De kennen-kunnen-kennis Quiz
|
|
- Regina Visser
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Ronde 1: De leren kennen-ronde Lees de instructie. Luister daarna naar de docent. Het eerste deel van deze ronde wordt per team uitgevoerd. Het tweede deel van de ronde wordt klassikaal uitgevoerd. Alle teamleden beantwoorden dan individueel enkele vragen. Stap 1 Deze stap wordt gelijktijdig per team uitgevoerd. Iedere persoon in een team vertelt in drie minuten zoveel mogelijk over zichzelf. De teamgenoten mogen hierbij vragen aan elkaar stellen. Na elke drie minuten geeft de docent een signaal. Dan moet een ander teamlid over zichzelf vertellen. Voorbeeld: Team A bestaat uit Anna, Milad, Sam. Eerst vertelt Anna drie minuten, dan Milad, dan Sam. Stap 2 Na negen minuten (drie maal drie minuten) wijst de docent één persoon in elk team aan. De docent stelt vervolgens klassikaal vijf vragen. Alle teams moeten dezelfde vijf vragen beantwoorden. Alle personen in een team beantwoorden de vijf vragen over het teamlid dat de docent heeft aangewezen. Voorbeeld: De docent wijst Anna uit team A aan. Milad en Sam beantwoorden de vragen over Anna. Ze schrijven individueel de antwoorden op deze vragen op in steekwoorden. Ook Anna zelf schrijft de antwoorden op. De antwoorden van Anna gelden als sleutel. Let op: Milad en Sam mogen niet samenwerken of praten met Anna tijdens het schrijven van de antwoorden. Het gaat erom dat Milad en Sam zoveel mogelijk vragen over Anna goed beantwoorden. Stap 3 Het team en de docent controleren de antwoorden en geven een score. Elk team kan in deze ronde maximaal tien punten scoren: per vraag twee punten als beide teamgenoten het antwoord goed hebben, één punt als maar één teamgenoot het antwoord goed heeft, en nul punten als niemand het goed heeft. De antwoorden van Anna zijn de sleutel. Zij kan natuurlijk geen punten verdienen. Noteer de score van het team in het tekstboek op pagina 7. Let op: u weet niet welke vragen de docent gaat stellen, dus probeer zo veel mogelijk over uw teamgenoten te weten te komen! Voorbeeld: Milad en Sam kunnen alle vragen over Anna beantwoorden, behalve vraag 5. Het team krijgt dan 4x2=8 punten. Stap 4 Ronde 1 is bijna afgelopen. Het team heeft elkaar beter leren kennen. Elk team kiest nu een teamnaam die goed bij het team past. Noteer de teamnaam in het tekstboek op p.7. Voorbeeld: Anna s mannen of team SaMiAn Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 1
2 Ronde 2: De kunnen-ronde Lees de instructie. Luister daarna naar de docent. Deze ronde wordt klassikaal gespeeld. Ieder team beantwoordt klassikaal een aantal vragen. De teams spelen om de beurt. Speelbeurt per team: Ieder team gooit om de beurt met een dobbelsteen. Het aantal ogen bepaalt het soort vraag dat het team krijgt. De docent stelt de vraag en het team moet binnen dertig seconden gezamenlijk een antwoord geven. Voor iedere goed beantwoorde vraag krijgt een team twee punten. Als de vraag fout wordt beantwoord, krijgt een team geen punten. Daarna is de speelbeurt afgelopen en is een volgend team aan de beurt. Elk team beantwoordt maximaal vijf vragen. Noteer de totaalscore van het team in het tekstboek op p.7. Aantal ogen Soort vraag Wat moet u doen? Voorbeeld van een vraag Wat zeg je? Geef een gepaste reactie. Iemand is jarig. Wat zegt u? Voorbeeldantwoord Gefeliciteerd met je verjaardag! Hoe zeg je het? Maak een grammaticaal correcte zin. Wat kun je doen met een pen? Geef een antwoord met er. Je kunt ermee schrijven. Hoe spreek je het uit? Zeg een woord of zin met de juiste uitspraak, klemtoon of intonatie. Hoe spreek je vriendin uit? Let op de klemtoon. vriendin vriendin Wat betekent het? Geef de betekenis van een spreekwoord of gezegde. Wat betekent de puntjes op de i zetten? Iets netjes afwerken. Wat is de term? Noem de grammaticale term. Het boek ligt op tafel. Welke grammaticale term gebruiken we voor het woord ligt? een verbum/de persoonsvorm Hoe omschrijf je het? Omschrijf een woord zonder het woord te gebruiken. Omschrijf fiets zonder het woord te gebruiken. Het is een ding waarmee je van de ene plaats naar de andere plaats kunt gaan. Het is een vervoermiddel. Het heeft geen motor Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
3 Ronde 3: De kennis-ronde Lees de instructie. Luister daarna naar de docent. Deze ronde wordt klassikaal gespeeld. Alle teamleden geven individueel antwoord. De docent leest tien zinnen hardop voor. De vraag is of deze zinnen grammaticaal goed of fout zijn. Elke speler moet een antwoord geven. Een speler geeft een antwoord door na iedere zin het kopieerblad omhoog te houden waar zijn antwoord op staat. De speler houdt dus het kopieerblad Goed of het kopieerblad Fout omhoog. Iedere speler krijgt één punt voor elk correct antwoord. Hoe meer antwoorden de spelers van een team goed hebben, hoe meer punten het team krijgt. Een team bestaat uit drie spelers. Als alle drie de spelers het antwoord goed hebben, krijgt het team voor die vraag dus drie punten. Als een van de drie teamspelers een fout antwoord geeft, dan krijgt het team voor die vraag twee punten, etc. Noteer de score van het team in het tekstboek op p Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 3
4 Goed Goed Fout Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
5 Vragen ronde 1 1. Wat zijn de hobby s van jullie teamlid? 2. Hoe is de gezinssituatie van jullie teamlid? 3. Wat zijn de plannen van jullie teamlid voor de toekomst? 4. Wat wil jullie teamlid graag leren in deze cursus? 5. Hoe lang woont jullie teamlid al in Nederland? 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 5
6 Ronde 2 (voor de docent) Wat zeg je? Geef een gepaste reactie (één zin). 1. U praat met een collega. Zij gebruikt een woord dat u niet kent. Wat vraagt u? 2. U belt de firma Hevos en wilt spreken met de directrice, mevrouw Voskamp. U hoort: Hevos Dienstverlening, waarmee kan ik u van dienst zijn. Wat zegt u? 3. Uw vriendin zegt: Ik vind Nederlanders zuinig. Geef een reactie op de mening van uw vriendin. 4. Uw vriend wil een huisdier kopen maar hij weet niet wat voor soort dier. Geef hem advies. 5. Er is een stagiair op uw werk. Hij vraagt: Wat moet ik doen? U wilt dat hij het papier in de printer bijvult. Geef hem een instructie. 6. U zit in de trein. De vrouw tegenover u staat op om uit te stappen. U ziet sleutels liggen op de stoel waar de vrouw net zat. Wat zegt u? 7. U werkt op het gemeentehuis en hebt een gesprek met een cliënt. Halverwege het gesprek wil de cliënt een sigaret opsteken. Reageer negatief maar beleefd. 8. Een goede vriendin heeft net verteld dat haar vader is overleden. Hoe reageert u? 9. Uw broer heeft morgen een sollicitatiegesprek. Wat zegt u? Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
7 Ronde 2 (voor de docent) Hoe zeg je het? Maak een grammaticaal correcte zin. 1. Werkt u veel met de computer? Geef een antwoord met er. 2. Wat zou u doen als u een dag weer kind was? Beantwoord de vraag met een complete zin. Gebruik zou. 3. Maak de volgende zin af: Als ik jarig ben, 4. Iemand vraagt: Hoeveel kinderen hebt u? Geef antwoord met er. 5. Maak van de volgende twee zinnen één zin. Gebruik die, dat of waar + prepositie. Ik wacht op de bus. De bus is te laat. 6. Iemand vraagt naar uw mening over het Nederlandse weer. Antwoord met Ik vind dat 7. Maak de volgende zin af: Hij gaat naar een concert van Marco Borsato, hoewel 8. U wilt vertellen wat u gisteravond hebt gedaan. Maak één zin en gebruik nadat. 9. Maak van de volgende directe vraag een indirecte vraag: Adrian: Hebben we volgende week les? 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 7
8 Ronde 2 (voor de docent) Hoe spreek je het uit? Geef de uitspraak van een woord of zin. (Voor de kaartjes, zie p ) 1. Hoe spreek je het volgende woord uit? Let op de klemtoon. herinnering 2. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Kunt u een boodschap aan hem doorgeven? 3. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Jij zou toch het vuilnis buiten zetten?! 4. Hoe spreek je het volgende woord uit? Proficiat! 5. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Zij houdt niet van haring, maar ik wel. 6. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Dat meen je niet! 7. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Wat vervelend voor je. 8. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Hoe voel je je? 9. Hoe spreek je de volgende zin uit? Let op het ritme en de klemtoon. Ga nou eens zitten! Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
9 Ronde 2 (voor de docent) Wat betekent het? Geef de betekenis van het spreekwoord of gezegde. 1. Wat betekent de volgende uitdrukking? Het ligt op het puntje van mijn tong. 2. Wat betekent de volgende uitdrukking? Verandering van spijs doet eten. 3. Wat betekent de volgende uitdrukking? De draad kwijt zijn. 4. Wat betekent de volgende uitdrukking? Voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. 5. Wat betekent de volgende uitdrukking? De knoop doorhakken. 6. Wat betekent de volgende uitdrukking? Van het kastje naar de muur gestuurd worden. 7. Wat betekent de volgende uitdrukking? De bloemetjes buiten zetten. 8. Wat betekent de volgende uitdrukking? Over smaak valt niet te twisten. 9. Wat betekent de volgende uitdrukking? Geen nieuws, goed nieuws Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 9
10 Ronde 2 (voor de docent) Wat is de term? Noem de grammaticale term. 1. Wat is de grammaticale term voor het volgende type vraag? Jeroen vraagt of Saskia hem naar het station wil brengen. 2. Wat is de grammaticale term voor woorden als op, naar, voor, met? 3. In welke tijd staat het eerste verbum in de volgende zin? Ik besloot nooit meer naar Amsterdam te gaan. 4. Het roodharige meisje woonde met haar dominante moeder in een vrijstaand huis. roodharige, dominante en vrijstaand zijn 5. Geef een voorbeeld van een zin in de imperatief. 6. Zij kust hem. Zij = subject hem = 7. Wat is de grammaticale term voor de, het en een? 8. De, het en een komen meestal voor in combinatie met een? 9. In welke grammaticale tijd staat de volgende zin? Ik ben met mijn familie naar de Efteling geweest Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
11 Ronde 2 (voor de docent) Hoe omschrijf je het? Omschrijf een woord zonder het te gebruiken. 1. apotheek 2. lekker 3. schilderij 4. vergadering 5. gierig 6. koekje 7. televisie 8. rekenmachine 9. verwachten 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 11
12 1. Herinnering 2. Kunt u een boodschap aan hem doorgeven? Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
13 3. Jij zou toch het vuilnis buiten zetten?! 4. Proficiat! 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 13
14 5. Zij houdt niet van haring, maar ik wel. 6. Dat meen je niet! Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
15 7. Wat vervelend voor je. 8. Hoe voel je je? 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 15
16 9. Ga nou eens zitten! Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
17 Zinnen ronde 3 (voor de docent) 1. Het aantal van de buitenlandse studenten in Nederland groeit. 2. De man dat ik zag, leek op mijn vader. 3. Volgens mij is dat een heel slecht idee. 4. Robert belt de bioscoop voor reserveren de film. 5. Ik ben op zoek voor een hotel. 6. Het kopje waaruit ik drink, is van porselein. 7. De jongeren vervelen zich al de hele middag. 8. Zij was vergeten zeggen dat ze op vakantie ging. 9. Ik kom niet terwijl ik heb het wel beloofd. 10. Ik heb mijn haar door mijn zus laten knippen Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 17
18 Oplossingen ronde 2 Let op: de antwoorden hieronder zijn slechts voorbeelden. Er zijn meer goede antwoorden mogelijk. Wat zeg je? Geef een gepaste reactie (één zin). 1. Wat betekent...? 2. Met (naam). Kan ik mevrouw Voskamp spreken? / Kunt u mij doorverbinden met mevrouw Voskamp? 3. Dat vind ik ook. / Daar ben ik het mee eens. of : Dat vind ik niet. / Daar ben ik het niet mee eens. 4. Als ik jou was, zou ik een hond kopen. / Je zou een hond moeten kopen. 5. Vul het papier in de printer bij. / Je moet het papier in de printer bijvullen. 6. Pardon mevrouw, zijn deze sleutels van u? / U vergeet uw sleutels! 7. Het spijt me, maar u mag hier niet roken. / Het spijt me, maar roken is hier niet toegestaan. 8. Gecondoleerd. / Wat erg voor je. 9. Veel succes! Hoe zeg je het? Maak een grammaticaal correcte zin. 1. Ja, ik werk er veel mee. 2. Als ik een dag weer kind was, dan zou ik gaan voetballen met mijn vriendjes. 3. Als ik jarig ben, geef ik een feestje. 4. Ik heb er twee. / Ik heb er geen. 5. De bus waarop ik wacht is te laat. / Ik wacht op de bus die te laat is. 6. Ik vind dat het Nederlandse weer deprimerend is. 7. Hij gaat naar een concert van Marco Borsato, hoewel hij niet van Nederlandstalige muziek houdt. 8. Nadat ik eten had gekookt, heb ik televisie gekeken. 9. Adrian vraagt of we volgende week les hebben. Hoe spreek je het uit? Geef de uitspraak van een woord of zin. De docent bepaalt of de zinnen goed zijn uitgesproken Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
19 Oplossingen ronde 2 Wat betekent het? Geef de betekenis van het spreekwoord of gezegde. 1. Ik weet het woord, maar ik kan er nu niet opkomen. 2. Af en toe wat verandering maakt dat iemand weer zin krijgt in iets. 3. Het verband kwijt zijn. / Niet meer weten hoe je verder moet gaan. 4. Iets best willen, maar er niet voor willen betalen. 5. Een beslissing nemen. 6. Steeds maar weer doorverwezen worden naar een ander zonder dat je er iets mee opschiet. 7. Veel plezier (gaan) maken. 8. Niet iedereen vindt dezelfde dingen mooi / leuk / lekker. 9. Zolang je geen berichten hoort, is er meestal ook niets ergs aan de hand. Wat is de term? Noem de grammaticale term. 1. Indirecte vraag 2. prepositie / voorzetsel 3. imperfectum / onvoltooid verleden tijd 4. adjectieven / bijvoeglijke naamwoorden 5. Eet je bord leeg! 6. direct object / lijdend voorwerp 7. artikel / lidwoord 8. substantief / zelfstandig naamwoord 9. perfectum / voltooid tegenwoordige tijd Hoe omschrijf je het? Omschrijf een woord zonder het te gebruiken. De docent bepaalt of de woorden goed zijn omschreven. Oplossingen ronde 3 1. fout; moet zijn: Het aantal buitenlandse studenten in Nederland groeit. 2. fout; moet zijn: De man die ik zag, leek op mijn vader. 3. goed 4. fout; moet zijn: Robert belt de bioscoop om de film te reserveren. 5. fout; moet zijn: Ik ben op zoek naar een hotel. 6. goed 7. goed 8. fout; moet zijn: Zij was vergeten te zeggen dat ze op vakantie ging. 9. fout; moet zijn: Ik kom niet terwijl ik het wel beloofd heb. 10. goed 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 19
20 Scoreformulier Het aantal punten bij de opdracht Team 1 Naam: Team 2 Naam: Team 3 Naam: Team 4 Naam: Team 5 Naam: Team 6 Naam: Team 7 Naam: Ronde 1 Ronde 2 Vraag 1 Ronde 2 Vraag 2 Ronde 2 Vraag 3 Ronde 2 Vraag 4 Ronde 2 Vraag 5 Ronde 3 Vraag 1 Ronde 3 Vraag 2 Ronde 3 Vraag 3 Ronde 3 Vraag 4 Ronde 3 Vraag 5 Ronde 3 Vraag 6 Ronde 3 Vraag 7 Ronde 3 Vraag 8 Ronde 3 Vraag 9 Ronde 3 Vraag 10 Totaal Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
Spreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatie2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands
SPREKEN EXAMEN I Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten 2002/2003 Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieOefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.
Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatieToets grammaticale termen met sleutel
Schrijf Vaardig 1, 2 en 3 Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen Toets grammaticale termen met sleutel Marilene Gathier u i t g e v e r ij c o u t i n h o c bussum 2012 Deze toets hoort bij
Nadere informatieHandboek NT2 in het volwassenenonderwijs
Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs Lesmateriaal hoofdstuk 4 Spreken Oefeningen uit Voorbereiding op Werk De volgende tien oefeningen zijn afkomstig van de website behorende bij: Verboog, M. & Adèr,
Nadere informatieInleiding IN DIT BOEK LEES JE WAAROM STEUN, RESPECT EN VERTROUWEN BIJ VRIENDSCHAP HOREN.
Inleiding Met wie heb je de meeste lol? En wie bel je als je een probleem hebt? Vaak zijn dat je. Sommige mensen hebben veel, andere mensen hebben er maar een paar. Vriendschap is belangrijk in ons leven.
Nadere informatie2001/2002 SPREKEN EXAMEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands
SPREKEN EXAMEN I 2001/2002 Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets
Nadere informatieTe huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement
51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer
Nadere informatie1 DISK, Boom Amsterdam
aan dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets met iets anders verbonden is al al dit woord gebruik je om uit te drukken dat iets eerder gebeurt dan je dacht alles, allemaal bij in de buurt van iets
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 2
1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone
Nadere informatieWoordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.
Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieExtra spreekopdrachten
Extra spreekopdrachten 1** VERTEL. 1. Je loopt in het park. Er loopt een man voor je. Je ziet dat zijn sleutels uit zijn tas vallen. Wat zeg je tegen hem? 2. De studieadviseur van je opleiding vraagt wat
Nadere informatieAntwoorden Thema 2 Feesten
Antwoorden Thema 2 Feesten Lezen Oefening 2 1 c Simone. 2 b Zaterdagavond. Luisteren Oefening 3 1 b Een boek. 2 b Een kopje koffie en taart. 3 b Op Simone. 4 c Haar zus woont bij haar vader. 5 b 7 jaar
Nadere informatieHotel Hallo - Thema 1 Hallo
Hotel Hallo - Thema 1 Hallo opdrachten VISITE 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en leg
Nadere informatiePluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.
http://www.edusom.nl Pluslessen Les 42. Contact met elkaar Wat leert u in deze les? 0 Een praatje beginnen met onbekenden. 0 Praten over uw persoonlijke situatie. 0 Vriendelijk zeggen wat iemand moet doen.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatiewerkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd
werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.
Nadere informatieInhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94
Inhoud Inleiding 7 deel 1 lees- en kijkbio Hoofdstuk 1 Verhalen vertellen 10 Hoofdstuk 2 Zelf verhalen vertellen 12 Hoofdstuk 3 Voorlezen 16 Hoofdstuk 4 Verhalen lezen 18 Hoofdstuk 5 Verhalen in boeken
Nadere informatiewerkbladen thema 5 werk
werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur
Nadere informatieAlles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.
Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke
Nadere informatieLesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten
groep 5 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. Wat leert u in deze les? Moeten en hoeven gebruiken. Vragen hoe het met uw kind gaat. Veel succes! Deze les is ontwikkeld
Nadere informatieInformatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4
Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4 Dit examen doen deelnemers aan de taalcursus Nederlands Niveau 3+4 aan de Universiteit Leiden. Deze cursus bestaat uit 120 contacturen.
Nadere informatieLesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord.
groep 4 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen leren dat er woorden zijn die de (soort)naam voor mensen en dieren aanduiden en maken kennis met de term zelfstandig naamwoord. Materiaal Oefenblad
Nadere informatieDe zorg moet steeds beter.
De zorg moet steeds beter. De tekst is in Taal voor allemaal. Ons Tweede Thuis heeft afspraken over goede zorg. Jij krijgt zorg. Ons Tweede Thuis geeft de zorg. Een ander woord voor zorg is hulp. Bij wonen.
Nadere informatieVOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.
A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit 1. Het boek ligt de tafel. 2. Het kopje staat de kast. 3. Ik neem mijn schrift mijn boekentas. 4. De studenten hangen hun jas de kapstok. 5. Mijn
Nadere informatieDeel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd In deze les leer je zwakke werkwoorden als persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier spellen. De sterke werkwoorden leveren vaak geen d- of t-problemen
Nadere informatieWeek van de opvoeding
In gesprek Voor ouders en hun kinderen vanaf ca. 12 jaar Het is heerlijk om een goed gesprek te voeren met iemand waar je veel van houdt. Maar soms lukt dat niet goed. Laat je daarom uitdagen tot een eerlijk
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatieThema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht
Thema Op het vliegveld Cursus vier, week acht deel b Josée Coenen en Ans Drubbel d.d. oktober 2016 www.watenhoe-nt2.nl, cursus vier, week acht 1 Pragmatiek Dialoog dag een HZS oef. 28 (stukje blz. 28-29)
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatie1.1 De vorm van het personaal pronomen: subject, object en na prepositie. 1 ik me mij. 2 je jij je jou. 3 hij hem ( m) hem.
Hoe gaat het? Uitleg 1 Het personaal pronomen In tekst 1 en 2 is het personaal pronomen vetgedrukt. Tekst 1 (het personaal pronomen is subject van de zin) Mira en Bert wonen in Utrecht. Ze kennen elkaar
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieU leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.
UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieNT 2 2003/2004 SPREKEN EXAMEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen
SPREKEN EXAMEN I 2003/2004 Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen U gaat een spreektoets maken. De toets bestaat uit twee delen. Elk deel begint met een
Nadere informatieTreinreis. Treinreis. situatie
Treinreis Lees de situatie in het kader en lees bij Kennis over roken de Redenen om wel of niet te gaan roken. Bedenk nu zelf een situatie en speel de situatie. Treinreis twee broers/zussen of broer en
Nadere informatieKids. &Go. Informatieblad speciaal voor kinderen
Informatieblad speciaal voor kinderen Datum; Aalsmeer, jaar 2011 Gemaakt door; Bianca Wegbrands daar, Wat leuk dat je dit informatieblad speciaal voor kinderen wilt lezen. Ik zal me eerst even aan jou
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,
Nadere informatieHotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN
Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer
Nadere informatieDe bruiloft van Simson
De bruiloft van Simson Weet je nog waar de vertelling de vorige keer over ging? Over Simson, de nazireeër. Wat is een nazireeër? Een nazireeër is een bijzondere knecht van God. Een nazireeër mag zijn haar
Nadere informatieAntwoorden Nederlands Ontleding
Antwoorden Nederlands Ontleding Antwoorden door een scholier 1587 woorden 27 april 2010 5,8 10 keer beoordeeld Vak Nederlands Taalkundig ontleden; Lidwoorden; Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig
Nadere informatieDe Keukentafel Uitdaging
De Keukentafel Uitdaging MAG HET WAT RUSTIGER AAN DE KEUKENTAFEL Gemaakt in het kader van het Swing project Een cliëntproces; tools voor samenwerking Door Nic Drion Aan de keukentafel Aan de keukentafel
Nadere informatieThema Nederlandse cultuur en gewoontes
http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les
Nadere informatie2c nr. 1 zinnen met want en omdat
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieLes 3 Integratie Leestekst: Een contact-advertentie. Introductiefase
Les 3 Integratie Leestekst: Een contact-advertentie "Welkom:... " Introductiefase 1. "In de vorige twee lessen hebben we met de kaart gewerkt, waarop alle vragen stonden die we gebruikt hebben om de tekst
Nadere informatieGrammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieenkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt
Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor
Nadere informatieLes 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen?
Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vorige week zijn we begonnen met voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes
Nadere informatieWERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA
WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA Verhalen van de Hodja: Hassan en de tijgers Introductie van het verhaal - DILIT-luisteren: o De cursisten gaan per 2 zitten (bij voorkeur 2 cursisten met dezelfde moedertaal
Nadere informatieLesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben
Lesbrief bij Als honden konden bidden van Margriet Cobben Voor groep 6, 7 en 8 Inhoud van deze lesbrief Thema s in het boek Lesopzet Doel van de les Uitwerking Bijlage: opdrachtenblad Thema s in het boek
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieGezond thema: DE HUISARTS
Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een
Nadere informatieTEST JEZELF (WERKBLAD BIJ ANIMATIE 3)
TEST 1: Eerst denken of eerst doen? Kruis steeds het antwoord aan dat het best bij jou past. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden. 1. Balen, je bent bijna te laat op school. Snel doorfietsen dus.
Nadere informatieWat heb je gisteren gedaan?
Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb
Nadere informatieDie nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.
Vanavond ga ik mijn man vertellen dat ik bij hem wegga. Na het eten vertel ik het hem. Ik heb veel tijd besteed aan het maken van deze laatste maaltijd. Met vlaflip toe. Ik hoop dat de klap niet te hard
Nadere informatieAntwoorden Thema 5 Vrije tijd
Antwoorden Thema 5 Vrije tijd Luisteren Oefening 2 hobby Willem Linda hockeyen squashen tennissen voetballen bioscoop theater ballet kroegbezoek concertbezoek popmuziek jazz klassieke muziek Spreken Oefening
Nadere informatieRespectvol reageren op gevoelens
OPDRACHTFORMULIER Respectvol reageren op gevoelens Naam student: Datum: 1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.
Nadere informatieOPA EN OMA DE OMA VAN OMA
Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en
Nadere informatieDit is een digitale voorbeeldversie van de werkbladen voor de leerlingen. Mail naar voor de originele versie.
Dit is een digitale voorbeeldversie van de werkbladen voor de leerlingen. Mail naar kiesvaardig@lerenkiezen.nl voor de originele versie. Via dit mailadres kunt u ook informatie aanvragen over de docentenhandleiding
Nadere informatieHoofdstuk 4 Dit hoofdstuk gaat over: het recht op geheimhouding
Recht op geheimhouding Hoofdstuk 4 Dit hoofdstuk gaat over: het recht op geheimhouding In dit hoofdstuk vind je een antwoord op de volgende vragen: 1. Wat is het recht op geheimhouding? 2. Mag iedereen
Nadere informatieWeduwnaar Jochem Myjer
2 Jochem Myjer Weduwnaar werkblad 1 Luister naar het gedicht lees mee met de tekst. Vul de ontbrekde woord in. Weduwnaar Jochem Myjer Ik ga (1) naar de stad over de markt he struin e kopje koffie drink
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen
Nadere informatieUitprobeerpakket. Toetsboek 4 groep 4 blok 6
Uitprobeerpakket Toetsboek 4 groep 4 blok 6 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
Nadere informatieDeel D Spreken - Thema 11 Milieu
Deel D Spreken - Thema 11 Milieu Stel een vraag. Je buren gaan op vakantie. Jij gaat voor hun poezen zorgen. Je weet niet wat de poezen moeten eten en hoe vaak ze moeten eten. Wat vraag je aan je buren?
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieThema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag
www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. Kofi gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef
Nadere informatieJezus vertelt, dat God onze Vader is
Eerste Communieproject 26 Jezus vertelt, dat God onze Vader is Jezus als leraar In les 4 hebben we gezien dat Jezus wordt geboren. De engelen zeggen: Hij is de Redder van de wereld. Maar nu is Jezus groot.
Nadere informatieA) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.
A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je
Nadere informatieWoordsoorten. Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden
Woordsoorten Lidwoord Bijvoeglijk naamwoord Zelfstandig naamwoord Voorzetsels Werkwoorden In dit boekje ga je leren dat er verschillende woordsoorten zijn in de Nederlandse taal. Je gaat de verschillende
Nadere informatieWat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?
Les 1: Een poëziekaart maken Wat voor tekst schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een poëziekaart Lees over Verbonden zijn. Verbonden zijn De Nieuwsbegrip leesles gaat over de ramadan. Tijdens de
Nadere informatieLesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten
groep 6 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Lesduur 25 minuten Aanwijzingen bij de les Algemene
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang
www.edusom.nl Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. Ze belt naar een kinderdagverblijf. Is er een plaats vrij? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat
Nadere informatieNT2. Examen I: Spreken. Voorbeeldexamen. Opgavenboekje. Staatsexamen Nederlands als tweede taal. Examennr. kandidaat: Aanwijzingen
Examen I: Spreken Tijdsduur ± 30 minuten Opgavenboekje 2009 Voorbeeldexamen Examennr. kandidaat: Aanwijzingen U gaat een spreektoets maken. De toets bestaat uit twee delen. Elk deel begint met een korte
Nadere informatieLesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?
Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen? Copyright Stichting Vakcollege Groep 2015. Alle rechten voorbehouden. Inleiding Zonder dat we het door hebben worden we steeds asocialer. Dit
Nadere informatieTweede ronde Nederlands voor buitenlanders
Tweede ronde Nederlands voor buitenlanders Tweede herziene editie C. Wesdijk A. Blom Oefenboek Inhoud Voorwoord 7 Voor de cursist 8 Voor de docent 10 1 Geachte cursist 13 2 Nederland, waar ligt dat eigenlijk?
Nadere informatieInleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.
INHOUD Inleiding 8 DEEL 1 13 Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. Les 2 - Wie is het? 19 A1 - Ik kan de persoonsnamen gebruiken.
Nadere informatieLesbrief. Introductie
Lesbrief Introductie Deze lesbrief hoort bij Lieve Stine, weet jij het? van Stine Jensen en Sverre Fredriksen. Dit boek bestaat uit 20 brieven en antwoorden van filosoof Stine. Deze lesbrief bestaat uit
Nadere informatieREGELS. Wat hoort bij elkaar?
171 171 REGELS 1 1 Ik ga iets eten want a ze geven een feestje. 2 Ik ga iets eten omdat b ik heb honger. 3 Vanavond gaan we naar de buren want c ze een feestje geven. 4 Vanavond gaan we naar de buren omdat
Nadere informatieMo is een klein meisje en haar ouders zijn asielzoekers. Wat is een asielzoeker?
Zo woont Mo Wie beslist of Mo in België mag blijven? Een speciale dienst in Brussel zoekt uit of Mo en haar familie in België mogen blijven of niet. De mensen van de speciale dienst luisteren naar het
Nadere informatieTheorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,
3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol
Nadere informatieZinsontleden en woordbenoemen groep 7/8
Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk
Nadere informatieLeesboekje de school
Leesboekje de school Leesboekje De School Pagina 1 Dit is de juf. Dit is de meester. Dit is de leerling. Dit is de groep. Dit is de pen. Dit is het potlood. Dit is het boek. Dit is de map. Dit is het papier.
Nadere informatieOefeningen met de belangrijke woorden
Oefeningen met de belangrijke woorden 2 Gezondheid Bekijk op de website de woordenlijst bij hoofdstuk 2. Deze woorden moet je onthouden. Samengestelde woorden Sommige woorden zijn van twee of meer andere
Nadere informatieLesbrief 14. Naar personeelszaken.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 14. Naar personeelszaken. Wat leert u in deze les? Wanneer u zeggen en wanneer jij zeggen. Je mening geven en naar een mening vragen. De voltooide tijd gebruiken.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatie