Tabel 1. Percentages allochtonen in de drie steden Groningen (gemeente) Amsterdam Rotterdam Niet-westerse 10,2% 14,9% 10,8%

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tabel 1. Percentages allochtonen in de drie steden Groningen (gemeente) Amsterdam Rotterdam Niet-westerse 10,2% 14,9% 10,8%"

Transcriptie

1 1. Inleiding 1.1. De aanleiding We hebben er allemaal aan mee gedaan, of we nu mieters, tof of supervet zeiden: jongerentaal. Een taal die alleen door jongeren worden gesproken, omdat ze zich willen identificeren met een bepaalde sociale (leeftijds)groep. De sociale situatie van de sprekers is bepalend voor de vorm die de taal aanneemt. Hierbij speelt de etnische samenstelling van de groep en de woonplaats een grote rol (Cornips, 2002, p. 20). Een duidelijk voorbeeld hiervan is de speciale soort jongerentaal genaamd straattaal, dat volgens Nortier (2001) in elk geval in de grote steden voorkomt. Jongeren van verschillende etnische achtergronden nemen hierbij elkaars woorden en uitdrukkingen over, waardoor een variant op jongerentaal is ontstaan met daarin invloeden van allerlei talen. Standaardnederlandssprekende jongeren doen hier ook aan mee. Nortier (p. 38, 2001) suggereert dat jongeren die straattaal spreken altijd omgaan met andere etniciteiten dan waar zij zelf toe behoren. Ook Cornips (2002, p. 21) en Schoonen en Appel (2005, p. 88) stellen als voorwaarde voor het voorkomen van straattaal dat er interactie bestaat tussen verschillende etnische identiteiten. Kortom, dat er sprake is van interculturele communicatie. Er is veel onderzoek gedaan naar jongerentaal en straattaal in multi-etnische steden als Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Andere gebieden zijn enigszins verwaarloosd, terwijl ik in Groningen op straat ook vaak jongeren hoor praten in een variëteit die afwijkt van Standaardnederlands. Uit onderzoek van Schoonen en Appel (2005) bleek al wel dat straattaal in Groningen wordt gesproken. Zij baseren dit op een enquête onder 41 leerlingen van één middelbare school in de stad. Dit is hier tot nu toe het enige onderzoek geweest naar deze variëteit. Daarom zou ik graag de Groningse straattaal graag verder verkennen. Straattaal heeft Nederlands als basis en is doorspekt met niet westerse taalinvloeden (met als uitzondering de invloed van het Engels). Volgens het CBS ( 2011) woonden er in procent niet westerse etniciteiten in Amsterdam en 37 procent in Rotterdam, terwijl dit in Groningen maar tien procent was. Tabel 1. Percentages allochtonen in de drie steden Groningen (gemeente) Amsterdam Rotterdam Niet-westerse 10,2% 14,9% 10,8% allochtonen Westerse allochtonen 9,9% 35,0% 36,9% Totaal 20,1% 49,9% 47,7% Uit het onderzoek van Schoonen en Appel (2005) bleek opvallend genoeg dat het percentage straattaalsprekers, 82,5 procent, hier bijna even hoog is als het percentage van een multi-etnische Amsterdamse school, 88,9 procent. Hoe is dat mogelijk? Komt het toch door interactie tussen verschillende etnische identiteiten? Of is dit geen voorwaarde meer en wordt deze taal inmiddels doorgegeven door autochtone jongeren of op andere manieren, zoals muziek en nieuwe media? Is straattaal in Groningen nog wel een vorm van directe interculturele communicatie? 1

2 1.2. Vraagstelling Hieronder volgen de twee overkoepelende onderzoeksvragen met hun deelvragen. 1. Hoe ziet het straattaalgebruik in de stad Groningen eruit? 1.1. In welke mate wordt straattaal gesproken in Groningen? 1.2. Wat zijn de socio- demografische kenmerken van de straattaalsprekers? 1.3. Welke woorden en uitdrukkingen kennen de straattaalsprekers? 1.4. Uit welke talen komen deze woorden en uitdrukkingen? 1.5. Wat zijn de taalkundige kenmerken van deze woorden en uitdrukkingen? 2. Op welke manieren hebben de Groningse jongeren deze woorden en uitdrukkingen verworven? 2.1. Hoe groot is de invloed van vrienden op de verwerving van straattaal? 2.2. Hoe groot is de invloed van de etnische achtergronden van vrienden op de verwerving van straattaal? 2.3. Hoe groot is de invloed van media op de verwerving van straattaal? 1.3. Relevantie Door de straattaal in Groningen van kaart de brengen, vul ik een leemte in het onderzoeksveld op. Het onderzoek naar straattaal heeft zich namelijk tot nu toe vooral gericht op de Randstadsteden omdat die steden zo multicultureel zijn. Het is dan ook opmerkelijk dat het percentage straattaalsprekers in Groningen bijna even hoog is als in Amsterdam. Het is een reden om te denken dat straattaal niet meer alleen ontstaat door direct intercultureel contact. Er bestaan tegenwoordig zoveel nieuwe communicatiemiddelen die het taalgebruik van jongeren ook kunnen beïnvloeden. De voorwaarde die verschillende auteurs hebben gesteld voor het spreken van straattaal, interactie tussen verschillende etnische identiteiten, is daarom nu misschien wel achterhaald. Middels dit onderzoek zou een nieuwe theorie over straattaal tot stand kunnen komen. Het onderzoek vult dus een leegte op en draagt bij aan nieuwe theorievorming. De scriptie is daarom vooral theoretisch relevant. 2

3 2. Theoretisch kader 2.1. Inleiding In dit hoofdstuk zal ik eerst uitgebreid bespreken wat onder jongerentaal en straattaal wordt verstaan. Ik zal beschrijven wat de taalkundige kenmerken zijn, wie de sprekers zijn, waarom zij het spreken en in welke context de variëteit worden gesproken. Op de laatste groepstaal, straattaal, zal ik nog wat dieper ingaan. Zo is de spreiding van straattaal bijvoorbeeld ook belangrijk: hiermee wordt indirect multiculturaliteit als voorwaarde voor straattaal aangegeven. Tot slot zal ik straattaal plaatsen in het kader van interculturele communicatie Jongerentaal Inleiding Jongerentaal is volgens Hoppenbrouwers (1991) een eigen variëteit waarmee jongeren zich identificeren met een bepaalde (leeftijds)groep. Het is een taal die alleen door jongeren wordt gesproken en dient als markering van de jongeren als sociale groep. Ze zouden het ook niet op prijs stellen als volwassen hun taal zouden gebruiken (Hoppenbrouwers, 1991, p. 9). In 1991 schreef Hoppenbrouwers, op dat moment hoofddocent Nederlandse taalkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, het boek Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. Hierin beschrijft hij het verschijnsel met tal van voorbeelden, verkregen aan de hand van schriftelijke enquêtes Waarom wordt jongerentaal gesproken? Jongerentaal is een redelijk nieuw verschijnsel. Vroeger brachten jongeren nog niet zoveel tijd met elkaar door als nu, waardoor de ontwikkeling van een eigen groepsgedrag weinig kans had. Ze gingen nog niet naar de middelbare school en moesten al vroeg samen met volwassenen aan het werk. Vanaf 1800 is de jeugd steeds meer geëmancipeerd. Het aantal middelbare schoolgangers ging van 4 procent aan het begin van die eeuw naar 33 procent in Nu gaan alle jongeren naar de middelbare school en dient het als hun voornaamste ontmoetingsplaats. Doordat ze zoveel tijd met elkaar doorbrengen, ontstaan er in hun kring eigen leefvormen (Hoppenbrouwers, 1991, p ). De scholieren zitten in de puberteit en zijn nog op zoek naar normen en waarden. Jongeren proberen hun identiteit te vinden en moeten zichzelf neerzetten als een bepaald soort koopwaar op de sociale markt (Eckert, 2000, p. 4-5, 14). Tussen gelijkgezinde leeftijdsgenoten ontstaat dan een zogenaamde peer group. Binnen deze groep ontstaat de jongerentaal (Hoppenbrouwers, 1991, p ). Wanneer mensen veel met elkaar optrekken nemen ze na verloop van tijd dingen van elkaar over. Hierbij kunnen we denken aan zaken als kleding, haardracht, voorkeur voor bepaalde muziek, maar ook aan taal. Dit zijn allemaal manieren waarop we kunnen laten merken dat we bij een bepaalde groep horen (Nortier, 2009, p. 155, 161). Een niveau van sociale organisatie is de community of practice, bedacht door Lave en Wenger. Zo n community is een groep mensen die samenkomt om een interesse te delen of om samen iets te bereiken. Doordat de mensen hierdoor met elkaar zijn verbonden, ontwikkelen en delen ze hun manier van dingen doen, hun manier van praten, hun normen en waarden, enzovoorts. Kortom, hun gebruiken. Hierdoor leren zij van elkaar. De gemeenschap wordt gedefinieerd door het lidmaatschap en de gedeelde gebruiken in de groep (Eckert, p ). Doordat één van die gebruiken de manier van praten is, zorgt bijvoorbeeld het 3

4 spreken van jongerentaal ervoor dat de jongere zich identificeert met een eigen groep gelijkgezinden. Taal is dus belangrijk voor de sociale identeit. Eckert (2000, p. 41) definieert iemands identiteit als iemands betekenis in de wereld. Het draait namelijk om je relaties naar andere mensen, hoe je naar de rest van de wereld kijkt en het begrijpen van je eigen waarde voor anderen. Naast de identiteit, versterkt versterkt taal ook het saamhorigheidsgevoel (Nortier, 2009, p. 155) en heeft dus een bindend vermogen (Van Leuvensteijn en van Hout, p. 5, 2004). Jongeren gebruiken de taal niet alleen om ergens bij te horen, maar ook om zich te onderscheiden van en zich af te zetten tegen andere groepen (Hoppenbrouwers, 1991, p. 11, 15). Variëteiten werken op mensen dus samenbindend, afgrenzend en soms zelfs buitensluitend (Van Leuvensteijn en van Hout, p. 6, 2004) Taalkundige kenmerken De standaardtaal in ons land, vroeger Algemeen Beschaafd Nederlands en nu Standaardnederlands genoemd (Nortier, 2009, p. 36), is de taalvariant die voor schriftelijk gebruik is vastgelegd (Van der Plank, 1985, p. 14). Van der Plank noemt de standaardtaal de dominante taal. Een taal die afwijkt van deze standaard wordt vaak gesproken in de domeinen waar solidariteit ten grondslag ligt aan de communicatie (Van der Plank, p. 61, 1985). In dit geval is dat het jongerendomein. Jongeren ontwikkelen een eigen, speciaal register. Volgens Wardhaugh (1992, p. 49, genoemd in Schoonen en Appel, 2005, p. 86) zijn registers sets van vocabulaire eenheden die worden geassocieerd met sociale groepen. Deze registers zijn niet hetzelfde als regionale of sociale dialecten. Dialecten moeten worden gezien als variëteiten van de gebruiker, terwijl registers moeten worden gezien als variëteiten van gebruik. Hierbij spelen de context, de bedoeling, de inhoud van het gesprek en de relatie tussen de deelnemers een rol (Romaine, 1999, p. 20, genoemd in Schoonen en Appel, 2005 p. 86). Hoppenbrouwers voorspelt dat dialecten langzaam maar zeker zullen verdwijnen door verstedelijking en de toegenomen geografische en sociale mobiliteit van de mensen (De Riepe, 1998, p. 10). Eerst werden op geografische basis gemeenschappen van belangen gevormd, met een eigen cultuur en identiteit. Die identiteit kwam onder andere tot uiting in taal (Van der Plank, 1985, p.123). Streektaal is nu echter niet meer verbonden aan groepsidentificatie. In de moderne, verstedelijkte maatschappij draait het om sociaal onderscheid (Hoppenbrouwers, 1991, p.15). Registers onderscheiden zich vooral op lexicaal niveau. De grammatica van jongerentaal is bijna hetzelfde als die van de algemene omgangstaal. Jongerentaal verschilt vooral op het gebied van woorden en uitdrukkingen, net als andere groepstalen (Hoppenbrouwers, 1991, p. 9). De woorden die kenmerkend zijn voor jongerentaal komen van binnenuit en van buitenaf. Van buitenaf komen leenwoorden of vertalingen. Deze vinden hun oorsprong in andere talen of verwante groepstalen. Met verwante groepstalen worden bijvoorbeeld studententaal en soldatentaal bedoeld. De andere talen die Hoppenbrouwers noemt, omvatte toen eigenlijk alleen nog maar het Engels. Over het lenen van woorden zal ik straks nog verder uitweiden. Binnen het taalsysteem zelf doen zich ook nieuwe ontwikkelingen voor. Hierbij horen onder andere woordvorming en het maken van afkortingen (Hoppenbrouwers, 1991, p ). Er moet rekening mee gehouden worden dat het boek van Hoppenbrouwers alweer twintig jaar oud is en de vorm van de jongerentaal voortdurend verandert. Het is een vluchtig en dynamisch verschijnsel (Nortier, 2001, p. 7). Zo werd in 1998 duidelijk dat de opgestelde woordenlijst van Hoppenbrouwers uit 1991 allang niet meer actueel was. Hij wist dit zelf ook: Je zou er eigenlijk voortdurend onderzoek naar moeten doen, maar ik heb er geen tijd voor (De Riepe, 1998, p. 11). 4

5 De sprekers De leeftijd is erg belangrijk bij het definiëren van de sprekers van jongerentaal. De overgang naar het voortgezet onderwijs vindt Hoppenbrouwers (1991, p. 10) een geschikte markering van het begin. Jongeren beginnen dus vanaf hun twaalfde met het ontwikkelen van jongerentaal. Het register blijft een rol spelen tot de afronding van de studie, de overstap naar een volgende levensfase. Rond de leeftijd van 18 tot 20 jaar is de taalbeheersing nog niet voltooid. Daarom staan de jongeren voor die tijd veel meer open voor variatie en veranderingen in taal (Hoppenbrouwers, 1991, p. 17). Jongens gebruiken iets vaker jongerentaal dan meisjes. De opleiding is een belangrijke factor voor kennis van jongerentaal. De kennis is het hoogst bij de scholieren van vwo en havo. Het gebruik verschilt overigens niet per schoolniveau (Hoppenbrouwers, 1991, p. 32, 33) Betekenisgebieden Waar praten de jongeren over wanneer ze in jongerentaal praten? Hoppenbrouwers categoriseerde de via enquêtes verkregen woorden in acht betekenisgebieden. Binnen die betekenisgebieden behoren een aantal woordvelden. De gebieden zijn niet gemakkelijk af te grenzen, waardoor er bij de indeling soms overlap is (Hoppenbrouwers, 1991, p.35-78). De onderstaande rij representeert voor welke onderwerpen jongerentaal wordt gebruikt. 1. Dagelijks leven Eten, roken, drinken, slapen. 2. Sociale omgang en communicatie Begroeten, afwijkend gedrag, negatief en positief gedrag, verwerping en ontkenning, instemming en bevestiging, kwaliteit afscheid nemen. 3. Emoties Negatieve gevoelens, onlust, euforie, goed, uitroepen, graadaanduidende voorvoegsels. 4. Kleding en uiterlijk Kleding, schoeisel, haardracht, uiterlijk. 5. Persoonsaanduidingen Domme figuren, onhandige personen, waardeloze personen, sympathieke figuren, naar functie of beroep. 6. Relaties en seks Aantrekkelijke personen, troetelnamen, seksuele geaardheid, negatief over vrouwen, versieren, zoenen, seks hebben, lichamelijkheid, aard en einde van relaties. 7. Popmuziek Hiphop, rap, house. 8. Vrije tijd Stappen, concerten, feesten, vervoersmiddelen, sport, vakantie Nieuwe ontwikkelingen in jongerentaal In de woordenlijst die Hoppenbrouwers in zijn boek opnam is Engels de enige leentaal die voorkomt. Dit is nu zeker niet meer het geval. De jongerentaal is drastisch veranderd in de afgelopen twintig jaar (Schoonen en Appel, 2005, p. 87). De sociale situatie van jongeren is bepalend voor de vorm die de taal aanneemt. Onze maatschappij is divers en multicultureel geworden. Jongeren trekken met elkaar op in groepen en het komt nu voor dat sommigen vrienden hebben met een andere etnische achtergrond. Deze diversiteit heeft invloed op het taalgebruik (Nortier, 2001, p. 7,8). Jongeren van verschillende etnische achtergronden nemen elkaars woorden en uitdrukkingen over, waardoor een 5

6 variant van het Nederlands is ontstaan met invloeden van allerlei talen. De term jongerentaal is voor deze variëteit te algemeen, omdat hij verwijst naar het taalgebruik van alle jongeren. Het gaat hier alleen om taalgebruik van jongeren die in een specifieke multiculturele context leven: straattaal (Nortier, 2001, p. 8). 6

7 2.3. Straattaal Inleiding Straattaal kan worden gezien als een meertalige soort van de algemene jongerentaal (Appel, 1999, p. 143). Van Kempen (2000, p. 331) omschrijft het als een soort multicultureel slang met het Nederlands als basisstructuur. In deze variant komen woorden en uitdrukkingen voor uit het Nederlands, Surinaams, Marokkaans, Arabisch en Turks (Cornips, 2002, p. 21). Volgens Appel en Schonen (2005, p. 85, 86) heeft straattaal de volgende twee belangrijke kenmerken: 1. Het bevat veel woorden die uit andere talen dan het Nederlands komen. 2. Het bevat veel nieuwe Nederlandse woorden. De definitie die Schoonen en Appel (2005, p. 88) geven van straattaal is als volgt: Een type register gebruikt door jongeren, die woorden en uitdrukkingen uit andere talen lenen, die gesproken worden in de multi-linguïstische gemeenschap waarin ze leven. Cornips en Reizevoort (2006, p. 89) zijn het er niet mee eens om straattaal een register te noemen. Zij noemen het een Nederlands sociodialect. Het is een dialect omdat de sprekers zijn geboren of opgegroeid in de Randstad, en het is een sociolect omdat de sprekers jongeren zijn. Omdat al bewezen is dat in Groningen ook straattaal gesproken wordt, kan het echter geen dialect zijn. Straattaal kan wel een sociolect zijn, maar omdat het spreken van straattaal sterk gebonden is aan bepaalde situaties kies ik er voor om de definitie van Schoonen en Appel, die het woord register bevat, aan te houden. Deze definitie zegt overigens niets over de nieuwe Nederlandse woorden waar ze eerder over spraken. Omdat het maken van nieuwe woorden niet specifiek kenmerkend is voor straattaal maar een kenmerk is van jongerentaal, zal dit kenmerk niet sterk aanwezig in mijn onderzoek De aandacht voor straattaal Straattaal werd bekend in 1998, toen de media het fenomeen opmerkten en het begonnen te beschrijven. Het ging toen vooral over de slechte invloed van dit verschijnsel op de Nederlandse taal (Schoonen en Appel, 2005, p. 86). Appel (1999, p. 140) denkt dat die verontrusting deels bestond doordat autochtone jongeren, in straattaal ook wel bakra s genoemd (Van Kempen, 2000, p. 331) ook straattaal spreken. Straattaal werd ook eerst ietwat denigrerend smurfentaal genoemd. Die benaming was gebaseerd op het idee dat tweedetaalverwervers over een beperkte kennis van het Nederlands beschikken, en vooral een geringe woordenschat hebben. Ze proberen dit te camoufleren met eigen woordvorming, net zoals de smurfen die voor veel werkwoorden gemakkelijk hetzelfde woord smurfen gebruiken (Appel, 1999, p. 140 en Van Kempen, 2000, p. 332). De toekomstige hoogleraar tweedetaalverwerving Appel gaf in 1999 (p. 140) aan liever te spreken over straattaal. De variëteit wordt tenslotte het meest in de straten wordt gesproken (Schoonen en Appel, 2005, p. 90). Daarnaast geeft het aan dat het een term is uit het informele domein en dat het een neutraal begrip is zonder waarde-oordelen (Nortier, 2001, p. 8). Na 1998 verschenen verschillende onderzoeken naar straattaal. Toen was al wel bekend dat, voortvloeiend uit jongerentaal, straattaal ook zeer dynamisch is en constant verandert (Schoonen en Appel, 2005, p. 148). De belangrijkste en meest actuele onderzoeken zijn die van Nortier in 2001 en Schoonen en Appel in Schoonen en Appel, beiden verbonden aan de universiteit van Amsterdam, hebben ongeveer 300 studenten van verschillende middelbare scholen, waaronder één in Groningen, een enquête in laten vullen over hun bekendheid met en gebruik van straattaal. Het gebruik werd gekoppeld aan (taal)achtergrondinformatie en hun kennis van de Nederlandse taal. Nortier, docent sociolinguïstiek aan de Universiteit Utrecht, heeft wat algemener onderzoek gedaan 7

8 de invloed van multiculturaliteit op het taalgebruik van jongeren. In haar boek Murks en straattaal: vriendschap en taalgebruik onder jongeren bespreekt ze twee variëteiten: straattaal en Murks (het imiteren van de intonatie en uitspraak van allochtonen). Hiervoor nam ze enquêtes en interviews af op één school in een multiculturele wijk in Utrecht. In de komende hoofdstukken zal af en toe worden verwijzen naar deze onderzoeken De taalkundige kenmerken Het belangrijkste kenmerk van straattaal is dat er woorden geleend worden uit niet-westerse talen. Hoe werkt dit precies? Als er taalcontact is, als sprekers van andere talen met elkaar communiceren, beïnvloeden de talen elkaar. Dit kan gebeuren in het domein van de fonetiek, de grammatica en het lexicon (Weinreich, 1953, p. 1, 2). Wat er precies gebeurt bij taalcontact hangt af van veel sociale en psychologische factoren. Bijvoorbeeld de vaardigheid in beide talen, de attitude tegenover beide talen, de attitude tegenover de gehele cultuur van beide taalgemeenschappen, enzovoorts (Weinreich, 1953, p. 3). Een voorbeeld van beïnvloeding is dat een spreker bepaalde dingen overneemt uit de taal van de andere spreker. Er vindt dan import plaats van bepaalde elementen van de ene taal naar de ander. Dit proces heet ontlening (Matras, 2009, p ). De taal waaruit wordt geleend heet de brontaal en de taal die de elementen opneemt heet de ontlenende taal (Van der Sijs, 1996, p. 10). Straks zullen de motivaties om te lenen uitgebreid aan bod komen. De term code-switching wordt overigens pas gebruikt wanneer sprekers heel uitgebreid gebruik maken van twee talen en hier met intentie tussen schakelen (Rampton, 1995, p. 275). Dat is hier niet van toepassing. Bij straattaal is sprake van lexicale ontlening. Dit houdt in dat een vreemd woord wordt geleend, in dit geval zowel qua klank als betekenis (Van der Sijs, 1996, p. 10). Lexicale ontlening wordt gezien als de zwakste vorm van het mixen van taal in situaties waarbij contact is tussen verschillende talen (Schoonen en Appel, 2005, p. 86). Hoe grammaticaler een element, hoe minder snel het dan ook geleend zal worden (Field, 2002, p. 35). Volgens verschillende studies worden bij lexicale ontlening zelfstandige naamwoorden het meest geleend (Field, 2002, p. 35 en Matras, 2009, p ). Dit komt vooral door hun functie om te refereren aan zaken. Ze geven namen aan concepten, objecten, mensen en plaatsen. Onderzoekers verschillen van mening over wat na het zelfstandig naamwoord het vaakst geleend wordt: het werkwoord of het bijvoeglijk naamwoord. Ontleende werkwoorden kunnen verschillende verschijningsvormen hebben. Zo kan het werkwoord morfologisch aangepast worden aan de ontvangertaal of juist in zijn originele vorm worden gebruikt, zelfs met inflectie en al. Bijvoeglijk naamwoorden zijn ook geschikt voor lexicale ontlening (Matras, 2009, p ). Volgens Schoonen en Appel (2004, p. 149) is in straattaal het aantal woorden waarmee wordt uitgedrukt dat iets goed of geweldig is erg groot. Dit zijn hoogstwaarschijnlijk bijvoeglijke naamwoorden. De woordsoort vormt een kleinere klasse dan zelfstandige naamwoorden en werkwoorden en komt daardoor waarschijnlijk ook minder voor (Matras, 2009, p ). Wanneer we de bevindingen van Matras (2009) en Field (2002) samenvoegen komen we tot het volgende rijtje van woordsoorten die het meest vatbaar zijn voor lexicale ontlening, hoewel meningen over de volgorde verschillen. Ze worden gevolgd door voorbeelden van straattaal, geciteerd uit een artikel van Van Lier (2005, p. 14). 1. Zelfstandige naamwoorden - Wanneer komt iemand met een goede torie? (Sranang voor verhaal, roddel ). 8

9 2. Werkwoorden - Die van jou moet ook een beetje gefreshed worden (Engels voor opfrissen ). 3. Bijvoeglijke naamwoorden - Al mijn cd s zijn loesoe. (Sranang voor weg ). 4. Lexicale bijwoorden- Kapot duur! (Nederlands voor erg, zeer ). In Nederland leven twee belangrijke categorieën van niet- westerse immigranten die ons verschillende talen hebben gebracht (Schoonen en Appel, 2005, p. 89, 90 en Nortier, 2009, p. 14): 1. Immigranten uit de voormalige kolonies van Nederland. - Surinaams - Papiaments (niet vermeld door Schoonen en Appel) 2. Gastarbeiders en hun families, voornamelijk uit Turkije en Marokko. - Turks - Marokkaans en Arabisch De meest populaire leentaal is het Surinaams, waarmee de creooltaal Sranantongo of Sranang wordt bedoeld (Appel, 1999, p. 142). Deze taal is ontstaan toen in de tweede helft van de zeventiende eeuw Europeanen naar Suriname kwamen. Zij lieten Afrikaanse slaven komen die verschillende Afrikaanse talen spraken. De oorspronkelijke bewoners van Suriname, de Afrikanen en de Europeanen moesten nu op de één of andere manier met elkaar kunnen communiceren. Hierdoor ontstond de contacttaal die we nu Sranang noemen. Deze pidgintaal heeft zich in de 18 de en 19 de eeuw ontwikkeld tot creooltaal. Dit betekent dat de taal geëvolueerd is van een contacttaal die niemands moedertaal was, naar de moedertaal van een gemeenschap (Sordam en Eersel, 1989, p ). De auteurs geven drie oorzaken voor het feit dat Sranang zo populair is (Appel, 1999, p. 142, Nortier, 2001, p. 34 en Van Kempen, 2001, p. 334). Ten eerste geven zij aan dat de meeste gebruikers van straattaal een Surinaamse achtergrond hebben. Daarnaast zijn Surinamers echte trendsetters op het gebied van mode, muziek en ook op het gebied van taal. Tot slot liggen veel Surinaamse woorden door hun klankstructuur gewoon lekker in de mond. De regelmatige afwisseling van klinkers en medeklinkers is erg geliefd, zoals te horen in osso (huis). Veel Surinaamse woorden eindigen met een open lettergreep, zoals doekoe (geld). Deze zogenaamde CVCV-structuur is het meest natuurlijk voor de vocale organen (Aitchison, 1991, p. 129, genoemd in Schoonen en Appel, 2005, p. 112, 113). Een andere reden voor zijn populariteit kan zijn dat Sranang een relatief makkelijke taal is. Zo bestaat er geen vervoeging van de werkwoorden en kan één woord voor verschillende woordsoorten worden gebruikt (Wilner, 2007, p. 4). Door de eenvoud is het misschien gemakkelijker om woorden uit deze taal over te nemen. Daarnaast wordt het Sranang door de Surinamers zelf al gezien als een informele taal, die vooral op straat wordt gesproken (Ramai, 2011). Het is dan niet zo vreemd dat het ook in Nederland op straat gesproken wordt. Na het Surinaams komt het Engels. Schoonen en Appel (2004, p. 90) geven hiervoor als verklaring dat het de taal is van de moderne, internationale populaire cultuur met film en TV. Ook popmuziek en videoclips spelen hierbij een rol (Van der Sijs, 1996, p. 324). Na de Tweede Wereldoorlog werd the American way of life, met Engels als voertaal, een voorbeeld voor de rest van de wereld (Van der Sijs, 1996, p ). Het Arabisch en Turks zijn weinig vertegenwoordigd in straattaal (Appel, 1999, p. 143). Dit komt misschien door de relatieve complexiteit van deze talen, waardoor straattaalsprekers zich woorden uit deze talen minder makkelijk eigen kunnen maken. Straattaal bevat voornamelijk woorden die worden geleend uit andere talen. Maar er zijn soms ook zinnetjes of uitdrukkingen bij. Nortier (2000, p. 35) geeft hiervan twee voorbeeldzinnen met daarin andere voorzetsels dan die Nederlandssprekenden normaal zouden kiezen: Zet die tv dicht, man! en Stap uit die fiets!. 9

10 Murks In het boek Murks en straattaal: vriendschap en taalgebruik onder jongeren bespreekt Nortier (2000) twee variëteiten: Murks en straattaal. Murks staat voor Marokkaans Turks en is in dit boek voor het eerst geïntroduceerd. Murks is een variëteit waarbij de gebruikers de uitspraak en woordkeuze van andere etniciteiten die Nederlands praten imiteren. Murks komt alleen voor in groepen van uitsluitend Nederlandse jongeren in een zeer informele setting (Nortier, 2001, p. 10, 28). Zij spreken zo omdat Turken en vooral Marokkanen voor hen een voorbeeldfunctie hebben: ze willen hetzelfde stoere en gevaarlijke imago overnemen (Nortier, 2001, p. 16). Murks is iets heel anders dan de door Appel beschreven straattaal (Nortier, 2001, p. 15). Het betreft in veel mindere mate de woordenschat, maar gaat vooral over de intonatie en uitspraak. Deze aspecten zijn relatief moeilijk te onderzoeken (Nortier, 2001, p. 21). Daarnaast hebben de sprekers nauwelijks contact met andere etniciteiten en wordt Murks angstvallig niet gesproken wanneer deze in de buurt zijn: het zou wel eens beledigend kunnen zijn voor de betreffende etniciteiten omdat de Nederlands iets toe-eigenen wat niet van hen is (Nortier, 2001, p. 29). Straattaalsprekers zijn hier niet bang voor en voelen zich not ashamed to show off (Hvenekilde en Nortier, 2001, p. 69). In mijn optiek is Murks dus bij voorbaat al geen directe interculturele communicatie, maar slechts een indirect effect van een multiculturele samenleving. Deze variëteit wordt in mijn onderzoek niet meegenomen De sprekers van straattaal De leeftijd van straattaalsprekers ligt volgens Nortier (Hvenekilde en Nortier, p. 61, 2001) tussen de 12 en 18 jaar. Deze markeren eigenlijk de middelbare school-periode en komen overeen met de leeftijden die Hoppenbrouwers aangeeft voor jongerentaal. Hij schrijft echter wel dat de peer group pas in de brugklas ontstaan. In mijn onderzoek houd ik daarom de leeftijdsgrenzen 14 en 18 aan. Scholieren denken overigens niet dat ze nog straattaal spreken als ze eenmaal dertig zijn. Ze zien het dus echt als een onderdeel van de jongerencultuur (Schoonen en Appel, 2005, p. 99). De jongeren die straattaal spreken, zijn juist jongeren die het Nederlands goed beheersen. Als een persoon nog geen Nederlands kan, kan deze ook nog geen straattaal spreken. De woorden die straattaalsprekers lenen uit andere talen, kennen ze in het Nederlands ook goed (Appel, 1999, p ). Van Kempen (2000, p. 336) zegt: Ze mogen dan in deze wijk op straat zijn opgegroeid met een multicultureel, kleurrijk gevarieerde taaleigen waarvan de gemiddelde Nederlander nauwelijks weet van heeft wanneer hij bijvoorbeeld niet in Damsko, Rotjeknor of Utreg woont, ze kennen het onderscheid tussen Standaardnederlands en hun straattaalstandaard wel degelijk. In het onderzoek van Schoonen en Appel (2005) werd een vocabulairetest toegepast. Er zaten geen significante verschillen in de resultaten van scholieren die wel straattaal spraken en scholieren die geen straattaal spraken. Het is dus niet zo dat straattaal het Nederlands vervangt, maar dat het daarnaast bestaat als een creatieve aanvulling (Nortier, 2001, p. 33). Het gaat om een soort taalspel (Nortier, 2009, p. 158). De benaming smurfentaal blijkt dus helemaal niet juist te zijn. Cornips (2004, p. 1-4) beweert dat de straattaalspreker vaak een persoon van niet-nederlandse herkomst is, die naast het Nederlands nog een andere taal als moedertaal heeft. Wanneer Nederlanders straattaal mogen spreken, zijn dat alleen Nederlanders die tot de eigen vriendenkring behoren. Surinamers gebruiken het vaakst straattaal, en Nederlanders staan op de tweede plaats. Turken en Marokkanen spreken het minst vaak straattaal (Appel, 1991, p. 143). Volgens Nortier (2000, p. 41, 48) is het verband tussen schooltype en straattaalgebruik niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk spreken mbo ers (toen nog mavo ers) vaker straattaal, omdat er op dit 10

11 niveau sprake is van meer multi-etniciteit. Er zitten minder allochtonen op de havo, en het minst op het vwo. Ook al zijn er wel straattaalsprekers op havo en vwo, de meerderheid zit op het mbo. Zo zegt scholier Bert uit 5- havo in het boek van Nortier (2000, p. 48): Ik denk dat op de mavo, daar zit je toch wel met de grootste culturenmix [daar is] toch wel de meeste straattaal. Dit is een verschil met het algemene verschijnsel jongerentaal, waarbij opleidingsniveau geen verschil maakt in het gebruik. In 2005 waren zo n 84 procent van de jongens en 78 procent van de meisjes straattaalspreker. Dit verschil is niet statistisch significant (Schoonen en Appel, 2005, p. 99, 100). Het aantal gebruikers is dus ongeveer even hoog. Maar als iemand aangeeft straattaal te spreken, zegt dit nog niets zegt over hoe vaak die persoon het spreekt. De kwalitatieve interviews in hetzelfde onderzoek gaven toch de indruk dat meisjes wat minder vaak straattaal spreken (Schoonen en Appel, 2005, p. 99) De context waarin straattaal wordt gesproken Straattaal wordt niet alleen, zoals de naam doet vermoeden, op straat gesproken. Het wordt ook vaak gebruikt op school tijdens informele interactie procent van de jongeren gaf zelfs aan het ook in de klas te spreken. De onderzoekers nemen aan dat dit interactie tussen scholieren betreft. De keuze om straattaal toe te passen hangt dus niet zozeer van de plaats van interactie af, maar meer van de situatie en de gesprekspartner (Schoonen en Appel, 2005, p. 90, 101, 102). Straattaal dient echt als een register voor de in-groep: het wordt gesproken met klasgenoten, vrienden en broers en zussen. Met volwassenen, zoals hun leerkrachten en ouders, spreken scholieren zelden straattaal (Schoonen en Appel, 2005, p. 104) Betekenisgebieden Schoonen en Appel (2004, p. 149) beweren dat straattaal de belevingswereld weerspiegelt van de jongeren die haar gebruiken. Ze spreken over muziek en tv-programma s, uitgaan, vrienden, dagelijkse ervaringen, jongens, meisjes en seks. Dit zijn de typische onderwerpen waar jonge mensen over praten (Schoonen en Appel, 2005, p. 105). Ook praten straattaalgebruikers over of ze dingen goed of slecht vinden. De betekenisgebieden die Appel en Schonen beschrijven komen in grote lijnen overeen met die van Hoppenbrouwers Waarom wordt straattaal gesproken? Straattaal wordt, net als jongerentaal in het algemeen, gesproken om saamhorigheid en de groepsidentiteit uit te drukken (Nortier, 2009, p. 158). Eckert (2000, p. 1-6) ziet variatie in taal als een sociale bezigheid: de sociale groepen zijn niet gegeven. De leden van de groep moeten die categorie creëren, in plaats van alleen maar representeren. Ze zijn dus voortdurend bezig sociale betekenis te geven aan hun groep. Taal is voor hen een middel om hun sociale categorie tot stand te laten komen en te behouden. Hoewel de vorm van straattaal is vluchtig is, is dit mechanisme is van all tijden. Er zullen altijd groepen zijn die zich door middel van taal willen onderscheiden van andere groepen (Nortier, 2009, p. 160). Maar er liggen nog meer redenen aan ten grondslag. In het vorige hoofdstuk is lexicale ontlening uitgebreid aan bod geweest. De motivatie om woorden te lenen kan ons vertellen waarom straattaal wordt gesproken. Het belangrijkste kenmerk van straattaal is tenslotte die ontlening. Er bestaan twee redenen om woorden te lenen. Ten eerste kunnen er gaten bestaan in de taal van de ontvanger, waardoor deze gaat lenen. Die gaten betekenen niet dat het taalsysteem van de ontvanger te kort schiet, maar dat de spreker zich 11

12 optimaal wil kunnen uitdrukken in alle tijden en alle contexten (Matras, 2009, p ). Als de grote massa altijd hetzelfde woord gebruikt, kan het zijn karakter verliezen (Van der Sijs, 1996, p. 15). Wanneer woorden hun expressieve kracht verliezen doordat ze zo vaak worden gebruikt ontstaat er een behoefte aan synoniemen (Weinreich, 1953, p. 58, 59). De tweede reden is het prestige die de donortaal kan bezitten. Groepen en hun talen hebben ten opzichte van elkaar meestal geen gelijkwaardige posities (Nortier, 2009, p. 169). De prestigehypothese neemt aan dat de ontvanger elementen leent uit een taal die dominanter en machtiger is in de gemeenschap, om zo goedkeuring of een hogere sociale status te bereiken. Bij beide redenen is het vaak het geval dat de ontvanger een lid is van een minderheidsgroep (Matras, 2009, p ). Nortier (2001, p ) beschrijft deze tendens ook in de context van onze maatschappij. De dominante taal, of prestige-taal, in de theorie is vaak de moedertaal van de meerderheid in de staat (Matras, 2009, p. 45). In dit geval dus het Standaardnederlands. We verwachten in Nederland dat de immigranten zich aanpassen aan onze cultuur, en dus ook die taal leren. Omgekeerd zouden vinden we dit vreemd vinden: onze taal is niet sterk beïnvloed door talen die minderheidsgroepen hebben meegebracht. Het is daarom erg bijzonder dat Nederlandse jongeren wel degelijk lexicale elementen uit die minderheidstalen overnemen (Nortier, 2001, p ). Straattaal lijkt een uitzondering te zijn op de regel dat lexicale ontlening van de top -taal naar de bottom -taal verloopt (Schoonen en Appel, 2005, p. 87). De waarschijnlijke reden hiervoor is dat jonge mensen een andere attitude hebben tegenover de prestige van talen (Schoonen en Appel, 2005, p. 87). Het motief voor het spreken van straattaal zou wel eens dezelfde kunnen zijn als voor het spreken van Murks: de sprekers van de meerderheidstaal kijken op tegen de sprekers van de minderheidstaal. Ze proberen een deel van de identiteit van de allochtone jongeren over te nemen. Omdat Murkssprekers weinig contact hebben met die andere etnische identiteiten, hebben zij niet de tijd om woorden en hun betekenissen te leren kennen. Bij diepgaander contact is dit wel mogelijk. De Murkssprekers nemen dus oppervlakkige kenmerken over, terwijl de straattaalsprekers de mogelijkheid hebben om woorden over te nemen (Nortier, 2001, p ). Deze motivatie om straattaal te spreken, namelijk opkijken tegen de minderheidstalen, wordt uitsluitend door Nortier aangedragen. Volgens Cornips en Reizevoort (2006, p. 88) gebruiken jongeren straattaal om zich te onderscheiden van de dominante meerderheid. Ze creëren er ruimte mee om zich te beschrijven en te definiëren in eigen termen. De meest genoemde redenen bij Schoonen en Appel (2005, p. 103, 104) om straattaal te spreken zijn dat het grappig is en dat vrienden het ook gebruiken. De laatste reden kan in mijn optiek weer herleid worden naar de wil om te kunnen identificeren met een bepaalde groep. Straattaal wordt door sommigen ook nog gesproken omdat het een geheime taal is. Soms is het prettig om te kunnen praten zonder dat buitenstaanders weten waar je het over hebt (Nortier, 2009, p. 158) De spreiding van straattaal In de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is op de meeste middelbare scholen sprake van multi-etniciteit. Van de jongeren in deze grote steden heeft zo n vijftig tot zestig procent één of twee ouders die niet in Nederland zijn geboren. Ze zijn dan ook vaak tweetalig opgegroeid (Cornips en de Rooij, 2010, p. 34). Schoonen en Appel (2005, p. 91, 97) hebben in hun onderzoek ter vergelijking één school uit Groningen geselecteerd omdat daar minder sprake is van multi-etniciteit. Ze hadden om diezelfde reden verwacht dat er op de Groningse school minder straattaalgebruik zou zijn. Die regionale verschillen bleken er echter niet te zijn. Nortier (2001, p. 34) geeft aan dat de 12

13 inhoud van de straattaal dan wel kan verschillen. In Utrecht komen bijvoorbeeld minder Surinaamse woorden voor in de straattaal dan in Amsterdam. Haar verklaring hiervoor is dat er in Utrecht minder jongeren wonen met een Surinaamse achtergrond. Nortier denkt daarom dat de straattaal die gebruikt wordt, verschilt van stad tot stad. Misschien zorgen moderne media, waardoor de wereld aan ieders voeten ligt, er wel voor dat er geen regionale verschillen bestaan. Iedereen kan met iedereen communiceren zonder geografische belemmeringen (Van der Sijs, 1996, p. 21). Het zou dus kunnen dat de Groningse jongeren straattaal leren door de media en niet door direct contact met anderen. Ik hoop er met dit onderzoek achter te komen of dat zo is. Er moet hier wel rekening gehouden worden met het feit dat wanneer iemand aangeeft straattaal te spreken, dit nog niets zegt over de intensiteit of het niveau van het spreken (Schoonen en Appel, 2005, p. 99). Dit blijkt uit de resultaten van het onderzoek van Schoonen en Appel, waarbij de scholieren acht Nederlandse woorden die de scholieren moesten vertalen naar straattaal. Groningse jongeren gaven gemiddeld 2,24 vertalingen, terwijl de jongeren van een school in Amsterdam gemiddeld 4,88 vertalingen leverden (Schoonen en Appel, 2005, p. 107). Reden voor Schoonen en Appel (2004, p. 151) om te zeggen: In een plaats als Groningen begint straattaal ook door te dringen, maar de weelderige groei en de dynamiek die bijvoorbeeld in Rotterdam en Amsterdam te zien zijn, ontbreken daar nog. Het is dus waarschijnlijk zo dat de inhoud van de straattaal en de frequentie van straattaalgebruik in Groningen verschilt van de grote Randstadsteden. 13

14 2.4. Straattaal als interculturele communicatie Inleiding Interculturele communicatie is, simpel gezegd, communicatie tussen verschillende culturen (Van Ginneken, 2008, p. 17, 18). Interculturele communicatie vindt dus elke dag plaats in onze diverse maatschappij waarin verschillende etniciteiten samen leven. Met het woord etniciteit wordt eigenlijk een bepaald volk bedoeld, maar dat is expres een vaag begrip. In de praktijk betekent etniciteit een mengeling van biologische en culturele kenmerken die iemand markeren als behorend bij een bepaalde groep (Van Ginneken, 2008, p. 22). Niet alle gebruiken die een cultuur vormen zijn voor ons zichtbaar. Een groot deel van die normen en gebruiken is impliciet aanwezig. Ideeën en gedachten hangen echter sterk samen met de taal waarin ze worden uitgedrukt. Taal is mede daarom één van de belangrijkste aspecten van een cultuur (Van Ginneken, 2008, p. 25). De begrippen taal en etniciteit zijn dan ook zeer nauw met elkaar verbonden (Van Leuvensteijn en van Hout, 2004, p. 111). Dit blijkt ook uit de voorwaarde van multi-etniciteit voor het voorkomen van straattaal, die ik hieronder bespreek Verband tussen multiculturaliteit en straattaal Volgens veel onderzoekers is multi-etniciteit een voorwaarde voor het voorkomen van straattaal, omdat jongeren op die manier in contact komen met woorden uit andere talen. Zo schrijven Cornips, de Rooij en Reizevoort (2006, p. 91): De steden in de Randstad kennen een grote verscheidenheid aan culturen en talen. In deze multiculturele en meertalige context vlechten jongeren op creatieve wijze lexicale elementen uit andere talen. Ook Appel (1999, p. 141) en Nortier (p. 38, 2001) stellen dat hoe multicultureler een omgeving is, hoe vaker er straattaal wordt gesproken. Het artikel van Schoonen en Appel (2004, p. 148) begint met een brief verschenen in NRC handelsblad, van een meisje genaamd Ida Meurs. In de brief schreef zij onder andere het volgende: Ik ben een meisje dat opgroeit in Rotterdam. En dat is erg leuk. Zo leren wij nu meerdere soorten Nederlands; gewoon Nederlands (het vroegere ABN), plat Rotterdams en multicultureel Nederlands. Met de laatste soort Nederlands bedoelde zij straattaal Grensvervaging Een aantal mensen ziet straattaal als een positieve ontwikkeling die bijdraagt aan integratie. Zo verscheen in 1999 verscheen in NRC Handelsblad een column van Beatrijs Ritsema waarin zij schreef over straattaal: Maar het lijkt me juist fantastisch, als er een dialect ontstaat, waarmee uiteenlopende groepen zich onderling verstaanbaar kunnen maken, een dialect dat bovendien in grote lijnen op het Nederlands is gebaseerd (Appel, 1999, p. 143). Hoewel dit niet helemaal realistisch is omdat straattaalsprekers al vloeiend Nederlands praten, kan straattaal andere gunstige invloeden hebben op de maatschappij. In het boek van Nortier wordt door een scholier het grensvervagende karakter van straattaal aangestipt. De grenzen tussen de etnische groepen worden minder duidelijk, waardoor mensen niet in hokjes kunnen worden gestopt (2001, p. 65, 66). Sommigen zien straattaal als een uiting van een jeugd geïnspireerd door meertaligheid, wat goed is voor de integratie en wederzijds begrip in deze maatschappij (Schoonen en Appel, 2004, p. 148). Nortier (2009, p ) geeft dan ook aan dat, in tegenstelling tot wat mensen vaak denken, integratie van twee kanten moet komen. Niet alleen de minderheidsgroepen moet hiermee bezig zijn, maar ook de meerderheidsgroep. Het lijkt erop dat 14

15 mensen het afgelopen decennium meer interesse zijn gaan tonen in de culturele elementen van etnische minderheden. Vooral in de jeugdcultuur is dit duidelijk te zien. Als voorbeelden worden Nederhop (Een vernederlandste versie van het van oorsprong Afro- Amerikaanse hiphop) en straattaal gegeven (Hvenekilde en Nortier, 2001, p. 73, 74). Deze ontwikkelingen tonen de verbanden tussen taal, etnische relaties, jeugdcultuur en sociale verandering (Rampton, 1995, p. 4). 15

16 3. Methode 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk zal ik uiteen zetten op welke manier ik de onderzoeksvragen die ik in de inleiding heb geformuleerd heb getracht te beantwoorden. Ik heb twee methodes gecombineerd, namelijk een enquête onder scholieren en kwalitatieve interviews met kleine groepjes scholieren De school als onderzoeksplek Om straattaal te kunnen onderzoeken moet je op de plekken komen waar veel jongeren zijn. De school is hier een uitstekende plaats voor (Nortier, 2001, p. 12). Nortier ging, voordat zij een enquête afnam, samen met een stagiaire het schoolplein op om te vragen of de scholieren zelf straattaal spraken (Nortier, 2000, p. 39). Voor mijn onderzoek leek mij deze methode niet geschikt, omdat ik alleen ben en als buitenstaander waarschijnlijk erg moeilijk binnen deze groepjes kom. Schoonen en Appel (2005) verzamelden de data op een andere manier. Ze begonnen met een enquête en daaropvolgend namen zij kwalitatieve interviews af met kleine groepjes jongeren. Deze methode sprak mij meer aan, omdat ik mij hierdoor in mindere mate neerzette als indringer in het domein De steekproef De potentiële straattaalsprekers zijn scholieren tussen de 14 en 18 jaar. Ik heb deze jongeren bereikt via docenten Nederlands aan middelbare scholen in de stad Groningen. Deze scholen waren het Kamerlingh Onnes College en het H.N. Werkman college. De eerste school staat in de wijk Selwerd, waar 25,9 procent van de inwoners allochtoon is, waarvan 22,5 procent niet-westers. De tweede school heb ik gerekend tot de stadskern Noord. Daar is 18,1 procent van de inwoners allochtoon, waarvan 12,2 procent niet-westers (Vluchtschrift allochtonen gemeente Groningen, 2005). Deze percentages liggen rond het gemiddelde van Groningen, van een totaal van 20,1 procent. Om die reden leken deze twee scholen mij geschikt voor de steekproef: zij vormen min of meer een afspiegeling van de Groningse bevolkingssamenstelling. In totaal heb ik vijf klassen mogen enquêteren, wat neerkomt op precies honderd respondenten. In tabel 2 zijn hun achtergrondgegevens af te lezen. De percentages per opleidingsniveau komen redelijk overeen met de verdeling van de jongeren in Nederland: 50 procent daarvan zit op het vmbo, 20 procent op de havo en 20 procent op het vwo (5 procent is overig) ( 2003). Er is voor gekozen om de leeftijden op te delen in klassen, omdat deze ongeveer evenveel respondenten omvatten. Omdat slechts één leerling 18 jaar oud was bevat de laatste klasse drie leeftijden. Tabel 2. De steekproef van middelbare scholieren in Groningen (n=100). Geslacht Jongen 46% Meisje 54% Leeftijd jaar 46% jaar 54% Opleidingsniveau Vmbo 43% Havo 35% Vwo 22% Woonplaats In de stad 58% Buiten de stad 42% 16

17 3.4. De enquête In deze paragraaf zal ik de inhoud en de opbouw van de enquête uiteenzetten. De vragenlijst is te vinden in bijlage 1. Om te beginnen was het belangrijk om in de introductie een goede, begrijpelijke definitie van straattaal te vermelden. Er waren bijvoorbeeld in het onderzoek van Nortier (2000, p. 77) scholieren die niet bekend waren met het Nederlands met allochtone invloeden. Zij hadden een andere definitie van straattaal en gaven vooral Nederlandse voorbeeldwoorden die grof en plat waren. Daarom gaf ik meteen in de introductie een gemakkelijke uitleg van het begrip, afgeleid van de definitie van Schoonen en Appel (2005, p. 88). De eerste vragen (een t/m vier) betreffen de leeftijd, het geslacht en het schoolniveau van de scholier. Ook vraag ik of de persoon in de stad Groningen woont, of daarbuiten. Er kan namelijk een verband zijn tussen het leven in de stad en het spreken van straattaal. Maar wat ik natuurlijk vooral wilde weten, is wat de etnische achtergrond van de jongeren is. Hoe kan ik dit complexe begrip meten? Het is volgens Nortier (2009, p. 16) niet verstandig te vragen naar nationaliteit, omdat dit niet altijd overeenkomt met de herkomst. In het onderzoek van Schoonen en Appel (2005, p. 92) werd de taalachtergrond van de scholieren gemeten. Dit leek me een geschikte manier omdat taal een belangrijk onderdeel is van een etniciteit. De etnische identiteit wordt hier dus zichtbaar gemaakt door de taalachtergrond. In de enquête vraag ik in vraag vijf welke taal of talen de jongeren thuis spreken. Ze konden dus meer dan één taal aangeven. De antwoordmogelijkheden zijn afgeleid van Schoonen en Appel (2005, p. 92). Papiaments heb ik daar zelf aan toegevoegd, omdat Schoonen en Appel achteraf opmerken dat ook deze taal aan aantal woorden heeft ontleend aan de straattaal (2005, p. 122). Er wordt voor alle groepen aangenomen dat wanneer er thuis een andere taal werd gesproken dit ook de moedertaal was, eventueel met Nederlands ernaast. Surinaams vormt een uitzondering op deze regel. Het is namelijk zo dat Surinaamse kinderen Nederlands als eerste taal leren, en daarnaast een vorm van Surinaams voor in-groepinteractie (Schoonen en Appel, 2005, p. 97). Bij vraag zes gaf ik opnieuw een korte uitleg van straattaal en vroeg ik of de scholier dit spreekt. Vraag zeven werd gesteld om te inventariseren welke woorden en uitdrukkingen de straattaal van Groningen momenteel omvat. Zo is er een soort woordenboek van Groningse straattaal ontstaan. Labov (1996, p. 77) geeft aan dat taalkundige analyses altijd afhangen van de intuïties van de sprekers. Die intuïties zijn soms in strijd met hun gedrag: mensen denken dat ze iets doen, terwijl dat soms niet zo is. Als voorbeeld van zo n mismatch tussen intuïtie en gedrag beschrijft hij een onderzoek waarbij Amerikanen is gevraagd wat ze zeggen als ze afscheid nemen aan de telefoon. Maar 10 procent gaf toen aan bye bye te zeggen, terwijl dit in de praktijk 75 procent bleek te zijn. Ze waren zich hier niet bewust van. Toen de respondenten te horen kregen dat ze veel vaker bye bye zeiden dan gedacht, reageerden ze vol ongeloof omdat de uiting als kinderachtig of vrouwelijk werd gezien (Labov, 1996, p. 92). Hoe kunnen dit soort mismatches zoveel mogelijk voorkomen in de enquête? Schoonen en Appel (2005, p. 105, 106) gebruikten een methode om de daadwerkelijke kennis van straattaal te toetsen. Ze gaven acht Nederlandse woorden die de scholieren moesten vertalen naar straattaal. Ik heb een soortgelijke toets in mijn enquête verwerkt. Van de straattaalvoorbeelden die de jongeren geven, vroeg ik ook de Nederlandse vertaling. Hiermee kan na worden gegaan of ze daadwerkelijk kennis hebben van straattaal. Het kan uiteraard zo zijn dat de betekenis van een woord verschilt per stad of school. Maar ik verwacht dat deze opdracht de jongeren er van heeft weerhouden om iets te antwoorden wat niet waar is. Ik hoop hiermee de vertekening die Labov beschrijft in te hebben geperkt. Tot slot wilde ik via vraag acht en negen te weten komen hoe de jongeren de opgeschreven woorden kennen. Er zijn verschillende manieren waarop scholieren de woorden kunnen hebben verworven. Ik 17

18 kan met deze vraag onderzoeken of er een relatie bestaat tussen het aantal gegeven straattaalwoorden en jongeren die een andere taalachtergrond hebben dan alleen Nederlands of omgaan met jongeren met een andere taalachtergrond dan alleen Nederlands. Geldt het omgaan met andere etniciteiten nog steeds als voorwaarde geldt voor het voorkomen van straattaal? Die omgang hoeft allang niet meer direct te zijn. Via internet kunnen de jongeren in contact komen met andere etniciteiten op afstand. Ook door muziek en de televisie kunnen straattaalwoorden bekend worden bij jongeren. Daarom staan deze opties ook bij de antwoordmogelijkheden Aanvulling met kwalitatieve interviews Na het afnemen van de enquêtes werden een paar groepjes van 3 á 4 scholieren die straattaal spreken geïnterviewd. Deze scholieren zijn geselecteerd omdat ze beweerden echte straattaalsprekers te zijn, of omdat de docent ze geschikt achtte voor een gesprek. De interviews moesten meteen na het afnemen van de enquête plaatsvinden, omdat ik telkens één lesuur de tijd had. Daarom is de selectie niet gebaseerd op wat de geïnterviewden invulden op de vragenlijst. In onderstaande tabel zijn de gegevens van de geïnterviewden af te lezen. Tabel 2. Gegevens van de geïnterviewden. Groepsnaam School Opleidingsniveau Samenstelling Leeftijd Groep 1 H.N. Werkman Vmbo twee meisjes: Ellen en Lisa twee jongens: Steven en Patrick Groep 2 H.N. Werkman Havo twee meisjes: Nadia en Marianne één jongen: Geert Groep 3 Kamerlingh Onnes Vmbo twee meisjes: Pauline en Eva één jongen: David Groep 4 Kamerlingh Onnes Vwo vier jongens: Robert, Simon, Maurits, Ronald Een kwalitatief interview kenmerkt zich door vooral open vragen (Baarda, 2005, p. 126). Je wilt er namelijk achter komen wat voor ideeën er leven onder de jeugd en vanuit welk perspectief zij het bekijken: je probeert ze te begrijpen (Baarda, 2005, p. 3, 42). Ik heb de interviews dan ook zoveel mogelijk de vorm gegeven van een gesprek. De vragen in de topiclijst (bijlage 2) vormden een leidraad voor de interviews. De interviews waren dus gedeeltelijk gestructureerd. Met de interviews was het mogelijk om dieper in te gaan op het onderwerp, doordat ik door kon vragen en in kon haken op opvallende zaken die worden gezegd. Hierdoor zijn dingen aan het licht gekomen die ik met alleen de enquête niet kon achterhalen Verwerking van de gegevens De resultaten van de enquête zijn ingevoerd in het statistische computerprogramma SPSS. Het codeerschema dat ik hiervoor heb opgesteld is te vinden in bijlage 2. Voor de analyse is gebruik gemaakt van de beschrijvende statistiek. Dit bestond vooral uit het berekenen van de frequenties en percentages van verschillende categorieën binnen variabelen en het maken van kruistabellen. Om 18

19 statistisch significante verbanden aan te tonen is gebruik gemaakt van Chi-kwadraat en in het geval dit niet mogelijk was, Fisher s exact test. Voor gemiddelden is gebruik gemaakt van ANOVA, gecorrigeerd met de Brown Forsythe test. Het significantieniveau was telkens 5 procent. De genoemde woorden en uitdrukkingen zijn verwerkt met behulp van Excel. Er kunnen, door de grootte van de steekproef, geen uitspraken worden gedaan over de gehele populatie. Deze resultaten geven vooral een indruk van wat er leeft onder de scholieren. 19

20 4. De resultaten 4.1. De straattaalsprekers Het percentage straattaalsprekers Van de honderd respondenten hebben er 55 aangegeven dat zij wel eens straattaal spreken, wat neerkomt op 55 procent. Het percentage straattaalsprekers dat Schoonen en Appel in 2005 (p. 98) in Groningen waarnamen ligt veel hoger, namelijk op 82,5 procent (n=33). Omdat mijn steekproef groter is dan die van hen, kunnen we stellen dat mijn percentage representatiever is. Het Kamerlingh Onnes college heeft een iets hoger straattaalpercentage dan het H.N. Werkmancollege, wat misschien verband houdt met het hogere percentage allochtonen in de buurt. Het verschil is echter niet significant. Het totale percentage ligt sterk onder het landelijk gemiddelde van 80,6 procent straattaalsprekers. Op bladzijde 12 werd al vermeld dat er in het onderzoek van Schoonen en Appel gebrek was aan verwachte regionale verschillen, maar hieruit blijken deze juist wel te bestaan. Maar komt dit ook doordat er in Groningen in mindere mate sprake is van multi-etniciteit? Daar zal ik straks verder op ingaan. Tabel 4. Aantal straattaalsprekers in percentages (n=100). (p= 0,5 enkelzijdig). Wel straattaal Geen straattaal Totaal (n=100) 55% (55) 45% (55) Kamerlingh Onnes (n=61) 55,7% (34) 44,3% (27) H.N. Werkman (n=39) 53,8% (21) 46,2% (18) De definitie van straattaal Alle jongeren die ik heb geïnterviewd waren al bekend met de term straattaal voordat ze de enquête invulden. Ze hebben er zelf geen andere namen voor en praten er normaal eigenlijk ook niet over. Voor hen is het normaal. Zo zegt Steven: Het gaat gewoon automatisch. Als ik ze dan toch vraag om straattaal te beschrijven roept Steven: Allerlei talen door elkaar!. Ook David stelt: Het is gewoon een mengelmoesje van talen. Uit deze definities komt dus het kenmerk van straattaal naar voren dat er veel woorden uit andere talen dan Nederlands in voorkomen. Niet iedereen staat hierbij stil. Nadia geeft niet aan dat er verschillende talen in voorkomen, maar noemt het gewoon wat je op straat spreekt met je vrienden en zo, als je met je vrienden hangt. Ook Ellen zegt: Ja wat je spreekt wanneer je met mensen afspreekt. De meisjes leggen in hun beschrijving vooral de nadruk op met wie ze straattaal spreken: met hun vrienden. Het feit dat straattaal voor de jongeren automatisch gaat en ze er niet zo bewust mee bezig zijn, blijkt ook uit de definitie van straattaal van Pauline: Gewoon simpel, simpel praten. 20

21 De socio-demografische kenmerken van de straattaalsprekers Door middel van kruistabellen zijn de wel-straattaalsprekers en niet-straattaalsprekers tegen elkaar uitgezet op elk socio-demografisch kenmerk. In bijlage 5, tabel 1 en 2, zien we de uitkomsten van geslacht en leeftijd. Jongens spreken iets vaker straattaal dan meisjes (58,7% tegenover 51,9%), maar dit verschil is niet significant. Ook de leeftijd is niet van invloed op het wel of niet straattaal spreken, met een verschil van 1,3% tussen de twee leeftijdsklassen. Bij deze resultaten moet wel worden onthouden worden dat de steekproef relatief klein is: bij een grotere steekproef zouden er misschien wel significante resultaten uitkomen. Een verschil dat net niet significant is (p=0,053) is dat tussen scholieren die in de stad of buiten de stad wonen (onderstaande tabel). Van de scholieren die in de stad wonen spreekt 20,3 procent vaker straattaal dan jongeren die buiten Groningen wonen. Dit verschil had ik al verwacht aan te treffen omdat in de stad meer allochtonen wonen dan daarbuiten, waardoor het contact tussen hen en autochtonen intensiever zal zijn (Nortier, 2001, p. 72). Nadia denkt ook dat er in de stad meer straattaal wordt gesproken, maar dan om andere redenen: Ja in dorpjes zijn minder jongeren dan in de stad, en daar zijn mensen meestal nog heel netjes en zo. Hiermee impliceert ze dat straattaal niet netjes is, en dat bevestigt ze later ook. Ook Patrick geeft aan dat straattaal minder leeft buiten de stad. Hij geeft de volgende reden hiervoor: Bijvoorbeeld in dorpen of zo, daar heb je allemaal een beetje boeren. Tabel 5. Verschil in straattaalsprekers gebaseerd op woonplaats in percentages (n= 58) en (n= 42). (p= 0,053 enkelzijdig). Wel straattaal Geen straattaal In de stad 65,5% (36) 37,9% (22) Buiten de stad 45,2% (19) 54,8% (23) Nortier wees er al dat hoe hoger het opleidingsniveau is, hoe minder straattaalsprekers we zullen aantreffen. Hoewel de relatie hier niet significant is, zitten er op het vwo beduidend minder straattaalsprekers dan op het vmbo en de havo (tabel 6). Nortier schreef dit vooral toe aan het feit dat hoe lager het niveau is, hoe meer allochtonen we zullen aantreffen. In dit onderzoek kent straattaal echter geen relatie met het wel of niet hebben van een andere taalachtergrond. Daar zal ik zo dieper op ingaan. Het valt op dat de havo een iets hoger percentage straattaalsprekers heeft dan het vmbo: het aantal straattaalgebruikers daalt hier dus niet naarmate het schoolniveau stijgt. Tabel 6. Verschil in straattaalsprekers op opleidingsniveau in percentages (n= 58) en (n= 42). (p=0,15 enkelzijdig) Wel straattaal Geen straattaal Vmbo 58,1% (25) 41,9% (18) Havo 60,0% (21) 40,0% (14) Vwo 40,9% (9) 59,1% (13) 21

22 De taalachtergronden van straattaalsprekers In tabel 7 hieronder zien de taalachtergronden van de ondervraagde scholieren. 99 procent spreekt thuis Nederlands. 18 procent daarvan spreekt thuis (ook nog) een andere taal. Slechts zes procent van die scholieren spreekt (ook nog) een niet-westerse taal. Het is opvallend dat bijna niemand de talen spreekt die zijn aangeboden als antwoordmogelijkheden die gebaseerd zijn op het landelijke onderzoek. Talen die in mijn onderzoek drie keer of vaker zijn genoemd zijn Spaans, Indonesisch en Fries. In het onderzoek van Schoonen en Appel (2005, p. 93) had slechts 54,7 procent van de scholieren door het hele land aangegeven thuis Nederlands te spreken en werden de niet-westerse talen allemaal door zes procent of meer gesproken. De samenstelling van de steekproef speelt ongetwijfeld mee in deze afwijkingen, maar de verschillen worden waarschijnlijk ook veroorzaakt door de samenstelling van de populatie. Van de Groningse scholieren (hier is ook de basisschool meegerekend) is slechts 28 procent eerste of tweede generatie allochtoon (GGD, 2004). Wanneer we kijken naar de gesproken talen van de respondenten ligt het percentage van 18 procent iets lager de 28 procent allochtone scholieren. Tabel 7. Percentages van talen die de scholieren thuis spreken (meerdere antwoorden mogelijk) en de percentages van straattaalsprekers binnen die talen, n= 100. Taal Sprekers Straattaalsprekers per taal Nederlands 99% (99) 54,5 %(54) Sranang 0% (0) 0 %(0) Marokkaans 0% (0) 0 %(0) Turks 1% (1) 0% (0) Papiaments 0% (0) 0% (0) Engels 3% (3) 66,7% (2) Overig westers 9% (9) 77,8 %(7) Overig niet- westers 5% (5) 60 %(3) Cornips (2004, p. 1-4) stelt dat de straattaalspreker vaak een persoon van niet-nederlandse herkomst is, die naast het Nederlands nog een andere taal als moedertaal heeft. Deze bewering is niet van toepassing op dit onderzoek, omdat er zich binnen die 55 procent straattaalsprekers slechts 22 procent met een andere taalachtergrond bevindt. De overige 78 procent spreekt uitsluitend Nederlands. Zoals we kunnen zien liggen de percentages straattaalsprekers wel hoger bij de andere talen, maar deze verschillen zijn niet significant (p=0,09 enkelzijdig of hoger). Hoewel dat gebaseerd is op kleine aantallen denk ik alsnog dat de bewering van Cornips wat achterhaald is, omdat er zich zo n groot percentage uitsluitend Nederlandssprekenden, namelijk 78 procent, onder de straattaalsprekers bevindt. De kenmerken van de straattaalsprekers zijn waarschijnlijk in de loop der jaren veranderd. Het vermoeden van Nortier dat het verschil op opleidingsniveau toe te schrijven valt aan de hoeveelheid anderstaligen lijkt hier ook niet op te gaan: de verschillen gebaseerd op de gesproken talen zijn niet significant (p=0,09 of hoger). Het zou natuurlijk kunnen dat sommige allochtonen geen straattaal spreken, maar wel af en toe hun moedertaal spreken wanneer er jongeren bij zijn die die taal niet spreken. Zij nemen daar dan misschien wel woorden over om te verweven in hun straattaal. De havo-ers en vmbo-ers zouden dan meer omgaan met allochtonen buiten hun klas dan vwo-ers. 22

23 Redenen voor het spreken van straattaal Wanneer ik aan de leerlingen vraag waarom ze die vreemde woorden gebruiken als er ook een gewoon Nederlands woord voor is, geven ze in eerste instantie aan dat het gewoon leuker klinkt. Steven zegt: Of je neemt het over, of je vindt het leuker. Soms gaat het automatisch, soms vind je het een grappig woordje en dan neem je het over. Lisa haakt hierop in en zegt: Ja, net als genakt. Als je zegt: ja die heeft me in de steek gelaten, dat klinkt gewoon niet!. Ze gebruikt bepaalde woorden niet omdat ze niet klinken, wat aangeeft dat de esthetische waarde van de taal van belang is. David geeft nog een andere reden om straattaal te spreken. Hij zegt: Als je je eigen taal bent vergeten, dan gebruik je straattaal. Hij zegt dat er soms voor een woord geen juist Nederlands woord bestaat, en dat hij daarom een woord uit een andere taal gebruikt. Dit sluit aan bij een van de redenen voor ontlening, namelijk dat er, althans volgens de ontvanger, gaten bestaan in zijn taal (Matras, 2009, p ). Woorden kunnen hun expressieve kracht verliezen doordat ze zo vaak worden gebruikt, waardoor sommigen op zoek gaan naar alternatieven (Weinreich, 1953, p. 58, 59). Het lijkt bij straattaal dus vooral te draaien om originaliteit en esthetische waarde. In eerste instantie ontkennen de scholieren dat ze ook straattaal spreken om saamhorigheid en de groepsidentiteit uit te drukken. Ik vind dit wat vreemd omdat ze eerst aangaven dat het echt iets is wat je met je vrienden doet. Nadia zegt dat straattaal niet als markeerder voor vriendengroepjes gebruikt kan worden, want de rest van dezelfde leeftijd, iedereen begrijpt dat wel eigenlijk. En als er mensen bij zijn die het niet begrijpen, vinden ze het geen probleem om Nederlands te praten. David: Als er mensen zijn waarvan ik weet dat die niet heel erg handig liggen met dat straattaal, zoals mijn moeder, dan praat ik gewoon normaal Nederlands. Ze menen straattaal vooral te gebruiken omdat het gewoon leuker klinkt. Ellen geeft als enige aan dat saamhorigheidsgevoel wel eens een rol zou kunnen spelen bij de motivatie om straattaal te spreken. Ze zegt hierover: Ik denk dat je dan het gevoel hebt dat je er wel wat meer bij hoort. Want als iedereen om je heen zo praat, en jij komt opeens zo heel netjes praten, dat klinkt gewoon niet! Dan hoor je er gewoon niet meer bij. De jongens in de interviewgroep vinden dat een beetje extreem gesteld. Patrick zegt: Je neemt het gewoon over, meer is het niet. Ik vind niet dat je er per se bij moet horen. Lisa gaat daar tegenin: Maar stel, jij bent buiten en iedereen spreekt straattaal maar jij praat vet netjes van: ja, die en die heeft me in de steek gelaten. Dan denken hun toch ook van: what the fuck?. Op de vraag of het ook het stoer is om straattaal te spreken, antwoorden de meesten verdedigend nee. Het is niet stoer, het is automatisme. Pauline zegt: Het is gewoon normaal. Steven vindt het als enige wel stoer en denkt dat hij niet de enige is. Hij zegt: Ik kan het niet echt uitleggen. Maar iedereen heeft het overgenomen, denk ik, gewoon omdat het stoer was. Tot slot geven Nadia en Eva aan dat straattaal ook dient als een soort geheimtaal. Nadia zegt: Lang niet alle mensen begrijpen het. Bijvoorbeeld als je met je ouders ineens in straattaal gaat praten, dan kan ik gewoon alles zeggen wat ik wil, dan begrijpen ze dat toch niet. 23

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011 Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen 4 juli 2011 1615793 Scriptiebegeleider: dr. H. Mazeland Tweede lezer: prof. dr. C.M. de Glopper Voorwoord Soms

Nadere informatie

Het verschijnsel straattaal: een verkenning

Het verschijnsel straattaal: een verkenning Het verschijnsel straattaal: een verkenning Jolanda van den Braak Onderstaande beschrijving van straattaal is, zoals de aanhef vermeldt, een verkenning. Het geeft de bevindingen weer van de eerste stappen

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

ALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT. Gezondheidsmonitor jongeren jaar

ALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT. Gezondheidsmonitor jongeren jaar ALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT Gezondheidsmonitor jongeren 12-24 jaar INHOUD factsheet alcoholgebruik 1 inleiding 2 het gebruik van alcohol 3 hoeveelheid drank 4 welke dranken 5 waar

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken

Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Jongeren en de sociale druk om (niet) te roken Veranderingen tussen 1998 en 2005 Cyrille Koolhaas en Dr. Marc Willemsen Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres

Nadere informatie

Rommelen met je identiteit. Landelijk scholierenonderzoek naar de aard en de omvang van de falsificatie van legitimatiebewijzen door jongeren

Rommelen met je identiteit. Landelijk scholierenonderzoek naar de aard en de omvang van de falsificatie van legitimatiebewijzen door jongeren Rommelen met je identiteit Landelijk scholierenonderzoek naar de aard en de omvang van de falsificatie van legitimatiebewijzen door jongeren Utrecht, maart 2005 2 Rommelen met je identiteit Uitvoerder:

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit.

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit. nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit. Onderzoek naar sociale hulpbronnen als studiesuccesfactor voor niet-westerse allochtone studenten in het Nederlandse hoger onderwijs Lunchbijeenkomst

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

Tabellen leerlingensurvey

Tabellen leerlingensurvey Bijlage II Tabellen leerlingensurvey In verschillende hoofdstukken zijn gegevens verwerkt van de survey onder leerlingen van het ROC. In deze bijlage staan meer gedetailleerde gegevens. Standaard is voor

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Consumer & Media Rapport Houding van ouders ten aanzien van het

Nadere informatie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29% 26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM RAPPORT OKTOBER 2017 Discriminatiemonitor TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM Midden-Drenthe Colofon Titel Discriminatiemonitor Midden-Drenthe Datum Oktober 2017 Trendbureau Drenthe, onderdeel

Nadere informatie

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Autochtone en allochtone jongeren: jongerentaal

Autochtone en allochtone jongeren: jongerentaal Autochtone en allochtone jongeren: jongerentaal Leonie Cornips In Respons is al eerder geschreven 1 over het TCULT-project (TCULT staat voor Talen en Culturen in het Utrechtse Transvaal en Lombok). Een

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Werken met (etnisch) gemengde groepen: een wereld te winnen

Werken met (etnisch) gemengde groepen: een wereld te winnen Werken met (etnisch) gemengde groepen: een wereld te winnen 07.02.2012 1 Tobias Stark Rijksuniversiteit Groningen Vakgroep Sociologie Kerndoel 2 van de Verlengde Schooldag Sociale competenties ontwikkelen

Nadere informatie

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport Integratieonderzoek Ronald Baden E9787/88 november 2007

Nadere informatie

Wat is er met motivatie aan de hand?

Wat is er met motivatie aan de hand? Wat is er met motivatie aan de hand? Hans Kuyper GION, mei 2011 Een op veel middelbare scholen voorkomend verschijnsel is dat de leerlingen aan het begin van de eerste klas behoorlijk gemotiveerd zijn

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Tabak, cannabis en harddrugs

Tabak, cannabis en harddrugs JONGERENPEILING 0 ZUID-HOLLAND NOORD De jongerenpeiling heeft als doel om periodiek op systematische wijze ontwikkelingen in gezondheid en gewoonten van jongeren in kaart te brengen. Dit is het eerste

Nadere informatie

Tabel 1a. Ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag naar leeftijd leeftijd eerste 12 tot 15 (%) 18 tot 21 (%) 15 tot 18 (%)

Tabel 1a. Ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag naar leeftijd leeftijd eerste 12 tot 15 (%) 18 tot 21 (%) 15 tot 18 (%) Factsheet Seks onder je 25 e In 4901 jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 25 jaar hebben deelgenomen aan het onderzoek Seks onder je 25 e. Overal waar in dit factsheet een vergelijking wordt gemaakt

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks

Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks Praktische opdracht Wiskunde A Enquete over seks Praktische-opdracht door een scholier 2278 woorden 6 maart 2004 6,3 84 keer beoordeeld Vak Wiskunde A Inleiding De enquêtes hebben we uitgedeeld in de school

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol 1 (19) Onderzoek Inwonerspanel Auteur Tineke Brouwers Respons onderzoek Op 5 december kregen de panelleden van 12 tot en met 18 jaar (280 personen) een e-mail met de vraag of zij digitaal een vragenlijst

Nadere informatie

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting

Nadere informatie

JAARGANG 9 / NUMMER 8 APRIL Mede mogelijk dankzij:

JAARGANG 9 / NUMMER 8 APRIL Mede mogelijk dankzij: JAARGANG 9 / NUMMER 8 APRIL 2015 Partners: Mede mogelijk dankzij: VRAAG 1 Maart roert zijn staart In maart kan het soms erg onstuimig weer zijn. Dat was ook dit jaar het geval: de laatste dag was er zelfs

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Inspiratiebijeenkomst Pedagogische Meerstemmigheid

Inspiratiebijeenkomst Pedagogische Meerstemmigheid Datum: Locatie: Spreker: Notulist: Aanwezigen: Organisatie: 14 december Kralingen Ilias El Hadioui Majda Battaï 23 deelnemers Stichting Attanmia i.s.m. Stichting Buurtwerk Kralingen-Crooswijk De besproken

Nadere informatie

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

De richtprijs voor een lezing is 400,- excl. reiskosten. Voor een workshop zijn de kosten afhankelijk van de invulling van de workshop.

De richtprijs voor een lezing is 400,- excl. reiskosten. Voor een workshop zijn de kosten afhankelijk van de invulling van de workshop. Lezingen Een lezing duurt 45 minuten tot een uur, gevolgd door de mogelijkheid om vragen te stellen en te discussiëren. De lezingen worden op locatie gegeven. Workshops Meer dan tijdens een lezing zijn

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R VOEDING, BEWEGING EN GEWICHT K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Jeugd 2010 6 Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD

Nadere informatie

TJEEMPIE! OF LIESJE IN LUILETTERLAND (REMCO CAMPERT)

TJEEMPIE! OF LIESJE IN LUILETTERLAND (REMCO CAMPERT) 1 TJEEMPIE! OF LIESJE IN LUILETTERLAND (REMCO CAMPERT) Luisteren en kijken Spreken Lezen Schrijven Taalbeschouwing Literatuur 1. ORIËNTEREN OPDRACHT 1 Tjeempie of liesje in luiletterland van Remco Campert

Nadere informatie

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Basisgrammatica Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Doelgroepen Basisgrammatica Het computerprogramma Basisgrammatica

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 Resultaten tussenmeting, begin juli 2005 O&S Nijmegen 13 juli 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen

Nadere informatie

Financiële opvoeding. September 2007

Financiële opvoeding. September 2007 Financiële opvoeding September 2007 Inhoud INHOUD... 1 1 INLEIDING... 2 1.1 AANLEIDING... 2 1.2 METHODE VAN ONDERZOEK... 2 1.3 ACHTERGRONDVARIABELEN... 3 LEESWIJZER... 4 2 ZAKGELD EN KLEEDGELD... 5 2.1

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk Voortgezet Onderwijs. Maart 2012

Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk Voortgezet Onderwijs. Maart 2012 Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk Voortgezet Onderwijs Maart 2012 Scholen met Succes Postbus 3386 2001 DJ Haarlem info@scholenmetsucces.nl tel: 023 534 11 58 Rapportage Open Dag Evaluatie - Landelijk

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein Cultuursurvey Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT Maaike Ketelaars Ton Klein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Eerste voorstel voor de aanpassing van de vragenlijst... 7 2.1 Oorspronkelijke

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Piramide College afdeling VSO Den Haag. Leerlingpeiling Onderwijs Haarlem, november 2017

Piramide College afdeling VSO Den Haag. Leerlingpeiling Onderwijs Haarlem, november 2017 Piramide College afdeling VSO Den Haag Leerlingpeiling Onderwijs 2017 Haarlem, november 2017 Scholen met Succes Postbus 3386 2001 DJ Haarlem www.scholenmetsucces.nl info@scholenmetsucces.nl tel: 023 534

Nadere informatie

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003 RIS128575b_10-JUN-2005 ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003 Beknopt verslag ten behoeve van de deelnemende scholen April 2005 Dienst OCW / GGD Den Haag Epidemiologie en

Nadere informatie

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Jongeren & hun financiële verwachtingen Nibud, februari Jongeren & hun financiële verwachtingen Anna van der Schors Daisy van der Burg Nibud in samenwerking met het 1V Jongerenpanel van EenVandaag Inhoudsopgave 1 Onderzoeksopzet Het Nibud doet

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt Summary 352 12. Samenvatting A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt door de Idaksahak, een groep van ongeveer 30.000

Nadere informatie

Leuke wetenswaardigheden over taal

Leuke wetenswaardigheden over taal Prisma Taalbeheersing Leuke wetenswaardigheden over taal Jenny van der Toorn-Schutte Uitgeverij Unieboek Het Spectrum bv, Houten - Antwerpen ISBN: 978 90 00 32216 9 NUR: 240 2012 Jenny van der Toorn-Schutte

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Jongens & meisjes, snap jij het?

Jongens & meisjes, snap jij het? Les 2 Jongens & meisjes, snap jij het? We gaan het hebben over seksuele wensen en -grenzen. Wat de één normaal vindt om te doen, kan voor de ander verre van normaal zijn. Dat wordt ook bepaald door wat

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2 ORIENTATIE OP HET LAND VAN HERKOMST EN NEDERLAND

HOOFDSTUK 2 ORIENTATIE OP HET LAND VAN HERKOMST EN NEDERLAND HOOFDSTUK 2 ORIENTATIE OP HET LAND VAN HERKOMST EN NEDERLAND In dit hoofdstuk zullen we een beschrijving geven van verschillende cultuurspecifieke kenmerken naar sekse, leeftijd, opleiding, SES, religie

Nadere informatie

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in

Nadere informatie

socio-demografie 2.597.232 jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie

socio-demografie 2.597.232 jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie FACTSHEET: socio-demografie Hoeveel jongeren zijn er eigenlijk in Nederland? Wonen er meer jongeren in Limburg of in Zeeland? Wat zijn de cijfers rondom geslacht, afkomst, opleidingsniveau en religie?

Nadere informatie

Themarapport. Zeeuwse kinderen in de digitale wereld. Tot straks op Facebook! november 2014. Inleiding

Themarapport. Zeeuwse kinderen in de digitale wereld. Tot straks op Facebook! november 2014. Inleiding Themarapport Tot straks op Facebook! november 2014 Zeeuwse kinderen in de digitale wereld De Jeugdmonitor Zeeland is een samenwerkingsverband van de Provincie Zeeland, de 13 Zeeuwse gemeenten en verschillende

Nadere informatie

Dr. Geert Driessen Radboud Universiteit Nijmegen

Dr. Geert Driessen Radboud Universiteit Nijmegen Dr. Radboud Universiteit Nijmegen g.driessen@its.ru.nl www.geertdriessen.nl Grote verschillen in uitkomsten qua vitaliteit Fries, streektalen en dialecten Uiteenlopende oorzaken: peiljaar demografische

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Young Opinions #4: puberbrein binnenstebuiten

Young Opinions #4: puberbrein binnenstebuiten Young Opinions #4: puberbrein binnenstebuiten Het lijkt wel of kinderen en jongeren steeds sneller volwassen worden. Jongeren schieten de lucht in, hebben seks, bijbaantjes, uitpuilende agenda s en denken

Nadere informatie

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West Gezondheidsonderzoek 2012 GGD Zuid-Holland West Juni 2013 Inleiding Deze factsheet beschrijft de sociale acceptatie van homoseksualiteit in

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica Basisgrammatica In Muiswerk Basisgrammatica wordt aandacht besteed aan de drie belangrijkste woordsoorten die de traditionele grammatica onderscheidt. Verder komen de eerste beginselen van zinsontleding

Nadere informatie

Weet hoe taalonderwijs werkt!

Weet hoe taalonderwijs werkt! Weet hoe taalonderwijs werkt! Taal en Identiteit Utrecht, 22 januari 2013 Roos Scharten r.scharten@expertisecentrumnederlands.nl 1. Taal als identiteit Inhoud 2. Jongerentaal: identiteit en register 3.

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Hoofdstuk 23 Discriminatie

Hoofdstuk 23 Discriminatie Hoofdstuk 23 Discriminatie Samenvatting Van de zes voorgelegde vormen van discriminatie komt volgens Leidenaren discriminatie op basis van afkomst het meest voor en discriminatie op basis van sekse het

Nadere informatie

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar?

Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Lesbrief: Reis rond de wereld Thema: Hoe kom ik daar? Copyright Vakcollege Groep B.V. 2015. Alle rechten voorbehouden. Reis rond de wereld Inleiding In Nederland leven veel culturen naast elkaar. Op school,

Nadere informatie

Taalkundige onderbouwing voor docenten van het lespakket Taalvariatie

Taalkundige onderbouwing voor docenten van het lespakket Taalvariatie Taalkundige onderbouwing voor docenten van het lespakket Taalvariatie Les 1 Formeel en informeel taalgebruik De lessenserie begint met een les over formeel en informeel taalgebruik. Uitgangspunt hierbij

Nadere informatie

Product Informatie Blad Toets Engels

Product Informatie Blad Toets Engels Product Informatie Blad Toets Engels PIB-2014-Engels Context Beheersing van de Engelse taal is een belangrijk onderdeel in het Nederlandse onderwijs. In het VO is Engels één van de doorstroomrelevante

Nadere informatie

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten

Bijlage 1: Methode. Respondenten en instrumenten Bijlage 1: Methode In deze bijlage doen wij verslag van het tot stand komen van onze onderzoeksinstrumenten: de enquête en de interviews. Daarnaast beschrijven wij op welke manier wij de enquête hebben

Nadere informatie

GO Jeugd 2008 Alcohol

GO Jeugd 2008 Alcohol GO Jeugd 2008 Alcohol Samenvatting alcohol Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 63% van de Friese 12 t/m 18 jarigen wel eens alcohol heeft, 51% nog in de vier voorafgaand aan het

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Opvattingen over de figuur Zwarte Piet

Opvattingen over de figuur Zwarte Piet Opvattingen over de figuur Zwarte Piet Een opinieonderzoek onder het Nederlandse publiek, met uitsplitsingen naar autochtone Nederlanders en Surinaamse- en Antilliaanse-Nederlanders meting 4 November 2017

Nadere informatie

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Samenvatting Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen Negen casestudies naar de verwerving van het Engels, Duits en Zweeds door volwassen moedertaalsprekers

Nadere informatie

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Scholen in de Randstad sterk gekleurd Scholen in de Randstad sterk gekleurd Marijke Hartgers Autochtone en niet-westers allochtone leerlingen zijn niet gelijk over de Nederlandse schoolvestigingen verdeeld. Dat komt vooral doordat niet-westerse

Nadere informatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007 LelyStadsGeluiden De mening van de jongeren gepeild School en werk 007 In 007 hebben.37 jongeren meegewerkt aan de jongerenenquête. Het onderzoek had als doel om in kaart te brengen wat jongeren doen,

Nadere informatie

Figuur 1. Redenen van jongeren om zich thuis of in de woonomgeving bang of angstig te voelen (GGD Fryslân GO Jeugd 2004).

Figuur 1. Redenen van jongeren om zich thuis of in de woonomgeving bang of angstig te voelen (GGD Fryslân GO Jeugd 2004). 2. Veiligheidsgevoelens 2.1 Veiligheid thuis of in de woonomgeving Driekwart van de jongeren van 13 tot en met 18 jaar voelt zich thuis of in de woonomgeving nooit bang of angstig. Van de jongens voelt

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Jaarrapport integratie 27 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 27 Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Mérove Gijsberts en Miranda Vervoort B11.1 Aandeel

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Jeugd in Schildersbuurt-West. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015).

Jeugd in Schildersbuurt-West. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015). Jeugd in Schildersbuurt-West De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft 14.291 inwoners (1 januari 2015). 1 Demografie Demografie Deze paragraaf geeft een beeld van de samenstelling

Nadere informatie

Jeugd in Schildersbuurt. De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015).

Jeugd in Schildersbuurt. De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015). Jeugd in Schildersbuurt De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft 31.639 inwoners (1 januari 2015). 1 Demografie Demografie Deze paragraaf geeft een beeld van de samenstelling van de

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Waar gaan we het over hebben?

Waar gaan we het over hebben? Waar gaan we het over hebben? Onderwerp: Wat gebeurt er met je als je een leuk meisje of jongen tegenkomt? Je vindt de ander leuk en misschien word je wel verliefd. Eerst wil je heel vaak bij hem of haar

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Proeftoets periode 4 vwo

Proeftoets periode 4 vwo 1. Presentation of the self : I. heeft te maken met rolgedrag. II. werkt gedragsregulerend. III. is kenmerkend in subculturen. A. Alleen II is juist. B. Alleen III is juist. C. II en III zijn juist. D.

Nadere informatie

Concentratie allochtonen toegenomen

Concentratie allochtonen toegenomen Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent

Nadere informatie

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1 19. Taalverandering Opdracht 19.1 Vraag: Noem twee voorbeelden van varianten in het Nederlands (of in een andere taal) die steeds meer gebruikt lijken te gaan worden. Geef een lexicale en een andere variant.

Nadere informatie

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond Onder- en overadvisering in beeld 6/7-8/9 Gemeente Helmond November 9 Mevrouw drs. Marian Calis OCGH Advies Samenvatting Een goede aansluiting tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is in

Nadere informatie