact van gasolie met de huid te vermijden. 4 Geregeld onderhoud is een stelregel in de binnenvaart. Na elke inscheping dienen de leerlingen het materiaal netjes achter te laten. Het stopcontact, via eventueel een draadhaspel, moet door een vast man bewaakt worden tijdens het gebruik van de dompelpomp. Let ook hier op de veiligheidsvoorschriften aangaande de lichamelijke bescherming. Roestbikken ( met hand en met perslucht) met het dragen van een veiligheidsbril en oorbescherming lt 38 lt * 8 lt +*

11 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart Nr. Pedagogisch-didactische wenken Timing

12 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 9 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN vaartuigen en voortstuwingsmiddelen (wrikriemen en roeiriemen, zeilen) voor elke leerling een zwemvest een werpboei binnen handbereik een fluitje of toeter eventueel megafoon een waardevol hulpmiddel zijn schoonmaakmateriaal voor de boten EVALUATIE Onderscheid moet gemaakt worden tussen de evaluatie van het leerproces en de evaluatie van het eindproduct. Bij de procesevaluatie wordt doorlopend gepeild naar de verwerking van het leerproces, met de bedoeling dit proces zo nodig bij te sturen, zodat elke leerling op de meest effectieve manier kan leren. De klemtoon ligt hierbij duidelijk op het optimaal functioneren van de leerling. Het verloop van het proces wordt, vooraf, door de leraar uitgetekend. Zij/hij bepaalt welke de verschillende stappen zijn; welke fouten op elk moment ontoelaatbaar zijn; welke fouten daartegen kunnen gemaakt worden. Afhankelijk van het resultaat van feedback-momenten (evaluaties na elke opdracht of deelopdracht) wordt het proces verder gezet of zo nodig bijgestuurd. Om de leerling te motiveren gebeurt dit in een constructieve, positieve sfeer. Productevaluatie gebeurt op het einde van het leerproces (bijvoorbeeld na een hoofdstuk, een opdrachtenreeks, een project, een trimester...). Hierbij wordt nagegaan in hoeverre de leerling de basisdoelstellingen bereikt heeft. Elke evaluatie dient te vertrekken vanuit duidelijke en operationele doelstellingen. Zowel het proces als het product moeten op een zo objectief mogelijke manier geëvalueerd worden. De evaluatie steunt altijd op een vaardigheids- en werkanalyse die het verloop, de verantwoording en de criteria weergeeft van de opdracht. Proces- en productgericht evalueren kan vier aspecten omvatten: de denkactiviteit (bijvoorbeeld instructies lezen, aantekeningen maken, ). de motorische handelingen (bijvoorbeeld verbindingen maken, ). de praktijk-attitudes (bijvoorbeeld nauwkeurig werken, scherp waarnemen, ). de uitvoeringstijd, waarbij gestreefd wordt naar een haalbaarheid voor 90 % van de leerlingen. Bij de evaluatie zal er in ieder geval rekening gehouden worden met het feit dat het om leerlingen gaat. Onnauwkeurig werken, kleine fouten maken, moet in zekere mate aanvaardbaar zijn. Belangrijk is de evolutie. Daarom zal de lerares/leraar voortdurend de vorderingen van de leerlingen controleren. Indien nodig zal zij/hij meteen remediërend optreden. Bij het begin van iedere praktijkopdracht zal de lerares/leraar (indien nodig aan alle leerlingen afzonderlijk) meedelen welke (sub)doelstellingen tijdens die les moeten bereikt of nagestreefd worden: iedere leerling moet bij het begin van iedere les weten wat van hem tijdens die les verwacht wordt. In het evaluatieproces kunnen 3 stappen onderscheiden worden: registreren (door middel van een evaluatieschema), interpreteren (door middel van een vierpuntenschaal), rapporteren. Registreren Om zo objectief mogelijk te kunnen registreren, wordt voor elke praktijkopdracht (met de daarbij horende gedragsvaardigheden) een evaluatieschema opgesteld.

13 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 10 Zo n schema bevat alle doelstellingen (met de daarbij horende subdoelstellingen) en attitudes die bij de opdracht zullen geëvalueerd worden. Het is niet noodzakelijk om bij alle opdrachten steeds alle mogelijke subdoelstellingen te evalueren. Sommige subdoelstellingen kunnen eventueel weggelaten worden als ze vroeger reeds vaker aan bod kwamen of later ruimschoots aan bod zullen komen. De selectie van de attitudes en de wijze van registratie, wordt in vakgroep overlegd. Bepaalde aspecten zijn objectief meetbaar (bijvoorbeeld een buis op lengte zagen binnen een aangegeven tolerantie), andere aspecten zijn subjectief waarneembaar (bijvoorbeeld een geschikte kleurcombinatie kiezen). De mate waarin een objectief waarneembare doelstelling bereikt werd, kan in het schema aangeduid worden door middel van een twee-puntenschaal: + : doelstelling bereikt! : doelstelling niet bereikt Voor niet objectief meetbare doelstellingen wordt geadviseerd om te werken met een drie puntenschaal: + : doelstelling bereikt " : doelstelling niet helemaal bereikt! : doelstelling niet bereikt Door het evaluatieschema samen met de opgave ter beschikking van de leerling te stellen, kan de zelfevaluatie bij de leerling sterk aangemoedigd worden. Interpreteren Door middel van het evaluatieschema controleert de lerares/leraar bij het einde van iedere les in welke mate de leerlingen de vooropgestelde lesdoelstellingen bereikten. Dit wordt kort met iedere leerling individueel besproken. Aan de registraties in het evaluatieschema kunnen verschillende interpretaties gegeven worden. Enkele voorbeelden: + "! (doel bereikt) (doel niet helemaal bereikt) (doel niet bereikt) niveau is voldoende voldoende maar leemten niveau onvoldoende voor verbetering vatbaar onaanvaardbaar niveau nagenoeg foutloos nagenoeg correct aanvaardbare tekorten aanvaardbaar aantal lichte of detailfouten of leerproces fouten schadelijke fouten onvergeeflijke fouten zware inbreuken volledig kleine tekorten onvolledig zware tekorten behoorlijk, zinvol storingen, fragmentarisch onlogische uitvoering kan het en doet het vrijwel altijd, spontaan en zonder aarzelen kan het en doet het af en toe, zonder overtuiging, wisselvalling kan het niet, doet het niet of nooit, afwijzend en met tegenzin Om eenvormigheid te bekomen in verband met de gebruikte interpretatie, is een overleg binnen de vakgroep absoluut noodzakelijk. Rapportering Na iedere les (liefst uiterlijk bij het begin van de volgende les) worden de resultaten van het evaluatieschema omgezet op een vierpuntenschaal. Die quotatie wordt in de agenda van de leerling genoteerd, waarbij uiteraard voldoende aandacht moet besteed worden aan een eventueel noodzakelijke remediëring. De omzetting van de (eventueel gewogen) evaluaties kan op verschillende manieren gebeuren. Om eenvormig te kunnen omzetten, is een overleg binnen de vakgroep absoluut noodzakelijk. Hoe de omzetting zal gebeuren moet in ieder geval vooraf vastgelegd worden.

14 1ste graad BVJ Beroepenveld Rijn- en binnenvaart 11 Dit kan bijvoorbeeld als volgt gebeuren. Heel goed meer dan 80% van de sub-vaardigheden, subdoelstellingen zijn bereikt (nagenoeg) foutloos, uitstekend, enkel + codes volledig zelfstandig uitgevoerd vlotte uitvoering, met overtuiging, belangstelling, Goed 60 à 80 % van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt veel + en weinig " codes aanvaardbare kwaliteitsverschillen aanvaardbare proces-leerfouten geen schadelijke fouten zichtbare vorderingen Zwak 50 à 60 % van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt alleen een deel van de subdoelen zijn bereikt weinig + en veel " codes veel onnodige leerfouten soms zware schadelijke fouten geen zichtbare vorderingen Niet goed minder dan 50% van de onmisbare vaardigheden of doelstellingen zijn bereikt veel " codes of alleen maar " codes en - codes veel schadelijke of onvergeeflijke fouten, onlogisch handelingen Het rapportcijfer Naar het rapport toe moeten alle quotaties (vierpuntenschaal resultaat van remediëring) omgezet worden naar een cijfer. Ook die omzetting moet overlegd worden binnen de vakwerkgroep. Alle ernstige tekorten (cf. diverse evaluatieschema s) worden steeds vermeld in de rubriek commentaar, waarbij er steeds een duidelijk geformuleerde remediëring moet voorzien worden (geen algemene opmerkingen). BIBLIOGRAFIE BUDWORTH, G., Het knopenboek, Mondria CAPTAIN JUTSUM, Brown s Knots and Splices, Brown, Son & Ferguson Lmd DE BOER, Jr, Maritieme Encyclopedie,. Bussum JANSEN, WP Kapt. Ter Zee, Handelen met zeemanschap,. Hollandia JANSSEN, TH., Zelf een boot bouwen, afbouwen, verbouwen enz..., Hollandia Leidraad doorheen de praktische en theoretische initiatielessen voor Brevet A, vzw. De Spits LUND, K.A.J., Het werken in touw en staaldraad voor de beroeps- en de pleziervaart, Hollandia VAN VOOREN, R., Leidraad voor het stuurbrevet, Contact NV Antwerpen