N O T U L E N. van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Boxmeer d.d. 15 december 2005

Transcriptie

1 N O T U L E N van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Boxmeer d.d. 15 december 2005 Aanwezig: De leden: Voorzitter: Griffier: Portefeuillehouders: Notulist: Afwezig: De leden: Portefeuillehouder: dhr P.M.J.M. Arts (LOF/Lijst Overloon), mw A.M. de Bruijn-Trentelman (VVD), dhr H. van den Elsen (VVD), dhr F.J.M. Fleuren (LOF/BB 86), dhr A.J. Hendriks (VDB), mw W.A.G.M. Hendriks-van Haren (LOF/Dorpslijst Oeffelt), dhr J.L.A. Hermanussen (VDB), mw A.C.A.M. van Hest (SP), dhr M.C.G. Klaassen (LOF/Lijst Overloon), dhr G.H.J. Kusters (LOF/Dorpslijst Oeffelt), dhr B.C.M. Moeskops (SP), dhr H.A.G. Ronnes (CDA), dhr J.T.T. Smeets (SLZB), dhr A.G.M. Stiphout (LOF/BB 86), dhr J.W.M. Stoffelen (CDA), dhr F.A.M.T. Verstraelen (PK 2002), dhr T.J.G. Weenink (SP), dhr F.G.C. Wouters (CDA) en dhr P.F. van der Zande (LOF/Politiek Beugen) dhr K.W.T. van Soest dhr A.W.J.M. Cornelissen dhr J.A. de Graaf, dhr G. Moes, dhr E.G.M. Roemer, mw G.G.M. Vermeent Buro Service Overasselt, mw M.R.H.M. de Meijer mw E.J. Beerten-Pex (SP), dhr M.J.H. van de Weem (LOF/ Belangengroep Rijkevoort) mw H.M.J. van den Brand-van Kempen 1. Opening Na een moment van stilte opent de voorzitter de vergadering om uur en heet hij de aanwezige leden van de raad, publiek en vertegenwoordigers van de pers van harte welkom. Hij heet dhr Hendriksen van harte welkom die op verzoek van het college heeft getracht te komen tot een totaaloplossing voor het dossier Hoge Hoek in Oeffelt. Daarna zullen de stukken die op deze totaaloplossing betrekking hebben, worden uitgereikt aan de raadsleden zodat deze op een aparte raadsvergadering van 5 januari a.s. besproken kunnen worden. Dhr Hendrikse is direct na het verzoek van het college om onderhandelingen te voeren in het dossier Oeffelt in juni aan de slag gegaan. De opdracht was om te trachten een totaaloplossing te vinden waarbij de belangrijkste punten waren: 1) het creëren van ruimte voor woningbouw; 2) natuurcompensatie; 3) het sluiten van het dossier dat al veertien jaar loopt. De onderhandelingen met de diverse partijen hebben altijd in een goede sfeer plaatsgevonden en van meet af aan heeft hij het gevoel gehad dat de partijen waarmee hij sprak, streefden naar een oplossing. Er is fors onderhandeld en de onderhandelingsresultaten voldoen aan de opdracht van het college. Als het wordt uitgevoerd, is er woningbouw mogelijk, te weten twintig woningen in Hoge Hoek en veertien woningen op de locatie van de familie Van Elk. Er wordt natuur gereali- 1

2 seerd en bovendien kunnen de dossiers gesloten worden. Een punt dat speelde, was een uitspraak van de Raad van State voor de woning waarin de familie Van Benthum woonde. Hierover is met de familie onderhandeld met als uitgangspunt de overeenkomst die er begin 2005 in concept lag. Deze overeenkomst lag in het verlengde van een aantal overeenkomsten die al eerder vanaf 1991 waren gesloten. Er is ook onderhandeld met de buurman die bezwaren heeft gemaakt en duidelijk partij was in het geheel. Ook de BMF was duidelijk partij omdat hij samen met de fam. Nijman bezwaren heeft gemaakt die zijn gehonoreerd. Naast de BMF speelde de milieuvereniging Land van Cuijk een rol want zij traden op als een twee-eenheid. Met de eigenaar van de woning speelde al langere tijd het punt dat ook in eerdere overeenkomsten was opgenomen dat er een vergoeding van ,- stond tegenover het opgeven van de milieuvergunning. Dit staat ook nu weer in de overeenkomst. Verder is het een gebruikelijke gang van zaken dat advieskosten die betrokkene men in de loop der jaren heeft gemaakt, worden vergoed door de gemeente. Voor de buurman geldt hetzelfde. Ook hij heeft veel advieskosten moeten maken en wil deze vergoed krijgen evenals de andere kosten die hij heeft (gemaakt), bijvoorbeeld waardevermindering van het pand door de bouw en eventuele schade die men had geleden. Een van de punten is dat men de mogelijkheid overweegt om te verhuizen en een gedeelte van de kosten die dit met zich mee zou brengen, van de gemeente vergoed wil krijgen. De Brabantse Milieufederatie stelt als nadrukkelijk eis dat er natuurontwikkeling van 2,9 ha zal plaatsvinden. In de conceptovereenkomst is dit overeengekomen. De grond hiervoor moet worden gekocht en zal worden ingericht als natuur en vervolgens worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie die ervaring heeft op dit gebied. Aan de hem gegeven opdracht is voldaan als de raad ermee akkoord gaat, waarbij men moet bedenken dat het een integrale oplossing is waar veel partijen bij betrokken zijn, ieder met zijn eigen voorwaarden en zijn eigen wensen. Het is een bouwwerk dat is gemaakt met veel afspraken met veel partijen. Als een stukje uit het bouwwerk wordt gehaald, stort het in. Het is dan ook van belang dat de totaaloplossing integraal wordt benaderd. Een andere partij waar de gemeente duidelijk mee te maken heeft, is het provinciale bestuur dat zich in de persoon van de gedeputeerde van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat hij enkel en alleen genoegen zou nemen met een totaaloplossing. Toen het er een aantal weken geleden naar uitzag dat een totaaloplossing zou kunnen komen waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden, is er eerst een ambtelijk overleg geweest met de provincie en vervolgens een bestuurlijk overleg. De provincie heeft in het licht van het ambtelijk overleg laten weten niet negatief maar gematigd positief te staan tegenover de plannen; voor het grootste gedeelte vrij positief. Bij een aantal onderdelen heeft de provincie nog opmerkingen die ook in de mening van de provincie te verhelpen zijn. Hij is dan ook gematigd optimistisch en dit geeft hem voldoende aanleiding om met de uitkomsten van het overleg naar het college en naar de raad te gaan. De voorzitter complimenteert dhr Hendrikse met de gevonden oplossing en bedankt hem voor zijn motivatie en inzet om tot deze oplossing te komen. Het is goed te weten dat de onderhandelingen in goede sfeer zijn verlopen en dat het dossier hopelijk na veertien jaar gesloten kan worden. Dhr Verstraelen vraagt of alle betrokken partijen de stukken getekend hebben. De voorzitter antwoordt dat, als de handtekeningen niet waren gezet, de stukken niet aan de raad zouden worden uitgeboden. (De betreffende stukken worden aan de raadsleden uitgereikt.) Op woensdag 29 december om uur wordt een bijeenkomst gehouden waarop de raadsleden de gelegenheid krijgen om vragen te stellen over het uitgereikte dossier. De verantwoordelijke collegeleden en ambtenaren zullen daarbij aanwezig zijn. 2. Spreekrecht burgers Er zijn geen insprekers. 2

3 3. Definitieve vaststelling van de agenda Mw Hendriks verzoekt om van agendapunt 8 een B-stuk te maken tenzij de LOF in de gelegenheid wordt gesteld om erover een verklaring af te leggen. Punt 24 kan een A-stuk worden. Dhr Ronnes gaat akkoord met het voorstel van de LOF. Dhr Smeets stemt er niet mee in dat agendapunt 24 een A-stuk wordt. De voorzitter concludeert dat punt 8 een B-stuk wordt en punt 24 een B-stuk blijft. De agenda wordt met inachtneming van bovenstaande wijzigingen vastgesteld. 4. Trekking nummer voor eventuele stemmingen De voorzitter trekt als nummer voor eventuele stemmingen nummer 9, mw De Bruijn. 5. Vaststelling van de notulen van de op 27 oktober en 10 november 2005 gehouden openbare vergadering van de raad van de gemeente Boxmeer De raad stelt de notulen ongewijzigd vast. 6. Vaststelling van de notulen van het vragenuurtje van de raad van 1 november 2005 De raad stelt de notulen ongewijzigd vast. 7. Ingekomen stukken I. STUKKEN WAARVAN WORDT VOORGESTELD DEZE VOOR KENNISGEVING AAN TE NEMEN Dhr Fleuren geeft aan dat de LOF een debat wil voeren met de raad over nummer 14 in relatie tot nummer 13. Dhr Klaassen vraagt aan de voorzitter om in de agenda ruimte te maken om te kunnen spreken over punt 1. De voorzitter vindt het lastig om brieven als aparte agendapunten op te voeren, nu de agenda is vastgesteld. Hij geeft eerst dhr Klaassen de gelegenheid om het punt af te handelen. Dhr Klaassen merkt op dat de brief in de lijn is van artikel 37 van het Reglement van Orde. Het RvO is een door de raad ontwikkeld instrument waarin afspraken zijn vastgelegd tussen raad en college. Hij wil de brief graag bespreken qua procedure en qua inhoud. Wat de procedure betreft geeft het reglement van orde aan dat er binnen een termijn van zes weken antwoord wordt gegeven op de gestelde vragen. Het is een punt van orde om stil te staan bij het gegeven dat deze termijn dubbel is overschreden. Dit kan gebeuren, als hiervoor de juiste argumenten worden gegeven. Hij heeft echter tweemaal via de griffier een appèl doen uitgaan om naar het antwoord op de gestelde vragen te vragen, maar omdat hij ook hier geen respons op ontving, heeft hij een brief gestuurd met het verzoek aan het college om in het vragenuurtje te reageren. Pas op dat moment heeft hij de antwoorden ontvangen. Hij heeft tussentijds op geen enkele manier mogen vernemen waarom hij geen antwoord heeft ontvangen binnen de gestelde termijn. Waar dit zeker voor de hand zou hebben gelegen, is hij van mening dat er sprake is van minachting van de raad. Wat de inhoud betreft gaat het om de kermis in Overloon waarbij gevraagd wordt om een evaluatie en een doorkijkje naar de toekomst. De evaluatie heeft plaatsgevonden en de bewoners van Overloon hebben zich kunnen uitspreken over de misstanden die zich hebben voorgedaan en hebben een kijkje in de toekomst kunnen nemen. Hij complimenteert dhr De Graaf van de gemeente die erbij aanwezig was en zich perfect had voorbereid. Net voor de kermis in Overloon is er een werkgroep geweest die zich heeft uitgesproken over 3

4 de manier waarop de kermis in principe gestalte zou moeten krijgen, namelijk verspreid over twee pleinen. Dit is bevestigd met een tekening en ook in het verslag staat dit zo verwoord. Hij leefde dan ook in de veronderstelling dat dit zo zou worden uitgevoerd. Vlak voor de kermis bereikten hem echter geruchten dat de kermis geprojecteerd zou worden op één plein, in afwijking van dit plan. Hij heeft daarop meteen contact opgenomen met de wethouder die hem heeft verzekerd dat dit niet aan de orde was. Een week voor de kermis is een andere beslissing genomen dan die genomen is door de leden van de werkgroep en bovendien zonder dat de leden van de werkgroep erin gekend waren en zonder ervan in kennis waren gesteld. Hij vraagt een toelichting hoe dit heeft kunnen gebeuren. De voorzitter antwoordt dat hij de afgelopen tijd heeft gemerkt dat er vanuit de raad nogal wat vragen richting organisatie en college gingen op een redelijk ongestructureerde manier, terwijl er een structuur is aangegeven middels het Reglement van Orde. Artikel 37 is een redelijk goede kapstok om schriftelijke vragen aan het college te stellen. Er is ook een protocol aan gehangen van wie op welk moment binnen de gestelde termijn zaken verwacht worden in de procedure. Over het algemeen is deze procedure goed verlopen en ook binnen de zes weken, maar in het onderhavige geval is dit niet gelukt. Hij zegt toe dat er in huis op toegezien zal worden dat raadsleden afdoende antwoord krijgen binnen de gestelde termijnen. Hij betreurt het dat het is misgegaan maar hij zou niet zover willen gaan om dit minachting van de raad te noemen, zeker geen actieve minachting van de raad. Dhr Klaassen heeft begrip voor elke situatie maar volgens de fatsoensnorm zou het op zijn minst op zijn plaats zijn geweest om hem tussentijds te informeren over de reden waarom er geen antwoord werd gegeven. Hij heeft drie keer om uitleg gevraagd via de geëigende kanalen. De voorzitter betreurt het dat het in dit geval is misgelopen maar in alle andere gevallen is het goed gegaan. Wethouder De Graaf antwoordt dat er tweemaal een evaluatie is gehouden over de kermis. Beide keren is dhr Klaassen erbij geweest. De Dorpsraad heeft net als dhr Klaassen de vraag gesteld waarom de werkgroep er niet bij betrokken is geweest. Het ware inderdaad beter geweest als dit was gebeurd, maar het feit is dat dit niet is gebeurd. In de hele periode is het de lastigste maand geweest om uit het conflict te komen, want de gemeente heeft gecommuniceerd met de horeca die deel uitmaakte van de werkgroep als zijnde de ondernemers. Hij heeft echter van wethouder Moes begrepen dat zij niet met de achterban hebben gecommuniceerd. Hij betreurt dat dit niet gebeurd is maar er is geen sprake geweest van opzet. Dhr Klaassen merkt op dat het een kwestie van goed fatsoen is dat mensen, met wie afspraken zijn gemaakt die worden vastgelegd in een verslag, er ook bij betrokken worden als deze afspraken gewijzigd worden. Het kan niet zo zijn dat besluiten eenzijdig gewijzigd worden. Mw Van Hest steunt het betoog van wethouder De Graaf. Hij heeft uitgelegd hoe het is gekomen dat slechts de horeca en de ondernemingsvereniging zijn benaderd en dat hij dacht dat de informatie zou worden doorgegeven. De reactie van dhr Klaassen lijkt haar overdone, als de Dorpsraad de excuses heeft aanvaard. Dhr Klaassen antwoordt dat er het een en ander zal komen boven drijven, als men echt zou gaan praten over de argumenten waarom de kermis niet is uitgevoerd conform de eerdere afspraak. Door het toedoen van twee ondernemers is de opzet van de kermis gewijzigd en verder door niets of niemand. De voorzitter antwoordt dat er al zoveel over de kermis is gesproken dat hij ervan overtuigd is dat zaken veel beter geregeld zullen zijn bij de volgende kermis. Dhr Smeets constateert dat het vaker voorkomt dan alleen het incident dat dhr Klaassen schetst, dat brieven niet binnen zes weken worden beantwoord. Er kunnen simpele systemen in de postkamer geïmplementeerd worden waardoor bijvoorbeeld vier weken nadat een brief is ingeboekt, aan de bel wordt getrokken om te bezien hoe het ermee staat. Het moet afgelopen zijn dat burgers geen antwoord krijgen op brieven binnen de gestelde termijnen. Eenvoudige systemen en accuraat werken kunnen dit soort zaken voorkomen. De voorzitter is het met dhr Smeets eens. De cirkel moet rond gemaakt worden, dus de informatie moet worden teruggebracht naar degene die de informatie vraagt, maar toch gaat het wel eens fout. Het probleem wordt binnen de organisatie regelmatig aan de orde gesteld en men tracht dergelijke situaties via een dicht systeem te voorkomen. Als termijnen worden overschreden, dient men zo attent te zijn dat er een reactie uitgaat waarin de stand van zaken wordt geschetst. 4

5 De voorzitter stelt voor om dhr Fleuren de gelegenheid te geven de brieven nummers 13 en 14 te bespreken. Dhr Wouters heeft begrepen dat dhr Fleuren een inhoudelijke behandeling voorstaat. Hij meent echter dat er alleen een procedureel voorstel over gedaan kan worden. Hij stelt voor om de stukken in de eerstkomende raadsvergadering te behandelen. Dhr Fleuren geeft aan dat hij de brief graag tijdens de vergadering wil behandelen en daarna eventueel voor kennisgeving wil aannemen. De voorzitter antwoordt dat dhr Wouters een punt heeft dat alleen een procedurele afspraak kan worden gemaakt. Omdat de agenda al is vastgesteld, is het lastig om er een inhoudelijk debat over te voeren. Dhr Fleuren merkt op dat dit argument ook gehanteerd had moeten worden bij de vraag van dhr Klaassen. Op voorstel van de voorzitter zal dhr Fleuren eerst aanduiden waarover hij wil spreken en zal de raad vervolgens beslissen of de kwestie meteen kan worden afgedaan of dat er een andere keer over gesproken dient te worden. Dhr Fleuren zegt dat de raad op 10 november 2005 unaniem de motie van het CDA heeft aanvaard met als besluit het college van burgemeester en wethouders opdracht te geven het project Is uw gemeente ouderenproof? in de eerste helft van 2006 op te starten in samenwerking met de organisaties voor ouderen uit de gemeente Boxmeer. De Seniorenraad heeft in september aangegeven hoe zo n project tot stand zou moeten komen voor de gemeente Boxmeer. Zij schrijven: Om tot een dergelijke, breed gedragen lokale invulling te komen dienen de ouderen zelf na te denken over hun toekomst, dienen zij hun deskundigheden aan te wenden en dienen zij daadwerkelijk geactiveerd te worden om te komen met voorstellen tot beleid. De Seniorenraad adviseert het college en de raad nadrukkelijk tot een projectgroep Ouderenproof te komen. Zij geeft aan hoe het project Ouderenproof invulling gegeven zou kunnen worden, hoe de situatie in de gemeente is, het kostenaspect en de uitvoering. In de geest van deze brief heeft het CDA de motie ingediend die door de wethouder in principe werd ontraden. De raad heeft echter nadrukkelijk uitgesproken voorstander te zijn van een integraal ouderenproof beleid, uitgaande van een sterk vraaggestuurde benadering. De raad heeft ook gesteld de reactie van de provincie niet te willen afwachten maar snel aan de gang te willen gaan om het onderwerp te kunnen afwikkelen samen met de ouderenorganisaties. De brief van het college naar de provincie Noord Brabant geeft dan ook in de ogen van de LOF geen uitvoering aan de motie. Wat er nu ligt aan beleid, is niet tot stand gekomen na een brede vraaggestuurde discussie met de raad. De LOF vraagt 1) of de andere fracties het met hen eens zijn; 2) of het college juist heeft gehandeld; 3) zo nee, of het roer moet worden omgegooid en men zo snel mogelijk moet komen tot een projectgroep Ouderenproof die daadwerkelijk uitvoering gaat geven aan de motie van de raad. Dhr Ronnes stelt dat de motie zoals deze er ligt, vrij helder is. Het project Ouderenproof moet in de eerste helft van 2006 worden opgestart conform de vraag van de ouderen zelf. Het heeft ook voordelen voor de gemeente in verdere procedures bij het ontwikkelen van plannen en initiatieven m.b.t. voorzieningen voor ouderen. Hij pleit ervoor dat de wethouder met een signaal komt dat zij positief met de motie aan de slag wil gaan. Dhr Smeets heeft een mail gelezen waarin het college een brief stuurt naar de provincie met daarin een opsomming van punten die al gedaan zijn. De brief sloot met de vraag of de gemeente het predikaat Ouderenproof zou kunnen krijgen op basis van deze opsomming. Hij heeft geconcludeerd dat dit een perfecte brief was. Dhr Moeskops merkt op dat de SP de motie heeft ondersteund. Hij kan zich voor de geest halen dat de brief een vraag aan de provincie inhield of de gemeente nog het hele traject moet doorlopen, maar niet dat de gemeente het traject niet wilde doorlopen. Wethouder Vermeent antwoordt dat de gemeente zich inderdaad heeft aangemeld met daaraan gekoppeld de vraag om maatwerk te leveren, omdat het jammer zou zijn om dubbel werk te verrichten. Als men de bijlage van de brief bekijkt met de opsomming van wat er al allemaal gebeurt, kan men zich afvragen of wellicht niet het hele traject doorlopen moet worden en dat men de zaken die nog niet gedaan zijn, ten volle kan benutten. Inmiddels heeft de gemeente antwoord gekregen van de provincie op 13 december. Zij is verheugd te melden dat de gemeente officieel is aangemeld voor Ouderenproof en dat de subsidie wordt toegekend zodra het convenant is getekend. De gemeente zal dus zeker aan het begin van 2006 van start gaan met Ouderenproof en zal eerst de Seniorenraad raadplegen om te kijken wie wat doet. Zij heeft begrepen dat de voorzitters geschoold moeten worden en ook enkele leden die zich aanmelden als secretaris. 5

6 Dhr Verstraelen complimenteert de wethouder met het resultaat maar is toch verbaasd omdat hij had begrepen dat Ouderenproof een traject was dat men samen zou opstarten en doorlopen. Dhr Fleuren is blij dat de provincie op korte termijn toestemming geeft om het project te beginnen. Dit was echter niet wat het college in de brief had gevraagd. Het college heeft aan de provincie de vraag gesteld of de inspanningen en activiteiten tot op heden toe dekkend zijn voor het label Ouderenproof. In zijn antwoord geeft de provincie aan dat de gemeente het project kan opstarten. Dit moet natuurlijk vraaggestuurd, zoals de Seniorenraad wil, en heel breed, ook via de ambassadeurs die de provincie hiervoor aanwijst. Het is goed te weten dat de gemeente nu snel aan de slag kan gaan maar de zet was niet nodig geweest want men had op een andere wijze ook snel aan de slag gekund. Dhr Smeets complimenteert de wethouder met het antwoord van de provincie. In de brief heeft hij een hele opsomming gezien van punten waarin het college duidelijk aangeeft wat er al allemaal gedaan is en op basis van die gegevens vraagt of de gemeente in aanmerking komt voor het certificaat Ouderenproof. Dit was hem vrij helder en dit blijkt ook zo te zijn. Dhr Ronnes is verheugd over het antwoord van de wethouder. Hij constateert dat men in s- Hertogenbosch de motie van het CDA beter heeft begrepen dan uit de brief van het college blijkt. Hierin komt naar voren dat de gemeente via een binnenweg het stempel Ouderenproof kan halen, terwijl de essentie ervan net is dat de gemeente het beleid dat betrekking heeft op ouderen, gezamenlijk met de ouderenorganisaties en hun vertegenwoordigers vorm geeft. Het zou een stap zijn die in dat proces zou zijn overgeslagen. Daarbij is het natuurlijk zo dat er al heel veel goede dingen zijn gebeurd die waarschijnlijk in het proces kunnen worden afgevinkt. Het CDA benadrukt dat het proces doorlopen moet worden zoals het bijvoorbeeld in Sint Anthonis is doorlopen. Dhr Van den Elsen is tevreden dat er nu geld is om spijkers met koppen te slaan. Financiën gaan immers voor beleid. Dhr Fleuren begrijpt dat de meerderheid van de raad toch voor een andere weg kiest, namelijk beleid voor financiën. De overige stukken worden voor kennisgeving aangenomen. II. OVERIGE VOORSTELLEN Er zijn geen opmerkingen. DE RAAD GAAT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AKKOORD MET ONDERSTAANDE VOORSTELLEN: 9. Voorstel tot vaststelling van de Verordening fractieondersteuning gemeente Boxmeer 10. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit in verband met een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO voor het uitbreiden van een garage/werkplaats aan de Dorpsstraat 49 te Beugen 11. Voorstel tot wijziging van de komgrens Overloon ten behoeve van bestemmingsplan Bossenhoekweg op grond van de Wegenverkeerswet

7 12. Voorstel tot vaststelling van de visie Ruimte voor herinnering in de noordelijke Maasvallei 13. Voorstel tot vaststelling van de Verordening verlening van inzamelvergoedingen aan non-profitverzamelaars van oud papier Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet van ,- exclusief BTW ter uitvoering van een sanering van een arseenverontreiniging aan de Schoolstraat te Oeffelt ten laste van de algemene reserves van het Grondbedrijf 15. Voorstel vaststelling van het Programma en Overzicht voorzieningen huisvesting onderwijs 2006 en beschikbaarstelling van een krediet van ,- 16. Voorstel tot vaststelling van het evaluatieverslag 2004 Wet voorzieningen gehandicapten 17. Voorstel tot vaststelling van het Beleidsverslag 2003 Werk, Inkomen en Zorg 18. Voorstel tot wijziging van diverse verordeningen betreffende gemeentelijke heffingen alsmede aanpassing van de tarieven Voorstel tot vaststelling van de verordening onroerende zaakbelastingen Boxmeer 2006 en de verordening forensenbelasting Boxmeer 2006 WAARNA DE RAAD OVERGAAT TOT BESPREKING VAN ONDERSTAANDE PUNTEN: 8. Voorstel tot instemming met de nieuwe vergaderopzet en vergaderschema 2006 en opdracht aan het presidium tot het doen van nadere voorstellen ter uitvoering van de notitie Vernieuwend vergaderen. Dhr Van der Zande heeft de volgende argumenten gelezen die worden opgevoerd voor de nieuwe vergaderopzet: de huidige commissievergaderingen duren thans vaak lang en vinden niet altijd even gedisciplineerd plaats, discussies worden vaak opnieuw in de raad gevoerd, 7

8 door het frequentere vergaderschema ontstaat de mogelijkheid tot een snellere besluitvorming. Echter, de kwaliteit van het vergaderen wordt niet veranderd met alleen een nieuwe vergaderstructuur, omdat dit immers alles te maken heeft met de kwaliteit van de deelnemers en het draagvlak dat zij hebben binnen hun eigen politieke partij om na goede afweging een standpunt te kunnen innemen. De LOF is niet tegen verandering maar als er niets wordt gedaan aan hetgeen hij zojuist heeft gezegd, doet de raad alleen aan symptoombestrijding zonder dat de werkelijke kwaal wordt aangepakt. Het college dient tijdig goede informatie te verstrekken en de deelnemers dienen zich beter voor te bereiden, goede vragen te stellen, een standpunt in te nemen en dit in de raadsvergadering niet meer opnieuw te doen. Deze punten zullen waarschijnlijk meer bijdragen aan de kwaliteit van de vergaderingen dan alleen het veranderen van het schema. Daarnaast gaat de LOF ervan uit dat de evaluaties zullen plaatsvinden. De LOF zou het voorts op prijs stellen dat de raad een gemeente gaat bezoeken waar men al ervaring heeft met de nieuwe vergaderopzet zodat zij goed beslagen ten ijs komen als het nieuwe vergaderschema ingaat. Omdat nog niet precies bekend is wat de consequenties voor de achterban zijn, is de LOF van mening dat, wanneer er knelpunten optreden in de contacten met de achterban, het mogelijk moet zijn om de vergaderopzet weer snel aan te passen. De stukken moeten tijdig aangeleverd worden zodat ze met de achterban besproken kunnen worden om de discussies in de vergaderingen gefundeerd te kunnen voeren. Met de nieuwe structuur voorziet hij op dit punt problemen. Als de functie van de achterban in de knel komt, dient een en ander snel aangepast te kunnen worden. Dhr Verstraelen vraagt of dhr Van der Zande suggesties heeft op het gebied van de kwaliteit van de informatie, omdat hij hiervan zegt dat deze van belang is voor de kwaliteit van de vergadering. Dhr Van der Zande antwoordt dat de LOF ook de hand in eigen boezem steekt. De deelnemers moeten zich ook beter voorbereiden voor een vergadering, moeten goede vragen stellen en moeten een standpunt innemen, maar het college heeft ook de opdracht om goede informatie te verstrekken en vooral ook bijtijds. Informatie die om twee voor twaalf nog per e- mail wordt gestuurd, is niet de manier om op een goede manier een structurele discussie in commissie of raad aan te gaan. Dhr Smeets onderschrijft de bezwaren van dhr Van der Zande. Men zou eventueel kunnen overwegen om in de week voorafgaande aan de definitieve raadsvergadering, een pauze in te lassen. Het zou ook kunnen zijn dat de opiniërende raadsvergadering in de eerste week van de maand wordt gehouden die pas in de vierde week van de maand wordt behandeld. Op die manier heeft men een redelijke termijn om overleg te voeren met de achterban en om zaken nader te bestuderen. Dhr Van der Zande gaat ervan uit dat de punten die nu naar voren worden gebracht, worden meegenomen bij het doen van nadere voorstellen ter uitvoering van de notitie Vernieuwend vergaderen. Dhr Ronnes constateert dat er een breed draagvlak is om de vergaderstructuur te veranderen. Ook het CDA vindt veranderingen wenselijk. Tijdens de werkbijeenkomst heeft het CDA opgemerkt dat de echte raadsvergadering in de voorgestelde structuur erg onder tijdsdruk komt te staan. Het besluitvormende orgaan van de gemeente zou vergaderen van tot uur en beslissingen nemen over alle punten die ter tafel komen, maar de fractie is van mening dat dit niet de kwaliteit van de besluitvorming ten goede zal komen, gezien de ervaringen met lange vergaderavonden, nadat de raadsleden al een dag werken achter de rug hebben. Het CDA zou dan ook graag de raadsvergadering naar het begin van de avond verzetten en daarna het andere gedeelte laten plaatsvinden. Een andere mogelijkheid is optie b waar het CDA in de werkbijeenkomst al voor gepleit heeft. De fractie is ook van mening dat met de huidige opzet de planning met de achterban intern in de partij in de knel gaat komen. Ook dit zou voor het CDA een argument zijn om te kiezen voor optie b. Verder is uit het stuk niet duidelijk of er overleg heeft plaatsgevonden met de ambtelijke organisatie van wie ook heel wat wordt gevraagd. Het is de vraag of de voorgestelde organisatiestructuur in de organisatie kan worden ingepast. M.b.t. de voorbereiding van de stukken ziet het CDA graag dat er per voorstel 1 of 2 A4-tjes worden overlegd die concreet duidelijk maken waar het voorstel over gaat. De kwaliteit van de stukken dient dus verbeterd te worden, graag zo kort en bondig mogelijk. Dhr Verstraelen vraagt zich af wat er precies anders zou moeten, als hij bijvoorbeeld kijkt naar agendapunt 20. De kern van het voorstel is daar kort en helder samengevat. Dhr Ronnes antwoordt dat hij wil dat er een standaard format wordt ingevoerd voor elk raadsvoorstel waarin de essentie van het voorstel helder is omschreven. 8

9 Dhr Van der Elsen is het eens met wat dhr Van der Zande zegt. De VVD wil niet verzanden in een discussie over punten en komma s. De raad heeft een nieuwe weg gekozen van besluitvorming, een nieuw proces. De VVD is daar voorstander van geweest en wil daarmee beginnen. Gaandeweg het proces is het altijd mogelijk om aanpassingen en correcties aan te brengen. Echter, in het proces zijn inhoud en kwaliteit belangrijk waarbij raad, raadsleden en fracties zelf in de spiegel moeten kijken. Het is duidelijk dat men de kwaliteit en vooral ook de tijd moet hebben om dossiers tot zich te nemen en dat het vertrouwen heel belangrijk is. Een raadslid kan zonder last of ruggespraak zelf beslissingen nemen op basis van de kennis en ervaring die hij heeft. De voorzitter stelt vast dat er voldoende stof voor discussie is. Het gaat met name om de bestuurscultuur en wat de kwaliteit is van de informatie die een raadslid krijgt en de kwaliteit van het eigen werk van een raadslid. Wellicht zet dhr Van der Zande de rol en betekenis van de achterban wat zwaar aan. In de structuur waarin men werkt zonder last of ruggespraak is het zo dat de raad en de raadsleden een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om standpunten te ventileren in de raad. Natuurlijk is contact en overleg met de politieke achterban nodig maar dit mag niet zodanig zwaar wegen dat de structuur van de raadsvergaderingen afhankelijk wordt van het al dan betrokken zijn geweest van de achterbannen. De raadsleden zijn immers zonder last of ruggespraak gekozen om de ideologie en de grondbeginselen van hun politieke partij in de besluitvorming tot uitdrukking te laten komen. Dhr Fleuren merkt op dat een raadslid drie rollen heeft maar de belangrijkste ervan is toch die van volksvertegenwoordiger. Voor de LOF is daarbij toch een belangrijk element dat er regelmatig contact plaatsvindt met de achterban, hoewel het duidelijk is dat raadsleden, wanneer zij eenmaal in een raadsvergadering zitten, zonder last of ruggespraak zullen stemmen en hun standpunten zullen verwoorden. De achterban speelt hoe dan ook voor een raadslid een wezenlijke rol bij het vervullen van zijn taak. De voorzitter antwoordt dat hij heeft opgemerkt dat de achterban wel belangrijk is maar dat de raad deze niet zo zwaar onderdeel van de structuur moet laten uitmaken. Als volksvertegenwoordigers dienen raadsleden natuurlijk hun informatie uit de bevolking halen maar dit hoeft niet altijd te zijn naar aanleiding van stukken die de raadsleden voorgelegd krijgen. Een raadslid kan ook zaken op de politieke agenda brengen omdat hij deze besproken wil zien n.a.v. zijn contacten met de bevolking. Mw Hendriks is het met dhr Ronnes eens. Het is niet naar de achterban te verkopen dat belangrijke zaken worden besproken waarover niet van tevoren met hen overleg heeft plaatsgevonden. De voorzitter begrijpt dit volkomen maar daar is ook gewoon ruimte voor in de structuur. Als men echter het systeem van besluitvorming zodanig flexibel wil hebben dat het altijd aangepast kan worden als er vanuit de achterbannen iets gebeurt, wil hij waarschuwen dat men dit niet te zwaar moet laten wegen. Dhr Kusters zegt dat het overleg met de achterbannen is ingepast in de huidige structuur en dat dit systeem niet in gevaar mag komen door een nieuwe bestuursstructuur te kiezen. Als die waarborgen er zijn, zoals de griffier in zijn presentatie heeft gezegd, kan men dit het voordeel van de twijfel geven. Het enige waar het over gaat, is een situatie waarin dit in de knel dreigt te komen. Als men constateert dat het overleg met de achterbannen in nieuwe systeem niet geheel en al kan plaatsvinden zoals men gedacht had dat het zou kunnen, moet het mogelijk zijn erop terug te komen. Dhr Ronnes vraagt waarom optie b niet gekozen is. In deze optie kan men veelal dezelfde verandering van de indeling van de avonden realiseren en bovendien voldoet deze optie aan de wens van een groot deel van de raad om een structuur te hebben waar het hoofdpunt ligt. Het is niet de bedoeling dat de achterban op de stoel van een raadslid gaat zitten maar het moet mogelijk zijn om op reguliere tijden te spreken met de achterban over actuele zaken. Momenteel vindt er één keer per raadscyclus overleg plaats met een groep zeer betrokken partijleden en bij de voorgestelde structuur maakt hij zich zorgen dat de momenten van overleg met de achterban niet helder zijn. Wellicht is het ook met optie b mogelijk om een goede verandering teweeg te brengen en misschien is het wenselijk om deze tussenstap te maken en om vervolgens eventueel door te gaan naar het nu voorgestelde scenario. De voorzitter antwoordt dat het presidium niet heeft gekozen voor b omdat het een wat starre oplossing was. Bij optie a zijn er mogelijkheden om te schuiven en het geheel flexibel wordt. Dhr Ronnes vraagt 1) of de ambtelijke organisatie in staat is de voorgestelde optie te volgen; 2) of de voorzitter het met hem eens is dat raadsvergaderingen van tot uur afbreuk doen aan de kwaliteit ervan de vergadering. De voorzitter antwoordt dat het voorstel is door- 9

10 gesproken met het MT. Er is gediscussieerd over de andere wijze van vergaderen en het MT ziet geen problemen om op de vernieuwende wijze verder te gaan en heeft daarbij zijn voorkeur uitgesproken voor schema a. De uiteindelijke keuze ligt natuurlijk bij de raad. Wat de tweede vraag betreft stelt hij voor om de praktijk te laten uitwijzen of de kwaliteit van de vergaderingen nadelig wordt beïnvloed door het tijdstip waarop de vergaderingen zullen plaatsvinden. Een evaluatie kan dit uitwijzen. Voordat men van start gaat, is het mogelijk om bij een gemeente op bezoek te gaan die al een nieuwe wijze van vergaderen heeft ingevoerd. Men kan dan ook informeren of het effect dat dhr Ronnes vreest, zich al dan niet voordoet. Dhr Smeets merkt op dat luisteraars van de Blos aangeven dat zij de huidige raadsvergaderingen te lang vinden duren en dat zij na enige tijd afhaken. Men kan eruit afleiden dat betogen van tot uur ook niet altijd kwalitatief goed zijn om naar te luisteren. De voorzitter antwoordt dat men bij de indeling van de raadsagenda zal moeten kijken dat de belangrijke punten zoveel mogelijk aan het begin van de vergadering geagendeerd worden. Dhr Van den Elsen steunt het initiatief zoals het voorligt. Het is raadzaam om te gaan kijken bij een gemeente waar ze inmiddels met de nieuwe structuur zijn begonnen. Dhr Moeskops merkt op dat in de gemeente Boxmeer het overleg met de achterbannen al jarenlang de basis is van wat de partijen doen. Er dient dan ook rekening mee gehouden te worden, ongeacht de vraag of het overleg nu wel of niet formeel tot de vergaderstructuur behoort. In de commissie heeft de SP aangegeven dat de evaluatie al in januari of februari plaats zou kunnen vinden. De opmerkingen kunnen lopende de termijn van negen maanden gewoon doorgegeven worden aan de griffier. Vervolgens kan in januari of februari in een werkvergadering gekeken worden wat de positieve en negatieve kanten zijn en welke aanpassingen nodig zijn. Mocht blijken dat aanpassingen al eerder nodig zijn, dan kan deze ook eerder worden doorgevoerd. Het maakt in dat verband dan ook niet heel veel meer uit welke optie, al dan niet omgeklapt, men kiest, als men ervan uitgaat dat de evaluatie snel zal plaatsvinden en dat tussentijdse veranderingen mogelijk zijn. De voorzitter concludeert dat het presidium nog naar het stuk zal kijken. Op grond van de gemaakte opmerkingen zal gekeken worden hoe optie a nog verder uitgewerkt kan worden om tegemoet te komen aan de bezwaren. Dit zal gekoppeld worden aan de excursie om te toetsen hoe de ervaringen van andere gemeenten zijn met de modellen. 20. Voorstel tot vaststelling van de Onderzoeksverordening gemeente Boxmeer, instelling en bemensing van de Onderzoekscommissie grondsanering Oeffelt en tot vaststelling van de onderzoeksopdracht, budget en tijdpad voor deze commissie Mw Hendriks verklaart dat de LOF het eens is met het voorstel en dhr Stiphout voordraagt als kandidaat lid om de commissie te bemensen. Dhr Hermanussen is van mening dat het instellen van een onderzoekscommissie niet direct nodig is. Gezien het feit dat de andere fracties dit wel wenselijk achten, heeft het VDB er geen moeite mee en wenst de onderzoekscommissie veel succes toe met het vinden van een oplossing voor het probleem. Dhr Verstraelen zegt dat milieu en met name aspecten als die thans aan de orde zijn, PK2000 na aan het hart liggen. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in de zaken die zijn misgegaan, met name om ervan te kunnen leren. Het is ook belangrijk dat de raad dit soort dingen aanpakt, want ook voor de raad is het telkens een oefening. De raad heeft de verplichting hier tijd en energie in te stoppen. Hij is dan ook bereid om lid van de onderzoekscommissie te zijn. Dhr Ronnes draagt namens het CDA dhr Stoffelen voor als kandidaat voor de commissie. Dhr Moeskops zegt dat de SP van zins was om mw Van Hest voor te dragen als kandidaat maar daarvan heeft afgezien na goed overleg met dhr Verstraelen. De voorzitter constateert dat de raad akkoord gaat met de voorstellen, met de verordening en met de instelling van de commissie. Op zijn voorstel gaat de raad bij acclamatie akkoord met de kandidatuur van de drie kandidaten, dhr Stiphout, dhr Verstraelen en dhr Stoffelen. De heren Stiphout, Verstraelen en Stoffelen worden bij acclamatie benoemd tot leden van de onderzoekscommissie. 10

11 Dhr Smeets vraagt de onderzoekscommissie om ook te kijken naar de vervolgschade als gevolg van het lekken van arseen naar het grondwater toe. 21. Bespreking van het memo en aanvullend memo van het college over waarderingssubsidies Dhr Klaassen verklaart dat de LOF zich na overleg met het CDA zal aansluiten bij een eventuele motie die het CDA gaat inbrengen naar aanleiding van het agendapunt. De LOF werd verrast door een brief van de gemeente gericht aan alle organisaties die in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie. Daarmee raakt het college de ruggengraat van de samenleving, de verenigingen en de vrijwilligers. De vrijwilligers worden weer opgezadeld met veel werk zonder dat dit enige opbrengst heeft. Ook zijn er veel ambtelijke uren mee gemoeid waarvan de opbrengst ook nihil is. Dit soort zaken dient in de toekomst anders benaderd te worden en hierover was de afspraak gemaakt dat de raad de waarderingssubsidies op een nader te bepalen tijdstip zou aanpassen. Het gaat om een bevoegdheid van de raad en niet van het college om beleid t.a.v. de waarderingssubsidies aan te passen. Dhr Hermanussen zegt dat de VDB van mening is dat de waarderingssubsidies nodig herzien dienen te worden, maar de discussie dient gevoerd te worden op basis van weloverwogen en goed onderbouwde argumenten. Het verenigingsleven maakt een groot gedeelte van de leefbaarheid van de kleine kernen uit zodat de discussie op een juist moment moet plaatsvinden. Dhr Ronnes zegt dat de fractie van het CDA enige tijd geleden erop attent werd gemaakt dat de gemeente een brief had verstuurd met daarin veranderingen van de uitvoeringsregels voor de subsidieverordening, naar de diverse verenigingen en instellingen. Het viel daarbij op dat er in de uitvoeringsverordening een aantal zaken stond die een wijziging van het bestaande beleid inhouden. De fractie wil niet nu de discussie voeren over de vraag of zij het eens is met deze veranderingen, maar vraagt aandacht voor de gevolgde procedure en wil helderheid hebben over de vraag aan wie de bevoegdheid is om een dergelijke uitvoeringsregels aan te passen. In artikel 4 van de verordening voor subsidies staat onder lid 1 dat de raad de bevoegdheid heeft om aan te geven welke activiteiten en voorzieningen voor subsidie in aanmerking komen, welke gronden worden gehanteerd voor de verstrekking van subsidie en eventueel welke specifieke voorschriften erop van toepassing zijn (lees: uitvoeringsregels). In het volgende artikel wordt de bevoegdheid van het college beschreven waarbij lid 2 wordt gesteld dat het college subsidies verstrekt indien en voor zover deze passen in het door de raad op grond van artikel 4 bepaalde. In het voorliggende memo gaat het duidelijk om veranderingen van beleid en zeker niet om het normale uitvoeren van het subsidiebeleid. Hij vraagt hierop een reactie van het college en stelt voor om de veranderingen terug te draaien en de discussie over de inhoud van het beleid te voeren tijdens de vaststelling van de nieuwe subsidieverordening, waar dit thuishoort. Afhankelijk van de discussie zal het CDA al dan niet een motie indienen. Dhr Smeets onderschrijft het betoog van dhr Ronnes. Verandering van beleid hoort niet thuis in deze raadsvergadering en wellicht kan het besproken worden in de komende raadsperiode, bijvoorbeeld in mei Het bevreemdt hem dat majorettes niet als musicerende leden worden beschouwd (pagina 11) want het is de vraag waar een scheiding moet worden aangebracht en of de volgende stap zal zijn om ook een differentiatie aan te brengen in de F-jes van Olympia en A-tjes en B-tjes. Het is een kleinzielig signaal naar de samenleving en zeker naar de verenigingen, als deelnemers van buiten de gemeente niet meer gesubsidieerd worden, want burgers uit Boxmeer die musiceren in Cuijk, zouden hun zaken daar wel gesubsidieerd krijgen. Wethouder De Graaf is enigszins verrast door de reactie van de raad, omdat hij van mening was dat hij de commissieleden had kunnen overtuigen. In de commissievergadering heeft hij gezegd dat de gemeente eventuele schade die zou optreden, zou compenseren tot september wanneer de algemene subsidieverordening gewijzigd wordt. De memo is gestuurd omdat bleek dat één organisatie, in Overloon, met het uitfilteren van de dansmariekes een fors bedrag zou missen. Hij is toch van mening dat alles met uitzondering van de atletiekvereniging wat gebeurd is, binnen de uitvoeringsregels is gebeurd en dat de doorgevoerde aanscherpingen binnen de bevoegdheden van het college passen. De aanpassing betreft zeker geen grote wijziging van de algemene subsidieverordening. 11

12 Dhr Klaassen merkt op dat er wel degelijk sprake van verandering van beleid, bijvoorbeeld door de toevoeging in artikel 8 van het woordje musicerend. Sommige verenigingen zijn zelfs genoodzaakt geweest om bezwaar te maken en hebben weer brieven moeten schrijven om hun recht te halen. Gelukkig wijst de raad het college terug. Wethouder De Graaf antwoordt dat alle verenigingen zijn aangeschreven en dat er zegge en schrijve vijf bezwaren zijn gekomen op de verandering, waarvan er één hout snijdt en de andere vier betrekking hebben op zaken die niets met de verandering te maken hebben. Dhr Klaassen stelt dat het college de verenigingen niet had mogen aanschrijven. Eventuele aanpassingen van beleid horen bij de raad. De afspraak is dat de raad op een nader te bepalen tijdstip gaat praten over de waarderingssubsidies maar het college heeft deze al tweemaal aangepast. Wethouder De Graaf antwoordt dat de gemeente verplicht was om de verenigingen aan te schrijven omdat er sprake was van een verandering in de uitbetaling van de indexering na drie jaar. Dhr Ronnes zegt dat het gaat om de vraag of de bevoegdheid ligt bij de raad of bij het college. Op 30 november 2004 is de beleidsregel Kadervorming aangepast. Als een voetbalclub een cursus wil gaan geven voor zijn vrijwilligers om jeugd te begeleiden of een bestuursfunctie te vervullen, dan was het met de subsidieverordening van 2001 mogelijk om een subsidiebedrag te krijgen voor de cursus van Sport Service Noord-Brabant. Met de wijziging van 30 november 2004 heeft het college gezegd dat een voetbalclub alleen nog subsidie kan krijgen als de KNVB, dus de overkoepelende bond, de cursus geeft. Echter, de koepelorganisaties geven niet alle cursussen die de verenigingen nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen. Het gaat niet om het geld, maar om het principe van waar de bevoegdheid ligt om de uitvoeringsregels te veranderen. De relevante artikelen uit de verordening spreken voor zich en in het raadsbesluit van 2001 staat ook expliciet vermeld dat de uitvoeringsregels deel uitmaken van de besluitvorming in de raad. Het CDA is dan ook van oordeel dat alleen de raad het bevoegde orgaan is om de uitvoeringsregels aan te scherpen. Als er problemen zijn in de uitvoering, verwacht de fractie dat het college een reparatievoorstel ter goedkeuring aan de raad voorlegt. Het CDA dient de volgende motie in. De gemeenteraad van Boxmeer in vergadering bijeen op donderdag 15 december 2005 Kennisgenomen van * algemene subsidieverordening en uitvoeringsregels, vastgesteld in 2001 * door het college gewijzigde uitvoeringsregels van de afgelopen jaren * de uitleg van het college * en gehoord de discussie Overwegend dat * dat artikel 4 lid 1 van de subsidieverordening voorschrijft dat de raad de volgende bevoegdheden heeft, a. welke activiteiten/voorzieningen voor subsidie in aanmerking komen, b. welke gronden worden gehanteerd voor de verstrekking van subsidie, c. eventueel welke specifieke voorschriften daarop van toepassing zijn, * dat artikel 5 van de subsidieverordening voorschrijft dat het college de volgende bevoegdheden hebben inzake subsidieverstrekking: lid 1: Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in het verlenen, weigeren, vaststellen, intrekken en wijzigen van subsidies. lid 2: Burgemeester en wethouders verstrekken subsidies indien en voorzover deze passen in het door de raad op grond van artikel 4 bepaalde. * de raad over de door het college doorgevoerde en voorgestelde wijzigingen geen formeel besluit heeft genomen, Spreekt uit De door het college voorgestelde/vastgestelde wijzigingen van de uitvoeringsregels terug te draaien naar de oorspronkelijke uitvoeringsregels zoals vastgesteld in Dit alles in afwachting van de te voeren discussie over de nieuwe subsidieverordening in (De subsidie 12

13 voor dorps- en wijkraden zoals genoemd in het convenant over wijk- en dorpsraden blijft bestaan op basis van het convenant) En gaat over tot de orde van de dag. Dhr Van den Elsen schrikt van de reacties van de voorgaande sprekers. Kijkend naar de inhoud gaat het om een stukje uitvoering en een stukje beleid maar er is niet altijd een duidelijke grens hiertussen. Wat het proces dat nu plaatsvindt betreft merkt hij op dat de raadsleden meestal het college nadrukkelijk verzoeken om informatie te verstrekken, terwijl in het onderhavige geval het college zover gaat als het kan gaan in de uitvoering, omdat de raad al jaren spreekt over de waarderingssubsidies maar geen actie onderneemt. Dit is het signaal dat hij hoort. De VVD steunt het college in deze. Dhr Ronnes vraagt wat dhr Van den Elsen denkt dat er gebeurt als een vereniging subsidie aanvraagt op grond van de oude uitvoeringsregels, het college de subsidie weigert op grond van de uitvoeringsregels en de vereniging vervolgens naar de commissie van Bezwaar- en beroepschriften gaat. Dhr Van den Elsen antwoordt dat hij van de wethouder heeft begrepen dat zaken bij het oude blijven en dat de wethouder hoopt dat in september de raad de waarderingssubsidies gaat bespreken. Dhr Klaassen denkt dat de VVD te ver van de samenleving afstaat. Dhr Van den Elsen heeft blijkbaar geen notie van het werk dat dit schrijven van het college met zich meebrengt voor de vrijwilligers, want anders zou hij er ook aandacht aan hebben besteed. Verder is hij van mening dat de ambtelijke tijd verkeerd wordt ingezet. Mw Van Hest begrijpt uit de motie dat het college al vaker uitvoeringsregels heeft gewijzigd in de afgelopen jaren en vraagt dhr Ronnes of de raad er destijds op het moment dat dit gebeurde, niets over heeft gezegd want het is kennelijk al in het verleden mis gegaan. Voorts vraagt zij aan de wethouder of hij het beleid heeft gewijzigd of alleen de uitvoering. Dhr Ronnes antwoordt dat het CDA door het verenigingsleven erop is gewezen dat het college de brief had verstuurd. Als men dan het dossier erop naslaat, komt men ook op de uitvoeringsregels van vorig jaar terecht en ziet men dat het veranderd is. Overigens is de door hem vermelde wijziging in november 2004 doorgevoerd zodat het gaat om een vrij recente verandering. Pas op het moment dat hij het dossier ging bestuderen, is hij erachter gekomen dat er in die wijziging een beleidswijziging verscholen zat. Wethouder De Graaf vraagt dhr Klaassen, gezien de vijf bezwaren van de verenigingen die geen van allen betrekking hebben op de voorgestelde wijziging of aanscherping, wat de verenigingen aangeven dat zij nu méér moeten doen dan voor de aanpassingen. Dhr Klaassen antwoordt dat op 12 oktober een brief is verstuurd naar de verenigingen. Dhr Ronnes en hijzelf hebben hierover vragen gesteld. Vervolgens heeft de wethouder een notitie geschreven met een nadere uitleg over hetgeen is gebeurd. Thans ligt er een stuk voor waarin wordt voorgesteld om de voorgestelde wijzigingen door te voeren. Het gilde in Overloon heeft nadrukkelijk bezwaar gemaakt n.a.v. het onthouden van subsidies voor de majorettes. Zo zijn er meer verenigingen die de LOF benaderd hebben met de vraag wat zij met de aanscherpingen moeten omdat aan hen een subsidieverordening was beloofd die hen uiteindelijk eens een keer rust zou geven. De onrust die bij de verenigingen leeft, moet toch ook voor het college waarneembaar zijn geweest. Wethouder De Graaf antwoordt dat er een reparatie heeft plaatsgevonden van wat in de commissie is aangegeven. Verder is er niet één brief bij het college gekomen. Dhr Klaassen merkt op dat er niets gebeurd zou zijn, als het college zich had gehouden aan de afspraak. Dan was er ook geen ambtelijke tijd verloren gegaan. De voorzitter schorst de vergadering om uur. De voorzitter heropent de vergadering om uur. Wethouder De Graaf blijft van mening dat hetgeen is geschied, tot de bevoegdheid van het college behoort. Gehoord hebbende de signalen uit de raad, is het goed dat het college de memo terughaalt en in september 2006 de discussie wil aangaan over de subsidieverordening. Dhr Verstraelen begrijpt dat het college de aanscherping van de beleidsregels terugdraait en vraagt wat dit betekent voor de berichtgeving aan de verenigingen. Wethouder De Graaf ant- 13