Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Spreekopdrachten thema 3 Vervoer"

Transcriptie

1 Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag. Cursist B 1. Goedemiddag. 2. Ik wil naar de Kerkstraat. Hoe duur is dat? 2. Dat kost 7, Dat is duur. Kan het ook voor 5,-? 3. Nee, ik heb een vaste prijs per kilometer. 4. Oké. Ik wil niet lopen. Ik ga met u mee. 4. Goed, stap maar in. 5. Dank u wel. Opdracht 2 bij 3.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-1

2 Opdracht 3 bij 3.1 ** Knip dit blad door. Cursist A: vraag hoe cursist B reist naar de plaatsen op de plaatjes. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan vraagt cursist B hoe cursist A reist naar de plaatsen op de plaatjes. Voorbeeld Cursist A: Hoe reis jij naar school? Cursist B: Ik ga op de fiets. Cursist A: vraag hoe cursist B reist naar de plaatsen op de plaatjes. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan vraagt cursist B hoe cursist A reist naar de plaatsen op de plaatjes. Voorbeeld Cursist A: Hoe reis jij naar school? Cursist B: Ik ga op de fiets. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-2

3 Opdracht 1 bij 3.2 * Uitleg voor de docent: Knip de vragen en de plaatjes op de volgende pagina los. Laat cursisten in tweetallen werken. Geef de kaartjes met de vragen aan cursist A. Geef de plaatjes van de verkeersborden aan cursist B. Cursist A stelt de vraag die op zijn/haar kaartje staat aan cursist B. Cursist B zoekt het juiste plaatje erbij en geeft antwoord in een hele zin. Laat alle vragen behandelen. Wissel daarna van rol. Variatie 1 Leg de plaatjes op tafel. Laat de cursisten om de beurt een vraag stellen. De andere cursist zoekt het juiste plaatje erbij en geeft antwoord. Cursist A: Hoe hard mag je rijden op de snelweg? Wie mag er op een fietspad rijden? Waar mag je 50 kilometer per uur rijden? Waar mag je 80 kilometer per uur rijden? Waar mag je 100 kilometer per uur rijden? Hoe hard mag je rijden op een autoweg? Wie mag er niet op een fietspad rijden? Waar mag je 120 kilometer per uur rijden? TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-3

4 Cursist B: Opdracht 1 bij 3.3 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Knip de kaartjes met de klokken en de tekst op pagina 5 los. Geef iedere cursist één kaartje. Zorg ervoor dat iedere cursist een kaartje heeft dat bij een ander kaartje hoort. De cursisten lopen door de klas en zoeken naar degene die het kaartje heeft waar dezelfde tijd op staat als op hun kaartje. Dat doen ze door te vragen hoe laat het is en te antwoorden met wat op hun plaatje staat. Bespreek eerst hoe je kunt vragen naar de tijd en hoe je antwoord geeft. Laat de vraag en een paar mogelijke antwoorden op het bord staan. Als iedereen zijn partner gevonden heeft, kunnen de tijden nog een keer door iedereen opgelezen worden. Variatie 1 Haal halverwege de opdracht de vraag en antwoorden van het bord, zodat de cursisten de vragen uit hun hoofd moeten stellen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-4

5 Variatie 2 Haal voorafgaande aan de opdracht de vraag en antwoorden van het bord, zodat de cursisten de vragen uit hun hoofd moeten stellen. Variatie 3 Gebruik ook de kaartjes van pagina 6 en laat drietallen vormen in plaats van tweetallen. Variatie 4 Deze opdracht kan ook voorafgaande aan een andere opdracht gedaan worden, waarbij cursisten in tweetallen moeten werken. Zo worden op een willekeurige manier tweetallen gevormd en werken cursisten eens met iemand anders samen. Het is vier uur. Het is tien over half twaalf. Het is vijf over zeven. Het is tien voor acht. Het is vijf over half elf. Het is tien voor half zes. Het is vijf voor één. Het is half drie. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-5

6 Het is vijf voor half één. Het is kwart over twee. Het is tien over tien. Het is kwart voor zeven. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is 7.50 uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Het is uur. Opdracht 2 bij 3.3 Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: Knip de dominokaartjes op de volgende pagina uit. Deel de kaartjes aan de cursisten uit. Laat de juiste kaartjes tegen elkaar aan leggen en laat ook voorlezen wat er op de kaartjes staat. Variatie 1 Het spel kan ook in kleine groepjes of in tweetallen gespeeld worden. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-6

7 Het is vijf over twee. Het is kwart voor zeven. Het is tien voor acht. Het is half drie. Het is kwart voor één. Het is tien voor half zes. Het is tien over half één. Het is kwart over één. Het is vijf over half elf. Het is vijf voor half één. Het is tien over acht. Het is vijf voor één. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-7

8 Opdracht 3 bij 3.3 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Geef elke cursist een afdruk van pagina 9. Lees onderstaande tijden voor en laat de cursisten de tijden in de klok tekenen. 1. Het is uur. 4. Het is 8.45 uur. 2. Het is uur. 5. Het is uur. 3. Het is uur 6. Het is uur. Bespreek na afloop door steeds een cursist zijn antwoord op het bord te laten tekenen. Variatie 1 Knip de kaartjes met de tijden die hierboven staan los en doe ze in een envelop. Laat om de beurt een cursist een kaartje met een tijd trekken en voorlezen. De andere cursisten tekenen de tijd in de klok. Variatie 2 Geef de cursisten twee afdrukken van de pagina met de klokken en noem zelf nog meer tijden op. Variatie 3 Laat de cursisten zelf tijden bedenken en door de andere cursisten laten tekenen. Variatie 4 Laat de cursisten in tweetallen de tijden voorlezen, nadat ze die getekend hebben. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-8

9 TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-9

10 Opdracht 4 bij 3.3 ** Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Knip de kaartjes op de volgende pagina uit. Zorg ervoor dat er voor iedere cursist een kaartje is. Als er meer cursisten zijn, is het geen probleem als sommigen hetzelfde kaartje hebben. Geef iedere cursist een kaartje. Bespreek, indien nodig, eerst hoe je naar de tijd kunt vragen en hoe je daar antwoord op geeft. Maak een binnen- en buitencirkel: hiervoor tel je de cursisten af: A, B, A, B, enzovoort. De cursisten A vormen de binnencirkel en staan met hun gezicht naar buiten. De cursisten B vormen de buitencirkel en gaan met hun gezicht tegenover een cursist A staan. Ronde 1: De cursisten in de binnencirkel vragen aan de cursisten in de buitencirkel hoe laat het is. De cursisten in de buitencirkel zeggen hoe laat het is volgens hun kaartje. Let erop dat ze hun antwoord beginnen met Het is en dat ze niet de digitale tijd noemen. Bijvoorbeeld: Het is kwart voor vier. En niet: uur. Daarna vragen de cursisten in de buitencirkel aan de cursisten in de binnencirkel hoe laat het is. De cursisten in de binnencirkel zeggen hoe laat het is volgens hun kaartje. Daarna wisselen ze hun kaartje uit. Ronde 2: De buitencirkel schuift met de klok mee één plek op. Nu staat iedere cursist dus tegenover een andere cursist. De cursisten in de binnencirkel vragen weer aan de cursisten in de buitencirkel hoe laat het is. Daarna vragen de cursisten in de buitencirkel aan de cursisten in de binnencirkel hoe laat het is. Na afloop wisselen ze weer hun kaartje uit. Herhaal dit tot iedereen weer tegenover zijn eerste gesprekspartner staat. Variatie 1 In plaats van een binnen- en buitencirkel kunnen de cursisten ook door de klas lopen en steeds een andere gesprekspartner opzoeken. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-10

11 10.25 uur 7.15 uur 5.20 uur uur 8.00 uur uur 9.15 uur 8.15 uur uur uur uur uur 6.45 uur 5.10 uur uur 0.35 uur TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-11

12 Opdracht 5 bij 3.3 ** Vertel. Cursist A: vertel wat je elke dag doet en hoe laat. Klaar? Dan vertelt cursist B. Voorbeeld Ik sport elke dag om half acht. Cursist A: 8.15 uur uur uur uur Cursist B: 9.00 uur uur uur uur TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-12

13 Opdracht 6 bij 3.3 ** Cursist A: vraag hoe laat cursist B de dingen op de plaatjes doet. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan stelt cursist B de vragen. Voorbeeld Cursist A: Hoe laat eet jij je ontbijt? Cursist B: Ik eet mijn ontbijt om half acht Opdracht 1 bij 3.4 Jullie zijn op het station. Cursist A: je reist met de trein. Cursist B: je bent conducteur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. Mag ik u iets vragen? Cursist B 1. Natuurlijk. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-13

14 2. Hoe laat vertrekt de trein naar Amersfoort? 2. Die vertrekt om 9.15 uur. 3. Op welk spoor moet ik dan zijn? 3. De trein vertrekt van spoor Moet ik ook nog overstappen? 5. Oké, dank u wel. 4. Ja, u moet in Utrecht overstappen. Daar vertrekt de trein van spoor 11 om Graag gedaan. Goede reis. Opdracht 2 bij 3.4 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je bent op het station. Je wilt naar Groningen. Cursist B: je bent conducteur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 3.4 ** Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: Cursisten werken in tweetallen. Deel de vertrekstaat van pagina 15 en de vragen op pagina 16 per tweetal uit. Cursist A stelt zijn vragen aan cursist B. Cursist B kijkt op de vertrekstaat en geeft antwoord op de vragen. Als cursist A klaar is, stelt cursist B zijn vragen aan cursist A. Cursist A geeft antwoord op de vragen. Variatie 1 Laat cursisten zelf nog meer vragen bij de vertrekstaat bedenken en aan elkaar stellen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-14

15 TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-15 (bron:

16 Cursist A: 1. Hoe laat vertrekt de trein naar Hoek van Holland Haven? 2. Van welk spoor vertrekt de trein naar Den Haag Centraal. 3. Ik wil om uur naar Roosendaal. Kan dat? 4. Het is uur. Ik wil naar Amsterdam Centraal. Kan dat nog? 5. Het is uur. Waar is de trein naar Dordrecht? Cursist B: 1. Hoe laat vertrekt de trein naar Leeuwarden? 2. Van welk spoor vertrekt de trein naar Gouda Goverwelle? 3. Ik wil om uur naar Breda. Kan dat? 4. Het is uur. Ik wil naar Venlo. Kan dat nog? 5. Het is uur. Waar is de trein naar Amsterdam Centraal? Opdracht 1 bij 3.5 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Wie is die man? 1. Dat is de conducteur. 2. Wat ligt daar op straat? 2. Dat is een tasje. 3. Waar vertrekt de trein? 3. De trein vertrekt van spoor vijf. 4. Wanneer vertrekt de trein? 4. De trein vertrekt om half tien. 5. Welke trein gaat naar Utrecht? 5. De sneltrein gaat naar Utrecht. 6. Waarom ga je met de bus? 6. Omdat ik de trein gemist heb. 7. Hoe ga je naar school? 7. Ik ga met de auto naar school. 8. Hoeveel trams staan daar? 8. Daar staan zes trams. 9. Hoe laat neem jij de trein? 9. Ik neem de trein om één uur. 10. Hoeveel mensen werken hier? 10. Hier werken 23 mensen. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-16

17 11. Welk hoofdstuk lees je? 11. Ik lees hoofdstuk drie. 12. Waar is het station? 12. Het station is in het midden van de stad. 13. Hoe duur zijn die schoenen? 13. De schoenen zijn vijftig euro. 14. Wat koop je bij de bakker? 14. Ik koop brood bij de bakker. 15. Wie rijdt er in de taxi? 15. De chauffeur rijdt in de taxi. Opdracht 2 bij 3.5 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 3 bij 3.5 Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: Knip de dominokaartjes uit. Deel de kaartjes aan de cursisten uit. Laat de juiste kaartjes tegen elkaar aan leggen en laat ook voorlezen wat er op de kaartjes staat. Variatie 1 Verdeel de groep in tweetallen en laat de cursisten samen het dominospel spelen. Hij woont in Amsterdam. Wie is die jongen? Dat is Freek. Hoe oud is Freek? Freek is achttien jaar. Hoe gaat Freek naar zijn werk? Freek gaat met de trein naar zijn werk. Waarom reist Freek met de trein? TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-17

18 Omdat hij geen auto heeft. Welke trein neemt Freek? Hij neemt de trein van 7.50 uur. Wat doet Freek in de trein? Freek leest een boek. Welk boek leest Freek? Hij leest een boek over honden. Hoe lang zit Freek in de trein? Hij zit een half uur in de trein. Wanneer is Freek klaar met werken? Om uur. Wat doet Freek na zijn werk? Freek kijkt tv. Wie is dat meisje? Dat is de vriendin van Freek. Waar woont Freek? Opdracht 4 bij 3.5 ** Cursist A: bedenk een vraag met het plaatje en het woord. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan bedenkt cursist B vragen en geeft cursist A antwoord. Voorbeeld Cursist A: Wanneer ga je naar school? Cursist B: Ik ga op maandag en woensdag naar school. wanneer TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-18

19 Cursist A: 1. wat 2. hoe 3. wie 4. waar 5. welk(e) 6. waarom 7. wanneer 8. hoeveel Cursist A: bedenk een vraag met het plaatje en het woord. Cursist B: geef antwoord. Klaar? Dan bedenkt cursist B vragen en geeft cursist A antwoord. Voorbeeld Cursist A: Wanneer ga je naar school? Cursist B: Ik ga op maandag en woensdag naar school. wanneer Cursist B: 1. waarom 2. wie 3. hoe 4. waar TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-19

20 5. wanneer 6. welk(e) 7. hoeveel 8. wat Opdracht 5 bij 3.5 ** Uitleg voor de docent: Knip de kaartjes op deze en de volgende pagina los. Doe de kaartjes met vraagwoorden in een envelop, doe de kaartjes met de plaatjes in een andere envelop. Een cursist trekt een vraagwoord uit de envelop. De andere cursist trekt een plaatje uit de envelop. Samen maken ze een goede vraagzin met dit woord. Omdat er meer plaatjes zijn dan vraagwoorden, kunnen de vraagwoorden opnieuw gebruikt worden als ze allemaal geweest zijn. Soms zullen cursisten een combinatie trekken waarmee ze geen zin kunnen maken. Dan mogen ze een ander vraagwoord trekken. Variatie 1 Laat de vragen opschrijven en stel ze daarna aan een andere cursist. Die cursist geeft antwoord op de vraag. wie waarom wat welke waar wanneer hoe hoeveel TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-20

21 Opdracht 1 bij 3.6 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Hoe laat kom je naar mij toe? 1. Ik kom om acht uur. 2. Waar komt Arjen vandaan? 2. Hij komt uit Baarn. 3. Wat komt u hier doen? 3. Ik kom een afspraak maken. 4. Waar ga je naartoe? 4. Ik ga naar mijn vriend. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-21

22 5. Wat gaan jullie doen? 5. Wij gaan naar een feest. 6. Wie komen er naar het feest? 6. Mijn familie en mijn vrienden komen. 7. Gaan zij ook naar de slager? 7. Nee, zij gaan naar de bakker. 8. Gaan de kinderen naar school? 8. Nee, de kinderen gaan naar huis. 9. Komt Pieter morgen ook? 9. Ja, Pieter komt morgen ook. 10. Gaat Sonja met de tram naar het werk? 10. Nee, zij gaat met de metro naar het werk. 11. Gaat deze trein naar Roermond? 11. Ja, deze trein gaat naar Roermond. 12. Komen Hans en Ria ook? 12. Nee, zij komen niet. 13. Ga je naar het station? 13. Ja, ik ga naar het station. 14. Kom je wel op tijd? 14. Ja, ik kom op tijd. 15. Wat gaat Farid doen? 15. Hij gaat boodschappen doen. Opdracht 2 bij 3.6 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 3 bij 3.6 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent schrijft op het bord: Waar kom je vandaan? en Waar ga je vanmiddag naartoe? (Of, afhankelijk van de tijd: Waar ga je vanavond naartoe?) De docent begint. Hij zegt waar hij vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Bijvoorbeeld: Ik kom van het station en ik ga vanmiddag naar de voetbal. De eerste cursist herhaalt waar de docent vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Dan vertelt hij over zichzelf. Bijvoorbeeld: Hij komt van het station en hij gaat vanmiddag naar de voetbal. Ik kom van huis en ga vanmiddag naar mijn werk. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-22

23 De tweede cursist herhaalt de zinnen van de eerste cursist en vertelt over zichzelf. Ga zo door. Variatie 1 Is dit te moeilijk? Laat dan alleen herhalen waar de vorige cursist vandaan komt en waar hij/zij zelf vandaan komt. Variatie 2 Maak er een spel van, zoals Ik ga op vakantie en neem mee. Laat alle zinnen herhalen zoals in de uitleg staat beschreven. Wanneer een cursist vergeet waar een voorgaande cursist vandaan komt of naartoe gaat, is hij af. Wie als laatste overblijft, heeft gewonnen. Je kunt dit spel ook in kleine groepjes laten spelen. Opdracht 1 bij 3.7 Jullie zijn op het werk. Cursist A: je bent vandaag te laat. Cursist B: je bent de baas van cursist A. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. 2. Ja, er stond een file op de snelweg. Cursist B 1. Goedemorgen. Wat ben jij laat! 2. Was het een lange file? 3. Ja, wel vijftien kilometer. 3. Vervelend hoor. 4. Ja, inderdaad. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-23

24 Opdracht 2 bij 3.7 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je bent te laat op je werk. Cursist B: je bent de baas van cursist A. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 3.7 ** Je moet vandaag werken. Je hebt de trein gemist. Je belt je baas. Wat zeg je? Bedenk samen wat je tegen je baas zegt. Klaar? Voer dan het gesprek. Cursist A: bel je baas en voer het gesprek. Cursist B: neem de telefoon op en voer het gesprek. Klaar? Dan belt cursist B de baas. Opdracht 4 bij 3.7 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Geef ieder groepje een afdruk van het papier dat je op pagina 25 vindt. De groepjes bedenken zo veel mogelijk redenen die je kunt hebben om te laat te komen op school, op je werk of op een afspraak. Geef hiervoor vijf minuten de tijd. Laat daarna de papieren uitwisselen en bespreken. Voorbeelden: - Ik heb de trein gemist. - Er stond een file op de snelweg. - De bus kwam te laat. - Variatie 1 Laat de cursisten na afloop in tweetallen een dialoog voeren. Cursist A vraagt: Waarom ben je te laat? Cursist B antwoordt met een reden die op het papier staat. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-24

25 te laat komen TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-25

26 Opdracht 1 bij 3.8 ** Uitleg voor de docent: Verdeel de groep in tweetallen. Hieronder vind je een blad met plaatsnamen. Knip de kaartjes los, doe ze in een envelop en geef elk tweetal een envelop. Geef ook ieder tweetal de kaart van Nederland op de volgende pagina. De cursisten trekken om de beurt een kaartje en vragen aan hun medecursist waar de plaats ligt die op hun kaartje staat. De andere cursist kijkt op de kaart en geeft antwoord. In het antwoord moet steeds een windrichting voorkomen. Bijvoorbeeld: Maastricht ligt in het zuiden van Nederland. Variatie 1 Laat de cursisten, als ze klaar zijn met de kaartjes, zelf plaatsnamen op de kaart zoeken en hier dezelfde vraag over stellen. Leeuwarden Den Haag Groningen Assen Arnhem Middelburg s Hertogenbosch Lelystad Maastricht Amsterdam Zwolle Utrecht TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-26

27 Opdracht 1 bij 3.9 Jullie zijn op straat. Cursist A: je zoekt de markt en vraagt de weg. Cursist B: je wijst de weg naar de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-27

28 Cursist A 1. Sorry, mag ik wat vragen? Cursist B 1. Ja, natuurlijk. 2. Weet u waar de markt is? 2. Ja, dat is niet ver. U moet eerst oversteken. Daarna loopt u rechtdoor tot het eind van de straat. Dan gaat u naar links. Naast het station is de markt. 3. Dus aan het eind van de straat moet ik naar rechts? 4. Hoeveel minuten is het lopen? 3. Nee, aan het eind van de straat moet u naar links. 4. Ongeveer vijf minuten. 5. Oké. Dank u wel. 5. Graag gedaan! Opdracht 2 bij 3.9 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je kunt de weg niet vinden. Cursist B: je wijst cursist A de weg. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 3.9 ** Cursist A: je bent bij de bakker. Je wilt naar het station. Vraag de weg. Cursist B: wijs de weg naar de bakker. Gebruik de kaart. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-28

29 ziekenhuis bakker school markt tandarts slager station supermarkt park Opdracht 4 bij 3.9 ** Gebruik de kaart van opdracht 3. Cursist B: je bent bij het station. Je wilt naar het park. Vraag de weg. Cursist A: wijs de weg naar het park. Opdracht 5 bij 3.9 ** Gebruik de kaart van opdracht 3. Bedenk zelf waar je bent en waar je naartoe wilt. Wijs elkaar de weg. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-29

30 Opdracht 1 bij 3.10 Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. De onderstreepte lettergreep krijgt de klemtoon. Cursist B: lees mee. Zet een streep onder de lettergreep waar je de klemtoon hoort. Cursist A Cursist B 1. radio 1. radio 2. provincie 2. provincie 3. eiland 3. eiland 4. verkeer 4. verkeer 5. ingang 5. ingang 6. station 6. station 7. reden 7. reden 8. beneden 8. beneden Opdracht 2 bij 3.10 Cursist B: lees de woorden hardop. De onderstreepte lettergreep krijgt de klemtoon. Cursist A: lees mee. Zet een streep onder de lettergreep waar je de klemtoon hoort. Cursist A Cursist B 1. uitgang 1. uitgang 2. kilometer 2. kilometer 3. minuut 3. minuut 4. nemen 4. nemen 5. conducteur 5. conducteur 6. vertrekken 6. vertrekken 7. afstand 7. afstand 8. proberen 8. proberen TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-30

31 Opdracht 3 bij 3.10 * Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. Cursist B: lees mee. Zegt cursist A de klemtoon goed? Cursist A Cursist B 1. sleutel 1. sleutel 2. bushalte 2. bushalte 3. chauffeur 3. chauffeur 4. bereiken 4. bereiken 5. ongeluk 5. ongeluk 6. veilig 6. veilig 7. binnenkort 7. binnenkort 8. instappen 8. instappen Opdracht 4 bij 3.10 * Cursist B: lees de woorden hardop. Cursist A: lees mee. Zegt cursist B de klemtoon goed? Cursist A Cursist B 1. gebeuren 1. gebeuren 2. snelweg 2. snelweg 3. metro 3. metro 4. vervelend 4. vervelend 5. vervoer 5. vervoer 6. kruispunt 6. kruispunt 7. seconde 7. seconde 8. kwartier 8. kwartier TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-31

32 Opdracht 1 bij 3.11 Uitleg voor de docent: In de opdrachten 1a t/m 1e oefenen de cursisten met verschillende manieren om woorden te leren en te onthouden. Maak tweetallen en laat de cursisten samen alle opdrachten maken. Het gaat om de volgende woorden: de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig Variatie 1 Schrijf woorden op het bord die belangrijk zijn voor de cursisten. Laat ze hier de opdrachten mee maken. Variatie 2 Laat de cursisten zelf woorden opzoeken die ze willen leren en hier de opdrachten mee maken. Variatie 3 Maak bij iedere opdracht nieuwe tweetallen of laat de opdrachten in kleine groepjes maken. Opdracht 1a bij 3.11 In opdracht 1a, 1b, 1c, 1d en 1e oefen je met het leren van nieuwe woorden. Je gaat deze woorden leren: de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig Schrijf de betekenis van de woorden op. Weet je niet wat het woord betekent? Zoek het dan op in het woordenboek. de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-32

33 Opdracht 1b bij 3.11 Knip dit blad door. Cursist A: lees de woorden hardop. Cursist B: lees mee. Spreekt cursist A de woorden goed uit? Let op de klemtoon en de moeilijke klanken. Klaar? Dan leest cursist B de woorden hardop. Cursist A Goed? Cursist B Goed? de buurvrouw ja / nee de buurvrouw ja / nee het balkon ja / nee het balkon ja / nee het afval ja / nee het afval ja / nee het vliegtuig ja / nee het vliegtuig ja / nee Opdracht 1c bij 3.11 Cursist A: kies een woord. Teken het woord. Cursist B: raad het woord. Klaar? Dan tekent cursist B een woord. Kies uit deze woorden: de buurvrouw het balkon het afval het vliegtuig TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-33

34 Opdracht 1d bij 3.11 ** Maak zinnen met de woorden. Schrijf ze op. Voorbeeld appel Ik vind appels lekker buurvrouw 2. balkon 3. afval 4. vliegtuig Opdracht 1e bij 3.11 ** Je ziet vier woorden. Schrijf bij ieder woord zo veel mogelijk woorden op die met het woord te maken hebben. TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-34

35 de buurvrouw het balkon TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-35

36 het afval het vliegtuig TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 3-36

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER Opdracht 1 de fietser oversteken de bushalte de file Opdracht 8 Hoi Özkan, Gisteren was ik naar een feestje in Amsterdam. Ik had geen vervoer / fiets toen ik

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Nederland Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen

Nadere informatie

2.7 In de supermarkt **

2.7 In de supermarkt ** 2.7 In de supermarkt ** Je hoort. Ze gaat naar de supermarkt. In de supermarkt zoekt ze alle boodschappen. Maar ze kan de koffie niet vinden. Ze vraagt het aan iemand die in de supermarkt werkt. verkoper

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Moet je morgen naar de tandarts? 1. Nee, ik moet morgen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spreekopdrachten thema 2 Geld Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN Opdracht 1 het gas de buren de woning de keuken Opdracht 11 1. De man werkt in de tuin. 2. De man leest in de woonkamer. 3. De man staat in de keuken. 4. De vrouw

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 1 bij 7.1 ** Uitleg voor de docent: Op pagina 2 vind je kaartjes met woorden en een contract. Knip de kaartjes los en doe ze in een envelop. Ieder tweetal krijgt

Nadere informatie

Een retour Rotterdam

Een retour Rotterdam 71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spreekopdrachten thema 2 Geld Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.1 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op pagina 2 vind je een blad met beroepen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een

Nadere informatie

5.1 De kaart van Nederland

5.1 De kaart van Nederland LB 0-5. De kaart van Nederland Wat betekent dit bord, denk je? Welke zin hoort bij welk woord? Trek lijnen. Een schaalstok...... geeft de vier windrichtingen op de kaart aan. Een legenda...... geeft aan

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld

Nadere informatie

Lesbrief 8. Een taxi bellen

Lesbrief 8. Een taxi bellen www.edusom.nl Opstartlessen Lesbrief 8. Een taxi bellen Wat leert u in deze les? Een taxi bellen. Het tegenovergestelde van dingen zeggen. Zeggen wat u mooi vindt, of waar u gek op bent. Veel succes! Deze

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke

Nadere informatie

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. INHOUD Inleiding 8 DEEL 1 13 Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. Les 2 - Wie is het? 19 A1 - Ik kan de persoonsnamen gebruiken.

Nadere informatie

Op Voeten en Fietsen 1

Op Voeten en Fietsen 1 Op Voeten en Fietsen 1 Hoe ga jij naar school? Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2017-2018 groep 5/6 Je ziet de hoofdingang van een school. Op de weg en de stoep voor de school zie je

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

werkbladen thema 5 werk

werkbladen thema 5 werk werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur

Nadere informatie

Lesbrief Alles goed? Alles goed is een voorstelling van Timo van den Heuvel De Spraakversterker. Voor meer informatie:

Lesbrief Alles goed? Alles goed is een voorstelling van Timo van den Heuvel De Spraakversterker. Voor meer informatie: Lesbrief Alles goed? Alles goed is een voorstelling van Timo van den Heuvel De Spraakversterker. Voor meer informatie: www.despraakversterker.nl Beste Lezer, Voor u ligt een lesbrief rond het programma

Nadere informatie

Jeugd Verkeerskrant 1 Hoe ga jij naar school?

Jeugd Verkeerskrant 1 Hoe ga jij naar school? Jeugd Verkeerskrant Hoe ga jij naar school? en uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 07-08 groep 7/8 School Start Geef je mening Bekijk de stellingen. Ben je het eens of oneens met deze stellingen?

Nadere informatie

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesidee: Wat is weg? Speel dit spel met een klein groepje. Leg steeds vijf tot acht kaarten open op tafel. Geef de cursisten even de tijd om alle foto s in

Nadere informatie

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

5 Verkeer en vervoer

5 Verkeer en vervoer 5 Verkeer en vervoer Deze module gaat over Verkeer en vervoer. Je kunt de weg vinden in je eigen dorp op stad. Je kunt de weg vragen. Je maakt gebruik van het openbaar vervoer. De film Maatschappelijke

Nadere informatie

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag. 21 21 HOOFDSTUK 2 Te laat! WOORDEN 1 Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 2 Ron,! De bus komt bijna! 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag. 4 We komen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een

Nadere informatie

Handleiding voorbereidende les bij Provinciespel. basisonderwijs. Versie 26 april 2018

Handleiding voorbereidende les bij Provinciespel. basisonderwijs. Versie 26 april 2018 Handleiding voorbereidende les bij Provinciespel basisonderwijs Versie 26 april 2018 1 INHOUD Inleiding... 2 Tijdsverloop... 2 Quiz: Waar gaat de provincie over?... 3 Filmpje Hoe werkt de provincie?...

Nadere informatie

Les 1. Bij de huisarts

Les 1. Bij de huisarts http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts

Nadere informatie

april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur

april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur Buschauffeur Refrein: Buschauffeur, buschauffeur, waar ga jij naartoe? Doe je deur maar open. Anders moet ik lopen. En van

Nadere informatie

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Goede reis Reizen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Goede reis, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave

Nadere informatie

IN DE TREIN LES 1. Meer of minder

IN DE TREIN LES 1. Meer of minder Stad, dorp en platteland LES 1 IN DE TREIN Hoi! Ik ben Benan. Ik ben bij mijn opa en oma in Den Haag geweest. Nu brengt opa mij met de trein naar Zwolle. Ik woon in een dorp in de buurt van Zwolle. JE

Nadere informatie

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij? thema 1 Ik weet het niet! 1 Hoe heet jij? Beatriz Hoe heet jij? Ik heet Jürgen. Dag meneer. Dag mevrouw. Hallo, ik heet Jürgen. Hoi! Ik heet Bushra. En jij? Jürgen, dit is Lei San. Leuk met je kennis te

Nadere informatie

Leesboekje de omgeving

Leesboekje de omgeving Leesboekje de omgeving Leesboekje De Omgeving Pagina 1 Dit is de winkel. Dit is de supermarkt. Dit is de bakkerij. Dit is de slagerij. Dit is de boekhandel. Dit is de snackbar. Dit is de bibliotheek. Dit

Nadere informatie

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.

Kijk op:  nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs. Spreken niveau A1 www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel

Nadere informatie

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag Thema Op het werk. Demet TV Lesbrief 8. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt

Nadere informatie

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Lesbrief 1. Bij de huisarts Thema Gezondheid Lesbrief 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts beantwoorden. Veel

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1 SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein In deze les ga je oefenen met spreken. Je leert een paar korte zinnen die je kan zeggen, bijvoorbeeld in

Nadere informatie

Les 35. Een nieuw paspoort

Les 35. Een nieuw paspoort http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket.

Nadere informatie

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe? Deze opdracht doe je alleen, in tweetallen of in een Maak een woordveld bij de tekst. Je mag

Nadere informatie

Reizen met de Keuzedagen van uw Voordeelurenabonnement?

Reizen met de Keuzedagen van uw Voordeelurenabonnement? Reizen met de Keuzedagen van uw Voordeelurenabonnement? Voortaan met uw OV-chipkaart Noteer hier uw gebruikte Keuzedagen: 1 5 2 6 3 7 4 NS Klantenservice via 0900-202 11 63 ( 0,10 p.m.). 24 uur per dag

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. Wat leert u in deze les? Moeten en hoeven gebruiken. Vragen hoe het met uw kind gaat. Veel succes! Deze les is ontwikkeld

Nadere informatie

2.1.1 Werkblad: Hoor je een vraag?

2.1.1 Werkblad: Hoor je een vraag? 2.1.1 Werkblad: Hoor je een vraag? Zet een vraagteken achter de zin als je een vraag hoort. Als je geen vraag hoort, zet je een punt. 1. Suiker en melk 11. Ik werk hier 2. Koekje erbij 12. Jij werkt hier

Nadere informatie

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. Kofi gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef

Nadere informatie

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school werkbladen thema 1 naar een nieuwe school 1.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Tarik en Zoera gaan naar de inburgeringscursus. waar / niet

Nadere informatie

KleurRijker Instap II

KleurRijker Instap II Inhoud Hoofdstuk 1... 2 Hoofdstuk 2... 8 Hoofdstuk 3... 17 Hoofdstuk 4... 26 Hoofdstuk 5... 33 Hoofdstuk 6... 43 Hoofdstuk 7... 52 Hoofdstuk 8... 59 Hoofdstuk 9... 73 Hoofdstuk 10... 81 1 Hoofdstuk 1 Bij

Nadere informatie

Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen.

Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen. Themales: met handen en voeten taalvrijwilliger/docent Nodig: tekenblaadjes en stiften, werkblad: Geef me de vijf. werkblad: Een handje helpen. Opwarming: Zet de stoelen in een kring. Vraag aan de cursisten

Nadere informatie

Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel.

Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel. Themales kleding taalvrijwilliger/docent Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel. opwarming: Cursisten

Nadere informatie

Film Leer meer en Bekijk onze film over beperkingen van kinderen in het verkeer.

Film Leer meer en Bekijk onze film over beperkingen van kinderen in het verkeer. De afgelopen weken hebben de kinderen op speelse wijze verkeerslessen gevolgd. U heeft vast wel de werkjes op de groep gezien of de verhalen van de kinderen gehoord. We zijn enthousiast over de themakist

Nadere informatie

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken www.edusom.nl Opstartlessen Les 1. Kennismaken Wat leert u in deze les? Uzelf voorstellen Kennismaken Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam HET GESPREK

Nadere informatie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af. Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.

Nadere informatie

2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands

2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands SPREKEN EXAMEN I Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten 2002/2003 Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets

Nadere informatie

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Les 2. Naar het ziekenhuis. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 2. Naar het ziekenhuis. Wat leert u in deze les? De weg vragen. Om herhaling en verduidelijking vragen. Je naam spellen. Vragen stellen en beantwoorden. Veel succes!

Nadere informatie

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Uitleg bij de spellingskaartjes. Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene

Nadere informatie

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer

Nadere informatie

Melkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen

Melkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen Melkweg Lezen Alfa A Lijn 5 Reizen Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Lijn 5, 05 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg +. Stichting Melkweg

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt hem

Nadere informatie

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas. flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas. Beste ouders, Van de leerkracht van uw kind heeft u een setje flitsletters ontvangen. Flitsen is het kort (enkele seconden) laten

Nadere informatie

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement 51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht Thema Op het vliegveld Cursus vier, week acht deel b Josée Coenen en Ans Drubbel d.d. oktober 2016 www.watenhoe-nt2.nl, cursus vier, week acht 1 Pragmatiek Dialoog dag een HZS oef. 28 (stukje blz. 28-29)

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat

Nadere informatie

Praat-plaat. aad/thema/ik werkblad 1

Praat-plaat. aad/thema/ik werkblad 1 Thema Praat-plaat aad/thema/ werkblad 1 Strip aad/thema/ werkblad 2 aad/thema/ werkblad 3 a aad/thema/ werkblad 3 b Knipblad aad aad/thema/ werkblad 4 Stripverhaal hallo ben aad ben een man ben geboren

Nadere informatie

1. Hoe laat is het! 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider.

1. Hoe laat is het! 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider. ? 1. Hoe laat is het! 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider. Wat zie je op de foto? Heb je zelf een horloge? Hoeveel klokken heb je thuis? Hoe laat is het nu? Dag & tijd 1 2. Praat met je begeleider.

Nadere informatie

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut. MDS-65 speakerstand Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De fysiotherapeut. Inleiding Deze les gaat over praten met de fysiotherapeut. Een man, meneer Kaya, belt de fysiotherapeut. Hij maakt een afspraak. Hij

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen www.edusom.nl Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen Het is belangrijk om veel woorden te leren. In deze extra les vindt u extra woorden bij de Opstartlessen 1 t/m 5. Kijk ook eens naar

Nadere informatie

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase

Algemene instructies voor de Integratielessen. Introductiefase Algemene instructies voor de Integratielessen "Welkom,." Introductiefase 1. "We hebben de afgelopen weken al veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken

Nadere informatie

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?!

Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?! Jeugd Verkeerskrant 5 Zoveel borden en tekens?! Een uitgave van Veilig Verkeer Nederland, schooljaar 2016-2017 groep 7/8 Verkeersborden op jouw route Welke verkeersborden kom je tegen op jouw route van

Nadere informatie

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts

Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts Les 1 Vragen stellen Leestekst: De tandarts "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie heet vragen stellen. We gaan

Nadere informatie

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA Verhalen van de Hodja: Hassan en de tijgers Introductie van het verhaal - DILIT-luisteren: o De cursisten gaan per 2 zitten (bij voorkeur 2 cursisten met dezelfde moedertaal

Nadere informatie

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen Kofi is op het werk. Hij wil een dag vrij. Hij vraagt het aan de vrouw op het kantoor. Zou het Kofi lukken? Souad komt op kantoor. Zij wil ook een dag vrij.

Nadere informatie

Kwartetten met klinkers

Kwartetten met klinkers Kwartetten met klinkers Onderwerp Woorden met een korte of lange klank die bestaan uit een of twee klankgroepen. Doel De kinderen leren het verschil tussen een korte en een lange klank. Ze leren dat ze

Nadere informatie

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor

Nadere informatie

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1 SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening

Nadere informatie

Handleiding Vingerspelling en Letterherkenning.

Handleiding Vingerspelling en Letterherkenning. Handleiding Vingerspelling en Letterherkenning. Inleiding. De module Vingerspelling en Letterherkenning is onderdeel van de methode AAD. Het is de eerste module, speciaal voor degenen die het Nederlands

Nadere informatie

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Les 32. In het openbaar vervoer Wat leert u in deze les? Van alles over het openbaar vervoer in Nederland. Uitdrukkingen. Vragen stellen over

Nadere informatie

Leesboekje de school

Leesboekje de school Leesboekje de school Leesboekje De School Pagina 1 Dit is de juf. Dit is de meester. Dit is de leerling. Dit is de groep. Dit is de pen. Dit is het potlood. Dit is het boek. Dit is de map. Dit is het papier.

Nadere informatie