Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Spreekopdrachten thema 5 Gemeente"

Transcriptie

1 Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes zijn, is het niet erg als sommigen hetzelfde kaartje hebben. Schrijf de vraag Waarmee kan ik u helpen? op het bord. De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Ze vormen tweetallen. Cursist A vraagt Waarmee kan ik u helpen?. Cursist B geeft het antwoord dat op zijn kaartje staat. Daarna vraagt cursist B Waarmee kan ik u helpen?. Cursist A geeft het antwoord dat op zijn kaartje staat. Vervolgens wisselen ze hun kaartjes uit en gaan ze op zoek naar een nieuwe gesprekspartner. Variatie 1 Doe de opdracht op dezelfde manier, maar geef nu de kaartjes waar alleen een woord op staat. De cursisten moeten nu zelf de zin maken. Variatie 2 Laat de cursisten zelf nog meer antwoorden verzinnen. Ik heb een paspoort nodig. Wij willen volgend jaar gaan trouwen. Ik kom mijn rijbewijs ophalen. Ik wil graag Nederlander worden. Ik heb een zoon gekregen. Ik wil hem graag inschrijven. Ik ben verhuisd. Ik wil me hier inschrijven. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-1

2 paspoort kind geboren Nederlander rijbewijs trouwen verhuisd Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld een kind aangeven, een paspoort aanvragen of iets anders. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 5.1 ** Voor welke dingen ben jij in het gemeentehuis geweest? Opdracht 1 bij 5.2 Voer een gesprek. Cursist A: je bent bij het gemeentehuis. Je wilt naar het station, maar je kunt het niet vinden. Je vraagt de weg aan cursist B. Gebruik minimaal drie van deze zinnen in het gesprek: - Sorry, ik heb u niet verstaan. - Kunt u dat herhalen? - Kunt u dat nog eens zeggen? - Kunt u wat langzamer praten? - Ik hoorde u niet goed. - Ik versta het niet. Cursist B: je wijst de weg naar het station. Gebruik de kaart. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-2

3 gemeentehuis station Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 2 bij 5.2 Speel het spel in kleine groepjes. Op pagina 4 en 5 vind je kaartjes met plaatjes. Knip de kaartjes los en doe ze in een envelop. Een cursist trekt een kaartje uit de envelop. Hij gaat omschrijven wat er op het kaartje staat, zonder het woord te zeggen. De andere cursisten moeten raden wat hij bedoelt. Als het woord geraden is, trekt de volgende cursist een kaartje. Ga zo door tot iedereen geweest is. Bespreek van tevoren op welke manieren je iets kunt omschrijven. Bijvoorbeeld door het noemen van kleur, vorm, formaat, wat je ermee kunt doen en andere eigenschappen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-3

4 Variatie 1 Er kan een wedstrijd van gemaakt worden, door de kaartjes te geven aan degene die ze geraden heeft. Wie de meeste kaartjes heeft, heeft gewonnen. Variatie 2 Het spel kan met twee groepen gespeeld worden. De groep die de meeste kaartjes heeft geraden, heeft gewonnen. Variatie 3 Laat degene die het kaartje geraden heeft het volgende kaartje trekken. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-4

5 Opdracht 3 bij 5.2 Speel het spel met de groep. Je kunt voor deze opdracht de plaatjes van pagina 4 en 5 gebruiken. Een cursist trekt een kaartje uit de envelop. Hij zegt niet wat er op zijn kaartje staat. De andere cursisten gaan raden wat er op zijn kaartje staat, door vragen te stellen. De cursist met het kaartje mag alleen maar met ja of nee antwoorden. De andere cursisten moeten dus gesloten vragen stellen. Bijvoorbeeld: - Kun je het eten? Nee. - Kun je het drinken? Ja. - Is het wit? Ja. - Is het melk? Ja. Degene die het woord geraden heeft, trekt het volgende kaartje. Variatie 1 Er kan een wedstrijd van gemaakt worden. Degene die de meeste kaartjes geraden heeft, is de winnaar. Variatie 2 Er kan een wedstrijd van gemaakt worden door de groep in tweeën te splitsen. De groep die de meeste kaartjes geraden heeft, heeft gewonnen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-5

6 Variatie 3 Het spel kan ook in kleine groepjes gespeeld worden, waarbij cursisten om de beurt een kaartje trekken. Opdracht 1 bij 5.3 Doe de opdracht in kleine groepjes. Onder aan deze pagina vind je een blad met zinnen. Knip de zinnen los. Doe ze in een envelop en deel deze per groepje uit. Een cursist trekt een zin uit de envelop en leest de zin. Hij zegt daarna de zin nogmaals, maar dan in een andere tijd: een zin in de tegenwoordige tijd zegt hij nu in de voltooide tijd, en een zin in de voltooide tijd zegt hij nu in de tegenwoordige tijd. De andere cursisten beoordelen of het goed is. Daarna trekt de volgende cursist een zin uit de envelop. Ga door tot de zinnen op zijn of tot iedere cursist aan de beurt is geweest. Variatie De opdracht kan ook in tweetallen gedaan worden. Een cursist leest de zin voor en de andere cursist zegt de zin in een andere tijd. Simon bouwt een schuur. Ik open de deur. De kinderen stellen veel vragen. Adin heeft drie keer gescoord. Isa heeft het lied uit haar hoofd geleerd. Jij hebt naar je vriendin geluisterd. De medewerker telt de formulieren. We hebben de weg gevraagd. Saar oefent met schilderen. De arts heeft mij geopereerd. Jullie praten te veel. Ik heb een brief getypt. Jij studeert iedere dag. Zij hebben niet gereageerd. Wij pakken onze fietsen. Jullie hebben op mij gewacht. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-6

7 Opdracht 2 bij 5.3 * Doe de opdracht met de groep. Onder aan deze pagina vind je een blad met opdrachten. Geef dit blad aan iedere cursist. De cursisten gaan elkaar vragen stellen. Ze moeten hierbij de voltooide tijd gebruiken. De werkwoorden zijn allemaal onregelmatig. Bespreek eerst een van de opdrachten klassikaal. Laat de cursisten bedenken welke vragen ze hierbij kunnen stellen. Schrijf deze vragen op het bord. De cursisten lopen door de klas en zoeken een gesprekspartner. Ze stellen de vragen aan elkaar en geven antwoord. Ze schrijven de naam op als de persoon het gedaan heeft. Daarna gaan ze op zoek naar een nieuwe gesprekspartner en stellen ze de vragen opnieuw aan elkaar. Naam Zoek iemand die gisteravond tv heeft gekeken. Zoek iemand die dit jaar al op vakantie is geweest. Zoek iemand die gisteren rijst heeft gegeten. Zoek iemand die deze maand een boek heeft gelezen. Zoek iemand die dit jaar een auto heeft gekocht. Zoek iemand die deze week heeft gezwommen. Opdracht 3 bij 5.3 Speel het spel met de groep. De docent begint. Hij zegt wat hij gisteren gedaan heeft. Bijvoorbeeld: Ik heb gefietst. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-7

8 Laat de eerste cursist herhalen wat de docent gedaan heeft en wat hij zelf gedaan heeft. Bijvoorbeeld: De docent heeft gefietst en ik heb gekookt. Laat de tweede cursist herhalen wat de docent heeft gedaan, wat de eerste cursist heeft gedaan en wat hij zelf heeft gedaan. Bijvoorbeeld: De docent heeft gefietst, Fatma heeft gekookt en ik heb gezwommen. Ga zo door. Variatie 1 Is dit te moeilijk? Laat dan alleen herhalen wat de vorige cursist gedaan heeft en wat hij/zij zelf gedaan heeft. Variatie 2 Maak er een spel van, zoals Ik ga op vakantie en neem mee. Laat alle zinnen herhalen zoals in de uitleg staat beschreven. Wanneer een cursist vergeet wat een voorgaande cursist heeft gedaan, is hij af. Wie als laatste overblijft, heeft gewonnen. Je kunt dit spel ook in kleine groepjes laten spelen. Opdracht 1 bij 5.5 Op de volgende pagina vind je een kaartjes met woorden. Knip de kaartjes los. Ieder groepje krijgt een setje met woorden. De kaartjes worden, zonder te kijken, verdeeld over de cursisten. Cursisten werken in twee- of drietallen. Ze gaan een gesprek voeren over de politiek. In het gesprek moeten ze de woorden gebruiken die op de kaartjes staan. Cursist A begint het gesprek door een zin te zeggen waarin een van de woorden van zijn kaartjes voorkomt. Cursist B reageert met een antwoord of reactie waarin hij een van de woorden van zijn kaartjes gebruikt. Ga zo door tot alle kaartjes op zijn, of tot de cursisten niet verder kunnen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-8

9 politiek want wet politicus toen bevolking verkiezingen terwijl partij regering waarvoor ook stemmen winnen van tevoren Opdracht 2 bij 5.5 Doe de opdracht in kleine groepjes. Je ziet informatie over drie politieke partijen. Lees de informatie. Bespreek samen de vragen. Partij A Kinderen zijn de belangrijkste mensen van het land. Op de basisschool moeten de klassen klein zijn. De kinderen bepalen zelf wat ze belangrijk vinden. De leraren moeten luisteren naar de kinderen. Je mag een rijbewijs halen als je zestien bent. En je mag ook stemmen als je zestien bent. Partij B In een klas op de basisschool kunnen wel 35 kinderen. Kleinere klassen zijn te duur. Als een kind weinig begrijpt, moet hij extra huiswerk maken. De ouders kunnen hem helpen. De leraar bepaalt of het kind voor zijn toetsen slaagt. Kinderen moeten verplicht naar school tot ze veertien zijn. Daarna mogen ze ook gaan werken. Partij C Ieder kind moet kunnen studeren. Op de basisschool leren kinderen al hard te werken. Er is geen tijd om te spelen. Als een kind weinig begrijpt, krijgt hij extra les. Er zijn speciale medewerkers die hem kunnen helpen. De regering betaalt deze medewerkers. Vragen: 1. Wat zijn de verschillen tussen de partijen? 2. Wat vind jij belangrijk? 3. Welke partij vind je de beste en waarom vind je dat? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-9

10 Opdracht 1 bij 5.6 Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je wilt een Nederlands paspoort aanvragen. Je belt naar het gemeentehuis. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. Afdeling Burgerzaken, u spreekt met (noem je eigen naam). 2. U moet naar het gemeentehuis komen voor een gesprek. U moet dan uw paspoort, verblijfsvergunning en inburgeringsdiploma meenemen. 3. Ja, dat kan. Kunt u op 3 september om uur? 4. Dat is mooi. Ik zet de afspraak in de agenda. Heeft u verder nog vragen? 5. We gaan kijken of alles klopt. En daarna gaan we uw paspoort aanvragen. 6. Graag gedaan. Ik zie u 3 september. Tot ziens. Cursist B 1. Goedemorgen. Met (noem je eigen naam). Ik wil Nederlander worden. Hoe gaat dat? 2. Goed, kan ik een afspraak maken? 3. Ja hoor, dan kan ik. 4. Ja, wat gebeurt er tijdens het gesprek? 5. Dat is duidelijk. Dank u wel. 6. Tot ziens. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-10

11 Opdracht 2 bij 5.6 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je belt om informatie. Bedenk zelf welke informatie, bijvoorbeeld over Nederlander worden, over een rijbewijs aanvragen, of over iets anders. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 5.6 ** Doe de opdracht in groepjes. Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Onder aan deze pagina en bovenaan pagina 12 vind je een blad met voorwaarden. Knip de kaartjes los, doe ze in een envelop en geef elk groepje een envelop. Geef ook ieder groepje een afdruk van pagina 12. Laat de cursisten de voorwaarden voorlezen en in de juiste kolom leggen. Variatie Laat de cursisten ook bespreken wat zij zelf belangrijk vinden. Zijn ze het eens met de voorwaarden? Je moet een verblijfsvergunning hebben. Je moet achttien jaar of ouder zijn. Je moet een rijbewijs hebben. Je moet voldoende Nederlands spreken. Je mag vier jaar geen straf hebben gekregen. Je mag vier jaar geen hoge boete hebben gekregen. Je moet in Nederland geboren zijn. Je moet getrouwd zijn met een Nederlander. Je moet Nederlandse kinderen hebben. Je moet lid zijn van een vereniging. Je moet je laten controleren door de huisarts. Je moet Sinterklaas vieren. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-11

12 Je moet je paspoort inleveren. Je moet een paar jaar in Nederland wonen. Je moet bij de burgemeester op bezoek gaan. Je moet werk hebben. Is dit nodig om de Nederlandse nationaliteit te krijgen? ja nee TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-12

13 Opdracht 1 bij 5.7 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Bied je haar een kopje koffie aan? 1. Ja, ik bied haar een kopje koffie aan. 2. Vraagt Ahmed een paspoort aan? 2. Nee, Ahmed vraagt geen paspoort aan. 3. Kleed je je aan? 3. Ja, ik kleed me aan. 4. Kleed je je uit? 4. Nee, ik kleed me niet uit. 5. Neemt Sander geld op? 5. Ja, Sander neemt geld op. 6. Levert Tina de boeken in? 6. Ja, Tina levert de boeken in. 7. Stappen de kinderen in de bus? 7. Ja, de kinderen stappen in de bus. 8. Spreken we morgen af? 8. Nee, we spreken morgen niet af. 9. Streept Nora de woorden door? 9. Ja, Nora streept de woorden door. 10. Kruis je het goede antwoord aan? 10. Ja, ik kruis het goede antwoord aan. 11. Ga je met die man om? 11. Nee, ik ga niet met die man om. 12. Maakt Gerard de keuken schoon? 12. Nee, Gerard maakt de keuken niet schoon. 13. Let je altijd op in de les? 13. Ja, ik let altijd op in de les. 14. Stel je je vrienden aan me voor? 14. Ja, ik stel mijn vrienden aan je voor. 15. Komen jullie je familie tegen? 15. Ja, wij komen onze familie tegen. Opdracht 2 bij 5.7 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Lees ook het eerste woord van het antwoord: ja of nee. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Gebruik het woord dat cursist A heeft gezegd. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-13

14 Opdracht 1 bij 5.8 Cursist A: je werkt bij de politie. Cursist B: je fiets is gestolen. Je gaat naar de politie Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemorgen. Waarmee kan ik u helpen? 2. Wat vervelend voor u. Wanneer is het gebeurd? 3. Hoe laat was dat ongeveer? Cursist B 1. Goedemorgen. Mijn fiets is gestolen. 2. Vanochtend was hij plotseling weg. 3. Tussen en uur. 4. En waar stond uw fiets? 4. Hij stond bij het winkelcentrum. Ik was boodschappen aan het doen. 5. Hoe ziet de fiets eruit? 6. Wij gaan ons best doen om de fiets terug te vinden. En om de dief te vinden. U krijgt bericht van ons als we meer weten. 5. Het is een damesfiets. Hij is grijs met groen. En er zit een blauwe fietstas op. 6. Fijn, dank u wel. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-14

15 Opdracht 2 bij 5.8 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt bij de politie. Cursist B: er is iets gestolen. Bedenk zelf wat er is gestolen. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 3 bij 5.8 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: er zijn spullen gestolen. Je belt je vriend. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Opdracht 4 bij 5.8 ** Lees de situaties. Bespreek wat je doet. Kies uit: naar het gemeentehuis gaan, naar de politie gaan, bellen, 112 bellen, bellen. 1. Er is brand bij de buren. 2. Je bent je identiteitsbewijs kwijt. 3. Je wilt het adres van het politiebureau weten. 4. Je hebt geld gepind. Iemand heeft je geld gestolen. 5. Je hebt met de trein gereisd. Je komt thuis en bent je tas kwijt. 6. Je buren hebben vaak ruzie. Je hebt hier last van, maar je durft niets te zeggen. Opdracht 1 bij 5.9 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. 1. Is de toets moeilijk? 1. Ja, maar het examen is nog moeilijker. 2. Heeft de studievereniging veel leden? 2. Ja, maar de sportvereniging heeft nog meer leden. 3. Eet je graag fruit? 3. Ja, maar ik eet nog liever een ijsje. 4. Is de burgemeester vriendelijk? 4. Ja, maar haar man is nog vriendelijker. TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-15

16 5. Is de politie snel? 5. Ja, maar de dief is nog sneller. 6. Vind je deze politieke partij goed? 6. Ja, maar ik vind die andere nog beter. 7. Is de appel zuur? 7. Ja, maar de citroen is nog zuurder. 8. Zijn je kinderen jong? 8. Ja, maar de kinderen van mijn zus zijn nog jonger. 9. Zitten er veel mensen in de gemeenteraad? 10. Wie spreekt er beter Nederlands? 9. Ja, maar er zitten nog meer mensen in de Tweede Kamer. 10. Halima spreekt het best Nederlands. 11. Welke bril is duurder? 11. De zwarte bril is het duurst. 12. Wie is zwaarder? 12. Dick is het zwaarst. 13. Welk loket gaat vroeger open? 13. Het loket voor identiteitsbewijzen gaat het vroegst open. 14. Welke jas vind je mooier? 14. Ik vind de groene jas het mooist. 15. Welke wijk is groter? 15. De wijk in het zuiden is het grootst. Opdracht 2 bij 5.9 * Vraag en antwoord. Kijk nog een keer naar de vragen in de vorige opdracht. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: geef antwoord zonder te lezen! Bedenk zelf een antwoord. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Opdracht 3 bij 5.9 ** Doe de opdracht met de groep. De cursisten gaan in een rij naast elkaar staan. Ze krijgen steeds een andere opdracht voor de indeling. De opdracht kan makkelijk uitgelegd worden aan de hand van de indeling van groot naar klein. Hiervoor hoeven ze alleen maar naar elkaar te kijken. Geef daarna steeds een nieuwe opdracht, waarbij de cursisten er zelf achter moeten komen wie waar moet staan. Ze moeten daarvoor dus vragen stellen en overleggen. Stel, als ze goed staan, ook nog een aantal vragen. Bijvoorbeeld: Wie is groter, Halime of Korzai? Wie is het grootst? Wie is het kleinst? TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-16

17 Voorbeelden voor opdrachten: - van jong naar oud - hoelang ze al in Nederland wonen - hoelang ze al Nederlandse les hebben Variatie De opdracht kan ook in kleine groepjes gedaan worden. De cursisten gaan dan niet op volgorde staan, maar schrijven de antwoorden op. Opdracht 4 bij 5.9 ** Jullie organiseren een feest voor op het werk. Je kunt kiezen uit twee dingen. Kijk naar de plaatjes. Wat zijn de verschillen? Wat vind je het beste idee? fietsen de voorstelling prijs per persoon 3,50 7,50 tijd 3,5 uur 2,5 uur TaalCompleet A2 Spreken Plus Thema 5-17

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Nederland Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 5 GEMEENTE

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 5 GEMEENTE ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 5 GEMEENTE Opdracht 1 de politie stemmen de dief de politieke partijen Opdracht 11 1. Dat je mag komen als je een afspraak hebt. 2. tot 12.30 uur 3. tot 17.00 uur 4. op

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke

Nadere informatie

Les 35. Een nieuw paspoort

Les 35. Een nieuw paspoort http://www.edusom.nl Thema Het stadhuis Les 35. Een nieuw paspoort Wat leert u in deze les? Informatie over het aanvragen en verlengen van uw paspoort of identiteitskaart. Vragen stellen bij het loket.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Moet je morgen naar de tandarts? 1. Nee, ik moet morgen

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spreekopdrachten thema 2 Geld Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.1 ** Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op pagina 2 vind je een blad met beroepen

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Geld

Spreekopdrachten thema 2 Geld Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 1 bij 7.1 ** Uitleg voor de docent: Op pagina 2 vind je kaartjes met woorden en een contract. Knip de kaartjes los en doe ze in een envelop. Ieder tweetal krijgt

Nadere informatie

Handleiding voorbereidende les bij Democracity. Basisonderwijs. Versie 22 mei Handleiding voorbereidende les bij Democracity

Handleiding voorbereidende les bij Democracity. Basisonderwijs. Versie 22 mei Handleiding voorbereidende les bij Democracity Basisonderwijs Versie 22 mei 2018 INHOUD Inleiding... 2 Tijdsverloop... 2 Quiz: Waar gaat de gemeente over?... 3 Filmpje Hoe werkt de gemeenteraad?... 6 Wie is de baas in de gemeente?... 7 Van probleem

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek. Wat leert u in deze les? Moeten en hoeven gebruiken. Vragen hoe het met uw kind gaat. Veel succes! Deze les is ontwikkeld

Nadere informatie

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 14. Naar personeelszaken. Wat leert u in deze les? Wanneer u zeggen en wanneer jij zeggen. Je mening geven en naar een mening vragen. De voltooide tijd gebruiken.

Nadere informatie

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben.

Inleiding 8 DEEL Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. INHOUD Inleiding 8 DEEL 1 13 Les 1 - ik ben, jij bent 14 A1 - Ik kan het werkwoord zijn goed gebruiken. Ik kan vertellen wie ik ben en waar ik ben. Les 2 - Wie is het? 19 A1 - Ik kan de persoonsnamen gebruiken.

Nadere informatie

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN Hotel Hallo - Thema 2 Hallo opdrachten TELEVISIE KIJKEN 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer

Nadere informatie

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Les 2. Naar het ziekenhuis. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 2. Naar het ziekenhuis. Wat leert u in deze les? De weg vragen. Om herhaling en verduidelijking vragen. Je naam spellen. Vragen stellen en beantwoorden. Veel succes!

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis. Thema Gezondheid Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis. Wat leert u in deze les? De weg vragen. Om herhaling en verduidelijking vragen. Je naam spellen. Vragen stellen en beantwoorden. Veel succes! 1 HET GESPREK

Nadere informatie

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN? Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1 Inleiding Dit is informatie over de Toets Gesproken Nederlands (of TGN) 1. De TGN maakt deel uit van het inburgeringsexamen buitenland. Moet u de TGN

Nadere informatie

Gezond thema: DE HUISARTS

Gezond thema: DE HUISARTS Gezond thema: DE HUISARTS 1. Wat gaan we doen? Praten over de huisarts en wat de huisarts doet. Nieuwe woorden leren over de huisarts. Het gesprek met de huisarts oefenen. 2. Wat vind ik van? Als je een-op-een

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor

Nadere informatie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af. Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.

Nadere informatie

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN Opdracht 1 het gas de buren de woning de keuken Opdracht 11 1. De man werkt in de tuin. 2. De man leest in de woonkamer. 3. De man staat in de keuken. 4. De vrouw

Nadere informatie

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1 SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD Opdracht 1: de pinpas de geldautomaten het geld het bedrag Opdracht 8 1. Hij betaalt in Nederland met de euro. 2. Wij wisselen geld. 3. Je hebt briefjes en munten.

Nadere informatie

Thema In en om het huis.

Thema In en om het huis. http://www.edusom.nl Thema In en om het huis. Les 22. Een huis zoeken Wat leert u in deze les? Praten over uw huis Informatie over het vinden van een nieuwe woning Praten over wat afgelopen is Veel succes!

Nadere informatie

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Uitleg bij de spellingskaartjes. Uitleg bij de spellingskaartjes. 1. De BLAUWE kaartjes zijn bedoeld om alleen te oefen met de spellingskaartjes 2. Met de Paarse kaartjes mag je met zijn tweeën oefenen met de spellingskaartjes 3. De Groene

Nadere informatie

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat opdracht 1: KIES DE GOEDE REDEN 1 Ik vind dat benzine voor auto's duurder moet zijn,... a omdat dan minder mensen auto rijden. b omdat dan iedereen auto kan rijden. c omdat benzine niet lekker is. 2 Ik

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes!  0 Een praatje beginnen met onbekenden. http://www.edusom.nl Pluslessen Les 42. Contact met elkaar Wat leert u in deze les? 0 Een praatje beginnen met onbekenden. 0 Praten over uw persoonlijke situatie. 0 Vriendelijk zeggen wat iemand moet doen.

Nadere informatie

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat

Nadere informatie

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden Grammaticaoefeningen 4 Sociale contacten Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden Oefening 1 Bespreek de vragen. 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 100 naar Signaalwoorden. Begrijp je al

Nadere informatie

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 34. Meedoen in het verpleeghuis Wat leert u in deze les? Informatie over de activiteiten in het verpleeghuis begrijpen Van twee woorden één lang woord maken Vragen

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,

Nadere informatie

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd Antwoorden Thema 5 Vrije tijd Luisteren Oefening 2 hobby Willem Linda hockeyen squashen tennissen voetballen bioscoop theater ballet kroegbezoek concertbezoek popmuziek jazz klassieke muziek Spreken Oefening

Nadere informatie

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 8 OPLEIDINGEN

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 8 OPLEIDINGEN ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 8 OPLEIDINGEN Opdracht 1 het diploma de docent het lokaal de kunst Opdracht 11 Inschrijfformulier MBO Graag voor 1 april volledig en duidelijk ingevuld opsturen. Gegevens

Nadere informatie

Deel D Spreken - Thema 11 Milieu

Deel D Spreken - Thema 11 Milieu Deel D Spreken - Thema 11 Milieu Stel een vraag. Je buren gaan op vakantie. Jij gaat voor hun poezen zorgen. Je weet niet wat de poezen moeten eten en hoe vaak ze moeten eten. Wat vraag je aan je buren?

Nadere informatie

Oefenzinnen module 1. Oefenzinnen module 2. Luister goed en schrijf de zin op.

Oefenzinnen module 1. Oefenzinnen module 2. Luister goed en schrijf de zin op. Oefenzinnen module 1 1. Ik schrijf me in bij de gemeente. 2. Wat is uw nieuwe adres? 3. Naar welke woonplaats verhuis jij? 4. Ik heb de Nederlandse nationaliteit. 5. Ben jij getrouwd of gescheiden? 6.

Nadere informatie

werkbladen thema 8 DE gemeente

werkbladen thema 8 DE gemeente werkbladen thema 8 DE gemeente 8.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 2 3 Tarik wil een rijbewijs aanvragen. Zoera weet waar het gemeentehuis

Nadere informatie

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag Thema Op het werk. Demet TV Lesbrief 8. De eerste werkdag Deze les gaat over de eerste werkdag. gaat voor het eerst werken bij een snoepfabriek. Hij komt binnen en maakt kennis met de chef. De chef vertelt

Nadere informatie

1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar

1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar 1. De verjaardag OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Wij praten over de kinderen met de buurman. 2. b) Zal ik me even voorstellen?

Nadere informatie

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

Nadere informatie

Thema In en om het huis

Thema In en om het huis http://www.edusom.nl Thema In en om het huis Lesbrief 23. Een praatje met de buren. Wat leert u in deze les? Een praatje maken met de buren. Informatie over een rijbewijs begrijpen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Lesbrief 1. Bij de huisarts Thema Gezondheid Lesbrief 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts beantwoorden. Veel

Nadere informatie

Les 6. Herhaling thema.

Les 6. Herhaling thema. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 6. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden uit les 1, 2, 3, 4 en 5. Vragen beantwoorden. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente

Nadere informatie

CP2. Documenten en andere zaken aanvragen

CP2. Documenten en andere zaken aanvragen CP Documenten en andere zaken aanvragen In Nederland vraagt iedereen zijn paspoort en rijbewijs aan bij de gemeente. Ook een aanvraag voor naturalisatie doet u bij de gemeente. In deze cruciale praktijk

Nadere informatie

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Thema Op zoek naar werk. Demet TV Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria

Nadere informatie

MONDELINGE TAALVAARDIGHEID BK 2 MAKKELIJK GEZEGD. Wat ga je doen?

MONDELINGE TAALVAARDIGHEID BK 2 MAKKELIJK GEZEGD. Wat ga je doen? Makkelijk gezegd Deze module gaat over spreken, luisteren en gesprekken voeren. Je oefent de dingen die je vaak doet. Door stapsgewijs te oefenen merk je dat het nog beter gaat. Je leert veel over verschillende

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen.

Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen. VERGETEN! Heb je iets vergeten? Vraag aan je collega of hij je kan helpen. Wat moet je doen? 1. Deze activiteit doe je in een groepje van 4 à 5 studenten. Je speelt een kwartetspel. Lees de instructies

Nadere informatie

Les 1. Bij de huisarts

Les 1. Bij de huisarts http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts

Nadere informatie

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Lesbrief 35. AOW aanvragen. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 35. AOW aanvragen. Wat leert u in deze les? Informatie over AOW begrijpen. Uitleg vragen. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den

Nadere informatie

Handleiding basiswoordenschat.

Handleiding basiswoordenschat. basiswoordenschat. Inleiding. In de basismodule wordt een basis van ongeveer 80 woorden gelegd. Deze woorden worden aangeboden om de woordenschat, maar ook om de communicatieve vaardigheden van de cursist

Nadere informatie

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school Taban brengt zijn dochter Ama voor het eerst naar school. Hij praat met de juf. Ama is al op een peuterspeelzaal geweest. Is Ama verlegen? Wat

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

TaalCompleet. InkijkExemplaar. Nederlands voor anderstaligen. Klassikaal leren

TaalCompleet. InkijkExemplaar. Nederlands voor anderstaligen. Klassikaal leren TaalCompleet A2 Nederlands voor anderstaligen InkijkExemplaar Klassikaal leren Zelfstudie Online leren 1 1.6 Er is een tuin. Er zijn drie kamers. 42 Lees de tekst. ** Je gebruikt er is er zijn Je gebruikt

Nadere informatie

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst

Tekst lezen en vragen stellen over de tekst Voorspellen Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. Let op de titel, de kopjes en het plaatje. Tekst lezen en vragen stellen over de tekst 1. Lees de uitleg. Tijdens het lezen van een tekst,

Nadere informatie

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat heb je gisteren gedaan? Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de leerkracht. Zinnen maken met omdat. Hulp vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

Hoe gaat het met je studie?

Hoe gaat het met je studie? 195 195 HOOFDSTUK 12 Hoe gaat het met je studie? WOORDEN 1 Kies uit: onvoldoende controleren gymnastiek mening huiswerk 1 Heb je je al gemaakt? 2 Ik was op school niet zo goed in. Ik vond sport niet leuk.

Nadere informatie

1. Luisteren. 2. Luisteren

1. Luisteren. 2. Luisteren 1. Luisteren Lees eerst de zinnen 1 t/m 5. 1. Maria komt uit het zuiden van Brazilië. 2. Maria heeft twee zussen en een broer. 3. De vriendin van Maria heet Jaap. 4. Den Haag ligt in de provincie Zuid-Holland.

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria en

Nadere informatie

werkbladen thema 5 werk

werkbladen thema 5 werk werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur

Nadere informatie

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie http://www.edusom.nl Beginnerslessen Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie Wat leert u in deze les? Wat u kunt zeggen als u aangifte gaat doen. De voltooide tijd. Praten over iets dat gestolen is. Veel

Nadere informatie

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen

leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen leerlingbrochure nld Door: Jolanthe Jansen Dit is een brochure, gemaakt voor leerlingen met NLD. Naast deze brochure is er ook: - een brochure met informatie voor ouders van kinderen met NLD en - een brochure

Nadere informatie

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten www.edusom.nl Thema Op het werk. Les14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Daarna

Nadere informatie

Dit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.

Dit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken. Informatie Het echte examen Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM) is een examen dat u doet op de computer. U kijkt naar korte filmpjes op de computer. In de filmpjes ziet u Nederlandse situaties. Bijvoorbeeld

Nadere informatie

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is

Nadere informatie

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu

Nadere informatie

Wat kan ik voor u doen?

Wat kan ik voor u doen? 139 139 HOOFDSTUK 9 Wat kan ik voor u doen? WOORDEN 1 1 Peter is op vakantie. Hij stuurde mij een... uit Parijs. a brievenbus b kaart 2 Ik heb die kaart gisteren.... a ontvangen b herhaald 3 Bij welke...

Nadere informatie

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS Lesidee: Wat is weg? Speel dit spel met een klein groepje. Leg steeds vijf tot acht kaarten open op tafel. Geef de cursisten even de tijd om alle foto s in

Nadere informatie

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar?

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Copyright Vakcollege Groep B.V. 2015. Alle rechten voorbehouden. Reis rond de wereld Inleiding In Nederland leven veel culturen naast elkaar. Op school,

Nadere informatie

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

HEB JE HUISWERK VANDAAG? BLAD 1 HEB JE HUISWERK VANDAAG? Je kind moet thuis werken voor school. In de agenda kan je kijken wat je kind moet doen. Wat moet je doen? 1 Maak oefening 1 op blad 2: Wat doet je kind na de school? 2

Nadere informatie

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART. www.nt2taalmenu.nl OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Nodig: Flappen en stiften, werkblad verkiezingskaartjes met scoreformulier, werkblad spreekkaarten, A-3 posters met stiften, potloden end.

Nodig: Flappen en stiften, werkblad verkiezingskaartjes met scoreformulier, werkblad spreekkaarten, A-3 posters met stiften, potloden end. Themales verkiezingen taalvrijwilliger/docent Nodig: Flappen en stiften, werkblad verkiezingskaartjes met scoreformulier, werkblad spreekkaarten, A-3 posters met stiften, potloden end. Opwarming met als

Nadere informatie

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen www.edusom.nl Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen Kofi is op het werk. Hij wil een dag vrij. Hij vraagt het aan de vrouw op het kantoor. Zou het Kofi lukken? Souad komt op kantoor. Zij wil ook een dag

Nadere informatie

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Goede reis Reizen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Goede reis, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave

Nadere informatie

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling http://www.edusom.nl Thema Informatie vragen bij een instelling Les 29. Bellen over een probleem Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over een probleem op het werk. Woorden die aangeven hoe vaak

Nadere informatie

KleurRijker Instap II

KleurRijker Instap II Inhoud Hoofdstuk 1... 2 Hoofdstuk 2... 8 Hoofdstuk 3... 17 Hoofdstuk 4... 26 Hoofdstuk 5... 33 Hoofdstuk 6... 43 Hoofdstuk 7... 52 Hoofdstuk 8... 59 Hoofdstuk 9... 73 Hoofdstuk 10... 81 1 Hoofdstuk 1 Bij

Nadere informatie